Boeddha’s basics 5: juiste zienswijze
‘De weg tot de opheffing van de oorzaak van duhkha’, zoals hij in de Vier Edele Waarheden van de Boeddha wordt genoemd, is de weg terug naar jezelf, het Ongeborene, de weg terug naar huis. In het samenvallen met onszelf stroomt ons leven weer en bevinden we ons in nirvana, ‘de onverstoorbare vrijheid van geest.’ Marga, de weg terug naar onszelf, valt in acht verschillende oefeningen uiteen, het zogenaamde ‘Achtvoudige Pad’. De eerste oefening is het oefenen in de juiste zienswijze.
Het woord samyak, dat als ‘juiste’ wordt vertaald, betekent letterlijk samenvallen met. Het woord sam is etymologisch verbonden met het Engelse woordje same, ‘het zelfde’ en het woord yak komt van de Sanskriet wortel yuj, waarvan het woord yoga is afgeleid en dat ‘verbinden met’ betekent. Het woord ‘juiste’ heeft derhalve geen ethische implicaties, maar betekent eerder: ‘dit klopt, dit is precies wat ik ben.’ De ‘juiste zienswijze’ is derhalve geen zienswijze, of beter gezegd, aan geen enkele zienswijze vasthouden en geen denkbeeld fixeren.
Anders gezegd is elke zienswijze die in de gegeven situatie opkomt de juiste zienswijze. Ze komt immers uit onze diepe en fundamentele verbondenheid met de situatie voort. Pas wanneer we ons aan deze zienswijze vasthouden of deze zienswijze laten prevaleren boven andere zienswijzen, dwalen we af van de situatie waarin we ons bevinden en dwalen we dus af van onszelf. Er vindt een scheiding plaats in ons bestaan, we scheiden ons af van onszelf en precies dit leidt tot duhkha, het stokken van ons bestaan.
De beoefening van ‘juiste zienswijze’ is het beoefenen van een flexibele geest, ‘een geest die nergens verblijft’, zoals het in het Diamant-soetra wordt genoemd. Toch zullen we in de praktijk niet altijd aan dit niveau van beoefening toekomen. We zullen in eerste instantie moeten werken met onze ‘wijzen van zien’, onze diep ingesleten patronen, waardoor we bepaalde situaties altijd op dezelfde wijze zien. Door ons bewust te worden van hoe we ons situaties voorstellen, welke wijze van zien automatisch op een situatie wordt geprojecteerd en gefixeerd, worden we ons bewust van wat we zelf altijd in een situatie inbrengen en kan dit herhaaldelijk in het licht treden van ons denkpatroon ons denkpatroon minder hard maken, meer transparant. Hiertoe zullen we wel steeds dicht bij onszelf moeten blijven, bij het Ongeborene en de situatie zoals ze uit het Ongeborene oprijst. Vanuit de openheid van het Ongeborene wordt de dwangmatigheid van onze wijze van zien steeds duidelijker, net zo lang totdat we onszelf de gelegenheid geven de situatie nu eens op een geheel andere wijze te zien, namelijk vanuit de ogen van de situatie zelf.
Wanneer we ons de situatie voorstellen vanuit de ogen van de situatie zelf, ontvangen we op dat moment en voor zolang als het duurt, een ‘juiste zienswijze’, een accurate articulatie van wat zich voordoet. De rest is beoefening. Het tergend langzaam onze patronen van denken in het licht laten treden en elke zienswijze die zich aandient laten voor wat ze is.
De beoefening van 'juiste zienswijze' is het beoefenen van een flexibele geest, 'een geest die nergens verblijft', zoals het in het Diamant-soetra wordt genoemd.