Over bakboord
Hij had, als ik het zo mag noemen, een ruig leven geleid. In zijn jonge jaren had hij op de grote vaart gezeten. De beroepen die hij daarna had gehad wuifde hij met zijn hand weg. “Veel te veel om op te noemen” zei hij met een grijns. Hobby’s? “ De wijfies” was zijn antwoord en hij begon mij op zijn gemak van top tot teen te bekijken. Dat was niet leuk of zo maar ik vond het ook niet erg. Het was eerder pijnlijk. Hij zag er onverzorgd uit, rook niet aangenaam en de stomp van zijn geamputeerde been stak ongelukkig omhoog. Het ‘ruige leven’ had duidelijk z’n sporen nagelaten.
Er kwamen veel mensen op bezoek die tot het eind toe trouw zijn blijven komen. Onder andere zijn eerste vrouw met haar man. Zijn tweede vrouw was een paar maanden geleden overleden. Ze hadden allemaal kinderen die, net als de ouders, vriendschappelijk met elkaar om leken te gaan. Ze lachten als ik probeerde er achter te komen wie, wie was. “Niet aan beginnen” zeiden ze “het is allemaal één pot nat en we houden allemaal van elkaar. Nu ik er over schrijf bedenk ik dat er, bedekt met joligheid, een verwarring leek te zijn over de onderlinge verhoudingen. De scheiding van de ouders leek pijnlijk zichtbaar tussen zijn twee dochters. Toen hij ging scheiden was één dochter bij hem gebleven en de andere was bij haar moeder gaan wonen. De twee zussen hadden al jaren geen contact meer en leken erg nerveus elkaar hier onverwachts te ontmoeten. Het was een schril contrast, al die jonge mensen die daar als kinderen bij hem op bezoek kwamen en lol maakten, terwijl zijn eigen dochter, die haar vader al lang niet meer gezien had, onwennig en gespannen bij hem zat. Toch lukte het haar om via humor een sfeer te creëren die hun allebei weer wat bij hun ‘vertrouwde omgangsvorm’ bracht. Hij begon ervan te glunderen.
De dochter die bij hém was gaan wonen was alleenstaande moeder van een dochtertje. Dat kleine meisje had jaren bij hem en zijn tweede vrouw gewoond. In de weekenden was ze wel vaak bij haar moeder geweest. Hij had dus duidelijk ook nog andere dingen gedaan dan alleen maar ‘ruig leven’, maar ook in die verhoudingen leek verwarring te zijn. Zijn kleindochter was een prachtig meisje van ongeveer 10 jaar. Ze was dol op opa. Ze had nog maar net ‘oma’ verloren en nu bracht ze opa naar het hospice. Daar kwam nog bij dat ze met haar vader op vakantie moest, naar Frankrijk. Daar had ze wel veel zin in… maar opa… ”Nou opa” zei ze “als ik terug kom zal je as wel naast oma op de schoorsteen staan”. De laatste dag toen ze afscheid moest nemen zag ik dat ze steeds nog even terug kwam. Nog één keer ‘n kusje, en nog één, en nog één.
Toen ze weg was leek het of hij het niet meer op kon brengen om zich groot te houden. Hij liet niet alleen de moed zakken maar raakte ook in de war. Hij had veel fantoompijn aan zijn stomp. Die wreven we vaak met geranium olie wat hij prettig vond. Zijn grote ‘familie’ had het moeilijk. Zo hadden ze hem nog nooit gezien. Zelfs niet toen zijn been geamputeerd was. Hij was een doorzetter en had na een periode van hard oefenen alles weer gekund wat een mens met twee benen ook kan. Hij wilde euthanasie, dat kon zijn dochter ook goed snappen maar het kwam er niet van. Hij was veel te verward om daar duidelijk over te kunnen zijn.
Hij wilde niet gewassen en geschoren worden. Af en toe lag er een grote plas op de grond. Water? Appelsap? Ik zag nergens omgevallen glas. Het stonk ook op die kamer. Urine? Maar ik zag ook geen omgevallen urinaal. Tot ik een keer naast hem stond en zag hoe hij zijn leuter uit zijn broek viste en zo door de hekken van het bed heen, op de vloer piste. Sorry dat ik het zó zeg maar met die brutaliteit deed hij dat. Ik moest springen om mijn schoenen droog te houden. Hij deed dat vaker en was er niet toe te bewegen een urinaal te gebruiken. Ik bedacht dat hij liggend op een luchtwissel matras misschien dacht dat hij nog aan het varen was. Hij plaste altijd over bakboord dat was nog een geluk voor het behang. Zo af en toe hesen we hem in een bad. In die tussentijd werd de vloer schoongemaakt met een sanitair reiniger terwijl het raam wijd open stond.
Toen het meisje blakend en bruin terug kwam van vakantie leefde hij nog. De ‘familie’ bleef in grote getale komen en maakte nog steeds veel lawaai. Hij leek daar niet veel hinder van te hebben.’Over bakboord’ was niet meer aan de orde omdat hij nu incontinentie materiaal droeg. Net als dit verhaal ging hij als een nachtkaars uit.
|
Geachte mevr./meneer,
Op zoek ben ik naar de columns van Miep de Putter.
Kunt u mij een eventuele link doorsturen waarop deze te lezen zijn?
Het uitgebrachte boekje: ‘Leven tot het einde’ heb ik in mijn bezit.
Het gaat mij om de columns die daarnaast nog zijn geschreven en o.a. hier gepubliceerd zijn, als ik het goed begrepen heb.
Mogelijk kunt u mij verder helpen.
Met vriendelijke groet,
Sanja Goossen