…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for maart, 2017

De hartsconnectie tussen leraar en leerling

De relatie tussen leraar en leerling is een diep mysterie. Je kunt er van alles over zeggen, maar gaandeweg kun je ook merken dat wat je erover gezegd hebt nét naast de waarheid is. In mijn boek Non-dualisme is een hoofdstuk gewijd aan het fenomeen van de leraar. Eerlijk gezegd vond ik in de eindfase van het schrijven al dat een bepaalde passage in het hoofdstuk net niet dekkend was wat betreft een specifiek punt in de relatie met de leraar: het verband tussen overdracht en wat ik ‘hartsconnectie’ noem. Toch lukte het me toen niet dit zo te herschrijven dat het voor mij kloppend was. Kortgeleden heb ik dit gedeelte opnieuw geschreven, voor de nieuwe druk van Non-dualisme. Naar mijn gevoel raakt het nu wel het wezenlijke punt. Hierbij deze passage, ter vervanging van bladzijden 77-80 van het boek.

Overdracht en het machtselement
Hoe de boodschap ook tot ons komt, lezend in een boek of luisterend naar een ander mens, het komt altijd neer op het gegeven dat er iets onderwezen wordt – en dus dat zich mogelijkerwijs beïnvloeding afspeelt. Ik kan leren van iemand, of van een tekst van iemand. Ik laat mij al dan niet beïnvloeden.
In het geval van leren uit een boek valt het in het algemeen wel mee hoezeer bij de beïnvloeding een machtsfactor meespeelt. Maar in het mezelf openstellen voor de invloed van een levend mens en het zitten aan diens voeten, lijkt de zaak anders te liggen. Is het niet zo dat als ik mij door iemand laat beïnvloeden, ik daarmee aan die ander macht verleen? Ik stel mij ‘onder’ hem op, en dat brengt me mogelijkerwijs in een afhankelijke positie. Juist als ik zie dat het om vrijheid gaat, zou ik toch dom zijn een ander toe te staan invloed op mij te hebben! Het lijkt wel de absurditeit ten top dat ik zou moeten luisteren naar een uitleg over werkelijke vrijheid terwijl ik zelf nederig toehoorder blijf.
Het is dan ook wel te begrijpen dat in het Westen, met zijn nadruk op ‘eigenheid’ en ‘individuele vrijheid’, de verhouding tussen de leerling en de goeroe in de oosterse bevrijdingswegen met achterdocht wordt bekeken. Het blijft een van de lastigste thema’s van het geestelijk leven. Zo bestaan er bijvoorbeeld in Nederland nog vrijwel geen goede artikelen of boeken die dit thema behandelen, waardoor er ook geen klimaat is ontstaan waarin juist de subtiele aspecten uitgewisseld kunnen worden. En om deze subtiliteiten gaat het, wat mij betreft.
Voor een deel is de achterdocht begrijpelijk. Hiermee doel ik niet alleen op het gegeven dat het voorkomt dat ook ‘gerealiseerde’ leraren vergissingen begaan en leugens volhouden die hoogst pijnlijk zijn voor de leerlingen, maar vooral op het enorme belang van het fenomeen dat in de psychologie ‘overdracht’ wordt genoemd. Dit begrip (in het Engels ‘transference’ – niet te verwarren met ‘transmission’, de overdracht of overbrenging van inzicht van leraar op leerling) werd door Freud gehanteerd om aan te duiden dat een patiënt bepaalde gevoelens die hij vroeger had ten opzichte van zijn ouders, zoals afhankelijkheid en verheerlijking (eventueel vermengd met haat), in het heden overdraagt op de hem behandelende analyticus. En ook los van een psychoanalytische of therapeutische context worden gevoelens die betrekking hebben op de verhouding met zowel vader als moeder (en op de gespletenheid die door het verschil tussen deze beide verhoudingen wordt veroorzaakt) overgedragen op een vervanger van de ouders – en een spiritueel leermeester vervult als geen ander deze rol van vervanger. Hij is de uiteindelijke Vervanger, ook al zal hij openlijk juist verklaren deze rol te weigeren.
Vandaar dat in de verhouding met de leraar vaak een dosis oneerlijkheid wordt gehanteerd, een schijnbaar onvermogen om hardop eventueel bezwaren te uiten, waarbij allerlei zaken die in een gewone (gelijkwaardige) verhouding absoluut niet geaccepteerd zouden worden, zoals grofheden en beledigingen, nu wel geaccepteerd worden. Overdracht bestaat bij de gratie van een bepaald iets dat verkregen lijkt te kunnen worden van een ander mens, iets dat te maken heeft met voeding, bescherming en veiligheid – de herhaling van de verwachting iets te krijgen van de ouders. Doordat in het geval van de leermeester dat bepaalde ‘iets’ niets minder is dan bevrijding, kan de acceptatie zulke extreme vormen aannemen. In de hoop ooit iets te ontvangen, wordt de eigen integriteit ingeleverd.

De nieuwe kleren van de keizer
Ieder werkelijk leerproces is een dans tussen twee polen: tussen het gelijke en het ongelijke. Je leert van iemand die niet gelijk is, die ‘hoger’ is. Als in de ander niet iets erkend wordt als ‘hoger’ of ‘verder’, meer ontwikkeld, zal er niet veel geleerd kunnen worden. Je zult er je tijd niet aan willen besteden. Of, als je wel zo’n confrontatie aangaat, zal het in het gevecht blijven steken. Nu kan de drang om voor iets op te komen wel mooi zijn (een eerlijke uiting van bezwaren zal immers helpend kunnen zijn om dichter bij de waarheid te komen), maar als je iets van een ander wilt leren moet er uiteindelijk toch een bereidheid zijn om je verdediging op te geven en werkelijk te luisteren. Wat zich echter hierbij, door de erkenning van de ander als ‘hoger’, snel kan aandienen is het doorslaan naar de andere kant, naar bevangenheid en afhankelijkheid, dus naar het genoemde fenomeen van de overdracht.
Het lijkt wel onvermijdelijk. Overdracht is waarschijnlijk inherent aanwezig in iedere werkelijke leraar-leerlingverhouding; je kunt er niet aan ontkomen. Dit fenomeen kan, zeker als het een leraar betreft met charisma of ‘naam’, zelfs proporties aannemen die lijken op wat Andersen beschreef in ‘De nieuwe kleren van de keizer’. In dit sprookje wordt het benoemen van het duidelijk zichtbare, namelijk de afwezigheid van kleren, door de personen die als toonaangevend worden beschouwd, betiteld als dom. Op een vergelijkbare manier kunnen in een groep mensen rondom een geestelijk leraar allerlei ‘toonaangevende’ normen bestaan. Dan zou, als je iets zou zeggen dat hiervan afwijkt, jouw verwoording van wat je ziet wel eens van domheid kunnen getuigen! De leraar is iemand geworden die je wilt behagen en voor wiens oordeel je bang bent – hij mag niet gering over je denken, en je zult je uitsloven om zijn gunst te winnen. Je zit weer tegenover vader of moeder, en je bent bereid jezelf en je eigenheid weg te moffelen in de hoop daar beter van te worden – vooral daar je gehoord hebt dat ‘jezelf’ en ‘eigenheid’ allemaal bij het ego horen, dat immers juist afgelegd moet worden.
Ondanks dit alles bevat overdracht toch ook het element waardoor het mogelijk is dat overdracht in de andere zin, het overdragen van het wezenlijke Besef van de leraar op de leerling, plaatsvindt. Leraren als Ramana Maharshi en Atmananda hebben herhaaldelijk gezegd dat voor de relatie met de leraar juist een dualistische houding nodig is, met andere woorden een houding die een ongelijkheid met de ander erkent – wat uiteindelijk kan neerkomen op een totale ontvankelijkheid die soms lijkt op die van een kind. Misschien kun je zelfs zeggen: zonder de ene overdracht (transference) niet de andere overdracht (transmission). Dus hoewel het als een vergissing kan voelen, een onderdompeling in allerlei oude kinderlijke patronen waar je juist van af dacht te zijn, is het uiteindelijk toch een onlosmakelijk bestanddeel van het wonder dat van een ‘persoon’ op een ‘persoon’ het Besef kan worden overgedragen dat ‘persoon’ geen werkelijkheid heeft.

De hartsconnectie
Voor dit overdragen van Besef is het behulpzaam dat de psychologische vorm van overdracht herkend wordt, en bespreekbaar gemaakt. Naar mijn gevoel zou overdracht in de relatie tussen leraar en leerling een gebruikelijk thema moeten zijn, dat steeds opnieuw aandacht mag krijgen. Zowel het kinderlijk-afhankelijke alsook het puberale, dat je pseudo-onafhankelijk kunt noemen, verdienen aandacht. Als deze aandacht wordt gegeven in een bedding van liefde, kan de leerling meer en meer ook binnenin zichzelf opmerken dat liefde al het geval is, en niet verkregen hoeft te worden. Zo kan afhankelijkheid oplossen. Alleen een relatie die op liefde is gebaseerd kan overdracht doen oplossen. Overdracht is een fenomeen dat alleen maar bestaat vanuit het gevoel dat er onvoldoende van je gehouden wordt, dat er gebrek is, een behoefte of vraag die eventueel tot een eis wordt. Overdracht proberen weg te werken, vanuit de irritatie dat je hier nog niet voorbij bent, heeft het effect dat het alleen maar bestendigd wordt. Op deze plaats zie ik ook het belang van een vorm van commitment tussen leraar en leerling, een wederzijdse intentie om zo totaal mogelijk toegewijd te zijn aan waarheid. Echt leerlingschap of discipelschap houdt in dat er bereidheid is om gewezen te worden op alle diepergelegen blinde vlekken, ook gevoelens van zelfvernedering die tot nog toe onbewust waren – en zelfvernedering kun je misschien wel de bron van overdracht noemen.

Zo’n totale relatie van leerling met leermeester wordt wel een ‘hartsconnectie’ genoemd. Het ‘hart’ is een term voor eenvoud. In het hart is er direct voelen, een open ruimte voor devotie en compassie, en een vuur waarin alle kleine ego-benauwenissen verbrand kunnen worden. In de hartsconnectie worden leraar en leerling niet gestoord of beperkt door het conceptuele denken. De leerling kan vanuit zijn hartstocht voor waarheid en vertrouwen in de leraar een ware, strijdloze onafhankelijkheid ontdekken, een volwassen soort losheid van de persoon van de leraar, waardoor overdracht steeds minder geloofwaardig wordt. Doordat de innerlijke conclusies vanuit overdracht meer en meer herkend worden als onwaar, komt elk woord van de leraar direct binnen in het hart, niet gefilterd door afhankelijkheid of wantrouwen. Nisargadatta Maharaj heeft herhaaldelijk over het diepgaande van de relatie met zijn leermeester gesproken. In antwoord op de vraag of hij zijn realisatie te danken heeft aan zijn eigen inspanningen of aan de genade van zijn goeroe, zei hij een keer: “Van hem kwam het onderricht, en van mij het vertrouwen. Door mijn vertrouwen in hem kon ik zijn woorden accepteren als waar, en kon ik ze diep in me laten doordringen en ze leven. Zo kwam ik tot de realisatie van wat ik ben. De persoon en de woorden van de goeroe maakten dat ik hem vertrouwde, en mijn vertrouwen maakte die woorden vruchtbaar. (…) Ik was zo afgestemd op mijn goeroe – ik vertrouwde hem zó volledig en er was zó weinig weerstand in me dat het allemaal gemakkelijk en snel gebeurde.”10
Tegelijkertijd is het zo dat in de hartsconnectie wordt gesproken als Bewustzijn met Bewustzijn, waar geen ongelijkheid kan bestaan. Uiteindelijk is namelijk de Waarachtige Leermeester (Sat-Guru) toch Dat wat in leraar en leerling identiek is, Bewustzijn zelf. De uiterlijke leraar is alleen tijdelijk dienend, en wel om de leerling de Uiteindelijke, ‘innerlijke’ Leraar in al zijn vezels te laten beseffen.11 Hoewel in de loop van de ontmoetingen met de uiterlijke leraar het element van het gelijke-zijn uit het zicht kan raken, is dat al die tijd onverminderd aanwezig. Het werkelijk eigene, dat wil zeggen dat wat nooit verloren raakt, kan eenvoudigweg niet iets zijn dat minder is of lager dan het eigene van de leermeester.
Het werkelijke leren werd zojuist een dans tussen het gelijke en het ongelijke genoemd. Door enerzijds af te stemmen op het gelijke, dat wil zeggen te herkennen dat er maar één Werkelijkheid is, één Werkelijkheid waarin verschillende uitdrukkingswijzen vrij en strijdloos naast elkaar optreden, én anderzijds volmondig te erkennen dat een relatie van tijdelijke ongelijkheid in feite onontbeerlijk is, kan overdracht helemaal doorstraald worden. Het werkelijke leren valt hier samen met genade.

GEWIJZIGDE NOTEN
10. I Am That. Bombay: Chetana, 1973. Editie van 1985, p. 194-195.
11. Nisargadatta benadrukte dit herhaaldelijk. Zie bijv. I Am That, editie van 1985, p. 51, 149, 358, 372-375; en Prior to Consciousness. Durham, NC: Acorn Press, 1985; p. 142-143.

Vreugdevol en zorgeloos (pramudita)

Het moment waarop de bodhisattva zich voor het eerst van zijn leven herkent, is een van de belangrijkste momenten op het pad. Het is een moment van ommekeer, van inkeer, een bekering. Dit moment kan zich voordoen als een schok: alles is plotsklaps anders dan ik dacht, niets is meer wat het lijkt te zijn, zoals bij de confrontatie met een verlies. Het moment van inkeer kan zich voordoen als een vage herinnering, een intuïtie: er is meer dan dit, er is nog iets anders… Ook kan het moment zich voordoen in de vorm van een pijnlijke erkenning: ik ben nooit aan mezelf toegekomen, ik ben nooit echt mezelf geweest. In welke vorm dit moment zich ook aandient, het is het begin van een reis naar ‘binnen’, naar een grotere intimiteit met mezelf. Het boeddhisme noemt het bodhicitta, ‘het verlangen naar ontwaken.’

Iemand vroeg me eens tijdens een lezing of zen me gelukkig maakt. Dit is een uitstekende en volkomen terechte vraag. Zen maakt me niet per se gelukkig. Zen is mijn leven en soms ben ik gelukkig en soms ook niet. Wat me wel gelukkig heeft gemaakt, wat me van een depressie, misschien zelfs van waanzin heeft gered, is dat de beoefening van zen me een ‘container’ heeft geboden, een kanaal dat mijn brandende verlangen naar inzicht bundelt en richt. Het weer gaan stromen van dit brandende verlangen geeft vreugde en in zekere zin rust. Het brengt ook zorgeloosheid, ik hoef me geen zorgen meer te maken over mijn bestemming. Ik heb mijn pad betreden en het proces is niet meer aan mij alleen.

Het pad van de bodhisattva begint met loslaten, ontvankelijkheid, overgave. Een overgave aan het moment van inkeer en wat daarop volgt. Een ontvankelijkheid voor alle middelen die me ter beschikking staan om mijn pad mee te vervolgen, de leraar, de leer, de traditie, de oefeningen, de initiaties, de gemeenschap. Een loslaten van waarden en waarheden waaraan ik vasthoud. Ik zal mijn voorwaarden moeten laten vallen om ten langen leste mijn leven te kunnen ontvangen precies zoals het is.

Het pad van de bodhisattva begint met danaparamita, de beoefening van geven. Dit is heel concreet het geven van tijd, energie, geld, aandacht, voorwaarden, mezelf. De beoefening van geven brengt bij de bodhisattva het aspect van overvloed en grenzeloosheid in herinnering. In bodhi (mijn aanwezigheid) is geen tekort of beperking. Zoals in elke oefening kan ik me enkel het geven voornemen en vervolgens ontdekken hoezeer ik daarin tekortschiet. Hoezeer ik vasthoud aan mijn waren, waarden en waarheden. Na me dit aspect van sattva, van mijn zich hechtende vleselijkheid te hebben herinnerd, neem ik mijn oefening van geven weer op en neem me andermaal voor mijn tijd, energie, geld te geven en los te laten. Dit inzetten, soms loslaten, maar vaker op mijn schreden terugkeren, gaat net zo lang door tot geheel buiten mezelf om, de overvloed die mijn leven ten diepste is begint te stromen en er wordt gegeven zonder gever, zonder iets dat wordt gegeven en zonder geven. Dit is volgens Candrakirti het ultieme geven (Madhyamakavatara 1 (16)). Er wordt gegeven. Bodhi stroomt en stroomt over, zonder een spoor na te laten.

Het alchemistische stookproces

In de daoistische traditie van de Chinese Innerlijke Alchemie is het stookproces de kern: een praktijk die herkenning van de volkomen werkelijkheid mogelijk maakt. Wat mij zo aanspreekt in deze traditie is de direct herkenbare waarheid van de noodzaak om moeite te doen teneinde het moeiteloze te bereiken. Over directe, onmiddellijke realisatie wordt heel duidelijk gesteld dat het mogelijk is, maar dat er maar heel weinig mensen zijn bij wie dat gebeurt: het is voor de meeste mensen niet weggelegd. Voor mij ook niet, het zij zo. Blijft over wat in de alchemie ‘de weg van de lagere deugd’ wordt genoemd. Die weg wordt beschreven in alchemistische termen, en om die weg te volgen moet een bepaalde inspanning worden geleverd om het moeiteloze ‘niet-handelen’ te bereiken.

Dat de dualiteit niet de laatste werkelijkheid is kan ik begrijpen, en ik kan ook oprecht geloven dat ze voor eens en voor altijd kan worden overstegen, omdat van tijd tot tijd de dualistische ervaring inderdaad wegvalt. Maar het punt is dat daarmee de dualistische kijk en ervaring nog niet definitief en voorgoed zijn verdwenen. Steeds weer doemen situaties op waarin het voor even of voor langere tijd vergeten wordt, steeds zijn er situaties waarin lijden ontstaat als gevolg van de gespletenheid die zich voordoet. Ineens is er onenigheid of frustratie over dit of dat, in een oogwenk komt het op vanuit het niets, en voor je het weet is de verwarring compleet: ik tegenover een vijandige of vreemde ander, ik alleen in een wereld waarin ik ronddwaal. Dan is er niets meer over van mooie ideeën over heelheid en eenheid; dat alles is ineens vervangen door boosheid, frustratie, verontwaardiging of erger. En het helpt echt niet om te doen alsof het niet zo is, je van die ervaring af te keren en tegen jezelf te zeggen dat alles één is: dat is namelijk op dat moment niet de waarheid die je ervaart, en dus een leugen……De waarheid is dat eenheid, zolang jij jezelf en de wereld (het andere) als twee ervaart, eenheid niet kan bestaan. Tijdelijke harmonie is mogelijk, maar eenheid is pas daar als jij én je wereld zijn verdwenen.

Het oprechte verlangen naar duurzame, onverwoestbare eenheid wordt in de alchemie de ‘Ware intentie’ genoemd. Niet toevallig natuurlijk, want alle intenties zijn in wezen afsplitsingen van deze ene echte intentie: de Dao bereiken, de dualiteit overstijgen. En alle andere intenties zijn onwaar in die zin, dat ze onherroepelijk dood lopen, want zolang de splitsing tussen ik en de wereld in het bewustzijn bestaat, zijn duurzame vrede en vrijheid onmogelijk.

Hierover vertelt Zhuang Zi het beroemde verhaal over de vissen, die op de bodem van een opgedroogde bron trachten te overleven:

“Wanneer de bron opdroogt, blijven de vissen met elkaar op de bodem. Dan blazen ze op elkaar met hun adem, ze bevochtigen elkaar met hun speeksel, maar toch weegt dat niet op tegen het elkaar kunnen vergeten in het water van de rivieren en de meren.”

Wat een treurige toestand is dat! En toch is dat precies de situatie waarin we verkeren,  wanneer we de eenheid zijn vergeten, en met elkaar proberen ‘er het beste van te maken’.

Maar wie de Ware intentie durft te volgen, neemt hier geen genoegen mee, en gaat in plaats daarvan op onderzoek uit. Die zegt tegen zichzelf: OK, eenheid is de eerste en de laatste werkelijkheid, dat begrijp ik, en dat weet ik, maar nu dus even niet. Wat is er aan de hand? Dan worden er oprechte vragen gesteld: hoe ben ik de eenheid uit het zicht verloren? Hoe is dat gegaan, en hoe is dat begonnen? Wat in mij heeft dat mogelijk gemaakt? Wat waren mijn motieven, mijn verwachtingen, mijn gevoelens? In hoeverre is de Ware intentie uit het zicht verdwenen?
Zo’n eerlijk onderzoek, waarin de aandacht vol gericht wordt op de ervaren tweespalt, is een voorbeeld van het stookproces. De alchemist kijkt daarmee in het donker om het licht terug te vinden.

Het stookproces is in wezen met aandacht ‘erbij blijven’ wanneer de dualistische beleving spanning en ongemak oproept, in het besef van het feit dat de eenheid uit het zicht is geraakt. Dat is eerlijk naar jezelf, en ook grondig, want pas als het zicht op de eenheid weer is hersteld, is het stookproces ten einde. In de alchemistische metafoor is dan het elixer tot stand gebracht: innerlijke heelheid en vrede zijn teruggekeerd. Dat tot stand brengen van het elixer is beeldspraak voor een werkelijkheid: de polariteit die gevangen zette blijkt een zelfgeschapen verwarring, waarin het eigen zicht werd vertroebeld. Voorbeelden daarvan zijn verwachtingen, of ideeën over hoe je moet zijn, of over wat slecht is of goed. Zodra de onjuiste aannames over jezelf, de ander of de situatie worden doorzien, verdwijnt de beklemming die daardoor werd ervaren en ontstaat opluchting, ontspanning, ruimte en is er vrede met wat er gaande is. Zelfbeeld en wereldbeeld zijn losgelaten of lossen op, en je weet nu: zo is het, en niet anders. Je verzet is verdwenen, en het stookproces is klaar.

Nu zou je kunnen denken dat het hier om een mentaal proces gaat: stel de goede vragen, spoor de foute ideeën op, klaar is Kees! Maar zo is het niet. Allereerst spelen allerlei gevoelens mee, die hun eigen bestaansrecht hebben, en die niet altijd redelijk of verklaarbaar hoeven zijn. Ze zijn er gewoon, punt. En veel van onze gedachten, meningen en beelden vloeien voort uit onze gevoelsmatige instelling en eigen-aardigheid. Bovendien laten onze diepste gedachten en gevoelens zich niet zo gemakkelijk betrappen, en al helemaal niet als ze voor onszelf geheel of gedeeltelijk geheim zijn, of in ieder geval onbewust. Het stookproces is daarom ook een energetisch proces dat een natuurlijke loop kan hebben. Het begint met de spanning die ontstaat tussen de diep gevoelde innerlijke waarheid en de door het ik geconstrueerde werkelijkheid. Die innerlijke waarheid laat zich niet uitpuzzelen, of opvissen, maar moet doordringen in het bewustzijn, en dat gebeurt onder invloed van de ontstane spanning.

Vandaar het beeld van de smeltkroes, de alchemistische retort, waaronder een vuur wordt gestookt: door aandacht te geven aan wat dwars zit zal de spanning oplopen, en dat moet ook! Als je de spanning uit de weg gaat, komt de waarheid niet tevoorschijn. Want de geconditioneerde geest is sterk: ze verzet zich, en geeft vastgeroeste opvattingen en instellingen niet zomaar prijs. Maar de spanning mag ook weer niet te veel oplopen, want dan kun je het niet aan en breek je: voortijdig spuien, de zaak eens even oplossen, uit je slof schieten, of erger. In beide gevallen mislukt het stookproces totaal, komt de waarheid niet tevoorschijn. Dan moet opnieuw worden begonnen als de kwestie weer opkomt.

Je moet jezelf (de alchemistische retort) dus heel houden, terwijl je een gezonde spanningsboog volgt. Je volgt de spanning zoals die op enig moment is, zonder ze op te voeren of juist af te voeren. En dat is moeilijk, want conditionering is op het energetische vlak nou juist gericht op het reguleren van spanning. Opruiende gedachten als ‘dat pik ik niet’, of ‘zijn ze nou helemaal gek geworden’ trekken ons zomaar uit ons centrum, terwijl aan de andere kant met sussende gedachten als ‘ach, wat maakt het uit’ of ‘ik kan er toch niks aan doen’ de spanning snel weglekt. Het stoken van het vuur -het hanteren van de spanningsboog- is een precair proces: een fout is vlug gemaakt, waarna de eenheid uit het zicht blijft.

De beeldspraak van het stookproces wordt in de alchemistische geschriften gebruikt om in incidentele situaties het zicht op eenheid te herstellen, maar ook voor het levenswerk waarmee dit zicht voorgoed onverwoestbaar wordt gemaakt. In dat laatste geval wordt gesproken van de geboorte van het spirituele embryo. Dan is de weg van de lagere deugd, de weg van handelen, ten einde en kan de weg van niet-handelen beginnen: de weg van de gerealiseerde, de wijze, in de wereld van de dualiteit.

 

Het zwaard van wijsheid*

 

Uit het niets borrelt daar omhoog

een bel van woede,

machteloos

over onrecht, misdaad ook,

in een wereld

waarin niemand mij ziet staan.

 

Is de aanleiding vaak klein

de beroering meestal niet:

hoge golven rijzen op,

mezelf ben ik kwijt,

in een wereld die vijandig vreemd is,

aan een oproerig boze geest

 

Ga ik mee,

ben ik verloren,

in steeds diezelfde droom verzonken.

Hef ik echter het zwaard van wijsheid

dan verschijnt direct het echte:

eenheid die eeuwig leeft.

 

Waar wordt het ijzer voor dat zwaard gevonden?

Wie smeedt de onverwoestbare kling?

Waar brandt een vuur met zoveel macht

dat het eeuwig ijzer wordt gesmolten?

Als het klaar is, flitst het als de bliksem,

en veegt demonen aan de kant.

 

Richt het, en hoge bergen vallen uiteen,

drie werelden van Duivelsprinsen

worden ontmanteld,

en zijn voorgoed ten einde.

 

* vrij naar het gedicht van Li Daochun in de Zhongheji: “Het Zwaard van Wijsheid”.

 

 

 

Het pad van de bodhisattva

De Madhyamakavatara, ‘Het betreden van de Middenweg’ van de Indiase filosoof Candrakirti (600 – 650 n.C.), geeft een commentaar op het beroemdste werk van zijn grote voorganger Nagarjuna (150 – 250 n.C.), die vanwege zijn belang voor de ontwikkeling van het boeddhisme wel ‘de tweede Boeddha’ wordt genoemd. Nagarjuna’s Mulamadhyamakakarika, ‘De fundamentele verzen van de Middenweg’ geldt als een van de belangrijkste werken binnen het boeddhisme en de Indiase filosofie. Candrakirti schrijft in zijn commentaar op dit monumentale werk over de Desabhumika, de ‘tien stadia van het pad van de bodhisattva’.

Het Sanskriet woord bhumi betekent letterlijk ‘grond’ en het wordt vaak vertaald met ‘stadium’. Ik vertaal het echter met ‘veld’. Ik volg Candrakirti in zijn duiding van de velden van het pad van de bodhisattva en stem deze vervolgens af op de wensen en noden van de moderne, westerse beoefenaar. Regelmatig zal ik Candrakirti citeren, de cijfers achter het citaat verwijzen naar het hoofdstuk waaruit het komt en de regel waarin het is terug te vinden. De vertalingen zijn van mijn hand.

Voordat we Candrakirti volgen in zijn beschrijving van het pad van de bodhisattva, moeten we eerst ophelderen wat we kunnen verstaan onder ‘bodhisattva’ en wat er wordt bedoeld met ‘pad’. Ik vaar hier op mijn eigen kompas.

Bodhisattva betekent letterlijk: ‘aanwezigheid (bodhi) zijnde (sattva)’, of het ‘lichaam van aanwezigheid’. Ik vertaal het met ‘incarnerende aanwezigheid’. Dit betekent dat het onbeperkte in het beperkte huist, het grenzeloze in het begrensde, het doodloze in het eindige, het ongeconditioneerde in het door en door karmisch bepaalde, het volmaakt vrije in het streng afhankelijke en gehechte. De bodhisattva is een paradoxaal dubbelwezen, een God-mens, een heuse avatar. Wanneer de bodhisattva zich niet als zodanig herinnert, als een levende paradox, dan blijft zijn leven beperkt tot een begrensd, eindig, door en door karmisch bepaald, volstrekt afhankelijk en gehecht bestaan. Leidend in zijn leven is dan de angst. Zijn bevrijding vindt hij alleen in een waarachtig herkennen van zichzelf. In en door die herkenning kan hij pas echt worden geboren en bekrachtigd als deze vrije, zeer concrete ongeboren vleesjas.

Die herkenning vindt plaats in verschillende velden op het pad van de bodhisattva. In elk veld wordt een aspect van de incarnatie van aanwezigheid aangeduid en onderhouden, opdat de bodhisattva zichzelf, gaandeweg van veld tot veld, van aspect tot aspect en van beoefening tot beoefening herinnert. De herinnering van de verschillende aspecten van de paradox die hij leeft, is tegelijkertijd de uitdrukking van deze aspecten en de verwezenlijking ervan. Als de bodhisattva zich bijvoorbeeld zijn grenzeloosheid herinnert, drukt hij dit uit in een diep gevoelde ervaring van overvloed en verwerkelijkt hij dit in een geste van onvoorwaardelijk geven. Zo wordt de bodhisattva meer en meer zichzelf. Het goddelijke incarneert daadwerkelijk in het weerbarstige vlees.

Candrakirti ziet de velden als een organische en noodzakelijke orde in de tijd. Het pad begint met een ‘ommekeer’, een ‘inkeer’ of een ‘eerste herkenning’ en gaat via ‘onomkeerbaar’ in het achtste veld, naar de ‘bekrachtiging’ van de God-mens in zijn paradoxale totaliteit in het tiende veld. Elk veld biedt een specifieke mogelijkheid tot onderhoud EN een realisatie van een bepaald aspect van de ‘incarnerende aanwezigheid’.

Je kunt de velden ook zien als gebieden van beoefening binnen de context van de gegeven situatie. Vraagt de situatie om loslaten, dan beoefen je onvoorwaardelijk geven. Vraagt de situatie van je om te wachten en uit te houden, dan beoefen je geduld. Hier worden de velden praktisch toepasbaar in dagelijkse situaties die ons met klem om ons antwoord vragen.

Vijf karakteristieken van Succesvolle Introverten

Door Sylvia Löhken, auteur van Stille mensen, waardevolle krachten

Wat is macht?
Mensen met macht drukken hun stempel op hun omgeving.  Mensen associëren deze macht vaak met begrippen als ‘assertief’, ‘snel-handelend’, of ‘dominant’. Echter, het soort macht dat gepaard gaat met dominantie heeft zijn gebreken, hoe charismatisch en onderhoudend de leidinggevende persoon ook moge zijn. 

De (relatieve) wijsheid van besluiten door een groep
Neem bijvoorbeeld een vergadering. Assertieve en dominante personen zullen snel en vastberaden optreden, waardoor ze meer aandacht krijgen, en belangrijker nog, ze zullen de nabespreking beïnvloeden: wat ze ook zeggen, het zal worden beschouwd als iets om rekening mee te houden.

Er hangt een prijskaartje aan de uitwerking van de ‘eerste sprekers’:  het eerste idee, hoe overtuigend en aantrekkelijk dat idee ook mocht klinken, is niet altijd het beste idee, laat recent onderzoek zien. Rustige personen zijn vaak niet gemotiveerd om andere ideeën aan te dragen, zelfs als die beter lijken te zijn (ook als die gecheckt en vergeleken zijn, en gestaafd zijn door degelijk onderzoek). Met andere woorden: een snelle, gedreven, uiting kan de kwaliteit van het resultaat in gevaar brengen.

De andere macht
Gelukkig bestaat er ook een tweede soort macht die de impulsieve aard van de dominante macht, die zich richt op direct resultaat, balanceert: ‘stille macht’. Deze minder nadrukkelijke vorm van invloed is verbonden met andere attributen – attributen die misschien niet erg indrukwekkend lijken, maar die in staat zijn om een positief, langdurig effect te creëren.

Dit zijn vijf karakteristieken van Succesvolle Introverten:

  1. Introverte mensen zijn in staat uitdagende taken langer te blijven volhouden. Ze blijven het proberen als ze het de moeite waard vinden. Dit klinkt misschien niet overweldigend sexy – maar het maakt het cruciale verschil uit tussen een goed resultaat en een fantastisch resultaat. 
  1. Introverten luisteren en observeren nauwkeurig. Ze evalueren minutieus wat ze van anderen waarnemen. Het beeld dat ze zich daardoor vormen is veel uitgebreider dan van mensen die het druk hebben met zichzelf. Introverten zijn daardoor in staat om waardevolle informatie te integreren in hun plannen en acties. Ze zoeken de juiste informatie. En niet de meest zelf-bewuste informatie. 
  1. Introverten kunnen zich goed in anderen verplaatsen en behoeften en perspectieven begrijpen die afwijken van de hunne. Dit is een cruciaal voordeel in de omgang met anderen. 
  1. Introverten streven er voortdurend naar om inzichten te krijgen in, en te doen wat zij denken dat goed is – zelfs als dat afwijkt van wat de meeste andere mensen vinden. Net zo belangrijk: ze geven een beetje speelruimte aan degenen die verslag aan hen uitbrengen, als het erop aankomt verantwoordelijkheid en beslissingen te nemen. Introverten zijn ook in staat om anderen te laten schitteren. Dit maakt hen tot een populaire baas – vooral ambitieuze strebers vinden het prettig om deel uit te maken van het team van een introverte. 
  1. Tijd voor zichzelf. Introverten zijn ervan overtuigd dat grote prestaties meestal niet het resultaat zijn van een groepsbeslissing of een brainstormproces. Als ze een zeer belangrijke beslissing moeten nemen trekken introverten zich terug en concentreren ze zich op hun taak, zonder afleidingen en zonder de daarbij de noodzakelijke algemeen geldende argumenten in overweging te nemen. 

De eigenschappen die introverten zo succesvol maken kunnen worden waargenomen bij veel introverte leiders. Als je zelf introvert bent, doe dan wat Dolly Parton aanbeveelt: ‘Zoek uit wat je bent – en wees consequent’.

 

Dr. Sylvia C. Löhken geeft lezingen en is coach – en introvert. Met tien jaar ervaring op verschillende werkterreinen, (onderzoek, bestuurlijke functies in de wetenschap, een management functie in Japan), helpt ze zowel introverten als extraverten om hun doelen te bereiken, elk met hun eigen voordelen.

 

 

 

 

 

 

Natuurlijke oplossingen

Beste mensen,

De afgelopen week stond in de krant dat artsen van een ziekenhuis in Tilburg een patiënt klachtenvrij hebben gekregen na een behandeling met manukahoning. De patiënt kampte al lange tijd met een darminfectie, die niet met antibiotica te behandelen was. Het is geweldig dat deze artsen kiezen voor de natuurlijke weg, maar aan de andere kant vreemd dat dit een unicum is. Hierover schreef arts Remko Kuipers deze week een interessante column, die door de medische tijdschriften werd geweigerd.

Remko schrijft in zijn column dat hij als arts veel geld verdient aan zieke mensen. Dat dit ook geldt voor de farmaceutische industrie, de apotheker, de zorgverzekeraars en de overheid. Al die partijen hebben stuk voor stuk belang bij zieke mensen. Hoe eerder en langer iemand ziek is, hoe meer er wordt verdiend.

In de media wordt alleen maar gesproken over dat het zo goed met ons gaat, we worden namelijk ouder dan ooit. Maar de media zwijgen over het feit dat we steeds jonger ziek worden en rondlopen met chronische klachten. Zo is de gezonde levensverwachting voor vrouwen de laatste jaren gedaald van 54 naar 42 jaar.

Ziekenhuizen zijn economische instellingen en de marktwerking doet precies wat het moet doen. Je zou zeggen dat alle partijen daadwerkelijk de medemensen gezond willen maken, maar er zitten volgens Remko heel wat addertjes onder het gras. De huidige geneeskunde is gebaseerd op protocollen die weer gebaseerd zijn op richtlijnen. De richtlijnen worden opgesteld door medisch specialisten. Deze medisch specialisten baseren zich op hun beurt weer op onderzoeken die worden gesubsidieerd door de farmaceutische industrie. En deze industrie, Big Pharma, weigert om onderzoek naar preventieve maatregelen te doen, want dat zou hun businessmodel omverwerpen. Zo is de cirkel weer rond.

Preventie zou niet bewezen zijn en wordt hiermee verwezen naar het domein van de kwakzalvers. Maar Big Pharma heeft nog een slimme truc achter de hand: artsen worden door de overheid via de zorgverzekeraars gecontroleerd aan de hand van prestatie-indicatoren. Remko Kuipers vermoedt dat dit het werk is van slimme lobbyisten, want zo wordt de kwaliteit van een arts afgerekend op de hoeveelheid medicijnen die hij of zij voorschrijft. Als een arts alleen preventieve maatregelen voorschrijft in plaats van medicijnen om de cholesterol te verlagen, dan gaat dat de verzekeringsbanken in als een strafpunt via een lagere financiële vergoeding. Het beste wat een arts kan doen is een leefstijladvies combineren met een medicijn.

Deze week was Richard de Leth bij mij op bezoek. Hij heeft geneeskunde gestudeerd aan de VU in Amsterdam. We hebben samen een filmpje opgenomen over de vraag of medicijnen nu werkelijk altijd nodig zijn:

Remko Kuipers zegt in zijn column wel dat ook burgers goed naar zichzelf mogen kijken. Veel mensen kiezen graag voor de makkelijke weg: weinig bewegen, slecht eten en klachten oplossen met een pilletje. Onze maatschappij is hier ook op ingericht. Wie patat en pizza eet is minder geld kwijt dan iemand die kiest voor salade en groenten. Mensen die leven op groenten, fruit, noten en vette vis betalen wel mee aan de rekening van mensen ‘die van het leven genieten’.

Volgens Remko zou het verstandig zijn als we gezond gedrag zouden belonen en ongezond gezond gedrag ter discussie zouden stellen.

De verandering zal niet komen vanuit het huidige maatschappelijke systeem, dus dat betekent dat we het heft in eigen hand zullen moeten nemen. Onderzoek voor jezelf en breng in praktijk wat je hebt geleerd. De huidige inrichting van het zorgsysteem maakt ons alleen maar zieker. Misschien dat er ooit een zorgverzekeraar is die het aandurft om een gezonde leefstijl te belonen. Als dit zich dan op de lange termijn bewezen terugbetaalt, is de weg vrij om Big Pharma de mond te snoeren…

Gezonde week,
Juglen Zwaan
aHealthylife.nl

Sneeuwwitje en de zeven chakra’s

Niet veel mensen beseffen dat de verhaaltjes voor het slapen gaan, die we als kind kregen voorgelezen, ons eigenlijk wakker willen maken. Sneeuwwitje, Assepoester, Doornroosje en Roodkapje, al die eeuwenoude sprookjes zijn metaforen voor een spiritueel ontwaken. De arme wees met de boze stiefmoeder, de prins en de prinses zonder koninkrijk, het verdwaalde kind in het donkere bos, dat zijn wij. En al deze verhalen willen ons leren wat de weg terug is naar ons eigenlijke thuis, naar God.

Door Anne-Marie Wegh

Nog minder mensen realiseren zich dat de symboliek in deze sprookjes veelal verwijst naar de kundalini-energie, de mysterieuze bron van oerkracht die ‘sluimert’ in ons bekken, en die heden ten dage vooral wordt geassocieerd met oosterse tradities. Maar ook in onze westerse mythes, legendes en oude volksvertellingen, zit vaak kundalini-symboliek verborgen. Laten we, als voorbeeld, kijken naar een sprookje dat iedereen kent: Sneeuwwitje. Haar naam verwijst naar de werking van de kundalini-energie: een zuivering van de mens op het niveau van lichaam, geest en emoties. Alleen met een rein hart kunnen wij door de poorten van het Koninkrijk van God.

De boze stiefmoeder

Als Sneeuwwitje wordt geboren, sterft haar moeder, de koningin. Haar vader hertrouwt met een valse vrouw die jaloers is op de schoonheid van Sneeuwwitje. Ze beraamt een plan om haar te doden. De ‘boze stiefmoeder’ komt in veel sprookjes voor. Zij staat voor ‘de materie’, die onze echte ‘moeder’ niet is. Interessant in dit verband is dat het woord materie ook is afgeleid is van mater, het Latijnse woord voor moeder. Onze echte thuis is in de goddelijke dimensies. De mens die incarneert op aarde is als een ‘weeskind’, in de macht van een ‘stiefmoeder’ die haar eigen (egoïstische) agenda erop nahoudt.

De zeven dwergen

De valse koningin geeft een jager de opdracht om Sneeuwwitje te doden. Hij kan dit echter niet over zijn hart verkrijgen en hij laat haar achter in het donkere bos. Moederziel alleen doolt zij rond, totdat zij het huisje vindt van de zeven dwergen:

Daar opeens zag ze een klein huisje; ze wilde erin gaan om uit te rusten. Alles in ‘t huisje was klein, maar sierlijk en keurig; het is niet te zeggen hoe keurig. En er stond een wit gedekt tafeltje, met zeven kleine bordjes, en bij elk bordje een klein lepeltje, en zeven mesjes, en vorkjes en ook zeven bekertjes. Tegen de wand stonden er zeven bedjes naast elkaar, opgemaakt met sneeuwwit beddengoed. En omdat Sneeuwwitje hongerig en dorstig was, at ze van alle zeven bordjes een beetje groente en een beetje brood en dronk uit ieder bekertje een teugje wijn, want ze wilde niet van één alles wegnemen. Daarna – ze was zo moe – probeerde ze een bedje, maar geen van de bedjes paste, het ene te lang en het andere te kort, maar eindelijk, het zevende paste; daarin bleef ze liggen, deed haar gebedje en sliep in.

De zeven dwergen staan voor de zeven belangrijkste chakra’s van ons lichaam. Sneeuwwitje die eet van alle zeven bordjes en bekertjes is een beeld van de kundalini-energie die door onze wervelkolom langs deze zeven chakra’s stroomt. De ronde vorm van borden en bekers correspondeert prachtig met de ‘wiel-vorm’ van chakra’s. Dan laat het sprookje zien hoe de kundalini zich terugtrekt in het bekken, bij het onderste chakra. Dit is het zevende bedje waarin Sneeuwwitje gaat slapen.

Ze mag bij de dwergen blijven wonen en in ruil daarvoor maakt zij hun huisje schoon (kundalini-zuivering), als zij overdag de bergen in gaan om goud (lees: God) te delven. Maar lang duurt haar rust niet. De valse koningin hoort dat Sneeuwwitje nog leeft en gaat op pad om haar alsnog te doden. Het verhaal leert ons nu dat ijdelheid – een van de eigenschappen van het ego – de kundalini ‘slapend’ houdt. Wie gericht is op zichzelf en op de verlokkingen van de materie, krijgt geen toegang tot het goddelijke.

De giftige appel

Verkleed als een verkoopster verleidt de koningin Sneeuwwitje om een ceintuur van haar te kopen, die ze vervolgens zo strak vastsnoert (‘slank willen zijn’) dat haar de adem wordt benomen en zij ‘als dood’ ter aarde stort. De dwergen brengen haar bij thuiskomst echter weer tot leven door de ceintuur los te maken. Daarna probeert de koningin het met een giftige kam (‘mooi willen zijn’), die Sneeuwwitje bewusteloos doet neervallen. Ook nu lukt het de dwergen weer om het meisje bij kennis te brengen. De derde keer slaagt de valse stiefmoeder wel in haar opzet met een giftige appel: ‘Van buiten was hij prachtig, geelwit met rode wangen. Wie ernaar keek, kreeg er trek in. Maar wie er een klein stukje van zou eten – die moest sterven.’ De appel verwijst naar het Bijbelverhaal van Adam en Eva. Deze ‘verboden vrucht’ symboliseert de zintuiglijke verleidingen van ‘de wereld’. Adam en Eva worden na het eten ervan verdreven uit het paradijs (lees: de verbinding met het goddelijke wordt verbroken). 

De glazen kist

De dwergen leggen de (schijn)dode Sneeuwwitje in een glazen kist: ‘Zo lag Sneeuwwitje lange, lange tijd in de kist en ze veranderde niet, maar het leek of ze sliep.’ Het goddelijke leidt in de meeste mensen weliswaar een slapend bestaan, maar kan nooit sterven, zegt dit beeld. In ons bekken, bij het heilig been, wacht de kundalini geduldig tot de spirituele zoeker er klaar voor is om een langdurige weg van zuivering en heling te gaan. Zij ontwaakt vanzelf in eenieder die een op God gericht leven leidt, ongeacht zijn of haar religieuze overtuiging of cultuur, om te helpen de juiste voorwaarden te scheppen voor het ‘heilige huwelijk’: een versmelting van het innerlijk mannelijke en vrouwelijke, waarna een vereniging van de mens met zijn Schepper plaatsvindt.

In het sprookje verschijnt een prins op het toneel, die verliefd wordt op Sneeuwwitje. Deze gebeurtenis symboliseert het begin van de fase van kundalini-ontwaken. Hij neemt haar mee, met kist en al: ‘De prins liet de kist nu door zijn dienaren op hun schouders wegdragen. En toen gebeurde het, dat zij struikelden over een boomstronk, en door de schok schoot het giftige stuk appel dat Sneeuwwitje had afgebeten, uit haar keel.’ De boomstronk symboliseert de wervelkolom waardoor de kundalini naar boven stroomt, naar het kruinchakra. De glazen kist waarin Sneeuwwitje ligt verbeeldt een ‘transparant’ ego, dat door de kundalini-energie is uitgezuiverd.

De prins vraagt opgetogen de wakker geworden Sneeuwwitje ten huwelijk: “Ik heb je lief, meer dan alles op de wereld, kom mee naar ‘t slot van mijn vader, dan zul je mijn vrouw worden.” Het slot van de vader (de Vader) van de prins, symboliseert het Koninkrijk van God: de verblijfplaats van de mens die het goddelijke meer lief heeft dan ‘alles op de wereld’.

De roodgloeiende pantoffels

Prachtig, tenslotte, is de symboliek van het lot van de valse koningin. Als zij verschijnt op het huwelijk van Sneeuwwitje en de prins, staat haar een zeer onaangename verrassing te wachten: Maar er waren al ijzeren pantoffels op een kolenvuur gezet en die werden met tangen binnengedragen. Ze moest in de roodgloeiende schoenen gaan staan en zolang dansen, tot ze dood ter aarde viel.

De dansende koningin is een metafoor voor innerlijke kundalini-activiteit. De werking van deze energie wordt vaker uitgebeeld als een dans. De moedergodin Kali uit het hindoeïsme, bijvoorbeeld, die ook de kundalini symboliseert, wordt meestal dansend afgebeeld. Om haar hals hangt een ketting van bloederige, afgehakte hoofden. Trofeeën van alle ego’s die zij al heeft vernietigd met haar rondzwaaiende armen en benen.

De roodgloeiende pantoffels die de koningin moet dragen, verwijzen naar de zuiverende werking van het kundalini-vuur. Haar dood staat voor de dood van het ego, dat gericht is op de materie, een gebeurtenis die onlosmakelijk is verbonden met het heilige huwelijk.

Alchemie

Het sprookje van Sneeuwwitje roept ons op om de weg van de innerlijke transformatie te gaan. De weg van de alchemist die eenzaam en volhardend in zijn laboratorium probeert lood om te zetten in goud. Een metafoor voor het spirituele groeiproces waarbij het aardse in de mens wordt getransformeerd naar het goddelijke. Het sprookje verwijst subtiel naar de traditie van de alchemie met de beschrijving van Sneeuwwitje: een huid wit als sneeuw, lippen rood als bloed, en haren zwart als ebbenhout.

Negredo (zwart), albedo (wit) en rubedo (rood), zijn de drie fases in het alchemische proces. Negredo, de eerste fase, is als de wereld zijn glans heeft verloren en een afbraakproces begint van de ‘oude mens’. Deze fase wordt in het sprookje verbeeld door Sneeuwwitje die angstig ronddoolt in het donkere bos, op zoek naar een nieuw thuis. Albedo is de fase van uitzuivering. Dit proces wordt gesymboliseerd door Sneeuwwitje die het huis van de zeven dwergen (chakra’s) schoonmaakt, als zij in de bergen zijn om goud te zoeken. In de laatste fase, rubedo, vindt de versmelting van de tegenstellingen plaats, verbeeld in het sprookje door het huwelijk van Sneeuwwitje met de prins.

Spiegeltje, spiegeltje, aan de wand…

Wat dit sprookje ons wil zeggen, via de toverspiegel van de boze koningin, is: maak je niet druk over je buitenkant, richt je liever op je binnenwereld, want wat daarin ligt verborgen is duizendmaal mooier dan al het andere op aarde!

Anne-Marie Wegh is auteur van het boek Kundalini-ontwaken.

www.anne-marie.eu