Derwisj ben ik, dansende derwisj – gedichten van Halil Gür
Gaziantep
Misschien ben ik één, misschien wel
duizend keer op aarde gekomen in dit leven,
een spel van boven, zo maar naar beneden
naar de aarde terug, met een plan
een doel, een drang in ons
dat uit te voeren en weer weg te gaan.
Terwijl mijn ziel zich bevrijdde in de sema,
vond ik in de eeuwige wieg van het heelal
een huis voor mezelf, ik had geluk.
Vele huizen had ik, op vele sterren heb ik een leven opgebouwd.
Als ik opnieuw als kind geboren word,
wil ik naar ditzelfde leven terug,
naar de Valei van de Vlinders, naar de groene oase.
Wanneer je van boven op de hemelshoge, vlindervleugelige heuvels neerkijkt,
kun je het wonderschijnend blauwe en glasheldere water zien,
de Middellandse Zee die zich uitstrekt tot in de oneindigheid.
Daarom hijs ik iedere zomer de zeilen
op het grenzeloze water daar in Ölüdeniz.
Ik ben jong, heb nog vele jaren voor me, het is lente, zomer.
Maar bij het ouder worden,
als ik me terugtrek uit dit leven vol glitter, glamour en vermaak,
wil ik mijn laatste dagen doorbrengen
hier in het Gaziantep van mijn jonge jaren.
Waar het leven vol zon is,
en waar groene pistachenootjes groeien in overvloed.
Een druppel
Een druppel water zijn we op deze aarde,
voortgekomen uit de altijd volle oceaan van de heilige geest.
Ook jij bent een druppel.
Het water is zee, dat ben jij.
Duizenden druppels komen samen en stromen voort.
Op het kruispunt van geloof komen taal en klank tot leven.
Waar liefde en lijf elkaar ontmoeten,
voorbij de dierlijke instincten is een land
waar gevoelens dieper, steeds dieper gaan.
Het is heel puur, een sterk gevoel want
tussen lijfelijke en goddelijke liefde
bestaat maar een uiterst dunne lijn.
Tegenover mij, als een ketting, aaneengeregen bergen
heldergroen, paars en roze gekleurd.
Liefde die het lichaam doet leven.
Ik draag het heldergroene kleed van bergen en dalen.
Dwalend door alle hemels, verliefd op hun beelden,
over de pieken van de bergen waar mijn ziel geboren werd.
Ik wieg heen en weer en blijf zingen.
Desnoods zal ik als de grote meester Jezus
op mijn blote voeten lopen over zee.
Derwisj
Derwisj ben ik, een dansende, draaiende derwisj,
een landloper ver van huis, dat stond geschreven in mijn lot.
Blootsvoets blijf ik zwerven, helemaal doorgedraaid.
Ik blijf maar draaien, gekleed in mijn katoenen doodskleed,
op mijn hoofd mijn kroon, die tegelijkertijd mijn grafsteen is.
ik draai, ik draai maar door,
een minnaar van God.
Iedereen mag alles van me weten, ik voel geen wrok,
mensen zijn de sleutel tot elkanders hart.
De hele wereld mag weten dat ik in Amsterdam
de zoete drank der liefde dronk.
Derwisj ben ik, een dansende, draaiende derwisj.
Voor iedereen ben ik een open boek.
Ik brand van goddelijke liefde
en draai onder het gewelf van de hemel rond.
Blootsvoets dwaal ik,
de behoeftigen wil ik helpen verlichting te vinden.
Een landloper ben ik, een derwisj die de sema danst,
een wijzer van de weg.
Voor de mensen wil ik een voertuig zijn
op de weg naar hun bestemming, de bron van het leven.
Aan één stuk door drink ik de wijn van de liefde,
aan God geef ik en van God neem ik.
Suikeroom is mijn werkelijke naam, ik ben een derwisj.
Van liefde gloeiend
Iedereen op aarde lijdt,
hongert naar liefde, verlangt.
Ikzelf denk aan de wind
en laat me meevoeren op de winden van verandering.
Plotseling bevind ik me in de lucht
op de top van de berg Ararat
bedekt met wolken, als een bruidssluier die de berg omhult.
Onder mijn voeten een tapijt van sneeuw.
Als de zon wil ik zijn.
Steeds weer ontbloot ik het gezicht van de bruid.
Ik kijk hoe de zon in het diepste geheim
de hemel bemint
de hemel de aarde
de bergketens de rotsen
de aarde de planten
de wind de bomen
en de golven het zand in de zee.
Een baarmoeder is Moeder Aarde,
Gaia in staat van heilige verrukking.
Zonder ophouden bemint zij, voortdurend,
deze planeet is vol liefde.
In de vallei zingt een nachtegaal.
Ach, dat windje, waar komt het plotseling vandaan?
Het raakt me, streelt me, dwaalt rond over mijn gezicht,
zacht en warm als een jong katje op mijn huid.
Het is of ik haar liefde voel,
de kus van de regen op mijn hoofd.
Hoe vurig mint zij de aarde.
Waterdruppels flirten
met de bladeren van de bomen.
Dan nodigt het vuur van de zon mij uit.
De golven van de Middellandse Zee roepen mijn lichaam naar zich toe.
Ik strek mij uit onder de zon op het zand.
Overal zal ik haar kussen voelen,
me wellustig wentelen in haar liefde,
me overgeven als een dolfijn,
aan het water dat ons levensbloed is,
aan de wiegende armen van Moeder Aarde,
aan de kust die mijn lichaam vurig bemint.
Een Nieuw Jeruzalem
Wat we geest en leven noemen,
is een eeuwige vlam
waar doorheen de Godheid zich verweeft,
om met de gegeven codes het lijden uit het verleden te genezen
en door de Goden te worden herkend.
Waarom roep je op de plek waar je wegvalt
niet uit dat je eeuwig bent en je leven geen einde kent?
Is de mens geen liefde?
Wij allen, jij en ik zijn de Eerstontwakenden,
de oude zielen van de wereld,
laat liefde ons met elkaar verbinden.
Verwacht de renaissance die komen gaat,
wedergeboorte,
een nieuwe Zonnetijd.
De mensheid staat op de drempel van
een Nieuw Jeruzalem, een nieuw begin.
Ooit is hij uit Gods gratie gevallen,
een engel was hij, die een duivel werd,
Lucifer, de Heer van het Duister.
Ach, mijn liefste, laat je toch meevoeren
met de wind van een nieuwe geboorte.
De zon is de dirigent van het grootste orkest.
Uiteindelijk zal de mens losbreken van het duister
en stralen als een flonkerend baken van licht.
In het bloed dat door onze aderen stroomt,
zal het meesterschap van ons DNA zich openbaren.
De zon zal opnieuw geboren worden,
het Kwaad verbrandt in het vuur van de waarheid.
Het zal een werkelijke Wedergeboorte zijn.
In een ‘oogwenk’ van de Heilige Geest
wordt iedereen een vuurtoren van stralend licht,
want een hand die streelt is sterker dan een geweer.
Ontsteek jouw eigen licht, de energie van het Nieuwe Jeruzalem,
laten we samen een katalysator voor vernieuwing zijn.
Een vuurtoren veroordeelt niemand,
ook niet de golven die tegen hem beuken.
Hij vreest noch het duister noch de storm.
Hij vreest niet, want hij weet zich veilig,
bewust als hij is van zijn eigen bestaan.
Al sneeuwt het, is het winter of valt er regen,
ook in stormachtig weer streeft hij ernaar
zijn licht voortdurend te verspreiden
om iedereen naar een veilige haven te leiden.
Vast en zeker zal er ooit vrede zijn op aarde.
We zullen in Iran, Afrika, Palestina en Israel
overal blije gezichten zien.
Mensen die lachen en vreugde tonen,
dat is waar we allemaal van dromen.
We dromen dat het onmogelijke mogelijk wordt maar, ik zweer het:
we staan op de drempel van een Nieuw Jeruzalem.
Heel snel nu zullen tranen van vreugde stromen over ons gezicht.
Een kleine selectie uit de bundel Derwisj ben ik, dansende derwisj – gedichten van Halil Gür
Uitgeverij De Muze
www.uitgeverijdemuze.nl
tel: 0627033182
Ach, mijn liefste, laat je toch meevoeren met de wind van een nieuwe geboorte. De zon is de dirigent van het grootste orkest. Uiteindelijk zal de mens losbreken van het duister en stralen als een flonkerend baken van licht.