Het Avatamsaka soetra. Waar komt die wonderlijke werkelijkheid vandaan?
En dan ineens is die wonderbaarlijke manifestatie die Sudhana aan den lijve ervoer verdwenen. Wat heeft zich nu feitelijk voorgedaan? Waarom verdween die wonderlijke werkelijkheid zo plotsklaps? Waar is ze heengegaan? En waar kwam ze vandaan? En waar komt nu eigenlijk de bodhisattva vandaan… De antwoorden op deze en andere vragen vinden we in het onderstaande fragment van het Gandhavyuha deel van het Avatamsaka soetra.
‘Toen trad de bodhisattva Maitreya de Toren binnen, knipte met zijn vingers en sprak tot de jonge pelgrim Sudhana: ‘Sta op! Zo is de aard van alle dingen die optreden in afhankelijkheid van condities, dit is de eigenheid van alle dingen, die niet op zichzelf bestaan, maar als een droom zijn, een visioen, een reflectie in een spiegel.’
Toen Sudhana het geluid van de knippende vingers hoorde, eindigde zijn samadhi. Maitreya sprak tot hem: ‘Zag je het wonderbaarlijke spel van de magische kracht van ontwaakte aanwezigheid? Besef je het ondoorgrondelijke van de bevrijding van alle levende wezens? Heb je de samadhi van de Bodhisattva’s genoten?’ Sudhana sprak: ‘Ja, zeker, O eerbiedwaardige heer, door de wonderlijke, dragende kracht van een goede vriend. Maar zeg me, wat is dit voor een bevrijding?’
Maitreya antwoordde: ‘Dit is de Vyuhagarbha, de bovennatuurlijke manifestatie van de niet verwarde herinnering, die de kennis van alle objecten van verleden, heden en toekomst bevat. O, zoon van goede familie, deze bevrijding kent meer bevrijdingen dan kan worden beschreven en geteld, die uitsluitend bereikt kunnen worden door de Bodhisattva.’
Sudhana vroeg: ‘O eerbiedwaardige heer, waar is deze magnifieke manifestatie heengegaan?’
Maitreya sprak: ‘Naar waar ze vandaan komt.’
Sudhana vroeg: ‘Waar komt ze vandaan?’
Maitreya antwoordde: ‘Ze komt van het zicht (jnana) en de dragende kracht van de bodhisattva. Ze komt niet en ze gaat niet, ze kent geen vermeerdering, geen groei, geen verblijven, geen hechting, geen afhankelijkheid van aarde of lucht. Het is als met de Naga koning die de regen uitstort: hij komt niet voort uit zijn lichaam, noch uit zijn geest, noch is er enige hoeveelheid vloeistof in hem, maar hij komt voort uit de Naga’s aanwezigheid, deze neerslag over de gehele wereld. Dit gaat alle menselijke begrip te buiten. Zo is het met de opeenvolgende zaken die jij hebt gezien. Ze komen niet van binnenuit, noch van buitenaf en toch verschijnen ze recht voor je neus, dankzij de wonderlijke kracht van de bodhisattva verkregen door zijn beoefening. De wonderbaarlijke opeenvolging van zaken die jij hebt gezien, komt niet en gaat niet en verblijft nergens, maar is hier vanwege het dragende en alles doordringende zicht (jnana) en de voornemens van de bodhisattva.’
Daarop vroeg Sudhana: ‘Maar, O eerbiedwaardige heer, waar komt u dan vandaan?’
En Maitreya antwoordde: ‘De bodhisattva komt noch gaat, beweegt noch verwijlt, wordt geboren noch sterft, komt voort noch verdwijnt, verlangt noch hecht, doet noch oogst, ontstaat noch vergaat, is eeuwig noch eindig. En toch, o zoon van goede familie, het is op deze wijze dat de bodhisattva komt: hij komt waar een alles omvattende liefde is, omdat hij ernaar verlangt alle levende wezens te disciplineren; hij komt waar een groot compassievol hart is, omdat hij alle levende wezens in hun lijden wil bijstaan; hij komt waar de tien voorschriften worden uitgeoefend, omdat hij ernaar verlangt geboren te worden waar hij iemand van dienst kan zijn; hij komt waar grote geloftes worden vervuld, vanwege de kracht van de oorspronkelijke gelofte; hij komt waar daadloosheid is, omdat hij nooit ver is verwijderd van de voetstappen van alle Boeddha’s; hij komt waar geen geven noch nemen is, omdat hij geen streven kent; hij komt voort uit de uit prajna geboren behendige middelen (upaya), omdat hij is afgestemd op de gesteldheid van geest van alle levende wezens; hij komt waar transformaties zich manifesteren, omdat alles wat verschijnt als een spiegelbeeld is, als een getransformeerd lichaam. Omdat dit het geval is, O zoon van goede familie, en jij mij hebt gevraagd waar ik vandaan kom, kan ik je zeggen, dat ik uit mijn vaderland Maladi kom. Ik kom hier om de Dharma te onderrichten aan een jonge man genaamd Gopalaka.’’
Wordt vervolgd.
‘De bodhisattva komt noch gaat, beweegt noch verwijlt, wordt geboren noch sterft, komt voort noch verdwijnt, verlangt noch hecht, doet noch oogst, ontstaat noch vergaat, is eeuwig noch eindig.