…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for april, 2016

Levensvraag: Hoe maak ik onderscheid tussen illusie en daadwerkelijke lotsverbondenheid?

Na een leven als moeder van drie opgroeiende kinderen sta ik stil bij wat er was. Wat er ontbrak. Twee jaar geleden bracht dat stilstaan me in een verwijtende verstikkende depressie. Beladen met schuld over mijn handelen. In mijn opvoeding kon ik niet de liefdevolle moeder zijn die ik voor ogen had toen ik de taak oppakte. Ondanks mijn jaren lange zoektocht naar anders, beter liever open, zag ik mezelf kritisch oordelend, verwijtend streng zijn. Dit zien was zo pijnlijk dat ik het steeds wegstopte en wegvluchtte in druk zijn, werk hobby’s. Nabijheid missend met alle mensen om me heen.

(meer…)

Het Leven gaat door

Toen hij zijn onderzoek naar bijnadoodervaringen aan The Lancet aanbood, kon Pim van Lommel niet vermoeden, dat hij later één van de meest besproken wetenschappers zou worden. Opeens wilde iedereen meer weten over die man die zijn onderzoek naar zo’n esoterisch onderwerp geplaatst wist te krijgen in zo’n toonaangevend medisch vakblad. Toch verbaast het hem niet dat zijn publicatie in 2001 zoveel stof heeft doen opwaaien. Niet eerder werd zo systematisch en uitgebreid onderzoek gedaan naar de ervaringen van mensen die klinisch dood waren verklaard en vervolgens weer terugkwamen in het leven. En niet eerder werd duidelijk hoe eenduidig hun ervaringen zijn en welke consequenties deze hebben voor ons denken over leven en dood. (meer…)

Voorjaarsmoeheid?

Deze week raasde de storm over het land. Nadat het weer opgeklaard was, hoorde ik veel mensen om mij heen klagen over moeheid. Toen ik nog in het duister tastte voor wat betreft gezondheid, werd ik ook regelmatig geplaagd door extreme moeheid. Tegenwoordig heb ik energie te over, daarom ga ik in deze nieuwsbrief met je delen hoe dat zo gekomen is.

Aan de vooravond van mijn zoektocht naar gezondheid, op mijn 18e, was ik aan het begin van de middag regelmatig in bed te vinden. Even bijkomen. Ik dacht hier laatst nog aan terug, wat een verschil het is met nu. In die tijd nam ik nog heel veel suiker. Vlak nadat je de suiker op hebt krijg je een enorme energieboost, maar als het is uitgewerkt volgt onherroepelijk de suikerdip. Het enige dat dan op korte termijn helpt is het nuttigen van een nieuwe suikerrijke snack. Dit mechanisme werkt diabetes en overgewicht in de hand en dat is waar ongelofelijk veel Nederlanders dan ook mee te kampen hebben. Het weglaten van bewerkte producten is een eerste stap naar meer energie.

Mijn energie is vooral vooruit gegaan toen ik brood liet staan. Het kunnen de gluten zijn, maar het kan ook de suiker in het brood zijn. Brood is eigenlijk niets anders dan zetmeel. Zetmeel is pure glucose, een supersnel opneembare suiker. Ik kan er met mijn pet niet bij dat het Voedingscentrum anno 2015 nog steeds met droge ogen kan beweren dat we niet zonder brood kunnen. Misschien zijn ze bang dat diëtisten dan zonder werk komen te zitten, want sinds ik brood laat staan ben ik 10 kilo lichter.

Een andere zaak is dat we aan het einde van de winter zonder twijfel door onze voorraad vitamine D heen zijn. Een tekort aan vitamine D kan het lichaam in de spaarstand zetten. Als je lichaam minder energie verbruikt kun je niet alleen dikker worden, maar ook vermoeider.

Onze cellen produceren ATP. ATP is een drager van energie, zodat we dit kunnen opslaan voor als we het nodig hebben. Als je spierweefsel kweekt door te bewegen, krijg je meer fabriekjes die ATP maken. Door energie te geven, ook al ben je vermoeid, krijg je dus op termijn meer energie ervoor terug. Als ik naar de sportschool ga kom ik er vaak energieker uit dan ik erin ging. Je zou het omgekeerde verwachten. In de winter gaan de meeste mensen passieve activiteiten opzoeken zoals puzzelen, een boek lezen, een film kijken etc. Dit zijn allemaal zaken waarbij weinig wordt bewogen, met aan het einde van de winter een verlaagde ATP-productie als gevolg. Meer bewegen kan dan helpen.

Volgens het boekje Vitamine B12-tekort van Hans Reijnen is een B12-tekort een grote veroorzaker van vermoeidheid. B12 is een vitamine die we lastig uit onze voeding kunnen halen. En als het al in onze voeding zit, dan kunnen we het vaak niet opnemen. Om vitamine B12 te kunnen opnemen hebben we maagzuur nodig. Veel mensen hebben een tekort aan maagzuur, met een tekort aan vitamine B12 als gevolg. Vitamine B12 is een cofactor bij talloze zaken in ons lichaam, waaronder de methylatie. Methylatie is een scheikundig proces, waarbij methylgroepen aan moleculen worden toegevoegd. Hierdoor worden vele processen opgestart, zodat ons lichaam naar behoren kan functioneren, zonder vermoeidheid. Hoe je een B12-tekort kunt herkennen heb ik in deze blog gezet. Onderaan deze blog vind je een B12-tekort zelftest.

De afgelopen week was Jan van Stiphout bij mij op bezoek. Hij heeft het fenomeen binnenshuis aarden naar Nederland gehaald. Doordat we op schoenen lopen en er tegelijkertijd steeds meer straling in de ether komt, kunnen we de spanning op het lichaam niet meer goed afvoeren. Dit heeft als gevolg dat het lichaam steeds meer antioxidanten tekort komt. Het lichaam heeft dan een teveel aan positieve ionen en een tekort aan negatieve. Negatieve ionen kunnen elektronen doneren en zijn daarmee antioxidanten. Een tekort aan antioxidanten kan je moe maken doordat er laaggradige ontstekingen kunnen optreden. Meestal zijn mensen in de zomer minder vaak ziek. We zijn dan meer buiten, wat als gevolg heeft dat we zelf vitamine D aanmaken door zonlicht. Een ander voordeel van meer buiten zijn is dat we dan natuurlijk geaard kunnen zijn. Door in het gras te liggen of in het water te zwemmen, zijn we in contact met de aarde. Ongemerkt heeft dit grote gevolgen voor het lichaam. Wat deze gevolgen precies zijn, laten Jan van Stiphout en ik zien in een fimpje op YouTube. Met behulp van een oscilloscoop en een multimeter demonsteren we de absurd hoge spanning van mijn ongeaarde lichaam, terwijl dit geaard een heel ander verhaal is. Als je wilt weten met hoeveel procent de spanning daalde kun je het filmpje hier op YouTube bekijken.

Juglen Zwaan
aHealthylife.nl

Fasen van meditatie

De belangrijkste fasen van de meditatieve praktijk, variërend van psychische absorptie, naar subtiele verlichting, naar causale transcendentie tot de ultieme non-duale omhelzing van Vorm en Leegte.

Meditatie zelf

V: Wij willen graag dat je de ervaringen van verschillende stadia van meditatie beschrijft. Maar vertel ons eerst over meditatie zelf – de verschillende soorten en hoe ze werken.

A: Het is onder de deskundigen  gebruikelijk meditatie te verdelen in twee grote categorieën, de zogenaamde ‘concentratie’ en ‘gewaarzijn’ (of ‘inzicht’) meditatie. Of: ‘geopend’ en ‘gesloten’.

Laten we zeggen dat je kijkt naar een muur waar honderden puntjes op geschilderd zijn. In concentratie meditatie kijk je slechts naar één punt, en je kijkt er zo gefocust naar dat je de andere punten niet eens ziet. Dit ontwikkelt je concentratievermogen.

In gewaarzijn training, of inzicht-meditatie probeer je zo gewaar te zijn van alle punten als je kunt zijn. Dit verhoogt je gevoeligheid, gewaarzijn, en wijsheid in die zin.

In concentratie-meditatie, richt je je aandacht op een object – een rots, een kaarsvlam, je ademhaling, een mantra, het hart, een gebed, en ga zo maar door. Door intens te concentreren op een enkel object, word jij als subject langzamerhand ‘geïdentificeerd’ met dat object. Je begint het subject/object dualisme, dat de basis is van al het lijden en illusie, te ondermijnen.

Geleidelijk aan worden steeds hogere rijken van bestaan​​, die leiden naar de uiteindelijke of non-duale dimensie, allemaal vanzelfsprekend voor je gemaakt.  Je overstijgt je  gewone zelf of ego, en vindt de hogere en subtielere dimensies van bestaan​​ – de spirituele en transcendentale.

Echter, je zou kunnen zeggen dat dit het bereiken is van de hogere dimensies door ‘brute kracht.’ En hoewel van concentratie-meditatie wordt gezegd dat het zeer belangrijk is, kan het op zich niet onze neigingen uitroeien die in de eerste plaats dualisme zelf creëren. In feite negeert het ze gewoon, probeert ze te omzeilen. Het richt zich op een punt en negeert alle andere.

Concentratie-meditatie kan ons zeker enkele van de hogere sferen tonen, maar het kan ons niet permanent installeren op die hogere gebieden. Daarvoor moet je naar alle puntjes kijken. Je moet alle ervaring  onderzoeken, met onthechting, niet-oordelend, vanuit gelijkmoedigheid en kristalhelder gewaarzijn.

V: Dat is dus inzicht- of gewaarzijn-meditatie.

A: Ja, dat klopt. De boeddhisten noemen concentratie-meditatie shamatha en gewaarzijn-meditatie vipassana of dhyana en prajna. De eerste leidt tot samadhi, of een-puntige concentratie, de tweede tot satori, of transcendentaal gewaarzijn en wijsheid. Het punt van ieder van deze meditatiepraktijken – en er zijn andere, zoals visualisatie, koan, contemplatieve meditatie, enzovoorts – het punt is dat ze eigenlijk allemaal twee belangrijke dingen doen.

In de eerste plaats helpen ze om de discursieve, rationeel-existentiële geest tot rust te brengen, de geest die de hele tijd moet denken, de geest die de hele tijd moet kletsen tegen zichzelf en alles moet verbaliseren. Het helpt ons de ‘monkey mind’ tot rust te brengen. En zodra de monkey mind wat tot rust is gekomen, laat het de subtielere en hogere dimensies van bewustzijn te voorschijn komen – zoals het psychische, het subtiele, het causale, en de ultieme of non-duale. Dat is de essentie van echte meditatie. Het is gewoon een manier om te blijven evolueren, om onze groei en ontwikkeling voort te zetten.

 

HET PSYCHISCHE NIVEAU

V: Kun je een beschrijving geven van de niveaus van meditatie, en hoe ze worden ervaren? Wat gebeurt er eigenlijk in elke fase?

A: Als je meditatie beoefent is een van de eerste dingen die je beseft dat je geest – en je leven, wat dat betreft – wordt gedomineerd door grotendeels onbewust verbaal gebabbel. Je bent altijd tegen jezelf aan het praten. En dus zijn veel mensen, als ze beginnen te mediteren, verbaasd over hoeveel rommel er door hun gewaarzijn heen stroomt. Ze zien dat gedachten, beelden, fantasieën, opvattingen, ideeën, concepten hun gewaarzijn vrijwel domineren. Ze realiseren zich dat deze denkbeelden een veel grotere invloed op hun leven hebben dan ze ooit gedacht hadden.

In ieder geval zijn de eerste meditatie-ervaringen alsof je in de bioscoop zit. Je zit en kijkt naar al die fantasieën en concepten die langskomen voor je gewaarzijn. Maar het hele punt is dat je je uiteindelijk van hen gewaar wordt. Je kijkt onpartijdig naar ze  en zonder oordeel. Je ziet ze alleen voorbijgaan, net zoals je kijkt naar de wolken die in de lucht drijven. Ze komen, ze gaan. Geen lof, geen veroordeling, geen oordeel – alleen beschouwen. Als je je gedachten beoordeelt, als je in ze verstrikt raakt, dan kun je ze niet overstijgen. Je kunt dan geen hogere of subtielere dimensies van je eigen wezen vinden. Dus je zit in meditatie, en je bent gewoon ‘getuige’ van wat er gaande is in je geest. Je laat de monkey mind doen wat het wil, en jij blijft eenvoudig kijken.

En wat er gebeurt, omdat je onpartijdig getuige bent van deze gedachten, fantasieën, begrippen en beelden, is dat je begint vrij te worden van hun onbewuste invloed. Je kijkt naar ze, dus je gebruikt ze niet om naar de wereld te kijken. Daarom word je, tot op zekere hoogte, vrij van ze. En word je vrij van de gescheiden-zelf notie die van hen afhankelijk was. Met andere woorden, je begint vrij van je ego te worden. Dit is de eerste spirituele dimensie, waar het conventionele ego ‘sterft’ en hogere structuren van het bewustzijn worden ‘opgewekt’. Je gevoel van identiteit begint zich natuurlijk uit te breiden en de kosmos te omarmen, of de hele natuur. Je stijgt uit boven je geïsoleerde geest en lichaam, wat eventueel het vinden van een grotere identiteit kan omvatten, zoals de natuur of de kosmos –‘kosmisch bewustzijn’, zoals R.M. Bucke het noemde. Het is een zeer concrete en onmiskenbare ervaring.

En, dat hoef ik je niet te vertellen, dit is een buitengewone opluchting! Dit is het begin van transcendentie, van het vinden van je weg terug naar huis. Je realiseert je dat je één bent met de structuur van het heelal, eeuwig. Je angst voor de dood begint af te nemen, en je begint het open en transparante karakter van je eigen wezen op een concrete en tastbare manier te voelen.

Gevoelens van dankbaarheid en toewijding ontstaan ​​in je  – toewijding aan de Geest, in de vorm van  Christus of Boeddha, of Krishna; of toewijding aan je actuele spirituele meester; zelfs toewijding in het algemeen, en zeker toewijding aan alle andere levende wezens. De bodhisattva gelofte, in welke vorm dan ook, komt voort uit het diepst van je wezen, op een zeer krachtige manier. Je beseft dat je gewoon alles moet doen wat je kunt om alle levende wezens te helpen, en om de reden, zoals Schopenhauer zei, dat je je realiseert dat we allemaal hetzelfde non-duale Zelf of Geest of Absolute delen. Dit alles begint voor de hand te liggend – net zo vanzelfsprekend als regen op het dak. Het is echt en het is concreet.

 

HET SUBTIELE NIVEAU

V: Dus wat over de volgende algemene fase, het subtiele niveau?

A: Als je identiteit begint de geïsoleerde en individuele lichaam-geest te overstijgen, dan krijg je de intuïtie dat er een Zijnsgrond of echte Goddelijkheid is, voorbij het ​​ego, en voorbij een beroep op mythische god-figuren of rationalistisch sciëntisme of existentiële moed. Deze Godheidvorm kan daadwerkelijk gevoeld worden. Hoe meer je je ontwikkelt voorbij de geïsoleerde en existentiële lichaam-geest, hoe meer je  ontwikkelt in de richting van de Geest, die op het subtiele niveau vaak wordt ervaren als Godheid Vorm  of archetypische Zelf. Daarmee bedoel ik, bijvoorbeeld, een zeer concrete helderheid en schittering van gewaarzijn.

Het punt is dat je iets vóórbij de natuur ziet, voorbij het existentiële, voorbij het psychische, zelfs voorbij kosmische identiteit. Je begint de verborgen of esoterische dimensie te zien, de dimensie buiten de gewone kosmos, de dimensie die de natuur overstijgt. Je ziet het Licht, en soms straalt dit Licht letterlijk als het licht van duizend zonnen. Het overweldigt je, bekrachtigt je, geeft je energie, herschept je, doordrenkt je.

Dit is wat wetenschappers de ‘numineuze’ aard van de subtiele geest hebben genoemd. Numineus en licht. Dit is, geloof ik, waarom heiligen universeel worden afgebeeld met halo van licht rond hun hoofd. Dat is eigenlijk wat ze zien. Goddelijk Licht.

Mijn favoriete lectuur van Dante:

Mijn blik fixerend op het eeuwige licht zag ik in haar diepte,

Gebonden met liefde samen in één volume,

De verspreide bladeren van het hele universum.

Binnen het lichtgevende diepgaande bestaan van dat Verheven Licht

Zag ik drie cirkels van drie kleuren, toch van één dimensie

En bij de tweede leek de eerste gereflecteerd,

Als regenboog is door regenboog, en de derde Leek vuur

dat gelijkelijk uit beide wordt uitgeademd.

Dat is niet louter poëzie. Dit is een bijna wiskundige beschrijving van een soort ervaring van het subtiele niveau. Hoe dan ook, je kunt dit niveau ook ervaren als een ontdekking van je eigen hogere zelf, je ziel, de Heilige Geest. ‘Hij die zichzelf kent, kent God,’ zei de heilige Clement.

V: En de werkelijke ervaring zelf?

A: De werkelijke ervaring varieert. Hier is een voorbeeld: Stel dat je wandelt in de binnenstad, kijkend in de etalages. Je kijkt naar een deel van de koopwaar, en ineens zie je een vage afbeelding dansen voor je ogen, het beeld van een persoon. Opeens realiseer je je dat het je eigen reflectie in de etalage is. Plotseling herken je jezelf. Je herkent je Zelf, je hogere Zelf. Ineens herken je wie je bent. En wie je bent is –  een lichtgevende vonk van het goddelijke. Maar het heeft die schok van herkenning -‘O, dat! ”

Het is een zeer concrete realisatie, en brengt meestal veel gelach of veel tranen. De subtiele Godheidvorm of Licht of Hoger Zelf – dat zijn allemaal slechts archetypen van je eigen Wezen. Je maakt kennis, via meditatieve ontwikkeling, met het begin van een directe ontmoeting met de Geest, met je eigen essentie. Het verschijnt dus als licht, als een wezen van licht, als nada als shabd als helderheid, numinositeit, enzovoort.

En soms verschijnt het als een eenvoudig en helder gewaarzijn van wat is – heel eenvoudig, heel duidelijk. Het punt is dat het zich bewust is van alle punten op de muur. Het is duidelijk gewaar van wat er van moment tot moment gebeurt, daarmee het moment overstijgend. Het overstijgt deze wereld, en begint deel te nemen in het Goddelijke. Het heeft een heilig zicht, hoe het ook wordt uitgedrukt.

Dat is het subtiele – een persoonlijke ontmoeting met het Goddelijke. Je neemt echt deel aan Goddelijkheid, en in het gewaarzijn en de wijsheid van Goddelijkheid. Het is een beoefening. Het kan worden gedaan. Het is gedaan, vele malen!

 

HET CAUSALE NIVEAU

V: Dat is heel duidelijk. Dus hoe zit het met het volgende niveau, het causale?

A: Je zit daar, gewoon getuige zijnde van alles wat opkomt in de geest of in je actuele ervaring. Je probeert om gelijkelijk getuige te zijn van alle puntjes op de muur van je gewaarzijn. Als je er bedreven in bent geworden zullen uiteindelijk rationele en existentiële stippen afsterven​​, en psychische punten beginnen in beeld te komen. Dan, na een tijdje, word je beter in het getuige zijn, dus beginnen subtielere objecten of punten te verschijnen.

Deze omvatten licht en hoorbare illuminaties en subtiele Godheidvormen enzovoorts. Als je doorgaat met simpel waarnemen – wat je helpt te desidentificeren van lagere en grovere vormen, en je gewaar wordt van de hogere en subtielere vormen — dan zullen zelfs subtiele objecten of subtiele stippen niet meer opkomen​​. Je treedt een diepzinnige staat van non-manifestatie binnen, die wordt ervaren als, laten we zeggen, een herfstnacht met een volle maan.

Het  heeft allemaal een vreemde en mooie numinositeit, maar het is een ‘stille’ of ‘zwarte’ numinositeit. Je kunt niet echt iets zien  behalve een soort van zilverachtige volheid, die alle  ruimte vult. Maar omdat je niet echt een bepaald object ziet, is het  ook een soort van Radicale Leegte. Zoals Zen zegt: “stop het geluid van die beek.”

​​Dit staat op diverse manieren bekend als Shunyata, als de Wolk van Ontweten, Goddelijke Onwetendheid, Radicaal Mysterie, nirguna (‘niet-kwalificeerbaar’) Brahman, en ga zo maar door. Briljante vormloosheid, zonder objecten om er iets aan af te doen.

Het wordt duidelijk dat je absoluut een bent met deze Volheid, die alle werelden en alle niveaus en alle tijd en alle geschiedenis overstijgt. Je bent perfect vol, en daarom ben je volkomen leeg. “Het is alle dingen en het is geen dingen,” zei de christelijke mysticus Boethius. Ontzag maakt plaats voor zekerheid. Dat is wie je bent, voorafgaand aan alle manifestatie, voorafgaand aan alle werelden. Met andere woorden, het is zien wie of wat je tijdloos, vormloos bent.

Dat is een voorbeeld van het causale niveau; dat is jnana samadhi, nirvikalpa samadhi, en ga zo maar door. De ziel, of het gevoel van afgescheiden-zelf verdwijnt, en God of afgescheiden

Godheid vorm verdwijnt, omdat beide — de ziel en God —ineenstorten in vormloze Godheid.

Zowel de ziel als God verdwijnen in de Allerhoogste Identiteit.

 

HET NON-DUALE NIVEAU

V: Dus dan rest nog het non-duale niveau .

A: In het vorige causale niveau, ben je zo opgenomen in de ongemanifesteerde dimensie dat je  misschien de manifeste wereld niet eens opmerkt. Je bent de Leegte aan het ontdekken, en dus negeer je Vorm.. Maar op het ultieme of non-duale niveau integreer je beiden. Je ziet dat Leegte lijkt op, of zichzelf manifesteert als, Vorm, en dat de essentie van Vorm Leegte is. Meer concreet, jij bent alle dingen die zich voordoen. Alle manifestatie komt op, van moment tot moment, als een spel van Leegte. Als het causale was als een stralende maanverlichte nacht, dan is dit  als een stralende herfstdag.

Wat verschijnt als harde of solide objecten ‘daar buiten’ zijn feitelijk transparante en doorschijnende manifestaties van je eigen Wezen of Is-heid. Ze zijn geen belemmeringen voor God, alleen uitingen van God. Zij zijn dus leeg in de zin dat ze geen obstructie of belemmering. zijn. Ze zijn een vrije uiting van het Goddelijke. Zoals de Mahamudra traditie het beknopt stelt: ‘Alles is geest. Geest is leeg. Leegte is vrijelijk-manifesteren. Vrijelijk-manifesteren is zelfbevrijdend.’

De vrijheid die je op het causale niveau vond — de vrijheid van Volheid en Leegte — die vrijheid is gevonden om uit te breiden naar  alle dingen, zelfs naar deze “gevallen” wereld van zonde en samsara. Daarom worden alle dingen zelf-bevrijd. En deze buitengewone vrijheid, of afwezigheid van beperking, of totale verlossing — deze heldere stralende herfstdag — dit is wat je daadwerkelijk ervaart op dit punt. Maar ‘ervaring’ is hier helemaal het verkeerde woord. Dit is de realisatie van de niet-ervaarbare natuur van Geest. Ervaringen komen en gaan. Ze hebben allemaal een begin in de tijd, en een eind in de tijd. Zelfs subtiele ervaringen komen en gaan. Ze zijn allemaal prachtig, heerlijk, buitengewoon. En ze komen en ze gaan.

Maar deze non-duale ‘staat’ is niet zelf gewoon een andere ervaring. Het is eenvoudig de opening of open plek waarin alle ervaringen opkomen en gaan. Het is de heldere herfsthemel waardoor de wolken komen en gaan — het is zelf niet een andere wolk, een andere ervaring, een ander object, een andere manifestatie. Deze realisatie is die van de volslagen vruchteloosheid van ervaring, de volslagen futiliteit van het proberen om verlossing of de bevrijding te ervaren. Alle ervaringen verliezen volledig hun smaak — deze passerende wolken.

Jij bent niet degene die bevrijding ervaart; jij bent de open plek, de opening, de leegte, waarin  elke ervaring komt en gaat,  zoals reflecties in de spiegel. En jij bent de spiegel, de spiegel geest, maar geen enkele ervaren reflectie. Toch ben je niet apart van de reflecties, achterover leunend en toekijkend. Jij bent alles wat van moment tot moment opkomt. Je kunt de hele kosmos in een slok doorslikken, het is zo klein, en je kunt de hele hemel proeven zonder een vin te verroeren.

Dit is de reden waarom, in Zen, wordt gezegd dat je  de Grote Samadhi niet kunt binnengaan, het is feitelijk de opening of open plek die altijd aanwezig is en waarin alle ervaring — en alle manifestatie — van moment tot moment opkomt. Het lijkt alsof je deze staat “binnen gaat”, behalve dat  eenmaal daar je je realiseert dat er nooit een tijd was dat deze toestand niet volledig aanwezig en volledig herkend was — ‘de poortloze poort.’ En dus begrijp je diepgaand dat jij nooit deze staat bent binnengegaan; noch zijn de Boeddha’s, verleden of toekomst, ooit deze toestand binnengaan.

In Dzogchen is dit de herkenning van de ware natuur van de geest. Alle dingen, in alle werelden, zijn zelf-bevrijd op het moment dat ze  zich voordoen.

Alle dingen zijn als zonlicht op het water van een vijver. Alles glinstert. Het is allemaal leeg.

Het is allemaal licht. Het is allemaal vol, en het is allemaal voldaan. En de wereld gaat  zijn gewone gang, en niemand merkt er iets van.

 

Essay uit The Collected Works of Ken Wilber: Volume IV

Vertaling Ramo de Boer © 2014   www.mindconsult.nu

 

Vragen en opmerkingen:

Ramo de Boer

info@mindconsult.nu

www.mindconsult.nu

030-6704409

Verscheurd van liefdesverdriet

Ha Felix
Heb je een advies voor mij.
Ik ben verscheurd van liefdesverdriet
Hoe kan ik hier verder mee.
Ik hoor graag van je, vriendelijke groet, Els van Noord

Beste Els,
Liefdesverdriet is een pijnlijk levensgegeven, maar kan ook een grote zegen blijken. Het is een opener van ons hart. We zijn vervuld van verlangen – een verlangen, dat als zoveel verlangens in ons leven, leidraad kan zijn, want het gaat over de liefde.
Maar misschien zal het verlangen nooit zijn vervulling kennen zoals wij ons dat voorstellen. Als we ons alleen op die wens tot vervulling richten dan proeven we de liefde niet en zal er waarschijnlijk verbittering opkomen.Wonderlijk, dat liefdesverdriet altijd zo op het scherp van de snede ligt. Het kan ons doen opbloeien – met liefde is niks verkeerds en met verdriet al evenmin – en ons breken. In dat laatste geval willen we bijna altijd iets of iemand in de concreetheid hebben of we willen de pijn, het verdriet niet dragen. Dan kan er dus niet zijn wat er is: de liefde en het verlangen die ons hart vullen en tegelijkertijd de pijn van de afgescheidenheid.

Zo kan de extatische mysticus lijden als hij het contact met de Ene niet meer ervaart, maar dat lijden is hem honderd keer liever dan te leven zonder de momenten van afgescheidenheid – en ook die van eenheid.

Ik heb dus weinig meer dan het advies toe te laten wat is, wat in je leeft. Als we onze gevoelens niet manipuleren, en niet omgeven met beelden, maar ze er gewoon laten zijn, dan zijn ze zuivere schepping in het moment.

Wens je van harte alle goeds toe, Felix

Ha Felix
dankjewel voor je reactie.
Ik heb het nu een aantal keer gelezen.
Ik vind het best moeilijk te begrijpen, of toe te laten wat er staat.
Ik heb liever een toverdrankje en weg is de pijn!!
Vooral de laatste zin snap ik niet.
Het toelaten zonder beelden van verwachting is erg moeilijk.
Ook omdat hij nu (al) een ander heeft.

Ik ga mijn best doen.

Dankjewel

Vriendelijke groet, Els

Hoi Els,
Toverdrankjes gaan voorbij de beleving. Die wil je hebben als je alleen mooie gevoelens wilt hebben. Als je de wereld wilt beleven zoals die zich nu eenmaal ontvouwt – in al zijn facetten – dan zit daar onder andere liefdesverdriet bij en pijn.
Het leven ontvouwt zich altijd anders dan de beelden die wij erover vormen. Als jouw beeld is ‘ik wil bij hem zijn en alleen dan kan ik me gelukkig voelen’ dan wil je daarin iets pakken dat blijkbaar niet voor jou bestemd is. Het is voor jou nu moeilijk voor te stellen, maar misschien ontmoet je iemand die beter bij je aansluit.
Dus het verdriet mag er gewoon zijn, maar als je de beelden loslaat en ‘het pakken’ dan komen weer nieuwe zaken en mensen op je pad.
Als het nog nodig is Google dan op Roel van Duijn. Hij heeft een boek geschreven over liefdesverdriet en hij heeft een praktijk die zich daarop richt.
Allerbeste, Felix

Een vraag over macht en liefde

Beste Hanneke, Ik heb een vraag. Ik ben 37. De afgelopen jaren ben ik vrijer geworden in fantaseren over macht hebben en ondergaan. Het wekt geweldige lust in me op. Tot een paar maanden geleden. Ik fantaseerde over een paar mannen die mij verwenden, en langzaam ging in mijn fantasie de behoefte om liefgehad te worden een rol spelen. De mannen begonnen mijn lichaam zacht te verwennen en één vroeg mij op een gegeven moment, wat ik het allerliefste zou willen. Toen (leek het of mijn geweten zich erin drong en) besefte ik ineens dat ik niets liever wilde dan met mijn eigen man (vriend) vrijen en hem liefhebben. De mannen in mijn fantasie vroegen wat ik dan nog bij hen deed en stimuleerden mij liefdevol om naar mijn vriend te gaan. Daar hield de fantasie op. Het was een zachte schok, omdat ik tot dan toe nooit onvoorwaardelijk van mijn vriend heb gehouden. Het was ook frustrerend om de lustbeleving met deze mannen op te geven, maar mijn relatie voelde belangrijker. De grote schok is, dat onze relatie dit niet heeft overleefd. Mijn vriend kan mijn emotionele behoeftes niet volgen, waardoor echte intimiteit niet mogelijk is. Daarbij kon ik zijn seksuele wensen, die veel verder gaan dan de mijne, niet bijhouden noch hem vrij laten. Nu heb ik ons beiden bevrijd door het uit te maken. Mijn vriend is nu uitgebreid zijn lusten aan het leven, ik blijf in ontreddering, depressief en met verlies van mijn schaamteloze lustfantasieën achter. Lust is voor mij nu het monster dat ons uit elkaar gedreven heeft. Terwijl er ook weinig ruimte was voor liefde. Intussen zijn we allebei ook nog vreselijk verdrietig maar komen we niet over de kloof heen. Kun jij een licht werpen op wat er met mij is gebeurd in die ene fantasie en hoe ik nu verder kan?

 

***

 

Mijn antwoord hierop is:

Beste Paradijsje,

Je vraagt me licht te werpen op  wat er is gebeurd in die ene fantasie en hoe je nu verder kunt.

Dit is mijn antwoord.

Je hebt jezelf  dus eigenlijk de das omgedaan door voor de liefde te kiezen. De vraag in je fantasie was: ‘wat wil jij het allerliefste?’ En toen ‘leek het of je geweten zich erin drong’ en besefte je: ‘wat ik het allerliefste wil is met mijn eigen man vrijen en hem liefhebben’.

Ik vind dat eigenlijk heel mooi. Het gaat je niet meer om de macht, het gaat je om de liefde.

Alleen, dit blijkt niet de wens van je man, en nu zijn jullie uit elkaar gegaan.

Dat is droevig en moeilijk, maar ik raad je aan om je af te blijven stemmen op de wens om lief te hebben. Die ontspringt in jezelf, die is levend en creatief.

Afscheid is pijnlijk, maar het hoeft de wens niet te doven. Houd moed ook al ben je verdrietig, en heb lief wat er nu in je leven is. Dat is de beste remedie tegen depressie. En begrijp ook dat het wel even wennen zal zijn, dat je zult moeten afkicken van het lustvolle bestaan, waarin je als het ware macht had over het leven.

Liefde en macht gaan niet samen. Bij liefde hoort bijvoorbeeld ook dat je verlegen wordt als het erom gaat voor je wensen uit te komen, en in lustfantasieën ben je niet verlegen.

Treur niet langer, blijkbaar ben je overgestapt naar de werkelijkheid.

En niet te vergeten – anders zou dit iets te plechtig kunnen worden: liefde en lust gaan heel goed samen. Als je de gehechtheid aan de machtsfantasie loslaat, zul je merken dat de lust zich voegt bij de liefde. En dat vraagt tijd.

Liefde is niet heilig, liefde is instaan voor wat je het liefste wilt en het lekkerste vindt. Heel spannend en heel intiem.

Ik wens je veel geluk.

Hanneke

Overspel – onderspel (II)

Er bestaan veel sprookjes waarin ‘Hans’ (de vrijmoedige, open, hulpvaardige geest) leert hoe hij moet omgaan met de dualiteit. In het sprookje de Wondernachtegaal geeft een duif die door Hans is gered hem als dank de aanwijzing dat hij de wondernachtegaal zal vinden in een hof.

Hij moet de hof betreden door een poort met twee deuren waarvan er een open staat en de ander dicht. Hij moet de open deur dicht doen en de dichte open en dan naar binnen gaan. Vervolgens is er in het hof een bron met bedorven water waarvan hij moet drinken en uitroepen hoe lekker dat water wel is. Dan zal hij een wonderschone vrouw zien liggen die slaapt. Hij moet haar wakker kussen en haar toevoegen dat ze oerlelijk is (ook een manier om wakker te worden voor een vrouw). Hans krijgt in dit sprookje duidelijk het inzicht aangereikt dat de dingen niet altijd zijn wat ze lijken en dat hij moet leren doorzien dat de dualiteit ook een illusie is.

Op een subtieler niveau zal Hans door deze ervaringen gaan aanvoelen dat er evenwicht is in het leven op aarde en dat het leven altijd weer streeft naar harmonie. Het zijn precies die zaken die in ons relatieleven zo buitengewoon zinvol zijn om te onderkennen. Op heel veel manieren speelt dit natuurlijke spel van polariteiten en ons bewuste of onbewuste streven naar harmonie daarin een belangrijke rol. Zo kunnen we vallen op onze geliefde omdat die een nog niet geactiveerd of onbewust deel van onze eigen psyche juist wel heeft ontwikkeld. Wij herkennen dan in de ander iets van onszelf. Maar het kan in de loop van onze relatie zomaar zijn dat we ons juist daaraan gaan ergeren – tenminste als we niet zo wijs zijn geweest om dat minder bewuste of onderontwikkelde deel in onszelf te activeren. In plaats daarvan gaan we polariseren met onze geliefde.

We kunnen bijvoorbeeld onszelf aangeleerd hebben om ons niet volledig uit te spreken en niet op de voorgrond te treden, maar ten diepste kunnen we die wens wel hebben. Onze partner is juist daarin vaardig en ‘vanzelfsprekend’. We kunnen dan als we niet oplettend zijn de ander gaan verwijten dat die zich telkens in gezelschap zo op de voorgrond plaatst en onze eigen ‘bescheidenheid’ gaan promoten als het enig juiste gedrag.

Het spel der evenwichten en balans kan ook werkzaam zijn bij het aangaan van relaties buiten onze eigen relatie. Dat thema van ‘de affaire’ duikt elke maand wel een keer op in een damesblad. Het wordt daar vaak omgeven met de flinterdunne mores dat het iedereen wel een keer overkomt en dus verexcuseerbaar is. Wat ik bij mij tijdens relatiesessies zie als er ontrouw heeft plaats gevonden is diep verdriet, een geschonden vertrouwensband (zeker als het al een tijd gaande is), wantrouwen en een kwetsing die maar moeilijk weer te herstellen lijkt.

Overspel is over het algemeen een symptoom van de ‘ongezondheid’ van de relatie en in die zin kan het bevrijdend zijn dat de ziekte manifest wordt. Er kan ook een relatiecrisis ontstaan die achteraf  een hele heilzame blijkt te zijn geweest.
De overspelige krijgt vaak het nodige over zich heen van vrienden en familie (als er open kaart wordt gespeeld) en die wordt over het algemeen ook als een schuldige van de relatiecrisis aangemerkt. Maar ook in deze situatie  kun je de ‘polaire’ vraag stellen aan de niet-overspelige partner of die misschien onderspelig is geweest. Of er sprake is geweest van langdurige terugtrekking uit de relatie of het bewust of onbewust ‘vergeten’ van intimiteit.  Ik heb gelukkig regelmatig meegemaakt dat na een eerste verbazing over deze vraag naar onderspeligheid er een bevrijdend en inzicht scheppend gesprek ontstond. Het wel en wee binnen de relatie werd weer een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en niet de zoektocht naar de schuldige.

Bisschop Desmond Tutu ziet 4 stappen die kunnen leiden tot herstel van een relatie waar schending heeft plaats gevonden. De eerste is dat er volledige erkenning is van het aangedane. Ik voeg daaraan toe, een erkenning zonder daaraan een verklaring te koppelen (ja, ik deed het, maar het komt omdat jij…). De fout wordt ten diepste erkend en toegegeven en er is oprecht berouw. Dan volgt als tweede dat er echt ruimte moet zijn voor ‘het verhaal’ van de geschondene en de emoties die zijn opgewekt. Iemand die een trauma heeft doorgemaakt moet soms vele malen zijn verhaal kwijt. De derde stap is die van vergiffenis vragen en vergeving schenken. Dit is een bijzonder belangrijke stap die ieder zal beamen die de bevrijdende werking kent van deze stap na grote en kleine schendingen. En de laatste stap is die van herstel van de relatie en dat vraagt dan ook het werkelijk voorbij gaan aan het achterliggende en weer in vertrouwen samen zijn. Dat laatste blijkt in de praktijk vaak een lastige opgave.

Onderspel doet zich op heel veel manieren voor en vraagt wat meer uitleg. Met name vrouwen kunnen geneigd zijn om seks te ‘vergeten’. De seksuele impuls of behoefte kan makkelijker ‘ondergronds’ gaan. Het is niet voor niks dat in sprookjes de ridder zich vaak eerst door een dicht braambos moet hakken om bij de ‘slapende’ vrouw terecht te komen, waarna hij haar pas door een kus weer kan wekken. Seks wordt ook vaak als machtsmiddel ingezet en dat is echt spelen met vuur. Mannen kunnen als reactie daarop met hun opspelende verlangens andere ontladende wegen gaan zoeken. Afsluiten of afweren kan het begin zijn van veel gedoe en een negatieve spiraal van verwijdering inzetten.

Mannen kunnen op hun beurt onderspelig worden in hun preoccupatie met hun werk of hun zorgen. Sowieso zijn het af en toe van die trekpaarden met oogbeschermers op. Blik vooruit en blijven gaan. Volle agenda’s, ook nog sporten en met vrienden op stap. Allemaal mogelijk onderspel in een liefdesrelatie.

Een meer mystieke benadering van de dualiteit in ons relatieleven en een mooie meditatietekst om mee te eindigen staat in Tot Zover, inspiraties van Hans Korteweg: ‘De tegenstelling van man en vrouw komt aan de orde in iedere wordingsgeschiedenis van de individuele mens. De grote strijd is de noodzakelijke voorbode van het heilig huwelijk. Ieder mens, of deze nu man of vrouw is, ontmoet de ander, het andere geslacht, als de ongewenste tegenstander. Slechts indien de mens de Ongewenste en het ongewenste leert te ervaren als de realiteit waarvan hij, tezamen met het totaal andere, deel uitmaakt, kan hij toetreden tot de grote broederschap van het leven. (…)’

Hartelijke groet, Felix Erkelens

tekening Albert Hennipman (De Ruimte ontwerpers: http://bit.ly/WaIGXL)

Gehechtheid

Een wereld zonder gehechtheid is onleefbaar. Stel je voor, dat een moeder zich niet zou hechten aan haar kind, dat kinderen zich niet zouden hechten aan hun ouders, dat geliefden zich niet zouden hechten aan elkaar, dat een mens zich niet zou hechten aan zijn lijf, zijn kracht, zijn status, zijn huis en haard. Een wereld van onthechting zou een onmenselijke wereld zijn. Toch wordt gehechtheid vaak als een probleem ervaren, niet in de laatste plaats door mensen die zich bezighouden met religie, levensbeschouwing en geestelijke groei. Gehechtheid beperkt mijn innerlijke vrijheid, verstoort mijn geestelijke rust, verduistert mijn immanente helderheid. Ze is als een blok aan mijn been en ze beperkt mijn blikveld. Gehechtheid is iets smoezeligs waar ik vanaf moet komen om geestelijk te kunnen groeien.
            Het is nog erger dan dat. Gehechtheid doet pijn. Ik weet dat hetgeen waaraan ik me hecht me eens zal ontvallen. En als het me ontvalt, dan is het leed niet te overzien. Dan kan ik mijn geestelijke groei wel op de lange baan schuiven. Tenzij ik geloof dat geestelijke groei ligt in mijn lijden.
            De angst voor de pijn die aan gehechtheid kleeft, kan een kruideniersmentaliteit bij me losmaken. Ik ga rekenen met mijn leven. Ik denk: ‘Als ik me nu niet hecht, heb ik er later ook niet zo’n last van en ik kan me ongestoord wijden aan mijn geestelijke ontwikkeling. Mezelf hechten aan iets of iemand is vergeefse moeite. Het verschaft een tijdelijk geluk en ik verkies het eeuwige boven het vergankelijke.’
            Stel dat ik deze kruideniersmentaliteit volg en onthechting in praktijk breng, hoe denk ik dan de laatste barrière te slechten: het onthechten van mijn gehechtheid aan onthechting?
            En stel dat dit me lukt, kijk, waar kom ik dan terecht?
            Wat mij betreft is een onthecht bestaan een bestaan dat zich hecht tot aan de pijngrens. Een bestaan dat het breekbare innig omarmt, investeert in kortstondig geluk, zijn energie verspilt aan nutteloze, begerenswaardige zaken en dat de open wond draagt als het door het noodlot wordt geslagen. Een onthecht leven is een leven dat zwelgt in zijn tijdelijke bezit en krijst als een baby als dit bezit hem wordt ontnomen. Het is een leven dat niet is te onderscheiden van dat van talloos veel miljoenen; het oogt helemaal niet spiritueel. En dat klopt, want het hecht zich niet aan spirituele idealen en ideeën over spiritualiteit. Het leeft zijn leven zoals het is, een leven van taaie gehechtheid, diep ingesleten patronen, massieve fixaties en onverbiddelijke neurosen.
            Wat mij betreft volgt onthechting op de zwaar bevochte realisatie dat je leven goed is zoals het is. Niets meer aan doen. Alles zo laten. En geniet ervan.
Maurice Knegtel

Gehechtheid en verslaving

Het bestaan dat ik leid kan in principe open en oningevuld zijn, zonder van te voren vaststaande bezigheden. Ik kan vanzelf boodschappen doen als dat nodig is, eten koken en gaan eten als ik trek heb, gaan slapen als ik moe ben, vrijen als ik daar zin in heb, de kinderen zien als het in me opkomt, iets schrijven als ik een opwelling krijg.
Met werken wordt het al iets moeilijker, want om mijn werk te kunnen doen moet ik afspraken maken. Toch is het mogelijk om plannen te maken en afspraken in mijn agenda te zetten op zo’n manier dat het klopt, zodat er een prettige afwisseling is tussen rust – oningevulde tijd en plannen – vaststaande tijd.
Deze manier van leven is wel een kunst: ik moet de neiging om lege plekken van tevoren in te vullen bedwingen. Net zoals ik de neiging om vooruit te lopen op iets dat ik straks wil gaan doen moet bedwingen. De kunst die dit vraagt vind ik de echte kunst. Steeds weer te merken dat ik met straks bezig ga, een soort stiekem repeteren van de toekomst, dat is een gehechtheid die neigt naar verslaving.
Er zijn ook gehechtheden waar ik ontspannen aan gehecht ben. Bijvoorbeeld ‘s morgens yoga doen, koffie drinken met Hans, boodschappen doen, samen naar Utrecht, het gras maaien, naar een serie kijken. Plezierig gehecht zijn bestaat dus, je kunt ergens aan gehecht zijn zonder dat het een verslaving is – de ontspanning zegeviert.
Wat is dan een verslaving?
Een verslaving moet. Er is een innerlijke drang die alles overtreft. Je móet iets doen of iets hebben. Het vult je denken, je lichaam is één en al drift, je bent voorwaarts gericht. En vooral: zodra je het krijgt ben je even als in een cocon, bevrijd van elke spanning.

In mijn ervaring is het begin van de verslaving de wens om bevrijd te worden van de levensspanning. Je kent het volgende moment nooit, altijd weer opnieuw is het nu, en dat ís spannend. Nu is het gekke dat het lijkt alsof dat naar is en we het niet kunnen uithouden. En we hebben blijkbaar dit bestaan om te leren dat dat niet zo is. We leren om te leven in die spanning van het nu en te gaan houden van het niet weten wat er straks komt.

Dat gebeurt vaak met schade en schande. De verleiding om in het denken te  ontsnappen uit het nu is zo ontzettend sterk. Op een gegeven moment weet je niet beter en leef je alleen nog in straks.
En dan kan het gebeuren dat je een middel nodig hebt om rustig te worden omdat je het zelf niet meer kunt. En dan raak je verslaafd aan dat middel, of het nou een pilletje is of een slokje of internet of een potje neuken: het móet. Als het lichaam daarom vraagt en de argumenten van het hoofd dat dit echt verkregen moet worden het winnen, ja, dan ben je verslaafd.
De lijn tussen gehecht en verslaafd is dun maar heel duidelijk. Volgens mij weet je het als je erover gaat. De alarmsignalen van het lichaam zijn altijd te vertrouwen.

De Grote Traditie en het doorklieven van alle traditie

I
Als je belangstelling helemaal uitgaat naar
wat werkelijkheid is,
kun je direct herkennen dat uitsluitend het huidige kennen
werkelijkheid verschaft,
aan welk onderwerp of object dan ook.
Als iets uit het verleden opkomt,
wordt hieraan werkelijkheid geschonken
door het huidige Kennen,
oftewel Bewustzijn.
Het object dat opkomt in Bewustzijn
            is zelf niets anders dan Bewustzijn.
Het komt op in en als Bewustzijn.
“Kennen kent Kennen”, zei Atmananda al,
            “Voor het Kennen is er niets te kennen dan Kennen.”
            II
Zodra je een tekst aanhaalt,
            van een goede leraar, erken je traditie.
Wonderlijk! Zodra je een tekst over
            ‘uitsluitend huidig Kennen’ aanhaalt,
erken je al traditie!
Is er een mogelijkheid om alleen maar namens jezelf
te schrijven?
            Is er momenteel op dit gebied een schrijver of leraar
            die dit helemaal zelf bedacht heeft?
De stijl van schrijven kan verschillen,
            een iets andere term kan worden aangereikt,
            maar het gegeven blijft
            ‘ontvangen’ van eerdere verwoordingen.
“Tat tvam asi”, te vertalen als
            “Jij bent Dat, jij bent het Onomstotelijke”:
            die uitspraak is al vijfentwintig eeuwen oud
            en blijft gewoon herhaald worden.
Ook aan boeddhistische zijde hebben woorden als
            “Leegte is niets anders dan vorm”
            de grondslag gelegd voor alle latere spreken.
Waardoor Tulku Urgyen dan ook terecht zei:
“Ik herhaal alleen maar de woorden van de Boeddha.”
Voor ons zit er niets anders op.
III
Ik herhaal dus alleen maar.
            Ik herhaal Atmananda en Tulku Urgyen.
            Ik herhaal Alexander Smit, ik herhaal Nisargadatta.
Dat is mijn eigen traditie, mijn
            ‘afstammingslijn’.
Vanuit mijn diepe geraaktheid door deze traditie
            heb ik in de tachtiger jaren zelfs een
            pelgrimstocht ondernomen naar plaatsjes als
            Inchagiri en Bagewadi, in Noord-Karnataka,
            en heb de samadhi’s bezocht van
Nisargadatta’s leraar Siddharameshwar,
en van diens leraar Bhausaheb,
en van diens leraar Nimbargi.
Is zoiets dienend, of ‘van belang’?
Ik betwijfel het. Het was indrukwekkend,
            ik werd geraakt door verschillende dingen,
            maar met de essentie had dit alles
            niet te maken.
Wat is de essentie?
Dat je beseft dat jij Dat bent, het Onomstotelijke –
            Bewustzijn zelf.
Je bent in dit besef niet om te stoten,
            door welke mening dan ook.
Jij bent louter Kennen,
            louter Niet-weten.
Hoe komt deze stelligheid?
            Ik heb het zelf herkend, zelf beseft –
            en tegelijkertijd moet gezegd worden
            dat dit alles te maken had met
            de stelligheid van mijn leraar.
Vandaar dat ik kan schrijven:
“In dank aan Alexander Smit,
            die me de stelligheid schonk,
            door in mij te bevestigen wat ik zelf zag.
            Hij was het levende contact,
            waardoor ik kon zien wie ik ben.”*
Het was essentieel dat ik een tijdlang
            letterlijk aan zijn voeten zat.
            Alleen maar luisteren en drinken,
            en alle meningen laten ontmantelen.
            Alle traditie laten ontmantelen.
Een leraar geeft in wezen geen traditie door;
            in een ontmoeting is er geen traditie,
            alleen maar huidige vorm,
            het Mysterie dat Dit is,
            het Kennen dat samenvalt met het gekende.
            IV
Alexander ontving zijn stelligheid van
            Shri Nisargadatta Maharaj.
            Die had zijn stelligheid ontvangen van
            Shri Siddharameshwar Maharaj,
            die op zijn beurt… enzovoort.
Ook al zit deze traditie vol met
            regionale overbodigheden en kortzichtigheden,
            geef ik er eer aan.
Maar dat doe ik op schrift,
            vrijwel nooit mondeling.
            In de ontmoeting, in satsang, is er alleen
de uitnodiging om onmiddellijk Jezelf te herkennen.
Op schrift kun je vertragen, interpreteren,
            verbanden zien, consequenties.
Schrift is traditie.
‘Vergeet alles wat ik gezegd heb!’,
            en de woorden worden toch uitgetypt.
            Zo is I Am That ontstaan, en zo ontstond
jaren daarvoor de tekst die Nisargadatta zelf samenstelde
van de woorden van zijn leraar.**
Prachtige boeken.
Maar de seconde dat tekst en traditie
            tussen jou en de werkelijkheid,
            tussen jouw niet-besef en Besef
            in gaan staan, is meteen van kracht:
            ‘Doe die tekst weg!
            Zie gewoon wat nu al helemaal het geval is.’
Besef is altijd zonder voorwaarden.
            Geen traditie is een weg naar Besef.
V
Wat mij betreft gaat het om een Middenweg.
            Een Midden tussen traditie
en het weggooien van traditie in.
Sta eerst het Gat toe,
het heilige Gat in de keten van verhalen,
            het Gat dat voorafgaat aan welk object dan ook,
            en dat louter Niet-weten is.
            Geen weten omtrent enige traditie.
Direct na het Gat is er al interpretatie, en terecht.
            Enig ‘weten’ kan dan meteen nuttig zijn.
Ook hier, waar weten opkomt, en vaak traditie,
gaat het om een Middenweg,
            een Midden tussen tradities –
            althans die tradities die zich letterlijk
non-dualistisch noemen.
Mijn Middenweg is de weg die zowel
            Advaita Vedanta en Kashmir Shivaïsme
als het boeddhistische Zen en Dzogchen omvat.
            Dit inclusieve en universele is in deze tijd
            van het wereldwijde internet geheel terecht.
Pas als duidelijk blijkt wát het bijzondere,
            het waarachtig waardevolle
van non-dualisme op zich is,
het enige ‘waarlijk-essentiële artikel’ van het Oosten,
            zal de zogenaamd westerse mens
            zich hiervoor misschien echt openstellen
(in plaats van hier en daar zich iets ervan toe te eigenen,
zonder erkenning van de bron).
 
VI
Ik hoor nergens bij,
bij geen enkele school of traditie,
geen oosterse of westerse.
Maar ik erken en waardeer alle werkelijk directe wegen,
            elk expliciet non-dualisme,
            als één en dezelfde bevrijdingsweg, ‘de Grote Traditie’.
Deze Grote Traditie doorklieft alle tradities,
            alle verschilpunten en bijzaken.
VII
Vedantische en boeddhistische non-dualisten wijzen
nog steeds op de misvattingen van de ander.
Beide richtingen hebben elkaar correcties aangeboden
die ik vaak als kloppend kan voelen,
zó kloppend aan beide zijden
dat je echt maar één weg overhoudt.
Maar omdat ze zelden echt luisteren
            en elkaar nauwelijks antwoord geven,
            blijven het aparte scholen,
            met daarbinnen weer talloze vertakkingen.
Een zeer goede correctie is de boeddhistische nadruk
op leegte, de afwezigheid van een ‘zijn’ of ‘bestaan’
            dat op zich werkelijkheid zou hebben.
Aan vedantische zijde wordt dit afgeweerd met de vraag:
            ‘maar wie ziet die leegte?’ –
            zo op het oog een geweldige vraag.
Aan vedantische zijde blijft men zich meestal baseren
op de kritiek van de achtste-eeuwse Indiër Shankara,
en lijkt men nauwelijks op de hoogte van
            de boeddhistische ontwikkeling in China en Tibet.
In het Tibetaanse Dzogchen betekent ‘leegte’
            altijd ‘Kennende, Licht-verschaffende Leegte’,
            waardoor de hele vraag al doorstraald wordt.
VIII
Boeddhisten blijven vaak Boeddhisme als
enige ware weg beschouwen.
Ander non-dualisme wordt dan gewoon genegeerd.
            De hele Vedanta wordt als één grote vergissing beschouwd
die geen aandacht verdient.
In boeddhistische kringen is er nauwelijks oog voor het feit
            dat de ‘altijd aanwezige Boeddha-natuur’
            in feite het Onveranderlijke is,
precies dat wat zij in de Vedanta bekritiseren.
Al hebben zij gelijk dat dit niet iets ‘bestaands’ is,
            niet een Onveranderlijk Iets, of Transcendent Object.
Boeddha-natuur, oftewel onze eigen ware natuur,
is leeg, kennend en ononderbroken.
IX
Zodra werkelijk alleen de hoofdzaak belangrijk wordt gemaakt,
blijft eenvoud over.
Hier is niets meer buitengesloten.
Dit noem ik ‘alles includerend non-dualisme’,
            oftewel ‘universeel non-dualisme’.
Universeel, voor iedereen geldend, is het pas
zodra Niet-weten oftewel Niet-verschil
            als enige uiteindelijke werkelijkheid wordt herkend.
            Want elk aanbrengen van verschil brengt je al
een zekere beperking van het uiteindelijke.
Het ene Niet-verschil kán niet verschillen
            van het andere Niet-verschil.
Eigenlijk is dit een pleidooi, of liever een uitnodiging,
            om dit Niet-verschil de basis van het leven te laten zijn,
            het beginpunt: onmiddellijk Besef van non-dualiteit,
zodat er werkelijk aandacht en energie vrijkomt voor
waar wel verschil gezien en benadrukt moet worden:
            in de expressie, de vrucht.
“Want aan de vrucht kent men de boom”, immers.
Een uitnodiging om niet meer ‘naar de essentie’ toe te gaan,
als een eeuwig zoeken,
maar vanuit de essentie te leven.
Die essentie ben je namelijk al, altijd, ononderbroken.
Je zult hem nooit waarnemen.
Onmiddellijk Besef is niet ‘waarnemen’;
het is juist zien dat er niets te zien valt.
De expressie neem je de hele tijd waar.
Niet-verschil: hoe zou dat waar te nemen zijn?
            Alleen verschil valt waar te nemen.
X
Wat komt hieruit voort, wat is die vrucht?
De hele boodschap is nu in zijn volledigheid aangereikt,
            in de eenheid van alle polen,
            oost en west, boeddhistisch en vedantisch
            dan wel joods, christelijk, islamitisch of atheïstisch.
Wat betekent dat voor ons, in deze tijd?
Over deze tijd wordt wel eens gezegd dat
er een digitale revolutie gaande is.
Daarmee wordt onder andere gewezen op het
wereldwijde fenomeen internet, dat, westers van
oorsprong, nu de hele wereld lijkt te omspannen –
daarmee ook het zogenaamde Oosten ‘westers’ makend.
Ik bepleit dat we oog krijgen voor een omwenteling die zich
tegelijkertijd afspeelt, hoewel bijna onzichtbaar:
de integratie van onze ontdekking van vrijheid
(die door de oosterse non-dualistische Traditie was
aangereikt) in de genoemde ‘westers-wereldwijde’ wereld.
Mijn uitnodiging is om oog te krijgen voor deze omwenteling,
            en vanuit het Verschilloze te leren omgaan met ‘verschil’.
XI
In deze omwenteling groeten wij de Grote Traditie eerbiedig,
            in de totale buiging, languit op de grond.
Wij zijn volledig gevoed, en het zien van de
ware leraren van het verleden maakt nederig –
én wij nemen afscheid van alle aparte tradities,
van alle verschillen.
Wij maken ons los, wij doorklieven alle apartheid, alle traditie,
ook al blijven we gewoon de klassieke teksten vertalen.
Ik maak me los van mijn ‘eigen’ traditie,
            de oosterse weg van Nisargadatta,
            zoals trouwens zijn leraar Siddharameshwar
zich ook losmaakte van de stijl van zijn leraar.
Ik buig, en ik zie de noodzaak van het nieuwe, het onbekende.
Nu is er geen oost of west meer;
er is nu alleen nog maar mensheid.
Ik buig, en ik merk dat van hieruit zoiets als
‘broederschap’ (sangha) realiteit kan blijken,
juist dankzij deze buiging, dus dankzij de Grote Traditie
én het loslaten van alle apartheid en arrogantie.
Alles begint opnieuw.
De vraag ‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’
is de basisvraag, vol respect naar onze
oorspronkelijke voedingsbron, onze moeder.
De ware Traditie is als de borsten van onze moeder.
Dankbaar, en toch denken wij er niet meer aan.
 
XII
Nu is de noodzaak van het nieuwe, zonder iets te weten.
Geen ‘evolutie’. Niet ‘de volgende sprong van bewustzijn’,
            geen ‘Nieuwe Tijd’.
Nee, geen weten. Alleen maar Niet-weten, Niet-verschil.
Het heet geen Boeddhisme meer, geen Advaita.
Geen naam nog, hoewel ‘non-dualisme’
            als voorlopige term nog terecht lijkt
            (of iets als ‘niet-verschil-isme’, of ‘non-isme’).
Verschilloosheid aantreffen maakt dat we kunnen zien
dat dit in feite strijdloosheid is, vrede.
Die is niet teweeggebracht, alleen maar aangetroffen.
Strijdloosheid, oftewel Niet-strijd,
is altijd al je ware natuur.
Strijd en arrogantie zijn er tijdelijk opgelegd.
Deze herkenning is in de levende ontmoeting, in leegte.
Soms kun je dit ‘satsang’ noemen, maar elke term
kan alweer tot een cliché geworden zijn.
Het gaat om de strijdloosheid die gewoon wordt aangetroffen,
            die herkend kan worden in en als leegte.
Leegte, oftewel Niet-weten, werd vrijwel nooit als liefde herkend,
zeker in het Westen niet.
Nu is dit besef aan het binnendruppelen.
De expressie is aan het dagen.
Strijdloosheid, zo natuurlijk,
en toch zo onbekend, ondanks de mogelijkheid dat
bepaalde elementen hiervan vergeleken zullen worden
met het reeds bekende. Dat maakt niet uit.
Niet-weten is Niet-strijd.
Niet-strijd is wat deze aarde nodig heeft,
meer dan iets anders.
Herken Niet-strijd.
Herken dit als mogelijke vertaling van Dat wat overblijft
zodra je aan jezelf vraagt:
‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’
* Zo omschreef ik dit voorin het boek Non-dualisme, waar ik in een noot wel aan toevoegde dat Alexander me wat de integratie betreft niet tot voorbeeld kon dienen. Beide aspecten zijn waar, en blijven op een wonderlijke manier naast elkaar bestaan. Hoewel ‘oosterse’ Verlichting het belangrijkste is, en de realisatie daarvan geheel losstaat van gedrag of moraal, heeft juist het ontbreken van een voorbeeld mij de noodzaak getoond van integratie, dat wil zeggen van ‘westerse’ Verlichting.

** Master of Self-Realization. An Ultimate Understanding. Door Siddharameshwar Maharaj. Voornamelijk op basis van notities van Nisargadatta Maharaj. Mumbai: Sadguru Trust, 2006.

Dit artikel verscheen eerder in het decembernummer 2010 van het tijdschrift InZicht