Vijf essenties van de volger van de Weg
Na de vijf essenties van geestelijke leiding te hebben besproken, ligt het voor de hand ons te richten op de vraag wat we van de leerling op het geestelijke pad mogen verwachten. Longchenpa zegt hier in ‘Het Juwelenschip’ in het hoofdstuk ‘De leerling’ het volgende over:
‘In het algemeen moet de aspirant zich verbinden en dient hij te beschikken over een duurzaam zelfvertrouwen, een sterke liefde voor al wat leeft, een standvastig vertrouwen en een groot vermogen tot edelmoedigheid.’
Wat je mag verwachten van een spiritueel student of een volger van de Weg, wil ik andermaal uitdrukken in vijf essenties.
Een. Een leerling is pas echt leerling in relatie tot een leraar. Natuurlijk kan een leerling ‘een leerling van het leven’ zijn, maar dit is wel beperkt en te vrijblijvend. Jezelf aanbieden in al je gezichten, oordelen en patronen en jezelf verbinden met een persoon van vlees en bloed, die zo zijn eigen nukken en tekortkomingen heeft, is essentieel in het leerlingschap.
Twee. Een volger van de Weg heeft een passie voor het leven. Die passie hoeft niet streng gearticuleerd te zijn. Vaak weet de leerling niet precies wat hem beweegt. Het feit dat hij bewogen wordt, zonder dat hij weet waarom en waarheen, is voldoende voor een spiritueel student. Zoals de leerlingen die aan de voeten zaten van de oude leermeesters van de Indiase Upanishads antwoordden op de vraag waarom ze zich toch al die moeite getroosten: ‘Just for the hell of it.’
Drie. De leerling is begiftigd met enige mate van openheid van geest. De leerling moet in ieder geval bereid zijn om om zijn eigen hoek heen te kijken. Hij is nieuwsgierig en beschikt over het vermogen om zich te verwonderen.
Vier. Een volger van de Weg beschikt over een lange adem, energie en geduld. Hij weet intuïtief dat een inzicht niet de gehele waarheid is en richt zich op een horizon die voortdurend wijkt. Hij heeft voldoende vertrouwen in de Weg om te twijfelen aan de vruchten en de doelen van zijn onderneming en aan zijn vermogen om deze te realiseren.
Vijf. Een geestelijk student is bereid om te geven, niet alleen zijn tijd, geld en energie, maar ook zijn heilige huisjes en stokpaardjes. Hij is bereid zijn voorwaarden ter discussie te stellen en zichzelf los te laten in zijn beoefening en in de intimiteit met zijn leraar. Deze bereidheid is groter dan zijn angst.
In het algemeen moet de aspirant zich verbinden en dient hij te beschikken over een duurzaam zelfvertrouwen, een sterke liefde voor al wat leeft, een standvastig vertrouwen en een groot vermogen tot edelmoedigheid.