…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for april, 2024

Opstellingen – ga er maar aan staan!

Ga er maar aan staan!

Mensen die nieuw aan het opstellingenwerk beginnen, willen nog wel eens vragen wat ze moeten verwachten en hoe het allemaal werkt. Ik vertel ze dat het met woorden lastig uit te leggen valt. “Kom het maar gewoon meemaken” zeg ik dan, “ je zult merken dat het allemaal gewoon om je gezonde verstand gaat”. En inderdaad. Bezoekers bevestigen het keer op keer. Dit meemaken is overtuigend.
Toch is de vraag ook wel terecht. Waarom zou dit vage gedoe leiden tot gegronde uitkomsten? De belofte wordt waargemaakt als je er eenmaal bij bent. Maar hóe neem je iemand mee die er vooraf toch echt eerst wat meer van wil begrijpen? Dan moet je het wel een beetje kunnen uitleggen, toch? Hier een poging

Werken met uitbeeldingen

In het opstellingenwerk wordt er niet zo veel gepraat. We beelden relaties uit, voelen ze fysiek en zien dan allerlei dwarsverbanden.
Je laat daarbij je vraagstuk als het ware in je aandacht rusten. Je ontspant de doelgerichte houding waarmee we ons normaalgesproken op vraagstukken focussen. Je brengt jezelf in een veel kalmere kwaliteit van aandacht, waarin je zintuigen alle kanten op kunnen gaan. Er hoeft niets. Je bent er alleen maar mee.
Je beseft je aanwezigheid in een ruimte waarin alle onderlinge verhoudingen betekenisvol zijn. Je richt je niet op iets specifieks maar laat het geheel op je inwerken. Zodra je beweegt, verschuiven ook alle onderlinge verhoudingen. Je ziet dan ook niet zozeer losse objecten of mensen, maar je neemt de sfeer waar. Je ziet de dynamiek in het geheel.
Je bent ook in wisselwerking met wat je ziet. Met de mensen en met al het andere.

Praten versus uitbeelden

Die ervaring heb je pratend niet, ook al heb je nog zo’n goed gesprek. Als je je tot het gesproken woord beperkt, is het best moeilijk om de meervoudige samenhangen van een context te benoemen. In de taal maken we juist – haast per woord – één ding los uit de context en denken het dan van alle kanten te kunnen begrijpen.
Er lijkt een groot gemak te schuilen in deze vrijheid. Alsof het op een eenduidige manier duidelijk is (of zou moeten zijn) wat je wel en niet bedoelt. De betekenis zelf hangt nergens van af. Die staat gewoon in de Dikke Van Dale. Hoe anders is het, wanneer je in een beleving bent, in plaats van er over te praten.
Ik heb meer dan eens gemerkt dat wanneer ik probeer om een opstelling uit te leggen of uit te schrijven, ik dáár juist eindeloos mee bezig ben: hoe beschrijf je een complete beleving? Dan lukt me dus vaak niet. Ik probeer ook wel eens verslagen te lezen van andermans opstellingen, maar meestal kan ik me er niks bij voorstellen wanneer ik die niet zelf heb meegemaakt.
Woorden maken je los van wat je ziet en maken ook dingen los van elkaar. Ze snijden begrijpelijke stukjes uit een complexe werkelijkheid. Alleen al de uitbeelding van jouw vraagstuk te zien, in een opstelling, is al zo anders als een gesprek. Zien maakt niets los maar verbindt de dingen juist aan elkaar. En wel onmiddellijk. We zien eigenlijk nooit maar één ding, niet twee of meerdere, maar we zien een samenhang zoals wanneer je een landschap op je in laat werken. Een type samenhang dat je niet hoeft te begrijpen. Die herken je in één keer. Elk zicht is een algemeen zicht. Als je dat in taal probeert te vangen, moet je elk detail benoemen en de hele ervaring beschrijven. Ga er maar aan staan….

Het wonder van de onderlinge samenhang

Tot dusverre niks nieuws, zul je denken. Een beeld zegt meer dan duizend woorden. Toch is het iets om bij stil te staan, want er gebeurt iets opmerkelijks, waar je niet zomaar op bedacht bent. Wanneer we overschakelen van praten naar kijken, ontstaat er een relatie tussen de waarnemer en hetgeen waargenomen wordt. En dat is precies het tegenovergesteld effect van wat de vrije en losgesneden betekenis van het woord doet.
Woorden schakelen de relatie met de waarnemer juist uit. Het lijkt sowieso alsof je met woorden alle draden van verbindingen en relaties kunt ontkennen. Die doen er als het ware niet meer toe. Een woord – zo denken we – verandert immers niet van betekenis door wie het gebruikt. Een gebruiker van een woord is a priori anoniem en vervangbaar. Dat is de vrijheid van de abstractie: die is algemeen geldend.
In het zien blijkt er juist wél een bepaalde betrekking: je doet zelf mee als kijker door een bepaald perspectief in te nemen. Het gaat over jou. Dat geeft je als kijker een oriëntatie: jij staat ergens, ten opzichte van het geheel van wat je ziet. Hoe de kijker zich ertoe verhoudt en wat die daarbij voelt, speelt mee in de betekenis. Dan is er géén sprake meer van een algemene abstracties, zoals je met woorden aanduidt, maar van een unieke ervaring.
Zien is daardoor zowel de wereld kennen als jezelf kennen. Wie iets ziet heeft een standpunt van waaruit iets wordt gezien. Het oriënteert.
Het woord daarentegen, overschrijdt elke grens en zelfs de grenzeloosheid van het geheel: het grijpt de dingen vanuit een richting van waaruit je ze nooit fysiek kan waarnemen, van waaruit je zelf ook niet wordt gezien en nooit zal worden gezien. Het woord breekt met oriëntatie, het desoriënteert.

Je hoeft niks te zeggen om veelzeggend te zijn.

Ga er maar aan… eh .. in staan

Naar een opstelling kijken, trekt je in de ervaring, én er komt ook vrijwel altijd een moment dat – als jij een vraag hebt ingebracht – je uitgenodigd wordt om daadwerkelijk je plek in te nemen in de context die voor jou is uitgebeeld. Een van de meest werkzame effecten van het opstellingenwerk is de onontkoombare impact door je eigen deelname aan de werkelijkheid van je leven, inclusief de waarneming van al je lichaamssensaties. Je stapt er in.
Dan voel je jezelf niet alleen, je boort ook een wijsheid aan die in de grond van onze lichamelijke aanwezigheid geworteld is: de intuïtie. Je kunt je niet langer als toeschouwer afzonderen van je eigen leven. Je voelt je plek in de grotere ordening en alles wat daarin te beleven is.
Dat is grondend. Alsof je geplant en geworteld wordt in de aarde. Je vormt een schakel tussen de onbeweeglijke grens van je persoonlijke fysieke bestaan en de ogenschijnlijk grenzeloze horizon om je heen – een stevig pact waaruit vrede voortkomt: je weet waar je bent. En je weet wat waarheid is!

Hoe abstracter iets is geformuleerd, hoe meer ‘waarheid’ we eraan toeschrijven, én hoe minder we er persoonlijk aan hebben, omdat we er dan zelf niet meer toe doen. Pas in de deelname aan de werkelijkheid komen we los van het denken in abstracties en blijkt alles betekenisvol te zijn. Dan blijken we haarscherp waar van onwaar te kunnen onderscheiden. 

‘Weten’ is gemeenschappelijk

Door deelname opent het zich: intuïtieve kennis over dat wat er is. En dat wéét je dan ook. Intuïtie is in onze samenleving lang afgedaan als onbetrouwbaar en vaag. We komen er langzaam maar zeker achter dat we echter uiterst trefzeker zijn met wat we kunnen weten via ons lichaamsgevoel. Het is op zo’n manier weten dat je iets weet, terwijl je dat niet kán weten, omdat het je nooit verteld of getoond is. Intuïtie is kortom rechtstreeks weten dat je weet. Je herkent de waarheid omdat je die ervaart. Dat is wat we bedoelen met ‘gezond verstand’. Daarop te kunnen vertrouwen geeft een weldadige rust, omdat je dan op jezelf vertrouwt.
De mooiste term waarmee we dit gezonde verstand aanduiden vind ik het Engelse ‘common sense’. Dat begrip zegt me dat het gaat om iets heel gewoons én iets gemeenschappelijks. In uitwisseling met woorden komen we makkelijk in een discussie over meningen, of in een misverstand, maar wat we intuïtief weten, weten we in de grond altijd samen én tegelijkertijd, omdat waarheid eenduidig én gemeenschappelijk is. En daar is het dan ook om te doen in het opstellingenwerk.

Ken Uzelve

Juist de herwaardering van onze fysieke presentie en lichaamsgevoelens – met name ook als instrument van kennis – is een formidabele opdracht voor onze cultuur. Eeuwen achtereen zijn we met elkaar overeengekomen dat ‘gevoel’ geen enkele rol zou spelen in zaken die er toe doen. Zo hebben we ons meest betrouwbare instrument tot het verwerven van ware kennis in ernstige mate veronachtzaamd. Het lichamelijke aanvoelen en invoelen is echter onze meest objectieve en ook fijnbesnaarde sensor om te kunnen registreren wat er gaande is. Het is ons navigatie-instrument voor echtheid, waarheid en een duurzame omgang met de geschenken van het leven.
En het systemisch werk is er een uitermate behulpzame tool bij, om dat navigatie-instrument te leren gebruiken.

Ons hogere zelf en ‘het lagere zijn’

We zijn in grote getalen bezig met ontwaken en bewustwording. Omdat we het pad van bevrijding bewandelen wordt het contrast in deze tijd steeds groter met mensen of groepen die angstvallig vasthouden aan eeuwenoude geloofssystemen, generaties-oude moraliteit en in steen gebeitelde beelden over goed en kwaad. Ook wordt steeds meer zichtbaar wie nog handelt vanuit ‘service to self’, machtsstreven en afgescheidenheid.

Door dit vergrootte contrast lijkt het soms alsof we juist weer richting de Middeleeuwen gaan, maar dat is niet zo. Toen ik als uitgever in de 2e helft van de jaren-70 langs de boekhandel ging met mijn spirituele boeken werd ik meewarig aangekeken en kon ik meestal onverrichter zake weer verder. Nu is spiritueel-zijn en psychologisch-kijken zelfs tot in de sport, defensie en onderwijs doorgedrongen, de velden waar de (mannelijke) traagheid en weerstand het meest voelbaar is. En misschien dringt spiritualiteit en ‘wijsheid is koning’ ooit tot de politiek door.
Het kan van betekenis zijn dat we beseffen dat er werkelijk veel mensen in ascensie zijn. Omdat ascensie in essentie een individueel pad is, kunnen we vaak niet goed waarnemen dat veel anderen dezelfde weg bewandelen.

Ik vond op het internet een samenvatting van de betekenis van ascensie, die ik niet zou kunnen verbeteren: ‘Ascensie is het transformatieproces dat je doormaakt, wanneer je transformeert van een onbewust leven naar een bewust leven. Eigenlijk is het alsof je wakker wordt uit een lange slaap. Je verandert van passief, onbewust, hulpeloos en niet-gereflecteerd naar actief, zelfbewust, bewust, gereflecteerd en zelfverantwoordelijk. Ascensie is de naam voor het onderweg zijn van een ‘oude’, nog niet ontwaakte jij – naar een ‘nieuwe’ verlichte jij.’

Ik ben mijn hele beroepsmatige leven, als spiritueel uitgever, groepsbegeleider, soefi-priester en coach, gemarineerd in ‘het spirituele’. Je zou me als een spirituele hoogvlieger kunnen beschouwen, maar zolang mijn vrouw, kinderen en hond me zonder de bijpassende egards behandelen, lijkt me dat van weinig betekenis. Zij verkeren dagelijks in mijn veld en zien blijkbaar geen reden me te behandelen naar mijn verheven status.

Hiermee wil ik iets aangeven en dat gaat er heel simpel over dat wij als mensen alles belichamen. De waarheid van wie, wat en waar we zijn belichamen we. Ons verleden, onze geestelijke oriëntatie, onze psychische volwassenheid belichamen we. Veel meer dan onze status zijn we ons ‘veld’. We kunnen niks ontlenen aan mooie woorden, een studie, hard hebben gewerkt aan onszelf, want het is ons veld dat de waarheid ‘spreekt’. En zo kunnen we ons meer thuis voelen bij een laagvlieger dan een hoogvlieger want daar kunnen we onszelf zijn.

Wat er bij sommigen in de ascensie-drift lijkt te gebeuren is dat de onderste chakra’s (waar de belichaming plaats vindt) worden vergeten. Alsof het dagelijkse leven, de interactie met de ander, het spelen en vrijen er minder toe doen en er een (te) grote oriëntatie plaatsvindt naar ‘het hogere’.

afbeelding Albert Hennipman

Het lastige is dat het leven zeker zal meewerken naar het steeds verder samenvallen met ons hogere zelf, maar dan wel als het een belichaamde ontwikkeling is. We zijn op aarde geïncarneerd en niet ergens anders (er zijn vast andere existenties en bestaansvormen) en we hebben een lichaam gekregen waarin alles besloten ligt van wie we zijn en waar we zijn en waar we doorheen zijn gegaan. Dus ja, dat lichaam hoort er echt bij.

Als we ons niet ten volle verhouden tot wat zich aandient in ons leven, en als we geneigd zijn om ons leven te willen spiritualiseren, dan zullen er mogelijk zaken op ons pad komen die ons juist willen aarden. Je kunt ons als magneten zien waarin datgene dat tot ons komt spiegeling is van wie en waar we zijn, dan wel wat we nodig hebben. Zo binnen, zo buiten.
Als we ongeaard gaan hoogvliegen dan kunnen we gedoe krijgen in de familie, onze kinderen gaan heftig puberen, collega’s gaan opeens onvolwassen reageren, onze partner zet alsmaar zijn hakken in het zand en een neefje is zwaar verslaafd etc. Karma kickt in.
Ook al zijn we gericht op ‘het hogere’ of ons hogere zelf, we kunnen ons niet onttrekken aan het aardse toneel. We houden onszelf dan ook nog eens af van het werkelijk ervaren en beleven van het leven en er is een risico dat we gedissocieerd raken of zelfs psychotisch worden.

In een doorgeving van Hans Korteweg uit het boekje Tot Zover wordt dit met andere woorden nog eens geformuleerd:

‘De weg omhoog gaat het snelst via omlaag. Het streven op zich naar de lichtere, zogenaamde hogere dimensies leidt meestal slechts tot obstructie. Alleen indien de mens de liefde leert voor het nabije en het waagt tegelijkertijd vrij te blijven van het nabije, vindt een opheffing plaats die niet wegneemt van, maar vergroot naar. De gedachte dat het erom gaat dat de mens ontheven wordt aan het tijdelijke vlak van lijden en lust is een kinderlijke, egoïstische gedachte die zelfs niet leidt tot opheffing. De mens dient te leren om te zijn waar hij is en daar zijn lichtkern te wekken en zo stralend middelpunt te worden, zodat hij van beneden tot boven ingeschakeld is in het hoog energetisch proces. Hij bestaat niet meer en heeft slechts zo bestaansrecht.

Levenloos is hij die het hogere tracht te bereiken.’

Ook in deze tekst wordt nog eens herhaald dat het hier gaat over de belichaming van de weg die we gaan: De mens dient te leren om te zijn waar hij is en daar zijn lichtkern te wekken en zo stralend middelpunt te worden, zodat hij van beneden tot boven ingeschakeld is in het hoog energetisch proces. Wat een briljante formulering!

Mijn pleidooi is dus om ons lichamelijke mens-zijn centraal te laten zijn en in die zin de bescheiden weg te bewandelen. Kunnen we ons lichaam ervaren? Kunnen we onszelf voelen? Staat ons hart centraal? Kunnen we hartstochtelijk zijn? Hoe staan we in de balans tussen service to self – service to others? Kunnen we zelf-standig zijn, onszelf dragen?

Als karma zich in het ‘zo binnen, zo buiten’ magnetisch tot ons verhoudt, dan zul je merken dat in het belichaamd ontwikkelen naar het samenvallen met je hogere zelf er steeds meer flow in je leven komt. Dat het soms gaat lijken of alles ‘op tijd’ tot je komt en je intenties direct een verbinding maken met de realiteit. Ja, volg zeker je verlangen om samen te vallen met je hogere zelf, maar blijf mens en leef je leven in al zijn aspecten ten volle.