Humor in zen. Een barbaar in China
Teisho uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi voor de Zen Cirkel Lelystad op 2 november 2019. Deel 1.
Wanneer we spreken over humor in zen, hebben we het in eerste instantie over humor als upaya, een behendig middel dat wordt ingezet om mensen iets te laten realiseren. Maar feitelijk wordt alles in zen en boeddhisme gebruikt als upaya. Zitten in meditatie (zazen) bijvoorbeeld, is een manier om het lichaam stil te zetten en daarin iets te laten oplichten. De leraar zelf is een pedagogisch middel dat als een spiegel voor de leerling te fungeert. De teksten, zelfs alle sutra teksten, de heilige teksten, zijn pedagogische middelen. Een Boeddhabeeld is een pedagogisch middel, ook de hele hiërarchie binnen de traditie en de bloedlijn; je kunt zeggen dat het allemaal delen zijn van een groot vlot waarop je kunt varen om de zaak eens van andere oever te bekijken. De Boeddha zei: ‘Waar is wat werkt’. Zolang het iets doet wat bevrijding en realisatie bewerkstelligt, is het bruikbaar en waar. Als we praten over humor in zen kun je zeggen dat dit een bewust ingezet werktuig is.
Maar laten we eerst kijken naar deze vraag: wat doet humor met ons als mens?
Cursist: het werkt bevrijdend. Bijvoorbeeld wanneer je in de penarie zit.
Roshi: Absoluut! Als je boeddhisme beschouwt als een oefening en een traditie die gaan over bevrijding, dan is humor een wezenlijk onderdeel daarvan. Wat nog meer?
Cursist: Het verbindt, het relativeert.
Roshi: Zeker. Je kunt zelfs zeggen, als je zelf niet enigszins onthecht bent van je werkgebied, dan ben je niet in staat om daarover grappen te maken. En ook de ontvanger kan daardoor onthecht raken. Nog iets?
Cursist: Het is een vorm van zelfspot. Het toont dat je jezelf niet al te serieus moet nemen.
Roshi: Het houdt ons een spiegel voor, hetgeen een heel belangrijke functie is van humor. Het laat je iets zien wat je misschien niet wilt zien. Maar het kan op zo’n manier aan je worden gepresenteerd dat je er om kunt lachen, misschien als een boer met kiespijn. Het is de humor van de hofnar, de enige die in de middeleeuwen zonder consequenties de waarheid kon zeggen aan de machthebbers. Wat humor toont, kan heel pijnlijk zijn.
Als je kijkt naar de werkzaamheid van humor naar de ontvanger toe, dan kent humor een functioneren op drie verschillende niveaus: mentaal, energetisch en existentieel. Mentaal doordat het openend en onthechtend werkt, het komt immers van een plek van onthechting. Het werkt relativerend, het maakt je los van een preoccupatie. Boeddhistisch gesproken werkt het in op de hardheid van patronen en concepten. Energetisch, het bevrijdt vastgezette energie, laat die energie opnieuw stromen, het werkt vitaliserend. En existentieel kan het je een pijnlijke spiegel voorhouden: zo is het.
Als je in de breedte kijkt, vinden we niet zo veel humorvolle tradities in de wereldreligies. In de mystieke traditie van de Chassidim vinden we tal van voorbeelden waarin humor op een bevrijdende manier wordt gebruikt. De Soefi’s kennen dit ook. In het christendom zien we het minder. Een uitzondering vormen misschien de woestijnmonniken.
Cursist: Dat is droge humor!
Roshi: Het hindoeïsme kent enkele tradities die spaarzaam humor bevatten. Het Boeddhisme is niet echt een bron van humor. De Boeddha staat niet bekend als een man met veel humor. Indiase boeddhisten zoals Nagarjuni en Vasubandhu waren weliswaar goede psychologen, maar geen grappenmakers. Japanse zen is niet humoristisch, een enkele uitzondering daargelaten. Therevada Boeddhisme is vooral gericht op ethiek, niet op humor. Tibetanen zijn schaars met humor. De Dalai Lama lacht wel veel, maar een goede grap heb ik hem nog nooit horen vertellen. In de Chinese taoïstische traditie is Chuang-tzu een bron van verhalen met veel humor. Alle figuren die in zijn verhalen voorkomen zijn min of meer grotesk. Zijn humor heeft een grote invloed gehad op Ch’an, waarin we humor vinden als een pedagogisch middel.
Hoe gebruikt Ch’an die humor? Allereerst door het introduceren van figuren, ‘volgers van de Weg’, die veelal grotesk zijn. We komen er opvallend vaak situaties in tegen waarin een zenmeester of geleerde iemand ontmoet die hem de les leest, bij voorkeur in de persoon van een oud theevrouwtje. Er is een verhaal over zen meester Tokusan, als geleerde de autoriteit op het gebied van het Diamant Sutra. Op het toppunt van zijn roem reisde hij naar het Zuiden van China, waar Ch’an zich op nogal rebelse wijze ontwikkelde. Hij wilde daar zijn kennis laten gelden om de orde te herstellen. De man reisde naar het Zuiden en kwam langs een theekraampje. Hij bestelde thee en kreeg er cake bij. Het theevrouwtje zei: ‘Wacht u even met eten en drinken. U bent toch degene die gespecialiseerd is in het Diamant Sutra?’
Tokusan voelde zich gevleid en knikte. ‘Ik ben de autoriteit, inderdaad.’
Het theevrouwtje zei: ‘Als dat zo is, wil ik u een vraag stellen over iets wat in het soetra staat. Als u die vraag kunt beantwoorden, krijgt u de cake gratis.’
Tokusan zei: ‘Natuurlijk. Ik weet er alles van’.
Het theevrouwtje sprak: ‘Er staat ergens een regel in het Diamant Sutra: de geest van het verleden is ongrijpbaar, de geest van het heden is ongrijpbaar en de geest van de toekomst is ongrijpbaar. Die regel kent u wel.’
Tokusan knikte en het vrouwtje ging verder: ‘Dan wil ik u graag vragen: in welke geest gaat u nu deze cake eten?’
De geleerde Tokusan stond met zijn mond vol tanden. Hij had geen antwoord. Dit type personages komen in veel anekdotes van de eerste generaties zen meesters van Ch’an voor.
Een ander voorbeeld is de eerste Patriarch van zen in China, Bodhidharma. Hij kwam volgens de legende uit India aangelopen en bracht zen naar China. Ken je Bodhidharma? Een man met een grote baard, enorme oorbellen en rollende, uitpuilende ogen. Het verhaal gaat dat hij tijdens de meditatie niet in slaap wilde vallen. Daarom knipte hij zijn oogwimpers af. En zo wordt hij afgebeeld, zonder oogwimpers. Die oogwimpers zouden bovendien de zaden zijn geweest voor de eerste theeplantjes in China. Is dat niet hilarisch!
In het Noorden ontmoette Bodhidharma keizer Wu, een devoot boeddhist en stichter van zo’n 30.000 kloosters en tempels. De informatie over de groei van het boeddhisme in die tijd klopt historisch aardig. De eerste vraag van de keizer aan Bodhidharma is: ‘Wel Eerbiedwaardige, ik heb 30.000 kloosters en tempels gesticht. Wat is nu mijn verdienste’.
Bodhidharma antwoordde stoicijns: ‘Geen enkele verdienste.’
De keizer was ronduit ontsteld. Hij vroeg: ‘Maar waar gaat die leer, die Dharma, dan over?’
Bodhidharma antwoordde met de legendarische woorden: ‘Wijdse leegte, niets heiligs.’
De keizer was onthutst en vroeg: ‘Maar wie staat hier dan voor me?’
‘Ik weet het niet’, antwoordde Bodhidharma droog.
Bodhidharma werd daarop het keizerrijk uitgezet. Een raadgever van de keizer greep in en legde de keizer uit dat hij zojuist een groot boeddhist en vooraanstaand heilige het land uit had gestuurd. Keizer Wu bedacht zich alsnog en zond soldaten op pad om Bodhidharma terug te halen. En wat vonden ze uiteindelijk? Een sandaal! Deze werd overhandigd aan keizer Wu.
In het Zuiden aangekomen nam Bodhidharma zijn intrek in het Shaolin klooster, waar hij negen jaar voor een muur zat. Hij kreeg op een zeker moment gezelschap van Huike, een oud generaal, die zijn leerling wilde worden, maar Bodhidharma negeerde hem. De winter viel in en Huike wilde een daad stellen om zijn intentie te tonen aan de grote meester. Hij hakte een arm af en overhandigde deze aan Bodhidharma. Die daad overtuigde Bodhidharma van Huike’s inzet. Hij vroeg Huike: ‘Wat kan ik voor je doen?’
Huike vroeg in grote wanhoop: ‘Kunt u mijn geest tot rust brengen?’
Bodhidharma antwoordde: ‘Breng je geest maar hier.’
Huiko raakte in nu in hevige verwarring. Hij dacht: ‘Maar hoe dan?’ Hij vertrok, ging op zoek naar zijn geest en kwam een week later bij Bodhidharma terug. Hij moest erkennen: ‘Ik kan mijn geest nergens vinden.’
Waarop Bodhidharma zei: ‘Mooi, dan heb ik je geest tot rust gebracht.’
Huike wordt de opvolger van Bodhidharma en de tweede Chinese Patriarch. Bodhidharma vertrekt op een gegeven moment en gaat de grens van China naar India over. En wat ziet men als laatste van hem? Dat hij onderweg is met een sandaal op zijn hoofd! Daar zijn in zen meerdere anekdotes op gebaseerd. Een sandaal op het hoofd staat in China symbool voor het overlijden van een persoon.
Bodhidharma’s verhaal zet de toon voor een rij uitzonderlijke leraren binnen Ch’an, die groteske figuren waren en wonderlijke dingen deden. Een bekende figuur als Te-shan liep altijd met een stok door het klooster, greep de eerste de beste monnik bij diens pij, hief dan zijn stok en riep: ‘Als jij dit een stok noemt, krijg je dertig stokslagen, als je het geen stok noemt, krijg je ook dertig stokslagen. Hoe noem je het? Spreek, spreek!!’
En dit was zijn onderricht, zijn hele leven lang. Hier zijn ook meerdere ‘stokgrappen’ uit voortgekomen. Zoals die van zen meester Chao-chou, die zei: ‘Als iemand bij me komt met een stok, dan ontneem ik hem die en als iemand bij me komt zonder stok, dan geef ik hem er een.’
Wordt vervolgd. Een nieuwe Zen Cirkel onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi begint op maandagavond 9 maart 2020. Voor meer informatie en opgave, klik hier: https://izen.nl/zen-meditatie/ Maurice Knegtels nieuwste boek ‘Het afdalen van de berg’ verschijnt in maart 2020 bij Uitgeverij Juwelenschip.