Incarnatie. Het afdalen van de berg
De drieëndertigste Patriarch was Zen Meester Dajian Huineng. Hij werkte in de rijstmolen te Huangmei. Op een dag ging Zen Meester Daman Hongren de molen binnen en vroeg: ‘Is de rijst al wit?’ Huineng antwoordde: ‘Hij is wit, maar hij is nog niet gezeefd.’ Hongren sloeg drie keer tegen de molen met zijn staf. Huineng schudde drie keer met de zeef en ging de Patriarchs kamer binnen.
Denkoroku, Keizan Zenji, casus 34.
De weg van de bodhisattva is de weg in de samenleving. Traditioneel is de bodhisattva degene die is ontwaakt, maar er nadrukkelijk voor kiest niet het nirvana binnen te gaan en terug te keren in de wereld. In concreto betekent dit terugkeren in de wereld, het terugkeren naar en beoefenen in de samenleving, waar we werken voor ons levensonderhoud, onze relaties onderhouden, onze kinderen opvoeden, onze hypotheken afbetalen, onze maatschappelijke verantwoordelijkheden nemen, onze burgerplicht vervullen. Dit terugkeren in de wereld kan overigens ook geschieden zonder de ervaring van ontwaken en is ook op deze wijze niet minder belangrijk. Het is de beweging die we maken van de geconditioneerde en geritualiseerde ruimte waar we onszelf onderzoeken, de zendo, naar onze werkplek en ons huis, en weer terug. We hebben er nadrukkelijk voor gekozen om NIET ons leven in een klooster of ashram te slijten, vrij van de verantwoordelijkheden van de werknemer, ouder, echtgenoot, partner, kostwinnaar en burger.
Telkens weer keren we terug naar de worsteling. De worsteling met cynische machtsstrategen en stroperige miscommunicatie in de apenrots die de werkplek is. De worsteling met ons onvermogen en onze verwachtingen binnen onze relaties. De worsteling met de autonomie van en het loslaten van onze kinderen. De worsteling met de weerbarstige alterniteit van andere culturen en de verlammende patstelling in eigentijdse kwesties. Het afdalen van de berg is het nadrukkelijk kiezen voor deze worsteling. De bodhisattva komt zichzelf niet tegen in situaties die de goeroe of meester voor hem ensceneert. Hij verdiept zijn leven en bewustzijn in de worstelingen die het dagelijkse leven hem biedt. Hij moet zelf zijn broek ophouden, hij kan niet terugvallen op het bemoedigende geglimlach van gelijkgestemden en er is geen leraar die de situatie zegent. Hij realiseert zichzelf in de waanzin en de krakende inertie van het bare, profane bestaan. En deze realisatie deelt hij eens per week of een, of twee maal per jaar met zelfonderzoekers, die in kleine, intieme cirkels, ver uit het zicht van de gewone man en de religieus samenkomen. Zo wordt de witte rijst gezeefd. Dit is de manier waarop de eenentwintigste eeuwse westerling van de ijle top van de berg, naar de broeierigheid van het dal beneden afdaalt.