Dogens Uji, de kern van de zaak
De eerste paragraaf van Dogens ‘Tijdelijkheid zijn’ vat de koe meteen bij de horens. Hij begint met een citaat waarvan de directe bron niet is te vinden, maar dat de woorden van de Chinese meester Yaoshan Weiyan reminisceert:
‘Voor een tijd staan op de top van de hoogste piek. Voor een tijd voortgaan over de bodem van de diepste oceaan. Voor een tijd de drie hoofden en acht armen van een asura, een vechtende geest. Voor een tijd het lichaam van de Ontwaakte. Voor een tijd een staf of een hossu van een zen meester. Voor een tijd een pilaar of een lamp. Voor een tijd de zonen van Jansen en Pieterse. Voor een tijd de hemel en de aarde.’
Dit ‘voor een tijd’, of ‘de tijd die het duurt’, schrijft Dogen, betekent dat tijd in zichzelf zijn of bestaan is en dat alles wat zich aandient, tijd is. Dingen doen zich niet voor in de tijd en tijd is niet gescheiden van wat daarin plaatsvindt. Dit lichaam van de Ontwaakte is, zolang als het duurt, tijd en daarom, schrijft Dogen, is dit het naar alle kanten ‘uitstralen’ van tijd. Immers, is er ook maar iets dat is uitgesloten van dit moment? Dogen schrijft: onderzoek dit als de ‘twaalf uren’ van dit moment. Niet alleen is alle tijd besloten in dit moment, ook alles wat is en al wat zich voordoet, is bevat in dit moment. Niet alleen het lichaam van de Ontwaakte is tijd, ook het lichaam met de drie hoofden en acht armen van de vechtende geest is tijd. Ook deze paranoïde agressieveling is niet gescheiden van de twaalf uur van dit moment. Dus wat is het verschil? De ene keer dit, de andere keer dat.
Keer bij tijd en wijle terug naar precies dat wat je nu hoort en precies dat wat je nu ziet. Probeer je dit bij tijd en wijle te herinneren en kijk, luister! Het vertrekken van de trein, zolang als het duurt, is tijdelijkheid zijn. Het gegons van het vliegtuig hoog in de lucht, zolang als het duurt, is tijdelijkheid zijn. Het lijkt ver weg, maar het is mij het dichtst nabij. De mentale voorbereiding op het overleg dat morgen plaatsvindt is, zolang als het duurt, tijdelijkheid zijn en alles denkt mee. Mijn koortsachtig gestress is, zolang als het duurt, tijdelijkheid zijn en niets is uitgesloten van deze kramp, zolang als het duurt. Het mezelf ‘op de top van de berg voelen’, of het mezelf zo voelen, alsof ik over de bodem van de diepste oceaan kruip is, zolang als het duurt, alle tijdelijkheid zijn die er is. Niets is daarvan uitgesloten. Veelal vertrouw ik niet wat ik zie, als ik gewoonweg kijk en wat ik hoor, als ik gewoonweg luister. Veelal ontken ik mijn absoluut subjectivisme. Maar niets hindert mijn staat van zijn op dit moment, precies zoals mijn staat van zijn op dit moment door niet wordt gehinderd. Voor de tijd dat het duurt.
Hoe zou ik dit ooit kunnen missen? Hoe kan ik het ooit vasthouden, kennen of bezitten?
'Voor een tijd staan op de top van de hoogste piek. Voor een tijd voortgaan over de bodem van de diepste oceaan.