Ik ben een alchemist. Ik wijd mijn leven aan het bereiken van onsterfelijkheid. Dat klinkt dwaas: iedereen weet dat we vroeg of laat dood gaan, dat het op zeker moment onherroepelijk is afgelopen. Ik weet dat ook, daar is geen twijfel aan. Maar ik heb altijd nog iets geweten, en dat is dat er in mij iets is dat onveranderlijk is, dat geen deel heeft aan de cyclus van opgaan, blinken en verzinken, en dus onsterfelijk is.
Een groot deel van mijn leven ben ik daar niet mee bezig geweest. Tot ik rond mijn veertigste min of meer toevallig in aanraking kwam met mensen die mij inleidden in de verborgen waarheid van mythen en sprookjes, die verhalen van de universele zoektocht van de mens naar zijn bestemming. Daarna werd ik een zoeker die meer wilde weten, een veelvraat van teksten en geschriften die getuigen van het universele en onpersoonlijke. Mij maakte het niet uit of het oud was of eigentijds, en vanuit welke achtergrond geschreven: joods, christelijk, boeddhistisch, hindoeïstisch, daoïstisch, theosofisch, noem maar op. Naast al dit studeren deed ik op een wat lukrake manier aan mediteren en had ik contact met leraren die mij voorgingen in mijn zoektocht, en die me daarin inspireerden.
Tenslotte ben ik me samen met enkele vrienden intensief gaan verdiepen in teksten uit de daoïstische traditie van de Chinese Innerlijke Alchemie. Met veel inzet en plezier bestudeerden we de wonderlijke en vaak cryptische taal en beeldspraak die in deze traditie wordt gebruikt. We begrepen heel goed dat de teksten die we lazen een weg beschreven naar de eenheid, dat degenen die ze hadden geschreven die weg zelf waren gegaan en de eenheid in hun eigen leven duurzaam hadden gerealiseerd. Maar veel was onduidelijk, en evenveel ronduit onbegrijpelijk. Het was een echte vreugde om ermee bezig te zijn, om de zaken die we begrepen in ons eigen leven toe te passen, en om te proberen wat we niet begrepen te doorgronden.
We hebben verschillende teksten ook uit het Chinees vertaald, in de hoop om onduidelijkheden of zaken waar we helemaal niets van begrepen op te kunnen helderen. Dat hielp in zoverre dat heel duidelijk werd dat deze teksten om een intuïtief begrijpen vragen, een innerlijk zien, zonder woorden en zonder conceptualiseren. En daardoor viel toen eindelijk het kwartje: het valt niet écht te begrijpen…..Wel valt aan te voelen wat er wordt gezegd, waar het naar verwijst, en hoe de gebruikte termen en begrippen iets aanduiden dat niet verwoord kan worden. Juist doordat de gebruikte taal zo vreemd is, zo onbekend, en juist doordat ze zo ogenschijnlijk vaag en moeilijk is. Zo werd me duidelijk dat ik door de teksten was geïnspireerd om met grote aandacht naar binnen te gaan, om de eigen geest te onderzoeken en de eigen lichamelijke en zintuiglijke beleving, en zo de eenheid te beseffen achter alles wat is. En me tegelijkertijd bewust te worden van wat in mij dit besef verduistert of ontkent, en dat vervolgens als onwaar en illusoir te doorzien, precies zoals de teksten in grote lijn betogen.
En zo was ik een alchemist geworden: ik had mezelf jarenlang ondergedompeld in de geestesgesteldheid waar ik naar verlangde, namelijk de geestesgesteldheid van waaruit de teksten geschreven zijn. Die is gevestigd in wat de alchemistische meesters de Ware Aard noemden: de uit de Dao afkomstige leegte in de geest die samenvalt met het Bestemde Leven, de Stroom die zich vanuit de Dao manifesteert.