Muruganar was drieëndertig jaar oud toen hij Ramana Maharshi voor het eerst ontmoette. De gelegenheid werd gekenmerkt door een poëtische uitstorting – een resultaat van de gelukzaligheid van eenvoudigweg aankomen in de stad waar Ramana leefde; het was een laatste vervulling van het spirituele verlangen van zijn hart, dat lang daarvoor was ontstaan.
Geboren in augustus 1890, in de Zuid-Indiase stad Ramanathapuram, toonde Muruganar niet veel literair potentieel als jongeman. Na het voltooien van zijn opleiding in de nabijgelegen stad Madurai, keerde hij terug naar zijn geboortedorp om een koninklijke familie Tamil-poëzie te onderwijzen. Deze nieuwe baan, samen met het bevriend zijn met andere Tamil-dichters van die tijd, gaf Muruganar de gelegenheid om de schoonheid en diepgang van de literaire klassiekers van het Tamil te ontdekken. Hij werd al snel een rijzende ster in poëziekringen.
Zijn schoonvader, Dandapani Swamigal, was een toegewijde van Ramana Maharshi en gaf Muruganar verschillende boeken met Maharshi’s leringen en gedichten. Hij verzekerde Muruganar dat Ramana de composities van de jongeman zou waarderen, en dat het zijn met de wijze hem ook zou helpen om als dichter te bloeien.
Muruganar las de boeken die hij had gekregen en absorbeerde ze ogenblikkelijk en volledig. Uiteindelijk, aangekomen in Ramanasramam (waar Ramana Maharshi woonde) in 1923, besloot hij om eerst de oude tempel van Arunachaleshwara te bezoeken. Daar vloeiden woorden spontaan van hem uit en hij componeerde zijn eerste werk over Ramana voordat hij zelfs de wijze ontmoette.
Muruganar bracht deze verzen naar de Ashram om ze aan Maharshi te geven, maar toen hij hem ontmoette, was hij zo overweldigd door vreugde en gelukzaligheid dat hij helemaal niet kon lezen. Ramana nam de verzen van hem over en las ze zelf. Over deze eerste ontmoeting zei Muruganar: “Binnen een paar dagen na het bereiken van Tiruvannamalai was er een duidelijke verandering in mij, hoewel ik het niet onder woorden kon brengen. Mijn individualiteit was ondergedompeld in golven en golven van onbeschrijfelijke vreugde. Hoewel ik klaarwakker was, leek de hele wereld als een droom. “
Kort daarna werd Muruganar overmand door een intense angst, hij werd bang dat niets in zijn leven ooit meer hetzelfde zou zijn, dat hij Ramana’s aanwezigheid niet zou kunnen verlaten en dat hij niet langer voor zijn gezin zou kunnen zorgen. Lange tijd bezocht hij regelmatig de Ashram, maar telkens als hij vertrok, werd het steeds moeilijker voor hem om daadwerkelijk in de trein te stappen. Soms stuurde Ramana iemand mee naar het station om er zeker van te zijn dat hij daadwerkelijk aan de trein in ging. Toen de moeder van Muruganar in 1926 stierf, werd zijn laatste gehechtheid aan zijn gezin opgeheven. Hij nam ontslag als leraar en vestigde zich voorgoed in Tiruvannamalai.
Gedurende zijn hele leven in de Ashram was de bron van de poëtische inspiratie van Muruganar altijd Ramana’s aanwezigheid en leringen. De poëzie van Muruganar stroomde als een eeuwige rivier, soms met uitzonderlijke schoonheid en wijsheid. Meer dan dertigduizend gedichten werden door hem gecomponeerd.
Muruganar stierf vredig in augustus 1973. Mensen verzamelden zich rond zijn bed en zongen bezielde hymnen naar de heilige Arunachala-heuvel. Muruganar bleef, nadat hij stierf, de harten van degenen die hem kenden in zijn poëtische wijsheid-ontboezemingen vervullen. Zelfs vandaag worden de gedichten van Muruganar nog steeds gezongen in de Samadhi van Ramana Maharshi.