…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for april, 2020

Een blaffende hond

De toestand van ‘ontkoppeling’ maakte U.G. extreem impulsief en onberekenbaar, en zijn gedrag grillig en onvoorspelbaar. Hij liet alles van het moment afhangen, had ontzag voor niemand en zei altijd precies waar het op stond, ongeacht de mogelijke gevolgen. Hij hechtte zich aan niemand, beschouwde niemand als zijn leerling en tolereerde de constante aanwezigheid van zoekers en vrienden alleen omdat er zelden een impuls in hem opkwam om ze weg te sturen. Zoals hij het zelf zag, was de persoon U.G. in 1967 gestorven en was alleen zijn lichaam in leven gebleven.

In mijn huis hangt een grote poster, getekend door Nic Grey, een nauwelijks bekende outsider-kunstenaar, woonachtig in Phnom Penh, Cambodja. Ik kreeg hem ooit van een vriend die indertijd ook in Cambodja woonde en hem van Grey had gekocht. Het is om meerdere redenen een opmerkelijke tekening. Het afgebeelde tafereel beslaat de onderste helft van de poster en laat zes mensen zien die rond een salontafel bijeen zitten. Ze kijken wat wezenloos voor zich uit. Op de grond bevinden zich twee op dieren gelijkende wezens die je in de echte wereld nooit zult tegenkomen. Erboven staat in sierlijke letters: A Portrait of Uppaluri Gopala Krishnamurti, July 9, 1918 – March 22, 2007. Dwars over de personen rond de tafel loopt een tekst in grote kapitalen: THIS DOG BARKING. De bovenste helft van de poster wordt in beslag genomen door een in priegelig handschrift geschreven tekst die helemaal doorloopt langs de randen van de tekening. Het is de tekst die U.G. uitsprak tijdens de eerste en enige openbare lezing die hij gaf na zijn ‘ontwaken’. Zelf heeft hij het altijd omschreven als “the calamity” (de ramp), en daar had hij zijn redenen voor: “Voor mij is het geen ramp, maar wel voor degenen die het idee hebben dat ze iets fantastisch zullen gaan meemaken.”

Aanloop en nasleep 

Om enig idee te krijgen wat voor iemand U.G. was, is het nodig om te weten waar hij over sprak als hij het over ‘the calamity’ had. Sterker nog, in de ogen van U.G. zelf was alles wat er vóór 9 juli 1967 in zijn leven gebeurde slechts een aanloop naar of voorbereiding op ‘de ramp’, en alles wat erna gebeurde slechts de nasleep ervan. Gelukkig heeft hij zich in de toespraak die hij kort erna hield en tijdens informele bijeenkomsten in die tijd zeer gedetailleerd uitgelaten over wat er op die zomerdag in 1967 met hem gebeurde en hoe hij sinds die dag onafgebroken heeft gefunctioneerd.

Bijna zijn hele leven lang was U.G. op zoek geweest naar het antwoord op de vraag: wat is die toestand waar alle heiligen en verlichten het over hebben? In de loop van zijn leven zocht hij talloze goeroes op, onder wie Ramana Maharshi. Op U.G.’s vraag of Ramana die toestand op hem kon overdragen, had Ramana geantwoord: “Ik kan je hem wel geven, maar kun je hem ontvangen?” Via de Theosophical Society, waar hij al vroeg in zijn leven mee in contact kwam, richtte U.G. zich in zijn zoektocht uiteindelijk op zijn naamgenoot,  Jiddu Krishnamurti. Met hem voerde U.G. vanaf eind jaren ’40 vaak gesprekken en discussies. Hun levens liepen in vele opzichten parallel, maar U.G.’s bewondering voor J. Krishnamurti sloeg uiteindelijk om in een openlijke afkeer van hem.

Doodservaringen 

De laatste keer dat U.G. een droom had, was een maand vóór de ramp. Hij droomde dat hij door een cobra gebeten werd en stierf, en dat zijn lichaam op een brandstapel verbrand werd. In diezelfde tijd droomde hij niet alleen over de dood, maar had hij ook verschillende ‘doodservaringen’, zoals toen hij tijdens het kijken naar een film waarin geschoten werd plotseling dood op de grond lag. Hij lag erbij “alsof hij neergeschoten was”, gaf een van de getuigen later aan. Zijn handen en voeten waren ijskoud, zijn lichaam was verstijfd en hij haalde raspend adem. Toen hij niet veel later zijn ogen weer opendeed, begon hij te bewegen als een pasgeboren baby. Later in zijn leven kwamen de doodservaringen nog een paar keer voor. In hun verschijningsvorm leken ze veel op de doodservaringen die Ramana Maharshi enkele keren onderging. Volgens U.G. was het de natuurlijke manier van het lichaam om zichzelf te vernieuwen, een proces dat bij iedereen ongemerkt plaatsvindt omdat het denkproces de bewuste waarneming ervan verstoort.

In de laatste weken voor de ramp transformeerde U.G.’s basisvraag tot een andere: hoe weet ik zeker dat ik me in die toestand bevind? U.G. verbleef toen in Saanen, de plek in Zwitserland waar hij lang daarvoor al met zijn gezin had willen gaan wonen (tot zijn huwelijk op de klippen liep) en dezelfde plaats waar J. Krishnamurti tot U.G.’s verbazing  jaarlijks een serie lezingen was gaan geven. Een vriend overtuigde U.G. om nog één keer naar zijn naamgenoot te gaan luisteren, nu hij toch al in Saanen was. Dat deed hij, maar al gauw kreeg hij het onmiskenbare gevoel dat J. Krishnamurti bezig was niet zijn eigen staat van zijn te beschrijven, maar die van U.G. als hij sprak over ‘bewegingen’, ‘gewaarzijn’ en ‘stilte’. “Ik bevind me al in die toestand,” zei U.G. tegen zichzelf. “Waar ben ik de afgelopen veertig jaar in godsnaam mee bezig geweest?” Hij liep de tent uit waar de lezing gehouden werd en besloot voortaan alleen nog zijn eigen weg te volgen. 

De ramp

De volgende dag, de dag waarop hij 49 jaar werd, zat hij op een bankje onder een boom toen de vraag die al wekenlang door zijn hoofd spookte plotseling in het niets oploste. Het verdwijnen van de vraag bracht een ongekende kettingreactie teweeg. Daarover zei hij later: “Binnenin vond plotseling een explosie plaats. Iedere lichaamscel, iedere zenuw en iedere klier ontplofte. Het was een fysiek uiterst pijnlijke soort kernexplosie die de hele chemische werking van mijn lichaam radicaal veranderde.” Zijn huid werd in de weken daarna zijdezacht en hij at alleen nog als hem eten werd voorgehouden (zoals ook bij Ramana Maharshi na diens ontwaken het geval is geweest), hij knipperde niet meer met zijn ogen en zijn zintuigen begonnen een volkomen eigen leven te leiden. Over zijn veranderde visus zei hij: “Er is geen ‘ik’ dat kijkt; bergen, bloemen, bomen, koeien, alles kijkt naar mij. Dingen die op me afkomen gaan mij binnen en dingen die van achter mij tevoorschijn komen, komen uit mij tevoorschijn” (een ervaringsmodus die jaren later eveneens beschreven is door Douglas Harding en Suzanne Segal). Geluiden werden uitsluitend ervaren als betekenisloze trillingen en leken allemaal uit hemzelf voort te komen, en niet uit de wereld om hem heen (iets wat ook door Rupert Spira is ervaren toen diens leraar Francis Lucille aan hem vroeg waar het geluid van een blaffende hond (!) vandaan kwam). Hij voelde geen voorwerpen meer, of zelfs maar zijn eigen lichaam, maar slechts “losse punten van contact” die niet meer door het denken aaneen werden gesmeed tot een lichaam of een voorwerp.

Ontkoppeld 

De verdere rest van zijn leven wist U.G. niet meer wat hij zag, hoorde, voelde, rook of proefde, tenzij iemand hem dat vertelde. Hij bevond zich permanent in een toestand die hij “psychologisch ontkoppeld” noemde. De continuïteit van het gedachteproces was voorgoed doorbroken, waardoor zijn zintuigen onafhankelijk van elkaar en los van het denken functioneerden. Het ‘ik’, de centrale coördinator, was verdwenen; zintuiglijke waarnemingen werden niet meer automatisch vertaald in concepten, namen of gedachten, tenzij de situatie daar specifiek om vroeg. Het merendeel van de tijd bevond hij zich in een toestand van leegte of niet-weten, die hij “de natuurlijke toestand van de mens” noemde. Hij zei daarover: “Die toestand is er een waarin een mens zich op een unieke manier kan uiten en waarin hij een levend contact heeft met de mensen en dingen om hem heen. Dan functioneert het oorspronkelijke bewustzijn, dat vrij is van de ballast van het verleden en onaangeraakt is door het denken. Het denken is dan alleen nog nuttig om met elkaar te communiceren. Daarvoor is het denken ook bedoeld. Iemand die het leven zijn eigen gang laat gaan zonder de bescherming van het denken, heeft geen zelf om te verdedigen. De natuurlijke toestand is geen toestand zonder gedachten. Om te overleven moet je kunnen denken. Maar in de natuurlijke toestand word je niet meer door het denken verstikt; het valt dan in zijn natuurlijke ritme. Als je ook maar één seconde, één keer in je leven, bewust aanwezig zou zijn, zou de continuïteit doorbroken worden, zou de illusie van de ervarende entiteit, het ‘ik’, ineenstorten en zou alles in zijn natuurlijke ritme vallen. In die toestand weet je niet waar je naar kijkt – dat is bewuste aanwezigheid.”

Daar is ook hier 

De bewuste aanwezigheid waar U.G. het over heeft was zo allesbepalend dat hij geen onderscheid of afscheiding meer ervoer tussen hemzelf (zijn lichaam) en de wereld om hem heen. “Wat daar gebeurt, gebeurt ook hier,” zei hij daarover. “Ik kan daar niets tegen doen, om de eenvoudige reden dat het harnas dat ik ter bescherming om me heen had gebouwd vernietigd is. Dat maakt me erg bevattelijk voor alles wat er om me heen gebeurt.” Dat ging zelfs zover dat als iemand zich in zijn nabijheid bezeerde of verwondde, de fysieke gevolgen daarvan op zijn eigen lichaam zichtbaar waren. Maar zodra het contact verbroken werd (als iets bijvoorbeeld uit zijn gezichtsveld verdween), maakte het geen deel meer uit van zijn bestaanswereld. Opmerkelijk genoeg heeft ook J. Krishnamurti met name in zijn dagboeken vaak precies zo’n zelfde staat van zijn beschreven.

De toestand van ‘ontkoppeling’ maakte U.G. extreem impulsief en onberekenbaar, en zijn gedrag grillig en onvoorspelbaar. Hij liet alles van het moment afhangen, had ontzag voor niemand en zei altijd precies waar het op stond, ongeacht de mogelijke gevolgen. Hij hechtte zich aan niemand, beschouwde niemand als zijn leerling en tolereerde de constante aanwezigheid van zoekers en vrienden tijdens zijn leven na de ramp alleen maar omdat er zelden een impuls in hem opkwam om ze weg te sturen. Zoals hij het zelf zag, was de persoon U.G. in 1967 gestorven en was alleen zijn lichaam, zij het in sterk gewijzigde vorm, in leven gebleven, als een robot waarvan de batterijen maar niet leeg raakten. Pas op zijn 88e hield het op te functioneren en kwam er een einde aan zijn opmerkelijke leven.

Geen houvast 

U.G. tolereerde, zoals gezegd, de mensen die jaar in, jaar uit in zijn nabijheid verbleven, maar hij bood ze in antwoord op de vragen die ze hem stelden geen enkel houvast. Vast als ze in zijn ogen zaten in de tentakels van het massadenken, daagde hij ze uit hun eigen vragen te stellen en probeerde hij ze op basis van zijn antwoorden duidelijk te maken dat ieder antwoord niet meer waarheid bevatte dan willekeurig welk ander antwoord, opdat de vragen ten slotte zouden oplossen in niet-weten en de persoon die de vraag stelde in het niets zou verdwijnen. Over zijn houding tegenover de zoekers om hem heen zei hij: “Ik heb geen boodschap om aan de wereld te geven. Wat er met mij gebeurd is, kan ik niet met de wereld delen. Dat is de reden waarom ik niet op een podium klim of lezingen geef. En ik zit ook niet graag op een en dezelfde plek met mensen om mij heen die steeds dezelfde vragen stellen. Ik begin nooit een gesprek; de mensen komen om mij heen zitten – ze kunnen tenslotte doen wat ze willen. Als iemand mij een vraag stelt, probeer ik antwoord te geven door erop te wijzen en er de nadruk op te leggen dat er op die vraag geen antwoord is. Dus zeg ik het met andere woorden, draai de vraag om en vuur hem weer op de ander af.” Tijdens zijn openbare lezing na de ramp zei hij: “Mijn doel is om je het bos in te sturen. Ik blokkeer iedere nooduitgang. Als me dat lukt, ga je nooit meer naar iemand luisteren.”

In de laatste jaren van zijn leven werden zijn reacties op de mensen om hem heen steeds extremer, ontbrak vaak iedere logica en grensde zijn gedrag aan complete waanzin, zoals de Amerikaan Louis Brawley laat zien in zijn intrigerende boek Goner – The Final Travels of U.G. Krishnamurti. Niettemin bleven mensen hem tot het allerlaatst opzoeken, aangetrokken als ze werden door U.G.’s geweldige onbevreesdheid, onafhankelijkheid en nonchalance, en misschien ook wel door zijn ultieme onvoorspelbaarheid. Zelf leek het hem allemaal weinig uit te maken. “Alles wat ik zeg,” zei hij ooit, “is als het huilen van een jakhals, het blaffen van een hond, het balken van een ezel.” Zo zou je U.G.’s onderricht kunnen kenschetsen, maar het is onwaarschijnlijk dat er in de geschiedenis van de mensheid ooit iemand is geweest die zo heeft gehuild, geblaft en gebalkt als U.G. Krishnamurti.

 

Han van den Boogaard (1956) is psycholoog, schrijver en vertaler. Hij schreef een zestal boeken, waaronder Sprekende stilte, Herinneringen aan het Nu (beide uitgegeven bij uitgeverij Juwelenschip) en Zen en de kunst van het kijken (uitgeverij Samsara Books). Herinneringen aan het nu werd ook in het Engels uitgegeven onder de titel Memories of Now (uitgeverij Non-duality Press). Daarnaast was hij tien jaar eindredacteur van InZicht en vertaalde hij meer dan twintig boeken over non-dualiteit, o.a. van Tony Parsons, Jeff Foster en Rupert Spira. Han is jarenlang werkzaam geweest als psycholoog/behandelaar in het Centrum voor Doofblinden in Beek-Ubbergen, maar zag zich vanwege gezondheidsproblemen gedwongen met zijn werk te stoppen. Incidenteel geeft hij lezingen over non-dualiteit.

Met toestemming over genomen uit het tijdschrift InZicht.

Wil je meer lezen over deze auteur, vraag dan een gratis exemplaar aan van het tijdschrift Inzicht door een mail te sturen naar: info@inzicht.org

Het ‘ontstaan’ van Ramana Maharshi over gewaarzijn

Het volgende is een kort verslag van het ontstaan van de vertaling van Guru Vachaka Kovai door de eindredacteur van het vertalerscollectief dat hier vele jaren aan heeft gewerkt.

Al enige decennia was ik op zoek naar wat echt belangrijk is in het leven, toen ik een jaar of twintig geleden op het spoor kwam van Ramana Maharshi, een indiase guru die zich van kinds af aan intensief met die zoektocht heeft beziggehouden. Tot zijn dood in 1950 verbleef hij, zonder enig bezit, aan de voet van de berg Arunachala bij het stadje Tiruvannamalai in Zuid-India en ontving daar zoekers van over de hele wereld.

Heel kort door de bocht is zijn overtuiging dat wij mensen onszelf te kort doen, doordat wij niet leven vanuit het ‘gewaarzijn’ dat we ten diepste zijn, maar ons tevreden stellen met een namaak-bewustzijn in de vorm van ons denken, waaraan wij in de loop van ons leven verslingerd zijn geraakt. Dit ‘ego-denken’ heeft ons, volgens Ramana, wijs gemaakt dat ik een lichaam ben met gedachten en gevoelens en dat ik geboren ben en ook weer dood moet. De zin van het leven, volgens Ramana Maharshi, is diepgaand onderzoeken wie ik werkelijk ben. Wanneer ik dat intensief en vasthoudend doe, dan kan het niet anders dan dat ik uiteindelijk ‘sterf’ als het individu dat ik denk te zijn, en weer één word met het Gewaarzijn dat ik in feite altijd al was.

Een Indiase dichter, een zekere Muruganar, tekende 30 jaar lang dagelijks uit de mond van de meester op wat hem van belang leek in verband met de vraag naar de zin van het leven. Hij gaf deze uitspraken weer in verzen die hij vervolgens op juistheid liet checken door meester Ramana zelf. Zo ontstond er tussen 1920 en 1950 langzamerhand een gezaghebbende bundel uitspraken van Ramana Maharshi in versvorm, de ‘Guru Vachaka Kovai’, een guirlande van uitspraken van de guru.

Een jaar of twintig geleden vond ik een Engelse vertaling van deze verzenbundel bij de toenmalige spirituele boekhandel Au Bout du Monde in Amsterdam. Ik werd er erg door gegrepen, omdat de verzen veel praktische psychologische handvatten aanreiken om los te komen van het dwingende denken dat ons klein houdt en vaak ook ongelukkig maakt.

Ik gaf het boek ook aan enkele vrienden en allen vonden de teksten zo inspirerend dat het idee ontstond om de verzen te gaan bestuderen en weer te geven in het Nederlands. Na enig zoeken vonden we nog twee andere Engelse vertalingen van de verzen met uitgebreide commentaren. Op basis van die drie beschikbare vertalingen begonnen we eind 2010 regelmatig bij elkaar te komen met een groepje van acht vrienden en een jaar later kwamen daar nog zeven andere vrienden bij.

Van 2010-2017 bestudeerden we in ongeveer 70 sessies iedere keer 20 verzen. Na elke sessie kwam ik als ‘eindredacteur’ middels een strenge redactie tot een ‘semi-definitieve’ vertaling die in de volgende sessie door de groep werd bijgesteld, voordat we weer aan een nieuwe serie van 20 verzen begonnen.

Deze bijeenkomsten waren behalve gezellig, voor ieder van ons ook erg inspirerend, omdat wat er aan de orde kwam heel precies uitnodigde om te onderscheiden wat meer tot het denken, tot het ego en het automatische behoort en wat meer tot het vibrerende, levende domein van Gewaarzijn. De teksten leerden ons keer op keer dat we naast het golfje aan de oppervlakte waarmee we zo bekend zijn, ook de peilloze oceaan daaronder zijn, waar we gedurende ons dagelijks leven meestal maar weinig weet van hebben.

Maar ook voor wie wel inziet dat wij uiteindelijk meer Gewaarzijn zijn dan bijvoorbeeld ons lichaam, is het niet makkelijk om daadwerkelijk vanuit dat inzicht te leven. Daarvoor is het ego met zijn automatische en dwingende denkreflexen veel te machtig. Om los te komen van het ego is het in de eerste plaats nodig telkens opnieuw in te zien hoe het ons gevangen houdt en dagelijks tijd vrij te maken om open te staan voor Gewaarzijn.

‘Het bekijken van het medicijn is niet voldoende’, zegt Ramana, ‘je moet het ook daadwerkelijk innemen.’ En niet één of twee keer, nee je moet dat inzicht keer op keer op je in laten werken, er mee oefenen, zoals je om een goeie pianist, zanger, medicus of wat dan ook te worden, flink moet studeren. En juist dit kan, zo is mijn ervaring, in hoge mate zin aan het leven geven.

In 2017 was de hele verzenbundel vertaald. Daarna heb ik nog een jaar besteed aan de definitieve redactie, mede aan de hand van een vierde vertaling direct uit het Tamil, die ik bij toeval ontdekte op internet. Deze maand is het boek uitgekomen bij Uitgeverij Juwelenschip onder de titel ‘Ramana Maharshi over Gewaarzijn’. De vreugdevolle voleinding van een langdurig project.

 

Gerard van Hooff
Eindredacteur

 

Voor gezondheid is persoonlijke macht noodzakelijk

Het tweede principe: voor gezondheid is persoonlijke macht noodzakelijk

Op een dag belde Norman me op voor een beoordeling van een vrouw die leed aan depressiviteit en een chronische pijn in haar nek en haar onderrug. Norman vroeg me of ik dacht dat ze baat zou hebben bij elektro­ magnetische behandelingen. ‘Absoluut niet,’ antwoordde ik. ‘Ze heeft de kracht niet in zich om baat bij die apparaten te hebben.’

Dit was de eerste keer dat ik iets had gezegd over iemands persoonlijke kracht in relatie tot genezing. Norman vroeg me er meer over en pas toen besefte ik wat ik had gezegd. Opeens had ik een geheel nieuw idee over het menselijk energiesysteem als uitdrukking van persoonlijke kracht.

Ik legde Norman uit dat deze vrouw door haar opvattingen de macht in haar leven was kwijtgeraakt. Ze voelde zich ontoereikend, zei ik, was altijd op zoek naar goedkeuring en ontzettend bang om alleen te zijn. Haar eigenwaarde was uitsluitend gebaseerd op haar vermogen anderen onder de duim te houden, voornamelijk haar kinderen. Haar angst en ontoereikendheid werkten als een zwart gat dat iedereen, vooral haar kinderen, naar zich toe trok en hen uiteindelijk verpletterde. Onophoudelijk bekritiseerde ze haar kinderen in een poging om hen van haar afhankelijk te laten zijn, aangezien zwakke kinderen het moeilijk vinden om het nest te verlaten. Op alles wat ze deden, had ze wel iets aan te merken, of het nu ging om school of sport, omdat ze het niet waagde om hen via emotionele steun sterk te maken. Aangezien het ontzettend veel energie kost om anderen klein te houden en zij nooit het gevoel had dat zij de touwtjes in handen had, was ze altijd uitgeput. Ook haar chronische pijn kwam voort uit het feit dat ze geen macht over anderen had. Tegen de tijd dat ze in Normans praktijk kwam, zag ze er verslagen uit.

Deze vrouw kon niet omgaan met de onvermijdelijkheid dat haar kinderen het huis zouden verlaten en hield vol dat ze het beste met haar kinderen voorhad. In haar eigen ogen was ze een steunende moeder omdat ze haar kinderen voorzag van een schoon huis, gezonde voeding en nette kleren. Toch trachtte ze systematisch hun emotionele ontwikkeling te ondermijnen, al kon ze dat niet toegeven.

Aangezien ze bij conventionele medische behandelingen geen baat had gehad, overwoog Norman een alternatieve benadering met psychotherapie, schedelstimulatie via een elektrisch apparaat en kleur- en licht­ therapie. Als ze die technieken had gebruikt, besefte ik, dan zou ze er een week of misschien een maand iets aan hebben gehad maar helemaal: genezen zou ze nooit zolang ze haar ziekelijke drang naar macht niet opgaf. Wil een alternatieve therapie slagen, zo zag ik die middag in, dan moet  de patiënt beschikken over een innerlijk begrip van macht – een vermogen om innerlijke energie en emoties aan te boren, zoals een geloof in zijn of haar onafhankelijkheid. Deze vrouw had alleen een extern begrip van macht die ze onttrok aan een externe bron: haar kinderen. Deze patiënt zou zeker in psychotherapie kunnen gaan. Maar zolang ze niet eerlijk naar zichzelf keek, zou ze alleen een uur per week haar klachten ventileren. Een daadwerkelijke genezing zou zich niet voordoen. Zoals M. Scott Peck in De andere weg (Servire, 1993) heeft uitgelegd, is het voor genezing van cruciaal belang dat we de waarheid over onszelf, onze rol in het creëren va onze problemen en de wijze waarop we ons met anderen verstaan, inzien en toegeven.

Via het beoordelen van deze vrouw ging ik de rol van kracht en macht in ons leven en ons energiesysteem inzien. Macht (power) ligt ten grondslag aan de menselijke ervaring. Onze opvattingen en overtuigingen, positief of negatief, zijn alle uitvloeisels van onze definitie van macht en hoe we die gebruiken of juist niet gebruiken. Niemand van ons is vrij van machtskwesties. Misschien proberen we om te gaan met het gevoel dat we tekortschieten of machteloos staan, of misschien proberen we de macht te behouden over mensen of situaties waaraan wij macht menen te moeten ontlenen, of misschien proberen we een gevoel van veiligheid (een synoniem van macht) in persoonlijke relaties te handhaven. Veel mensen die iets verliezen dat voor hen macht vertegenwoordigt – geld, een baan, een spelletje – of iemand verliezen in wie ze hun gevoel van eigenwaarde of macht hebben gevestigd – een partner, ouder, kind – ontwikkelen een ziekte. Onze relatie tot macht is de kern van onze gezondheid.

Denk maar eens na over het eerste principe – biografie wordt biologie – in combinatie met dit tweede principe – voor gezondheid is persoonlijke macht noodzakelijk. Macht bemiddelt tussen onze innerlijke en uiterlijke wereld, waarbij de communicatie in een taal van mythen en symbolen verloopt. Denk bijvoorbeeld eens aan het meest algemene symbool van macht: geld. A1s iemand zich geld eigen maakt als een symbool van macht, komt het verkrijgen en beheren van geld symbool te staan voor de gezondheid van die persoon: haar biologische systeem/ontvangt de signalen dat het lichaam macht krijgt. Onbewust zendt ze de boodschap uit: ‘Ik heb geld, dus ik ben veilig. Ik heb macht en alles is goed.’ Als deze positieve boodschap door het biologische systeem wordt ontvangen, creëert dat gezondheid.

Uiteraard is het verdienen van veel geld geen garantie voor gezondheid, maar armoede, machteloosheid en ziekte hebben onmiskenbaar een verband. Als je moeite hebt met geld verdienen of plotseling geld verliest, kan dat je biologische systeem verzwakken. Zo herinner ik me een man met gouden handen in de jaren tachtig. Het ging almaar beter met zijn bedrijf en hij had energie voor tien. Hij werkte tot laat in de avond door, ging uit tot vroeg in de ochtend, verscheen als eerste op het werk, was altijd alert en opgewekt en zat overal met zijn neus bovenop. In oktober 1987 crashte de beurs – en daarmee zijn bedrijf. Binnen enkele maanden ging zijn gezondheid achteruit. Hij kreeg migraine, toen onderrugpijn en uiteindelijk een vrij ernstige darmstoornis. Hij kon niet meer tegen de late uren op het werk of in de kroeg en hield zich alleen nog bezig met het redden van zijn financiële imperium.

Deze man was zich er niet van bewust dat hij zijn gezondheid had ‘af­ gestemd’ op het verdienen van geld. Toen hij echter ziek werd, zag hij het verband meteen. Hij besefte dat geld voor hem stond voor vrijheid en het vermogen een leven te leiden waarvan hij altijd had gedroomd. Toen hij zijn fortuin verloor, raakte hij zijn macht kwijt, en binnen een aantal weken stortte zijn biologie ook in. Uiteraard kost het iedereen kracht om een noodlijdend bedrijf in leven te houden, maar deze man had onder net zo veel spanning gestaan toen zijn bedrijf succes had en toen had die spanning hem kracht gegeven.

Ieder van ons heeft talloze machtssymbolen en al die symbolen hebben een biologische tegenhanger. De tandarts met alvleesklierkanker had ook een machtssymbool: zijn baan. Maar toen hij zijn baan was gaan haten, raakte hij dagelijks kracht kwijt. Dit zorgde voor een biologische reactie die voortduurde tot een ongeneeslijke ziekte was ontstaan.

Ons leven is gestructureerd rondom machtssymbolen: geld, gezag, status, schoonheid, veiligheid. De mensen in ons leven en de keuzen die we elk moment van de dag maken, zijn uitdrukkingen en symbolen van onze persoonlijke macht. Vaak aarzelen we met een confrontatie met iemand aan wie we meer macht toedichten dan we zelf hebben en regelmatig stemmen we ergens mee in omdat we geloven dat we de macht niet hebben om te weigeren. In talloze situaties en relaties is de onderliggende dynamiek de omgang met macht: wie heeft het en hoe kunnen we ons deel ervan houden?

De symbolische taal van energie leren, betekent een beoordeling leren maken van de machtsdynamiek in jezelf en anderen. Energetische informatie is altijd waarheidsgetrouw. Iemand kan in het openbaar verbaal ergens mee instemmen maar zijn energie zal zeggen wat hij er werkelijk van vindt, zijn ware gevoelens zullen zich uiten in een soort symbolische verklaring. Onze biologische en spirituele systemen geven altijd uitdrukking van de waarheid en vinden ook altijd een manier om dat te doen.

Je dient je ervan bewust te worden waaruit je macht put. Genezen van een ziekte wordt eenvoudiger als je je machtssymbolen en je symbolische en lichamelijke relatie tot die symbolen kent en als je acht slaat op de boodschappen die je lichaam en je intuïtie erover sturen.

Uit: Anatomie van de ziel van Caroline Myss