De gloed van Tao…
De éénvoudige grond is éénvoudige stilte, die in zichzelf onbeweeglijk is. Vanuit dit onbeweeglijke worden echter alle dingen bewogen.
Meister Eckart
De gloed van tao…..
De wereld van de geest was bij ons thuis duidelijk aanwezig. Daar ben ik mee opgegroeid. Ik kom uit een familie van helderzienden en kaartleggers en daar werd gewoon over gepraat. Dat was normaal en absoluut niet iets waar je aan twijfelde. Het was voor ons zelfs geen kwestie van geloven, nee, het was gewoon zo. Punt!
Toen ik jong was, had mijn vader contact met een of andere ‘broeder’, zo noemden we dat. Als er iemand ziek was, verscheen hij in een droom aan mijn vader en vertelde wat er gedaan moest worden. Dan zei mijn vader ‘s morgens: “De broeder is geweest en zegt: Dit en dat en dat moet er gebeuren.” Dat werd altijd serieus genomen en er werd meteen naar gehandeld. Vermoedelijk was ik ook helderziend; als kind is dat normaal, maar ik kan het me niet herinneren. Alle kinderen zijn in wezen helderziend. Als je goed oplet wat ze zeggen, hebben ze allemaal een voorspellend en invoelend vermogen.
Soms zeggen kinderen de ongelofelijkste dingen. Mijn dochtertje was geloof ik een jaar of acht, toen ze op een zondagochtend bij het ontbijt plotseling zei: ”Papa, eigenlijk besta ik helemaal niet.” “Zo, en wat voel ik dan hier?” en kneep haar daarbij een beetje in haar arm. Ze was nog zo klein dat ze van ‘armpjes en beentjes’ sprak. Ze zei: “Jawel, ik zeg wel ‘mijn armpjes en mijn beentjes’, maar ze zijn eigenlijk niet van mij, niet van iemand.” Wolter Keers in Vrij Zijn
Volwassenen zijn eraan gewend om hun helderziend vermogen te veronachtzamen en dan wordt dat mythische beleven uitgedoofd.
Mijn zussen waren ook helderziend, maar werden er vreemd en bang van. Als er iemand langs liep, wisten ze dat die persoon iets mankeerde. En wat moet je dan? Naar die man toelopen en zeggen: “U bent zeer ernstig ziek, binnen een half jaar bent u dood”? Zoiets doe je niet, want die man schrikt zich de pleuris en zou van schrik nóg eerder dood gaan.
Ook mijn oom was een bekend helderziende. Als je je sleutels kwijt was, kon je aan hem vragen waar ze lagen. Dan zei hij: “Ik zie een trap en bovenaan de trap zie ik een deur links, daar moet je door, daar staat een wit kastje, het derde laatje doe je open en daar ligt je sleutel.” En dan was dat zo. Ik heb een paar keer contact met hem gehad, maar dat voegde niet, tenminste niet naar mijn zin. Ik wilde weten hoe dat kon, zoiets weten. Zo van die sleutels, dat kun je wel of niet. Je kunt het niet leren, dat had ik toen al in de gaten.
Er was thuis geen godsopvatting en die heb ik zelf ook niet. Nog steeds niet. Ik zie het echt zoals de taoïsten het zien. Je kunt de rivier van het leven niet beïnvloeden, hooguit je positie in de stroom. Het kan zijn dat je meer deze kant of wat meer die kant op zwemt of in de meander blijft. Dat is volgens mij dé manier … in het midden blijven … maar de stroom van het leven gaat gewoon door. Daar heb je geen invloed op, dat is van een hogere orde. Van iets wat buiten ons bereik ligt. Volgens mij is dat de essentie van het taoïsme. En dat iets wat buiten ons bereik ligt, het Tao, het Onbenoembare, zou ik geen God willen noemen, dat vind veel te antropomorf.
Uitgangspunt is dat de werking van het Tao op zich, ongeacht of het in onze materiële wereld destructief of constructief uitwerkt, gewoon goed is. Oké. Het Tao gaat echt niet zeggen ‘jij bent slecht geweest, jij gaat naar de hel.’ En ook niet ‘jij gaat naar de hemel’. Dat is een traditionele christelijke opvatting en daar moet ik niks van hebben. Bovendien is goed of fout een menselijke beoordeling. Je zal mij niet horen zeggen dat Adolf Hitler een goed figuur was, ik vind hem wel degelijk fout. Maar wat dat voor het grote Tao is, weet ik niet. Het Tao heeft daar geen mening over, dat genereert zijn energie en hoe dat uitwerkt in de stof, in de materie …? Dat weten we niet. Het enige wat we weten is dat we er uitdrukking van zijn.
De eerste opmerkelijke ervaring kreeg ik vlak na het overlijden van mijn vader. Ik was drie- of vierenveertig. Ik had eerst van alles voor zijn begrafenis geregeld en daarna ging ik naar Ruigoord, het kunstenaarsdorp bij Amsterdam. Ik loop daar op het veld en ik hoor mijn naam roepen. Ik kijk om me heen en op dat hele veld is geen kip te bekennen. Ik loop door en wéér hoor ik mijn naam roepen. En nog eens. Toen luisterde ik goed en ik besefte dat ik niet met mijn oren hoorde, maar hier in mijn hoofd. Ik moet erbij vertellen, dat ik in die tijd niet kon beslissen wat ik verder met mijn leven wilde. Ik had een zeefdrukkerij, maar was invalide geraakt. Zeefdrukken kon ik niet meer. Wat moest ik? Die vraag hield me bezig. Ik loop dus op dat veld en er ontstond – in mijn hoofd – een soort onderhandeling die drie dagen duurde. Later ontdekte ik dat het vaker voorkomt dat mensen stemmen gaan horen als er iemand uit de nabije omgeving overlijdt. Dat verdwijnt ook weer.
Mijn vrouw kwam een dag later en ik zei tegen haar: “Anna, ik weet niet wat ik nou aan de hand heb, maar ik praat met iets van boven, met een groepje mensen. We zijn in overleg over hoe het nu verder moet.” Na drie dagen waren we eruit: schrijven! Ze zeiden: “Je zult er niet veel mee verdienen, maar wij zorgen ervoor dat je de boeken krijgt die je nodig hebt.” En dat is waar. Boeken komen inderdaad vanzelf naar mij toe. Ik krijg ze cadeau, ik moet ze recenseren of iemand laat wat liggen. Wat ik zou gaan schrijven wist ik toen natuurlijk nog niet.
Maar toen ik dit boek – I Tjing voor de 21ste eeuw – aan het schrijven was, viel dat op zijn plaats. Het was mijn vierde boek, maar voor het eerst schreef ik op een manier waarop ik van plan ben om altijd te schrijven. De metafoor ervoor is ‘niet denken, maar typen’. Hier heb ik 2,5 jaar over zitten typen. Twaalf uur per dag, zes dagen in de week. Tussendoor koken voor de kinderen, vrijdagavond naar de kroeg doorzakken, zaterdags de kater incasseren, zondag weer typen. Toen is me wel duidelijk geworden wat er bedoeld wordt met ‘het komt door je heen.’
‘Het boek begon ‘zichzelf te maken’. Er bleek zoveel materiaal ‘los te komen’, dat ik niet meer kon stoppen. Bovendien stroomde het materiaal van ruim dertig jaar intensieve studie onophoudelijk door, ik had de ervaring dat het boek zichzelf schreef. Ik raakte gefascineerd door de tekst die verscheen.’
Uit: I Tjing voor de 21ste eeuw
Ik beschouw dit toch als een soort van godservaring. Ik stond op dat moment in verbinding met wat ik dan de levensstroom noem.
Hoe ik met de I Tjing in aanraking kwam?
Iemand had het boek bij mij laten liggen. De I Tjing is een van de oudste boeken van de wereld. Het is een orakel dat antwoord geeft op vragen. Dat doet het door zijn teksten. Het boek draagt keuzes aan. Soms zegt het ‘je bent goed bezig’ en soms ‘nu ben je helemaal op de verkeerde weg.’
‘I Tjing, het boek der veranderingen, is een Chinees orakelboek.
De basis van de huidige tekst is drieduizend jaar oud. Het orakel kan antwoord geven op alle levensvragen. Het is echt niet te beschouwen als een ‘toekomstvoorspeller’, het is eerder te zien als een goede raadgever. Het geeft aanwijzingen bij de wisselingen van het menselijk lot en bij de veranderingen die zich in het leven voordoen.
Het boek is wat je zou kunnen noemen ‘de bijsluiter van het leven.’
Het gaat er vanuit dat het handelen van de mens, of soms juist het niet handelen, invloed heeft op de toekomst. Het toevoegen van de eeuwenoude wijsheid van het boek geeft de mogelijkheid tot meer harmonie in het leven. Daarmee groeit het persoonlijk evenwicht.’
Uit: I Tjing voor de 21ste eeuw
Nogmaals, het boek is géén toekomstvoorspeller! Het geeft toekomstmogelijkheden aan. Daarnaast geeft het aanwijzingen of deze kiemen, deze mogelijkheden gunstig of ongunstig zijn en hoe je daarmee om kunt gaan. Bepaalde kiemen geven onkruid en andere mooie planten. Wat je met het antwoord doet, moet je zelf weten. Daar ben je vrij in. Het is heus niet zo dat het boek niet meer opengaat, als je tien keer niet gedaan hebt wat je werd aangereikt. Helemaal niet.
Vanaf 1971 ben ik full time met de I Tjing bezig, ik werk ermee, bestudeer. In een periode waarin ik bijna krankzinnig ben geworden, heb ik mezelf drie maanden in huis opgesloten én weer in het gareel gekregen door de I Tjing te raadplegen.
Of de I Tjing voor mij een gloed van God is? Ja. Absoluut. Ongetwijfeld.
Ik vind dit boek een communicatiemiddel met het hogere. Hoe zou het anders kunnen?
De werking ervan is, ook in mijn ogen, nog steeds wonderlijk, onbegrijpelijk.
‘Helaas is het onmogelijk om de werking van het orakel op onze westerse manier te bewijzen. De werkzaamheid is hoogstens een ervaringsfeit. Veel mensen hebben de ervaring dat een groter vertrouwen in de werkzaamheid, de werkzaamheid van het orakel versterkt.’
Uit: I Tjing voor de 21ste eeuw
Volgens mij is het resonantie. Ik bedoel daarmee dat alles met elkaar meetrilt. Richard Wilhelm (sinoloog en in 1923 één van de eerste westerse vertalers van de I Tjing, MH) noemt het een echo en weer anderen noemen het een weerkaatsing. Volgens mij is het resonantie, dat met elkaar meetrillen en elkaar doordringen. Het is een verschijnsel dat door het hele universum heen werkt en ook de manier waarop de I Tjing werkt. Ja … en waar het dan mee resoneert?
Het Tao genereert zijn energie en hoe dichter je op een materieel niveau komt, hoe meer beperkt het wordt. Die beperking ervaren we als vervelend. Maar we hebben die beperking wel nodig, anders hadden we geen vorm. Onze vorm is per definitie een beperking. Op het moment dat het beperkt wordt, heeft het vorm. Voor mij is de I Tjing hoofdzakelijk een instrument geworden om daar iets meer van op te pikken, te begrijpen, terwijl ik weet ik dat dat niet gaat. Het gaat boven de begrippen uit. Het is géén verstandelijk ding, maar een ervaringsding. Het is voor mij zeker meer dan een methode. Absoluut. Ik noem het dan ook aspecten van de geest. Ook vrij abstract, maar toch … aspecten van de geest. De 384 teksten hebben allemaal een goddelijke aard, anders kunnen ze niet zo sterk werken. Zo’n tekst is een metafoor. De beelden zijn zo diep verankerd in de psyche, dat die werken op de Chinezen van duizenden jaren voor Christus en op westerlingen van tweeduizend jaar na Christus. Zo diep liggen die beelden. Je moet ze wel even leren lezen, dat wel.
Het is dus niet alleen een intellectuele kwestie. Ik ben ooit bevriend geweest met een stroper uit Maastricht. Ik leerde hem kennen in de jaren zestig. De man was bijna analfabeet en ook nog dyslectisch. Toch werkte hij met de I Tjing en bij hem werkte dat net zo sterk als bij mij, alleen op een andere manier. Dit boek past zich helemaal aan het individu aan. Het aantrekkelijke vind ik dat er nooit een I Tjing-kerk is geweest. Die is ook niet te maken. Iedere keer als er een groep is van vijf à zes mensen die pretenderen dat ze een gemeenschappelijke waarheid in het boek hebben gevonden, knalt het gegarandeerd uit elkaar. Dat kan niet. Het is zó op de persoon gericht, daar kun je geen kerk van maken. Op het moment dat mensen dat toch proberen te doen, krijgen ze onmiddellijk ruzie. En echte kerkmensen kunnen niks met dat boek. Die moeten een weg opgelegd krijgen, zo van ‘dit is de weg en daar hou je je aan.’ De I Tjing is juist een boek om keuzes te kunnen maken.
Wat belangrijk is, is dat je verdienstelijk bent ten opzichte van het boek. Ik heb ontdekt dat er een behoorlijke mate van dienstbaarheid in mijn karakter zit. Taoïstische dienstbaarheid? Jazeker, dat is compenseren van het lijden, bij jezelf en bij anderen. Dat compenseren begint altijd met aanvaarding en niet op de christelijke manier, zoals dat zoetsappige van ‘de muzikale fruitmand’.
Door het werken met de I Tjing ben ik meer mededogend geworden. Absoluut. En ik denk dat dat voor iedereen geldt, die echt serieus en langer dan vier, vijf jaar met de I Tjing werkt. Je kun jezelf nog zo’n drie jaar voor de gek houden en proberen door middel van het boek je eigen positie te verbeteren ten opzichte van de rest van de wereld. Maar daar is het boek niet voor bedoeld. Dat staat ook duidelijk in de commentaren.
Het moge duidelijk zijn dat mijn godsopvatting heel anders is dan die van de traditionele godsdiensten. Die verklaren dat de enige manier waarop de gelovige God nog kan bereiken, via de kerk gaat.
‘Religieus gezien moeten wij ons naar de tien geboden gedragen als we ons zielenheil willen behouden of verkrijgen. Onze regels zijn vaste regels en zijn deterministisch van aard. De regels van de I Tjing zijn anders, zij zijn niet zozeer op een bepaald resultaat maar eerder op versterking of handhaving van de harmonie gericht. Zij zijn gericht op integratie.’
Uit: I Tjing voor de 21ste eeuw
De I Tjing is voor mij de snelste en kortste manier om in communicatie te komen met de geest. Met het goddelijke.
Han Boering
Publicatie uit het boek van Maria Hockers: De Gloed van God
De I Tjing is voor mij de snelste en kortste manier om in communicatie te komen met de geest. Met het goddelijke. - Han Boering -