…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for the ‘Artikel’ Category

Ryokan, de kunst van het leven

Een van de belangrijkste toneelschrijvers van het laatste decennium van de twintigste eeuw, de Oostenrijker Werner Schwab, legt in zijn toneelstuk De Presidentes de volgende woorden in de mond van Greet, een moddervette vrouw uit het volk: “Nu moet jij je overgeven aan het leven, Erna, zodat het leven van jou kan genieten.” En Erna, een ‘AOW-er met huisschort en orthopedische schoenen’, verzucht: “Ja, natuurlijk, maar dat laat zich zo gemakkelijk zeggen. In werkelijkheid is het toch wel moeilijk een levensgenot op te pakken, als het sparen je in het vlees en in het bloed is gaan zitten. Maar één keer in het leven moet ook zo’n mens het geluk bereiken, die altijd maar het vuil van de andere mensen moet wegpoetsen.”

De kunst van het leven is problematisch voor de sparende, berekenende en vanuit schijnbare zekerheden levende individu. De vrouw uit het volk Greet weet wat hij vereist: overgave. Een totale verspilling van elk kunstje dat we onszelf hebben aangeleerd om ons als zelfstandig individu tegenover de wispelturige realiteit staande te houden. De kunst van het leven is een gave, niet in de zin van een bijzondere eigenschap, maar in de zin van een gift, die ik alleen kan ontvangen als ik bereid ben te geven, mijn hand te openen, los te laten. De kunst van het leven vereist dat ik mezelf laat gaan, om vanuit deze beweging, die geen beweging is maar het creatieve nulpunt van mijn bestaan, het leven zichzelf te laten uitvinden.

Exemplarisch voor de kunst van het leven zijn de kunst en het leven van de Japanse kalligraaf, dichter en zenpriester Ryokan Taigu. Hij werd in 1758 geboren als de oudste zoon van het dorpshoofd Inan, die ook koopman, shintopriester en een dichter van haiku was. Inan had gehoopt dat zijn eerstgeborene hem als dorpshoofd zou opvolgen, maar in de voetsporen van Shakyamuni Boeddha verliet de jongen op achttienjarige leeftijd het huis. Na eerst bij een lokale Soto-zentempel zijn intrek te hebben genomen, ging Ryokan studeren onder de meester Kokusen, die de leiding had over Entsu-ji te Tamashima. Kokusen was een recht-door-zee zenman, die zijn zenstijl kwalificeerde als ‘stenen stapelen en drek dragen’. Zo’n twaalf jaar lang bleef Ryokan bij zijn leraar Kokusen, van wie hij ook transmissie kreeg.

Na Kokusens dood verliet Ryokan Entsu-ji voor een zwerftocht van vijf jaar. Zijn moeder was reeds overleden tijdens zijn verblijf in de zentempel en in 1795 pleegde zijn vader zelfmoord te Kyoto. Ryokan verzorgde zijn uitvaartceremonie. Op veertig jarige leeftijd keerde hij terug naar zijn geboortestreek Echigo, het koude en afgelegen sneeuwland in het verre Noorden van Japan. Daar vestigde hij zijn “één-persoonsgemeenschap-van-monniken” in een schamele hermitage in het dicht begroeide woud op de berg Kugami. De hut droeg de naam Gogo-an, dat “vijf koppen” betekent, hetgeen slaat op de hoeveelheid rijst die de vorige bewoner, een abt van de Shingon-secte, elke dag mocht ontvangen. We kunnen niet zeggen dat Ryokan het sparen in het vlees en in het bloed is gaan zitten. Hij leefde uitsluitend van wat hem gegeven werd tijdens zijn dagelijkse bedeltochten. Wat hij over hield gaf hij weg. Ryokan ging om met mensen uit alle lagen van de bevolking: landheren, bedelaars, kooplieden, vissers, boeren, met wie hij “het hete water van transcendente wijsheid” (sake) dronk en prostituees, met wie hij knikkerde. Maar vooral ook speelde hij met de kinderen uit het dorp. Ryokans leven te Gogo-an was een leven van zelfvergetenheid in het moment: “Morgen? Overmorgen? Wie weet? We zijn dronken van vandaag!” Onze moddervette Greet had het niet beter kunnen zeggen!

Rond zijn zestigste verjaardag verhuisde Ryokan naar een hut aan de voet van de berg Kugami. Omdat zijn gezondheid achteruit ging zag hij zich genoodzaakt acht jaar later nogmaals te verhuizen. Hij kreeg een hut op het landgoed van de Kimura-familie, waar hij zich als een gekooid vogeltje voelde. Op deze plek ontmoette Ryokan op zeventig jarige leeftijd eindelijk de reisgenoot waar hij in zijn gedichten zo vaak om vroeg. Het was de mooie, negenentwintig jarige non Teishin. Vrijwel onmiddellijk werden ze verliefd op elkaar. Zo vaak als ze konden waren ze samen en schreven gedichten, praatten over literatuur en religie of wandelden door de velden en omliggende dorpen. “Twee mensen, één hart”, schreef Ryokan. In de vroege ochtend van zes januari 1831 overleed Ryokan op drieënzeventig jarige leeftijd in het gezelschap van zijn geliefde. Over hun relatie dichtte hij:

In deze droomwereld

dutten wij

en spreken van dromen –

droom, droom verder

zo veel als je wilt.

Een van de weinige dingen waarvan Ryokan niet hield waren “gedichten van een dichter en kalligrafie van een kalligraaf”. De kalligrafie heeft Ryokan zijn hele leven beoefend. Elke ochtend penseelde hij vellen vol en zelfs tijdens zijn bedelrondes tekende hij karakters met zijn vinger in de lucht of met zijn voet in het zand. Reeds tijdens zijn leven werd zijn kalligrafie hoog gewaardeerd. Ryokan maakte zijn schoonschrijfkunst voor mensen in zijn omgeving en een ieder die hem wat eten, tabak of sake bezorgde kon rekenen op een kunstwerk. Toen een winkelier hem eens had gevraagd iets simpels op papier te zetten dat een ieder kon lezen, schreef Ryokan de karakters I Ro Ha (A B C) en vervolgens Een Twee Drie. Deze twee stukken kalligrafie worden thans in Japan tot de grootste kunstwerken in dit genre gerekend.

Ryokans kalligrafie ademt helderheid uit, zachtheid, een ingetogen maar toch ongehinderde kracht en eenvoud. Soms doen de karakters in zijn werk haast kinderlijk aan door het rechte schrift en het accurate gebruik van de dunne lijn, zoals dit te zien is in het entsu-ji gedicht. Maar in zijn gedicht Herfstbladeren zien we de karakters als dwarrelende bladeren langs het papier naar beneden vallen. Toch zijn ook hier de bescheidenheid, de zachtheid en de trefzekerheid van de penseelstreken weer prominent aanwezig. In Ryokans kalligrafische werk lijken de karakters haast zichzelf te schrijven. Moeiteloosheid is een van de belangrijkste karakteristieken van zijn schoonschrijfkunst en haar grootste kracht; een product van zijn sublieme penseelbeheersing en zijn vrijheid van geest.

Dezelfde moeiteloosheid, eenvoud, ingetogenheid en helderheid die we in Ryokans kalligrafische werk tegenkomen, vinden we ook terug in zijn gedichten. Hij beoefende veel verschillende stijlen van poëzie, zoals het klassiek Chinees, haiku, waka en volksliedjes. Toch hield hij zich lang niet altijd aan de stilistische regels. Alles bij elkaar schreef hij zo’n veertienhonderd gedichten. Onder zijn literaire nalatenschap komen we ook lijstjes tegen met zaken die de vergeetachtige Ryokan vooral moest onthouden om volgens zijn zeggen ‘niet in moeilijkheden te komen’:

Slaap niet teveel;

eet niet teveel;

neem geen te lang middagdutje;

put jezelf niet uit;

verwaarloos jezelf niet;

zwijg wanneer je niets te zeggen hebt;

verberg niets in je hart;

drink sake altijd warm;

scheer je hoofd;

knip je nagels;

spoel je mond en gebruik een tandenstoker;

neem een bad;

houd je stem helder.

Ook schreef hij een memo aan zichzelf in waka-vorm:

Wachtend op een bezoeker, dronk ik vier of vijf

kommen van deze uitstekende sake.

Al volledig dronken, was ik vergeten wie er komen zou.

Wees wat voorzichtiger een volgende keer!

Zoals Ryokans karakters zichzelf lijken te vormen, zo lijken zijn gedichten zichzelf te schrijven. Ryokans kunst was een uitdrukking van zijn dagelijkse leven. En zijn dagelijkse leven was kunst, een hoogst persoonlijke, ongehinderde expressie van wat zich nimmer laat uitdrukken:

Een koude nacht – ik zit alleen in mijn kamer

die slechts met wierookwalm is gevuld.

Buiten een bamboebosje met honderd bomen;

op het bed een paar banden poëzie.

Langs de bovenkant van het raam schijnt de maan,

de hele buurt is stil op de insecten na.

In dit alles is grenzeloze emotie,

maar wanneer ik het benader, geen enkel woord.

Als een Soto-zenmonnik beoefende Ryokan shikan-taza. Dit is een meditatiepraktijk waarin het alledaagse leven in volle aanwezigheid tot uitdrukking wordt gebracht. Maar shikan-taza is niet aan een formele houding gebonden. In Ryokans leven zijn zijn dagelijkse beslommeringen, zijn kunst en zijn zenpraktijk niet onderscheiden. Elke handeling, elke gedachte, elke waarneming, elke emotie en elke regel poëzie is de beoefening en realisatie van shikan-taza:

Mijn leven mag melancholisch lijken,

maar reizend door deze wereld

heb ik mezelf aan de Hemel toevertrouwd.

In mijn bedelnap drie sho rijst;

bij de haard een bundel brandhout.

Als iemand me vraagt naar het kenmerk van verlichting of illusie,

weet ik niets te zeggen – weelde en eer zijn slechts stof.

Wanneer de avondregen valt, zit ik in mijn hut

en strek mijn beide benen uit als antwoord.

Ryokans zenpraktijk is het onderscheid tussen illusie en verlichting inderdaad voorbij. “Kijk om je heen! Er is niets anders dan dit”, roept hij ons aan het eind van een van zijn gedichten toe. En dit “niets anders dan dit” brengt Ryokan in zijn poëzie glashelder en accuraat tot uitdrukking, zodat je de indruk krijgt dat zijn gedichten rechtstreeks voortvloeien uit en stem geven aan zijn zenpraktijk:

Een eenzame winterdag, helder, dan bewolkt.

Ik wil naar buiten gaan, maar doe het niet; ik draal.

Onverwacht komt een oude vriend, die me vraagt wat

met hem te drinken.

Opgetogen nu, pak ik penseel, inkt en veel papier.

Ryokan is niet uitsluitend gericht op zijn dagelijkse bezigheden: bedelen, zazen, bloemen plukken, naar de vogels luisteren, nachtelijke wandelingen maken, dutten op de namiddag, poëzie lezen en schrijven, spelen met de kinderen, of sake drinken met de boeren. Zijn empathie met zijn lijdende medemens neemt ook een belangrijke plaats in in zijn werk:

Reizend naar een ver gelegen streek

vergezeld van de nachtegaal

en van gedachten aan de droefheid in deze wereld.

En:

Denkend aan de mensen in deze vlietende wereld

diep in de nacht –

mijn mouw is met tranen doorweekt.

De kunst van het leven is niet in de laatste plaats de kunst van het omgaan met pijn. Pijn is de meest constante factor in ons bestaan, heeft Shakyamuni Boeddha gezegd. Ook de kunst van het omgaan met pijn vraagt om overgave. Ze vraagt ons de pijn binnen te gaan en de pijn te leven. In shikan-taza, de zelfvergeten beoefening van ons bestaan, verwezenlijken we ons leven als pijn wanneer de pijn zich voordoet. De kunst van het leven is de kunst om moeiteloos en zonder vrees de pijn te laten klinken in ons leven. Dit kan in de vorm zijn van een schreeuw. Maar ze kan ook subtiel haar stem krijgen tussen de regels van een gedicht in, zoals dat bij Ryokan vaak het geval is:

Dagen tellen is als knippen

met je vingers-

zelfs mei vervliegt als een droom.

Ryokans diepe en onvoorwaardelijke liefde voor alles wat leeft uit zich niet alleen in de vertedering, de zachtheid en de vrijheid waarmee hij het leven in poëzie zijn vorm en glans laat krijgen, maar ook in de pijn van de vergankelijkheid. Zelf een oude man geworden, schrijft Ryokan dit gedicht:

Ik zit stil en luister naar de vallende bladeren –

een eenzame hut, een teruggetrokken leven.

Het verleden is vervaagd, ik kan me dingen niet meer herinneren.

Mijn mouw is nat van de tranen.

Misschien is Ryokans intense liefde voor het leven en zijn diepgaande besef van de vergankelijkheid van dat leven wel de reden dat hij zijn leven alleen wilde leiden. Voor zijn grote voorganger en de grondlegger van Soto-Zen in Japan, Dogen Zenji, was het thuisloze, nergens verblijvende monniksbestaan, het enige antwoord op de vergankelijkheid die ons leven ten diepste is. Dit wijst niet op een angst voor de vergankelijkheid, maar op een moedig en onvoorwaardelijk aannemen van de vergankelijkheid in ons leven en van de ongelimiteerde vrijheid die deze vergankelijkheid is. Alles gaat voorbij. Dat wil zeggen, er is fundamenteel niets dat ons bindt. Hoe het ook zij, Ryokan hield van zijn leven zoals het was. En dat was zeker geen leven waarin hij de mensen en de liefde uit de weg ging:

Het is niet zo dat

ik me nooit onder de mensen

van de wereld begeef –

maar ik amuseer me

liever alleen.

Ryokan kende de schaduwzijde van zijn keuze maar al te goed. Hij accepteerde de consequentie van zijn levensstijl volkomen en drukte haar in talrijke gedichten, met haarscherpe precisie en zonder enige sentimentaliteit of zelfbeklag uit:

De haard is koud en met dikke as bedekt.

Wederom is het enige licht gedoofd.

Eenzaamheid en nog niet halverwege de nacht.

Stilte – enkel de stem van een verre bergstroom.

Voor Ryokan is de nacht van eenzaamheid, de eenzaamheid van alle levende wezens. Ze is zoals alles wat zich voordoet een unieke en waardevolle expressie van het onzegbare en ongrijpbare bestaan. En ze is het net zo zeer waard om onvoorwaardelijk geleefd, volledig geproefd en in helderheid uitgedrukt te worden:

Onafgebroken regenval – in mijn hermitage

flikkert een enkel licht, terwijl dromen terugkeren.

Buiten het geluid van vallende druppels.

Een kraai zit in duisternis op de muur.

De haard is koud, geen brandhout wacht mijn ingebeelde gasten.

Ik reik naar een bundel poëzie.

Deze nacht, in eenzaamheid, diepe emotie.

Hoe verklaar ik hem de volgende dag?

Eenzaamheid staat bij Ryokan niet louter voor het fysiek alleen zijn. Ze staat ook voor het inzicht dat we dit allesomvattende leven alleen moeten leven, de allesomvattende pijn alleen moeten lijden en de allesomvattende dood alleen moeten sterven. In deze eenzaamheid, in deze eenzame daad zijn we diepgaand verenigd met alles wat leeft. In de Japanse esthetiek noemt men haar sabi, de absolute of eeuwige eenzaamheid. Sabi is niet het depressieve gevoel van door iedereen achtergelaten te zijn, noch een zelfingenomenheid, ze duidt een volkomen op-zichzelf-zijn en een zichzelf-genoeg-zijn aan. De pijnboom en ik zijn intiem met elkaar verbonden in de ene daad van bestaan en in de ene daad van sterven. Luister hoe Ryokan in het volgende gedicht de absolute eenzaamheid, tijdelijkheid en volstrekte ongehinderheid in een enkele ademtocht uitdrukt:

Ik sta alleen onder een eenzame pijnboom;

vlug gaat de tijd voorbij.

Boven me de lucht, eindeloos –

wie kan ik vragen met me de weg te gaan?

Ryokans kunst van het leven bestaat uit een diepe intimiteit met alles wat leeft. Zijn sensitieve geest resoneert moeiteloos met elke stem die opkomt en elke klank die weerklinkt. Voor Ryokan was het leven zelf kunst, een transparante schoonheid die alles, zelfs de meest grillige en schrijnende uitingen van het leven, doordringt. Ryokan schreef geen poëzie, hij creëerde ruimte om de poëtische werkelijkheid zichzelf te laten uitschrijven. De Amerikaanse componist John Cage zei eens: “Ik heb niets te zeggen, maar zeg het toch, en dat is poëzie.” Dat is poëzie, zoals een boom poëzie is, en een rots en een mens en een dier. Ze zijn poëtisch om geen andere reden dan dat ze er zijn. Dat ze er zo zijn, zoals ze zijn. En wat kunnen we daar nog aan toevoegen? Luister hoe Ryokans vervuld zijn van de poëtische werkelijkheid hem deze werkelijkheid doet uitschrijven in zijn Gedicht van de vroege herfst:

Na een nacht van regen, bedekt water het dorpspad.

Fris is het dikke gras bij mijn hut deze morgen.

In het raam staan verre bergen, de kleur van blauw-groen jade.

Buiten stroomt een rivier als glinsterend zijde.

Onder een rots bij mijn hut, was ik mijn gevoelige oor

met zuiver bronwater.

Krekels reciteren hun herfstvers in de bomen.

Ik had mijn kleed en stok klaargelegd voor een wandeling,

maar de stille schoonheid houdt me hier.

De poëtische werkelijkheid kan ook in een banale vorm aan ons verschijnen:

Dorstig heb ik mezelf met sake laten vollopen;

liggend onder de kersenbloesems –

prachtige dromen!

Het geheim van de kunst van het leven is de overgave, zodat het leven van ons kan genieten, om het in Greets woorden te zeggen. Ryokans dagelijkse leven, zijn kalligrafie en zijn dichtkunst drukken een zelfvergetenheid uit, waardoor de werkelijkheid moeiteloos het penseel kan hanteren en lichaam-en-geest kan vervullen met haar frisse poëzie. “Maar het is toch wel moeilijk in deze wereld een levensgenot op te pakken”, kunnen we met Erna, de spaarzame, tobbende, bange mens tegenwerpen. Voor het zelfvergeten, poëtische leven is vertrouwen nodig en vertrouwen is eigenlijk het laatste woord van Ryokans poëzie:

Thuis gekomen na een dag van bedelen

vind ik mijn deur met salie bedekt.

Nu brandt met het kreupelhout een bundel groene bladeren.

Stil lees ik Kanzans gedichten, vergezeld

door de herfstwind, die de lichte regen doet ritselen door het riet.

Ik strek mijn beide benen en leg me neer.

Wat is er om over na te denken? Wat is er om te betwijfelen?

Bij alles wat we creëren komt het moment waarop we ons laten gaan in de daad van creatie, waarop we de beheersing opgeven en we niet meer weten wat we doen. Dit is het moment waarop we onszelf vergeten en in den blinde en moeiteloos in staat zijn om boven onszelf uit te stijgen. De kunstenaar met al zijn voorkeuren en twijfels is op dat moment niet aanwezig. Alleen de daad – het schrijven, het schilderen, het musiceren, het dansen, maar ook, het eten, het drinken, het lopen, het zitten, het denken, de liefde bedrijven – alleen de daad zelf, het vrije functioneren van de uiteindelijke werkelijkheid vindt daar plaats. Het Boeddhisme spreekt in dat geval over de Dharma: de Dharma werkt. En wat de Dharma is, kan geen schilder, geen musicus, geen danser, geen dichter, geen mens ooit zeggen. De Dharma werkt en we maken er elk moment gebruik van. “Om de Dharma te vinden”, schrijft Ryokan, “zwerf naar Oost en West, kom en ga en vertrouw jezelf toe aan de golven.”

Dit vertrouwen in wat volstrekt ongrijpbaar en onbeheersbaar is maar wat op wonderbaarlijke wijze werkt, kan niet anders dan een onvoorwaardelijk vertrouwen zijn, een vertrouwen waaraan ik geen grenzen stel. Ook wanneer het niet gaat, wanneer alles lijkt tegen te zitten, wanneer we ons moedeloos voelen, moe en op onszelf teruggeworpen, ook dan functioneert de Dharma en wordt er van ons gevraagd, ondanks onszelf, deze lange weg door de diepe nacht te gaan:

Geen geluk vandaag bij mijn bedelronden;

ik sleepte mezelf van dorp tot dorp voort.

Bij zonsondergang kilometers bergen tussen mij en mijn hut.

De wind rukt aan mijn broze lichaam

en zo troosteloos lijkt mijn kleine monnikskom.

Toch is dit mijn gekozen Weg die me leidt

door teleurstelling en pijn, koude en honger.

De kunst van het leven is de kunst om elk moment van ons leven vrijelijk, helder en in zijn rijkste schakeringen aan kleur en klank te kunnen leven. De kunst van het leven is dit leven, hoe armzalig, duister en meedogenloos het ons soms ook voorkomt, zich te laten uitdrukken in elke stap die we zetten, elk woord dat we spreken en elke penseelstreek die we aan deze wereld toevoegen. De kunst van het leven is een uiting van dankbaarheid voor wat ons geschonken wordt, maar ook van de bereidheid deze gave elk moment weer terug te geven. Ryokan Taigu, de Grote Idioot (Jap. tai-gu), gaf met zijn onbevreesde levenskunst een uitnodiging aan een ieder van ons, om midden in ons alledaagse bestaan de hand te openen en “een levensgenot op te pakken”. Ver hoeven we niet te zoeken. Het poëtische leven schrijft in alles wat zich voordoet zijn gedicht:

Koppig en dom – wanneer vind ik rust?

Arm en eenzaam dit bestaan.

Schemering: ik keer van het dorp terug

en draag weer een lege monnikskom.

Voor Ryokans poëzie heb ik een keuze gemaakt uit drie werken waarin zijn gedichten in het Engels zijn vertaald: van John Stevens, ‘One Robe, one bowl’ en ‘Three Zen Masters’ en van Stephen Addiss ‘The art of Zen’. De Nederlandse vertaling is van mijn hand.

Je Méént het…

Een broodfonds waarin mensen elkaar onderling financieel ondersteunen als ze ziek worden….  zelfpluk-tuinen…. co-housing projecten…. coöperaties voor hernieuwbare energie …. de common – of ‘meent’ in het Nederlands – lijkt een moderne vondst.
Maar een gemeenschap die zich organiseert in collectief gebruik rondom gezamenlijke bronnen van bestaan, dat is eigenlijk de oergrond van elke mensen gemeenschap.

Commons
‘Meedoen, maar dan op de nieuwe manier’ dat is het verlangen. Zo nieuw is die nieuwe manier echter niet. Het commons-denken ontkiemt in onze tijd wel, en op veel plaatsen. Maar die kiemen komen voort uit de oude zaden die nog overal te vinden zijn.
Het Engelse woord commons is heel oud en wordt ook wel vertaald met brink, meent of gemene gronden. Het is een verzamelbegrip voor natuurlijke bronnen zoals land en water, maar er kan ook de groep of samenleving mee bedoeld worden, die zich daaromheen schaart en de hele manier waarop die groep georganiseerd is. In een common zijn de bronnen, deelnemers en de manier van samenleven niet van elkaar gescheiden. De grondstoffen zijn van niemand want van iedereen. Ze worden door alle leden van een groep of samenleving gebruikt, zolang je er maar niet méér van neemt dan nodig is.

Van oudsher
Het bestaan van meenten is van alle tijden en alle culturen. In de middeleeuwse samenleving waren ze hier in West-Europa ook nog overvloedig aanwezig. Die meenten werden bedreigd toen er landeigenaren verschenen, die letterlijk een hek om een stuk grond heen plaatsten en er huur voor gingen vragen. Eigenlijk een vorm van sociaal geweld dus. Het gevolg was in elk geval dat veel mensen niet meer in hun eigen levensonderhoud konden voorzien. Dit vormde volgens de geschiedschrijvers van nu, het startschot voor de ontwikkeling van het kapitalisme. Een systeem dat gefundeerd is in deze, en talloze andere processen van onteigening.

Niet normaal
Je bent er misschien aan gewend geraakt, aan het idee dat de wereld niet zomaar van jou is. Dat je eerst geld moet verdienen voordat je veilig kunt deelnemen aan de samenleving. Dat het nu eenmaal zo is dat je zelf in je levensonderhoud moet voorzien en je je daarvoor moet mengen in een competitieve omgeving. Maar zo ‘normaal’ is dat dus helemaal niet. Het is niet ons biologische vertrekpunt. In plaats van dat mensengemeenschappen zich florerend hebben kunnen voortplanten is er daardoor iets heel anders gebeurd. Het lijkt het wel of de mensheid een plaag is geworden.
Feitelijk staan we in het dagelijks leven voortdurend – vaak zonder het ons écht bewust te zijn – bloot aan de voortplanting van gevoelens van onveiligheid en ontoereikendheid. In antwoord daarop hebben we als mens onze defensieve strategieën en verhalen en precies dié maken het zo moeilijk om het roer om te gooien naar een duurzaam florerende cultuur. Het probleem is vast gaan zitten in ons.

Maatschappelijke dynamiek
In een van de systemische uitbeeldingen – een maatschappelijke opstelling die we onlangs mochten maken – werd het door een representant van de voorouders zo gezegd:
“Wij zijn niet heel. We missen iets wezenlijks. We hebben zo lang gewerkt om te overleven, en gevochten tegen een gevoel van verdrinking, dat we hebben geloofd dat de overdracht van bedrijf en bedrijvigheid naar volgende generaties het enige belangrijke was. Maar we zien nu dat we niet zonder de liefde en het vertrouwen kunnen.”
Respect voor de voorouders is ergens onderweg verworden tot een plicht naar economisch behoud en die beweging is vervolgens generaties lang doorgegeven. Oftewel: het arbeidsethos zoals we dat in het dagelijkse leven in onszelf aantreffen, dat komt niet van Calvijn. Het is andersom: ons calvinisme komt voort uit langdurig overgedragen overlevingsstrategieën die ontstaan zijn uit nood. Nood door die eerdergenoemde processen van onteigening en de daarbij behorende angstgevoelens om misschien degene te zijn die berooid achterblijft, of wiens kinderen sterven van de honger. Gevoelens die ondertussen diep verankerd zijn in ons collectieve bewustzijn.

In religie en cultuur worden individuele overlevingsstrategieën
dusdanig collectief en moreel verankerd
dat gezond niet meer van getraumatiseerd te onderscheiden is.

Te hard werken
De huidige economische werkelijkheid is in ons verbonden met emotionele onderstromen die je soms, door schijnbaar onverklaarbare redenen, in jezelf kunt aantreffen, bijvoorbeeld in de gedaante van een schuldgevoel, een angst om te falen of een aandrang om je tijd nuttig te moeten besteden. Dergelijke gevoelens kunnen opkomen, zodra je niet werkt of geen maatschappelijke impact nastreeft. Rustig de tijd nemen voor jezelf, herstellen na inspanning, spelen met je kinderen, iets doen voor je eigen ontwikkeling… allemaal bezigheden waar je je aan zou kunnen laven, maar die door jou mogelijk worden gekwalificeerd als ‘nutteloos’. Je kunt een voortdurende druk ervaren om je energie strategisch in te moeten zetten. Een druk die maakt dat je juist die dingen gaat veronachtzamen waaraan je je zou kunnen opladen. Alsof je voortdurend uitademt maar niet kan inademen. Burn-out behandelen we ondertussen als een persoonlijk falen. Maar eigenlijk is het een cultuurziekte.
Het heeft de samenleving steeds meer gemaakt tot een soort bedrijf met commerciële afdelingen in plaats van een sociale gemeenschap waarin je je thuis voelt.
En we lopen ermee vast, want we kunnen uiteindelijk niet zonder onderlinge solidariteit en wederkerige ondersteuning. We kunnen niet zonder elkaar en elkaars gezelschap. Dan gaan we de intelligentie van het hart missen.

Sociale ecologie
“Elk individu behoort de wereld toe en is tegelijkertijd eigenaar van de hele wereld” schrijft bioloog en filosoof Andreas Weber, die de zaak terugbrengt naar puur biologische principes. Met ons fysieke bestaan, aangehecht aan één hele grote eco-sfeer die doordrongen is van leven, nemen we allemaal deel aan één grote common: het leven op aarde. En dan gaat het niet alleen over alle manieren waarop de rest van het eco-systeem ons tot voedsel dient, maar ook over de manier waarop wij dienstbaar zouden kunnen zijn aan elkaar en aan andere levensvormen.

De wereld behoort ons helemaal toe en in het hetzelfde ogenblik zijn we volledig aan haar toevertrouwd. Alleen door dit geven-en-nemen te eerbiedigen, op leven-schenkende wijze, kunnen we ónze plek in de wereld opbouwen. Dit is het ecologische principe.
Andreas Weber

De druk neemt toe
We mogen blij zijn dat de klimaatcrisis ons inmiddels aanzet tot gevoelens van urgentie. En natuurlijk zijn er visies en plannen. Maar als je ze bestudeert valt op dat deze vooral technisch van aard zijn. Ik zeg niet dat die niet belangrijk zouden zijn. Maar het valt me wel op dat de energie vooral gaat zitten in het ‘te lijf gaan’ van deelaspecten en in het afdwingen van oplossingen, door zich tegenover de problemen op te stellen. En dan vooral …  inderdaad … heel hard te gaan werken!
Maar de problemen waar we in terecht zijn gekomen, zijn ontstaan in de context van een samenhangende sociale en ecologische werkelijkheid, en zijn dus deel van een complex geheel. De problemen waarmee we bekend zijn, zoals bijvoorbeeld het stikstofprobleem of de vluchtelingenstroom, zullen zich naar mijn bescheiden mening niet laten behandelen als afzonderlijk onderdelen. Ze maken deel uit van een veel grotere samenhang. Geïsoleerde deel-oplossingen zullen die grotere natuurlijke patronen van het leven niet herstellen maar mogelijk zelfs verder uit balans brengen. Om de problemen werkelijk op te kunnen lossen, moeten we mogelijk veel dieper doordringen in de ontwrichtende noties van waaruit we de sociale werkelijkheid georganiseerd hebben. Zoals bijvoorbeeld die over persoonlijk bezit van ‘common goods’.

Hoe dan?

Voor onze voorouders was er de dreiging om de omstandigheden niet te overleven en die dreiging is er nu opnieuw. Alleen komt deze keer ‘het wassende-water-gevoel’ van álle kanten. Van covid 19 tot je energierekeningen. Van klimaatcrisis tot oorlog. Dat triggert een onderstroom van sluimerende oerkrachten en onbegrepen emotionele ladingen. We zien de samenleving verharden. Veel mensen geven ook blijk van een gevoel van innerlijke druk: “er móét nu echt iets gebeuren!” Maar wat…?

Daar komt nog eens bij dat ‘het grote verhaal van nu’ opmerkelijk genoeg is dat we geen grote verhalen meer hebben om ons aan te oriënteren. Het enige houvast dat we dan nog lijken te hebben, dat zijn persoonlijke meningen en die gaan ook werkelijk álle kanten op.

Leven is het praktiseren van verbondenheid, een oefening in liefhebben.
We kunnen het leven niet begrijpen als we de liefde niet begrijpen.
Andreas Weber

Herstel en genezing
Ik voel me aangetrokken tot twee stromingen die ik in de samenleving zie ontstaan. De ene is een snel toenemende belangstelling voor regeneratieve landbouw en agro-forestry, oftewel een manier van landbouw die herstellend werkt voor bodem en ecosysteem in plaats van uitputtend.
De andere is de toenemende belangstelling voor trauma en dan met name voor schade op het niveau van identiteit. Wat bedoel je precies wanneer je het woord ‘ik’ uitspreekt? Die vraag leidt tot diep persoonlijk werk waardoor er weer een helder onderscheid ontstaat tussen het eigene en het niet eigene. Voorheen gestolde liefde kan daardoor weer vrij gaan stromen.
Deze twee stromingen hebben in mijn optiek álles met elkaar te maken. We zoeken op beide vlakken naar manieren om met het leven samen te werken én we zijn allemaal zelf ‘het leven’. We zoeken – buiten ons en in ons – de organische oerkrachten en ordeningen van het leven zélf. Haar logica en intelligentie. De ultieme common ground. Beide stromingen werken dan ook met de ragfijne relatie-gevoeligheid van alle levende wezens, die ook ons is aangeboren.

Meen je dat nou?

Misschien kunnen we zo leren om niet langer te blijven verharden en te geloven dat we het moeten hebben van ‘dingen doen’. Misschien hoef je dat ‘dingen doen’ dan ook niet meer hoger te plaatsen en belangrijker te vinden dan je eigen gevoelige ‘zijn’.
Misschien kan je de drang naar impact ontspannen. Want misschien streef je met een strategische, succes georiënteerde, verstandige, planmatige en gecontroleerde manier van leven wel helemaal niet je passie na, maar word je diep van binnen eigenlijk gedreven door de angst dat je bij niemand om je heen op een natuurlijke vorm van solidariteit en wederkerigheid kunt rekenen.

Ja, ik meen het!
Ik ben ervan overtuigd geraakt dat we ‘het nieuwe samen’ kunnen leren. Toegevend aan hoe de natuur zich aan ons opdringt en onze werkelijkheid ongevraagd binnendringt. Toegevend aan dat ze ons toont hoe het is gesteld met onze wérkelijke behoeften, en ons zodoende de weg wijst. Zo zullen we uiteindelijk de deuren en ramen vinden om ons van binnenuit in vertrouwen ook naar haar te kunnen openen.
Het is een bumpy ride. Het vraagt het ontdooien van bevroren collectieve opvattingen, verouderde sociale noties en economische structuren. Het vraagt om pionierswerk en herstel van het denken en handelen in commons. En het vraagt om diep persoonlijk werk, om onszelf weer wezenlijk aan elkaar te durven toevertrouwen. Een weg bewandelend waarlangs we onszelf niet langer uitputten en waarop we er dan ook automatisch mee opgehouden zijn om dat met de ons omringende levensbronnen te doen!

We do not ‘come into’ this world;
we come out of it,
as leaves from a tree.
Alan Wilson Watts

Klik hier voor meer info over Inge Knoope

Welke Drie Deuren Openen naar onze Bevrijding? door Thich Nhat Hanh

De Deuren Openen naar Onze Ware Aard

Dualistische begrippen, zoals geboorte en dood, zijn en niet-zijn, gelijkheid en anders zijn, komen en gaan, vormen de basis van alle gemoedstoestanden. Mediteren op de drie deuren van bevrijding helpt ons om deze begrippen overboord te gooien. De drie deuren van bevrijding, die in elke boeddhistische traditie worden onderwezen, zijn leegte, tekenloosheid en doelloosheid. Het overdenken van deze drie diepgaande waarheden kan ons helpen om ons te bevrijden van angst en lijden. Ze zijn onze deuren naar vrijheid.

Door aandachtig en geconcentreerd te leven, zien we een diepere werkelijkheid en kunnen we getuige zijn van de vergankelijkheid van het leven zonder angst, boosheid of wanhoop. Nirvana is geen plaats om naartoe te gaan. Het is niet iets dat we in de toekomst proberen te bereiken. Nirvana is op dit moment voor ons direct beschikbaar. Leegte, tekenloosheid en doelloosheid worden de drie deuren van bevrijding genoemd, want als we er op mediteren, zullen ze ons bevrijden van allerlei vormen van onderscheidend denken, zodat we onze ware aard kunnen realiseren.

Geen Zelf: De Perfecte Communicatie

De eerste deur naar bevrijding is leegte. Leegte is geen filosofie; het is een beschrijving van de werkelijkheid. Stel dat je twee glazen hebt, één met thee en één zonder thee. Je zou het glas zonder thee kunnen omschrijven als leeg, maar leeg waarvan? Het glas bevat geen thee, maar het zit wel vol lucht. En het glas zelf bestaat nog steeds, of het nu thee bevat of niet. Leegte betekent niet niet-zijn. Er is een groot verschil tussen leegte en niet-bestaan. Om leeg te zijn, moet je er zijn.

Leegte is altijd de leegte van iets, net zoals bewustzijn altijd het bewustzijn van iets is. Als we naar een prachtige chrysant in een vaas kijken, zien we dat alles in de kosmos in die bloem aanwezig is – wolken, zonneschijn, aarde, mineralen, ruimte en tijd. De bloem kan niet alleen bestaan. Het glas, de bloem, alles in ons en om ons heen, en wijzelf, zijn maar van één ding leeg: een afgescheiden onafhankelijk bestaan.

De eenvoudigste beschrijving van leegte in de boeddhistische leringen wordt uitgedrukt deze zin: Dit is omdat het is. Een bloem kan niet alleen bestaan. Zijn kan alleen betekenen: inter-zijn. Op zichzelf bestaan is onmogelijk. Al het andere is aanwezig in de bloem; het enige waarvan de bloem leeg is, is van zichzelf.

Leegte, tekenloosheid en doelloosheid kunnen ons in contact brengen met onze ware aard.

Als we op deze manier kijken, beginnen we te zien dat alles leegte heeft. Soms wordt die aard van leegte niet-zelf genoemd. Maar maak je geen zorgen, niet-zelf betekent niet dat je er niet bent. Net zoals het glas dat leeg is van thee nog steeds bestaat, besta jij ook nog steeds, zelfs zonder een apart zelf.

Als we naar een actie kijken, geloven we dat er een aparte initiator achter moet zitten. De wind waait, maar er is echt geen blazer. Er is alleen de wind, en als hij niet waait, is er helemaal geen wind.

Als we een gedachte hebben, kunnen we geloven dat er een denker bestaat die los staat van de gedachte. Omdat we geen blazer buiten de wind kunnen vinden, noch een regenbui buiten de regen, is er op dezelfde manier geen denker die buiten een gedachte bestaat. Als we iets denken, zijn we die gedachten. Wij en onze gedachten zijn niet gescheiden. Als we iets zeggen, zijn wij die woorden; er is geen spreker buiten de woorden. Als we iets doen, zijn wij onze actie. Er is geen activator buiten de actie.

Er is een vers dat soms gereciteerd wordt voordat  gebogen wordt voor een standbeeld van de Boeddha:

Degene die buigt
en degene voor wie gebogen wordt
zijn beide van nature leeg.
Daarom is de communicatie tussen ons
onuitsprekelijk perfect.

Een boeddha bestaat uitsluitend uit niet-boeddha-elementen, net zoals ik alleen ben gemaakt van niet-ik-elementen. Als je de niet-ik-elementen van mij verwijdert – de zon, het vuil, het afval, de mineralen, het water, mijn ouders en mijn samenleving – is er geen mij meer. Als je de niet-boeddha-elementen van een boeddha verwijdert, blijft er geen boeddha over. De communicatie is perfect als we kunnen begrijpen dat degene die buigt en degene voor wie gebogen wordt allebei leeg zijn. Dit is meditatie.

Als we naar een kind kijken, kunnen we zien dat we volledig aanwezig zijn in elke cel van dat kind. Als we niet kunnen begrijpen hoe dat kind zich mogelijk op een bepaalde manier zou kunnen gedragen, helpt het om te beseffen dat het kind geen apart zelf heeft. De ouders en voorouders van een kind zitten in hem. Als hij loopt en praat, lopen en praten zij ook. Als we de mensen om ons heen vanuit dit inzicht kunnen zien, in plaats van met woede en gehechtheid, genieten we van de vrucht van de contemplatie over leegte.

De ouders en voorouders van een kind zitten in hem.

Geen Vorm: De Prachtige Reis van Tekenloosheid

De tweede deur van bevrijding is tekenloosheid. Een teken markeert het uiterlijk van iets, zijn vorm. We herkennen dingen op basis van hun teken, maar we worden vaak voor de gek gehouden door de uiterlijke vorm van dingen. De Boeddha zei: “Waar een teken is, is misleiding.”

Als we bijvoorbeeld naar de lucht kijken, zien we een bepaalde wolk. Maar als we lang genoeg kijken, lijkt het alsof de wolk waarnaar we kijken verdwijnt. De wolk is regen, mist of sneeuw geworden en we herkennen hem niet meer. Als je gehecht bent geraakt aan die wolk, denk je misschien: “Oh, mijn geliefde wolk, waar ben je nu? Ik mis je. Je bent overgegaan van zijn naar niet-zijn. Ik kan je niet meer zien.” Misschien kijk je niet zo naar een wolk, maar dit is zeker hoe je je voelt als je iemand verliest die dicht bij je staat. Gisteren leefde je geliefde nog. Nu lijkt het erop dat hij is overgegaan naar niet-zijn.
Maar in feite is onze wolk er nog steeds, want het is onmogelijk dat een wolk doodgaat. Hij kan sneeuw, hagel of regen worden, maar hij wordt niet niets. Het is onmogelijk om van zijn in niet-zijn over te gaan. Je geliefde is daar nog ergens. Als je de wijsheid van tekenloosheid bezit, kun je je geliefde nog steeds herkennen in haar nieuwe vormen.

Stel je voor dat ik wat thee uit een theepot in een leeg glas giet. Als ik de thee drink, verandert deze van vorm. Als ik kort nadat ik die thee heb gedronken een lezing geef, zal de lezing een beetje thee bevatten. De thee zit dus niet alleen in de pot. Het heeft een reis gemaakt. Het reist en heeft vele vormen.
Dit geldt ook voor ons. We zijn niet alleen het lichaam, de gedachten en gevoelens die we nu hebben. Elke gedachte, elk woord en elke handeling die we voortbrengen gaat door nadat ons lichaam uiteen is gevallen. We hoeven ons er geen zorgen over te maken dat we ooit niet meer bestaan. Onze vormen veranderen, maar er gaat niets verloren. Of de wolk nu de vorm heeft van een wolk, de regen, de rivier of de thee, hij vervolgt zijn prachtige reis.

Geen Doel: Het Geluk van Doelloosheid

De derde deur van bevrijding is doelloosheid. Doelloosheid betekent dat je niets voor je neerzet als het doel van je streven. Wat je zoekt, is niet buiten je; het is er al. Je bent al wat je wilt worden. Door je te concentreren op doelloosheid, wordt je verlangen, en je zucht naar iets in de toekomst losgelaten.

Of de wolk de vorm heeft van een wolk, de regen of de thee, hij vervolgt zijn reis.

Je zou je hele leven kunnen rennen in plaats van je leven te leven. Misschien ren je naar geluk, liefde, romantiek, succes of verlichting. Concentreren op doelloosheid bestaat uit het achterwege laten van het onderwerp van je streven, je doel. Als je nirvana najaagt, zou je moeten weten dat nirvana al in jezelf en in al het andere aanwezig is. Als je de Boeddha achterna rent, wees je er dan van bewust dat de Boeddha al in jou is. Als je geluk zoekt, wees je ervan bewust dat geluk beschikbaar is in het hier en nu.

Dit inzicht helpt je om te stoppen met rennen. Alleen als je stopt met rennen, kan je de vervulling en het geluk krijgen waar je naar op zoek was. Een golf hoeft niet op zoek te gaan naar water. Het is water in het hier en nu. Een ceder heeft geen enkele wens om een ​​den, een cipres of zelfs een vogel te zijn. Hij is een prachtige manifestatie van de kosmos zoals hij is. Jij bent de manifestatie van de kosmos. Je bent geweldig zoals je bent.

We hebben geleerd te denken dat als we doelloos zijn, we nergens terecht zullen komen. Maar waar zijn we naar op weg? We denken dat we zijn geboren en dat we iets moeten bereiken voordat we sterven. Stel dat we een lijn trekken van links naar rechts, die het tijdsverloop weergeeft. We kiezen één punt – noem het punt B – en we noemen dat punt geboorte. Op dit moment wordt iemand geboren. We maken een geboorteakte voor deze baby, denkend dat die persoon bestaat vanaf punt B. Maar in feite was het kind er al. Zelfs vóór het moment van conceptie bestonden de zaden van het kind in andere vormen. Punt B is een moment van vervolg. Er is geen begin.

We denken dat er een moment komt waarop we ophouden te bestaan. Op de denkbeeldige lijn die we hebben getrokken, noemen we dat het punt D, de dood. We geloven dat we bij de geboorte van niet-zijn naar het bestaan ​​zijn overgegaan, en we geloven dat we bij de dood weer zullen overgaan naar niet-zijn. Als we diep naar onze begrippen over zijn en niet-zijn kijken, en ons bewust zijn van de leegte en tekenloosheid van alle dingen, raken we de realiteit van de geboorteloze en onsterfelijke aard van alle dingen aan.

Als we door de deuren van bevrijding gaan, doven we alle begrippen uit. Angst is niet meer nodig. Als de golf weet hoe hij in het water moet rusten, gaat hij graag omhoog en gaat hij graag naar beneden. Hij is niet bang om te zijn en niet te zijn. Hij is niet bang om te komen en te gaan. Hij is in staat om in zichzelf de oceaan aan te raken. De drie deuren van bevrijding herinneren ons eraan dat we niet anders zijn dan de golf: leeg, tekenloos en in staat om op elk moment het ultieme in ons aan te raken.

 

Vertaling: Hansjelle Dijkstra

Hoge energieprijzen

Afgelopen week werd bekend gemaakt dat Gazprom per 1 oktober [2022] het contract om gas te leveren aan ons land niet meer verlengd waardoor de energieprijzen nadat ze al buiten proporties zijn gestegen, nog meer zullen gaan stijgen, zoals economen verwachten. Deze week probeerde ik (hogere) boodschap achter dit gebeuren op te sporen.

Zoals ik in mijn laatste boek: Ziekte een weg naar bewustwording, op zoek ging naar de boodschap achter ziekte, zo kun je achter elk heftige gebeurtenis een boodschap vinden; de kunst is dat je het decodeert, want alles wat ons overkomt, draagt op een over andere manier een (hogere) boodschap in zich. Ik mediteerde daar enige dagen op gedurende een prachtige wandeling in de natuur die achter mijn huis begint! Daarbij ging ik vooral uit van de elementenleer die de psychiater C.G. Jung ontwikkelde.

Energie hoort bij het element vuur en overstijgt ons aardse leven met zijn vlammen. Jung sprak uit dat als een element centraal/dominant is, er altijd, hoe dan ook, daar een onbewuste energie tegenover staat. Bij het element vuur is dat aarde. Ook vertelt hij dat als een element dat dominant sterk naar voren komt, het tegenovergestelde element per definitie in het onbewuste ligt opgeslagen en in eerste instantie inferieur werkt. Hoe krachtiger vuur is, hoe meer de aarde naar de achtergrond verdwijnt. Niet omdat het een slecht teken is, maar omdat beide elementen niet tegelijk een focus kunnen hebben in het bewustzijn van de mens.

Sinds de ontdekking van Pluto in 1930, is de ontwikkeling van de mens razend snel gegaan. Het vuur dat psychologisch overeenkomt met de menselijke intuïtie, maakte dat ons denken sterk werd geactiveerd. Het element lucht wordt psychologische verbonden met het denken verbonden. Beide elementen vertegenwoordigen de dierenriemtekens: ram/vuur, tweelingen/lucht, leeuw/vuur, weegschaal/lucht, boogschutter/vuur en waterman/lucht. Beide elementen denken en intuïtie, behoren tot de zogenaamde actieve elementen en staan in onze maatschappij sterk centraal; zij staan, omdat ze actieve elementen zijn, voor nieuwe ontdekkingen. Terwijl hun onbewuste passievere krachten, respectievelijk aarde en water passieve elementen zijn. Deze twee passieve elementen raken meer en meer naar de achtergrond in onze maatschappij. Dit is een van de redenen waarom de aarde in nood is.

Het merkwaardige is dat energie juist voortkomt uit het aardse element dat door de miljoenen jaren zich heeft kunnen ontwikkelen. We zijn hier heel onbewust mee omgegaan, zoals in de elementenleer van Jung voorspeld is; de spreekwoordelijke bomen groeiden tot in de hemel. We creëerden bovendien een weggooi cultuur waardoor we veel grondstoffen nodig hadden. Ooit zijn er mensen geweest die ontdekten dat grondstoffen van de aarde (olie, gas, steenkool maar ook goud, zilver enz.) gebruikt konden worden tot meerdere glorie van de mens. Onze huidige moderne maatschappij dankt daar zijn vooruitgang aan. Echter door het enthousiasme van de vooruitgang, verdween de dankbaarheid en eerbied voor de aarde.

Een bizar gegeven is ook dat bij een dreigende crisis in brandstoffen overwogen wordt de kunstmestfabrieken tijdelijk te sluiten. Voor het produceren van kunstmest is namelijk gigantisch veel brandstof nodig; een van de grootste gebruikers! Kunstmest wordt op de aarde gestrooid om gewassen sneller en harder te laten groeien. De uitvinder van de kunstmest Justus von Liebig [1803-1873] had op het eind van zijn leven, spijt van zijn uitvinding omdat hij zag hoe de aardbodem uitgeput raakte. Toch ging men door met het gebruik er van en men luisterde niet meer naar hem[Bron: Historiek] maar de geest was uit de fles door het opkomende neoliberalistische denken.

Kern van het verhaal niet de oorlog in Oekraïne is verantwoordelijk voor de uit de pan rijzende hoge energieprijzen, dit zijn we in hoogste instantie zelf met onze grote behoefte aan consumeren. Resultaat: allerlei soorten van schaamte dienen zich aan, waar vliegschaamte er één van is. Onbewust niet met respect omgaan met de gaven van de aarde, maakt dat we vele stappen terug moeten doen om weer opnieuw contact te krijgen met wat de aarde ons heeft geschonken. Door nu meer voor warmte (vuur) in je huis te moeten betalen ontstaat er automatisch meer bewustzijn voor de waarde van dit element. Dit gebeuren behoort tot één van bewustzijnsprocessen van de 21ste eeuw! Of, anders uitgedrukt: Less is more!

PS. Toen ik deze nieuwsbrief afsloot op 2de Pinksterdag, zag ik ‘s-avonds het programma Tegenlicht waar ook de inefficiëntie van onze productie tegen het licht werd gehouden; dit programma sluit naadloos aan bij dezen nieuwsbrief

Jij bent de myste

Jij bent de myste

Of: hoe te handelen vanuit eenheid in de waan van alledag

‘Degene die ogen en lippen sluit’. De myste blijft dicht bij zichzelf, vraagt, onderzoekt, is ontvankelijk, open, geeft niemand de schuld, is wakker, aanwezig en aandachtig. Dit is jouw meditatie. Je vraagt je telkens af: wat gebeurt er? Je volgt de bewegingen van je eigen geest, verheldert het werken van je bewustzijn, ook in je dagelijkse leven. Je weet dat je de situatie zelf creëert. Je leeft vanuit je buik en je bent je bewust van de houding van je lichaam, die mede de wereld creëert. Je leeft in de wereld, maar bent niet van de wereld.

‘Derhalve zorgt de Heilige slechts voor de buik en niet voor het oog.’ (Tau Te Tsjing, 12)

‘Zonder te reizen, kent de Heilige; zonder te zien, geeft hij alles de juiste naam; zonder te doen, brengt hij alles tot stand.’ (Tau Te Tsjing, 47)

Jij bent de myste.

De myste leeft vanuit niet-weten

Jij bent de myste. Je leeft vanuit wat je aan den lijve ervaart, pre-reflectief en voor-woordelijk, intiem met wat zich aandient, precies zoals het is. Dit is de enige concrete, maar ongrijpbare en onkenbare basis waar je in je handelen vanuit gaat. Je handelt op grond van wat geen grond heeft, je leeft vanuit een fundamentele onwetendheid. Je weet niet wat je bezielt, noch wat zich voordoet. Je leeft in overgave. Je wordt ‘als een blinde ezel’ (Linji) geleid door jnana, het Licht waarin alles verschijnt. Je leeft met de buik zoals de Heilige van de Tau Te Tsjing. Je wordt bewogen: iets gaat zijn gang. Wat zich ook voordoet, elk geluid, elk beeld, elke tactiele gewaarwording is een expressie van musterion, ‘het Geheim’. Dit maakt jouw leven een onuitsprekelijk wonder: kijk, wat zie je? Luister, wat hoor je? Waarin beweeg je je en waardoor word je bewogen? Het licht op in de diepe, diepe duisternis en maakt de myste wie hij is.

‘Maar als alle mensen in optocht gaan gelijk bij het genieten van een groot offerfeest of bij het beklimmen van een hoogte bij het voorjaarsfeest, dan ik alleen – hoe lijdelijk, – verroer mij niet, gelijk een zuigeling die nog niet heeft leren lachen; hoe lusteloos, – gelijk wie niet weet waarheen zich te wenden! Als alle mensen overvloed hebben, dan ben ik alleen gelijk iemand die alles verloren heeft.

Dat komt omdat ik het hart heb van een dwaas, – hoe dom!

Laten de gewone mensen verlicht zijn, – ik alleen ben in het donker! Laten de gewone mensen vol begrip zijn, – ik alleen ben bekrompen! Hoe flauw is mijn schijnsel, als van de maan in haar laatste kwartier!

Hoe vlottend ben ik, als wie zich nergens ophoudt! Laten alle mensen iets hebben waartoe ze in staat zijn, – ik alleen ben onwetend als een dorper! Ik alleen ben verschillend van anderen daarin, dat ik waarde hecht aan het drinken bij de Moeder’

(Tau Te Tsjing, 20)

De myste sluit niet uit

Jij bent de myste. Jouw fundamentele innerlijke houding op basis van jouw intimiteit met wat zich voordoet, jouw aanwezigheid waarin alles oplicht, is een houding van niet uitsluiten. Alles wat zich voordoet is welkom. Jij ‘ziet’ alles. Elke situatie is een gift. Elke handeling is een gave (wordt gegeven). Je zegt in eerste instantie ‘Ja!’ tegen wat zich aandient. Je neemt aan wat je bent. Jij BENT elke situatie onvoorwaardelijk – en wordt je vanuit deze instelling gewaar van elke voorwaarde die je zelf in een situatie inbrengt (‘Ja, maar’), om deze voorwaarde aan te nemen als JOUW voorwaarde en los te laten. Jouw voornemen om elke situatie onvoorwaardelijk aan te nemen is het voornemen van de Shuke, de ’thuisloze’, degene met een geest die nergens verblijft. Jij bent de myste, de ’thuisloze’, die gaat als wolken-en-water (unsui).

‘Ik ben het kind in Oeganda, vel over been,

mijn benen zo dun als bamboestokjes

en ik ben de wapenhandelaar

die dodelijke wapens aan Oeganda verkoopt.

Ik ben het twaalfjarig meisje,

vluchteling op een klein bootje,

dat overboord springt,

na verkracht te zijn door een zeerover.

En ik ben de zeerover, mijn hart nog niet in staat tot liefde en begrip.

Ik ben een lid van het Politbureau,

met onbeperkte macht in mijn handen.

En ik ben de man die, langzaam stervend in een heropvoedingskamp, zijn “bloedschuld” aan zijn volk moet betalen.

Mijn vreugde is als de lente, zo warm

dat zij bloemen doet bloeien langs alle paden van het leven.

Mijn pijn is als een rivier van tranen, zo vol

dat zij vier oceanen vult.

Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen

zodat ik al mijn huilen en lachen tegelijk kan horen,

zodat ik kan zien dat mijn vreugde en pijn één zijn.

Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen,

zodat ik kan ontwaken

en de deur van mijn hart open kan blijven,

de deur van mededogen.’

(Thich Nath Hanh, ‘Noem me bij mijn ware namen’)

De myste is dienstbaar

Jij bent de myste. Op basis van jouw ervaring van intimiteit gaat de ander voor, altijd en overal: ‘Na U’. Je dient, draagt en ondersteunt; je bent instrument in de handen van alle dharma’s, je wordt bewogen. Je eerste prioriteit is: ‘Wat kan ik voor je doen?’ Je bent een gastheer/vrouw voor wie of wat je ook ontmoet. Je oefent je in hospitality en ‘welkom heten’. Je vraagt niet: ‘Heer, hoe kan ik U dienen?’, maar dient wat je bezielt in het vanzelfsprekend dienen van al wat op je pad komt. Daarom leef je aandachtig en ben je afgestemd op de situatie waarin je je bevindt. Je wenst voor een ieder het goede; ‘Moge alle levens gelukkig zijn’, is jouw meest eigen en oprechte wens. In je dienen komt het ego telkens weer op, het wordt gezien, gehoord en gelaten voor wat het is – en terug naar de handeling. Jij bent de myste.

‘Zo ook is de Heilige bestendig een goed helper van mensen: immers hij doet het zonder mensen te verwerpen. Zelfs van niet-goede mensen, wie wordt er verworpen? Hij is bestendig een goed helper van dingen: immers hij doet het zonder dingen te verwerpen. Dit noemt men tweevoudig begrip. Immers, een goed man is de leermeester van de niet-goeden en de niet-goeden zijn het materiaal voor de goede. Niet zijn leermeester achten, of aan de andere kant, niet zuinig zijn op zijn materiaal, hoe wijs men ook moge zijn, is een grote dwaling.’

(Tau Te Tsjing, 27)

De myste is afgestemd

Jij bent de myste. Je resoneert met alles wat zich voordoet. Je bent als een pijp waardoorheen de situatie stroomt. Je resoneert met groepen mensen (dit oefen je bijvoorbeeld in de boeddhistische dienst) en met individuen (dokusan betekent letterlijk: ‘ontmoeting alleen’, dus met jezelf). In de laatste zin, geef je de ander terug aan zichzelf, als een spiegel, opdat de ander zijn of haar leven kan aannemen zoals het is. Maezumi Roshi schreef in ‘On Zen Practice’ over dit afgestemd zijn op elke situatie, met precisie en aandacht:

‘Chanting is an effective means of harmonizing body and mind. Chant is with your ears, not with your mouth. When chanting, be aware of of the others who are also chanting. Blend your voice with their voices. Make one voice, altogether.’

(… others who are also chanting – dat woordje also, dat is zo belangrijk! Er zijn anderen die reciteren, er is niet alleen ik!)

‘Always adjust yourself to the others, rather to expecting the other to adjust to you.’

(Dit is cruciaal, hang deze zin boven je bed! Hoe vaak zegt dat tetterende La Ligna poppetje in ons het tegenovergestelde?! We willen toch vasthouden aan ons eigen ding? Er is een voortdurende klaagzang over anderen en over de omstandigheden en een behoefte aan aandacht voor onszelf. Er zijn genoeg redenen voor ‘ja maar’. En dan toch doen wat er wordt gevraagd)

Over oryoki, het Japanse ritueel van eten: oryoki betekent: ‘precies de juiste hoeveelheid’. Maezumi Roshi stelt: we zijn zélf oryoki. ‘Not only us but everything we see in de zendo – Buddha’s image, candleholders, vase, bowing mat, floor ceiling – each contains everything, completely. It is all oryoki. The whole universe itself is the container of the Buddha Tathagatha.’

Het is allemaal precies de juiste maat en hoeveelheid, afgestemd…

De myste incarneert

Jij bent de myste. Je bent een bodhisattva, de wakkere aanwezigheid waarin alles oplicht werkt door je heen. Maar soms zit jouw sattva, jouw karmische vleesjas, wat strak, zodat bodhi niet vrij kan functioneren. Je werkt ambachtelijk, stapje voor stapje en met veel geduld en volharding aan jouw onteigende emoties, gedachten, diepliggende patronen en jouw ego en egocentrische neigingen, om ze als verlichte kwaliteiten aan te nemen en vrijelijk te laten functioneren in dienst van bodhi, de Ene, die nu voor je staat in eenzame schittering en die deze tekst leest.

Over een verlichte kwaliteit zoals angst, schrijft de Tibetaanse leraar Chogyam Trungpa Rinpoche: ‘The crazy wisdom approach to fear is to not regard it purely as a hang-up, but to realize that fear is intelligent. It has a message of its own. Fear is worth respecting. If we dismiss fear as an obstacle and try to ignore it, then we might end up having accidents. In other words, fear is a very wise message.’ Dit kun je zeggen over alle jouw emoties, gedachten, patronen en egocentrische neigingen. Je neemt ze aan door ze je toe te eigenen (‘deze emotie is van mij’), ze te belichamen (doorleven, voelen, fysiek ervaren) en te bekrachtigen (‘dit ben ik, deze emotie is de manifestatie van mijn leven’).

De myste leeft in vertrouwen

Jij bent de myste. Je leeft in de handeling, zelfvergeten en bewogen door adhisthana, de ‘dragende kracht’ (Avatamsaka soetra). Jij bent alleen de handeling, zonder meer, zonder extra’s, ongekunsteld aanwezig, zoals Deshan die terugkeert naar zijn vertrek met zijn kom in zijn hand. ( ‘Xuefeng werkte op de berg De als rijstkok. Op een dag was de maaltijd laat. Meester Deshan liep met zijn kom in zijn handen naar de eetzaal toe. Toen Xuefeng naar buiten kwam om een rijstdoek te drogen te hangen, zag hij Deshan en sprak: ‘De bel voor de maaltijd heeft nog niet geslagen en de drum heeft ook niet geklonken. Waar ga jij heen met die kom?’ Deshan keerde daarop terug naar zijn abtskamer. Later vertelde Xuefeng Yantou over dit incident. Yantou sprak: ‘De oude Deshan kent het laatste woord niet.’ De Poortloze Poort, casus 13)

Er is een verschil tussen vipasyana (mindfulness), ‘handelen met aandacht’ en shikan, ‘alleen maar…’. Het laatste is non-dualistisch. Dit kan zitten zijn (shikan taza), of wandelen, hardlopen, fietsen, dansen, musiceren, schaatsen, zwemmen – eigenlijk alles, zolang je maar samenvalt met de activiteit. Het is een handelen in puur vertrouwen. Iets gaat zijn gang. Of zoals de Tau Te Tsing het zegt:

‘Wie studie beoefent, wordt dagelijks meer. Wie de Weg beoefent, wordt dagelijks minder. Van minder wordt het minder, tot het komt tot daadloosheid. Door daadloosheid is er niets dat niet wordt gedaan.’ Tau Te Tsing, 48

De myste herinnert zich

Jij bent de myste. Je beoefent de zes paramita’s (geven, discipline, geduld, energie, meditatie en wijsheid), de tien Mahayana voornemens (niet doden, niet stelen, seksualiteit niet misbruiken, niet liegen, niet bedwelmen, geen kwaad spreken, jezelf niet verheffen ten koste van anderen, niet gierig zijn, jezelf niet laten leiden door woede en haat en de Boeddha, Dharma en Sangha niet bezoedelen), de vier bodhisattva geloften (hoe talloos de levende wezens ook zijn, ik neem me voor ze allen te bevrijden; hoe diep de oorzaak van lijden ook is, ik neem me voor haar geheel te verwijderen, hoe talloos de dharma’s ook zijn, in neem me voor ze alle te verstaan, hoe eindeloos de Boeddhaweg ook is, ik neem me voor hem ten einde te gaan), het achtvoudige pad (juiste zienswijze, juiste intentie, juiste spreken, juiste gedrag, juiste levenswijze, juiste inspanning, juiste aandacht, juiste aanwezigheid) als een vanzelfsprekendheid, spontaan; ze komen rechtstreeks voort uit jouw ervaring van eenheid of intimiteit en het Licht waarin alles verschijnt. Elk voornemen herinnert je aan wie je werkelijk bent, de Ene, die in eenzame schittering voor je staat…

In de Tau Te Tsjing staat: ‘Mijn woorden zijn zeer gemakkelijk te kennen en zeer gemakkelijk te volbrengen, maar in Al-onder-de-hemel is er niemand die ze kan kennen, niemand die ze kan volbrengen. Mijn woorden hebben een samenvattend beginsel; mijn handelingen hebben een richtsnoer. Inderdaad, het is slechts omdat men die niet kent, dat men mij niet kent. Die mij kennen zijn schaars; die mij navolgen zijn kostbaar. Zo is de heilige iemand, die gekleed gaat in een ruwharen kleed, maar een jaspis tablet in zijn boezem draagt.’ Tau Te Tsing, 70

De myste weet

Jij bent de myste. Je zegt ‘Ja!’ tegen wat zich aandient, vraagt wat je voor anderen kunt doen, bent op de situatie afgestemd, handelt zelfvergeten en je maakt je patronen eigen, maar uiteindelijk handel je op basis van de volgende vijf condities: de juiste plaats (hier?), de juiste tijd (nu?), de juiste persoon (met hem, haar, hen?), de juiste handeling (dit?) en de juiste hoeveelheid (zoveel?). Klopt dit? Ga dan verder. Klopt dit niet? Stop dan. Je weet het. Punt. Je leeft vanuit jnana. Je weet of het klopt, maar kan het niet verantwoorden, noch begrijpen. Het is een onmiddellijk weten, zonder waarom. Dit is een weten van het lijf, van de buik, niet van het hoofd. Je volgt iets wat je geenszins kunt beredeneren. Je leeft vanuit een Oud Testamentisch vertrouwen, zoals Abraham…

‘Na deze gebeurtenissen stelde God Awraham op de proef; Hij zei tegen hem: ‘Awraham’. En deze zei: ‘Hier ben ik.’Hij zei: ‘Neem toch je zoon, je enige, die je liefhebt, Jitschak en begeef je naar de berg Moriah en breng hem daar als een offer dat in vlammen opgaat, op een van de bergen die ik je zal aanduiden.’ Awraham stond ’s morgens vroeg op, zadelde zijn ezel en nam zijn twee knechten mee en zijn zoon Jitschak, hij kliefde het offerhout en begaf zich op weg naar de plaats die God hem gezegd had.’ Genesis 22: 1 – 3

‘De knappe meesters van de Weg in de oudheid waren van een fijne en wonderbaarlijke aanleg en geheim doordringend vermogen, zo diep dat men ze niet kan kennen. Inderdaad, daar men ze niet kan kennen, kan men hoogstens bij benadering van hun gedrag een beschrijving geven.

Hoe aarzelend waren zij, als wie in de winter een rivier doorwaadt!

Hoe omzichtig waren zij, als wie aan alle kanten zijn buren vreest!

Hoe ingetogen waren zij, als een gast tegenover zijn gastheer!

Hoe broos waren zij, als smeltend ijs!

Hoe echt waren zij, als ongekorven hout!

Hoe wijd waren zij, als een vallei!

Hoe vermengd waren zij, als troebel water!’

Tau Te Tsjing, 15 (Alle vertalingen zijn van de hand van prof. Duyvendak, uit zijn vertaling van de Tau Te Tsjing uit 1942)

 

Zen Cirkel Utrecht https://izen.nl/zen-meditatie/

We leven om te veranderen…

Beste mensen, van mijn docente Energetisch waarnemen, Aukje van de Vorstenbosch, kregen we de volgende brief gemaild. Ik vond die zo precies en inspirerend, dat ik hem hier graag in zijn geheel opneem. Het is een opsteker voor ons allen.

Lieve leerling,

We zijn nog maar kort met elkaar In groepsverband maar samen kunnen we een stevige plek vormen voor verbinding, verdieping en verbreding. Ik deel graag mijn gedachten en wensen voor komend jaar met je.

Ik zeg het vaker maar dankzij jou kan ik dit werk doen. Dank je wel voor je aanwezigheid en vooral voor je toewijding aan jezelf!

Via de lessen beoog ik je te ondersteunen onderweg richting immer groeiende geestelijke en aardse autonomie. Autonoom betekent voor mij dat je erop durft te vertrouwen dat je het voor jezelf altijd het beste weet en dat misstappen niet bestaan wanneer je zelf kiest. Alleen via dergelijke autonomie krijgen we ieders meest stralende en unieke kwaliteiten te zien! Ieders toevoegende waarde.

Daarnaast beoog ik je ervaringen op te laten doen die bijdragen aan je vertrouwen dat je zelf mag navigeren in de wereld om je heen en mag genieten van hetgeen het leven op aarde jou te bieden heeft. Dat je op basis van dit vertrouwen in jezelf, je eigen weg zult plaveien. Een weg die niemand je kan voorleven en waarop je jouw unieke medicijn mag aanbieden aan hen die dit kunnen ontvangen.

De belemmeringen die je tijdens je verschillende groeifases ontmoet, dienen als slijpsteen, als krachtmeting, als oefening in nederigheid en compassie en zijn noodzakelijk om een warm hart te ontwikkelen zodat je ook betrouwbaar bent voor anderen. Zo draag je bij aan een fijne wereld om in te leven, waar voor iedereen genoeg is en waarin iedereen een gevoel van veiligheid kan ontwikkelen.

Als mensheid komen we ook collectieve slijpstenen tegen, zoals nu. Deze periode daagt ons uit in ons geweten, integriteit en soevereiniteit. We leven nu in jaren van immense transformatie. De paradigma’s van conformeren, homogeniseren en uiterlijke normering worden uitvergroot en langzaam maar zeker vervangen door uniciteit, geestverwantschap en innerlijke waarheid. De beweging waar we doorheen gaan vraagt van ons allemaal een eigen besluit en een eigen relatie met de wereld om ons heen; wanneer conformeer ik en wanneer niet (meer). Een wereldbeeld dat we zelf mogen en moeten vormgeven volgens innerlijke toetsstenen, omdat de oude paradigma’s doorleefd en uitgeput zijn.

Wanneer dualiteit plaats maakt voor transparantie, zie je alles dat deze dualiteit in stand hield. De riolering komt als het ware op straat te liggen en we moeten leren om de schoonheid in de ellende herkennen. Alles aankijken. Onze wereld laat zich nu van bekende en minder bekende kanten zien. Oude problemen tonen zich in nieuwe jasjes. Het grote verschil met eerdere groeifases van ons collectieve bewustzijn is dat we onze trauma’s – en schaduwkanten die daaruit volgden – nu massaler en gezamenlijk onderkennen en gelijktijdig verwerken via reflecties. Via groeiend groepsbewustzijn. Zo’n collectief proces doorloop je niet even. De energiepatronen die onze wereld in stand hielden wijzigen in hoog tempo. Onze schaduwkanten, individueel en systemisch, proberen deze afbraak te voorkomen. Controle, macht, hulpeloosheid, afhankelijkheid, rebellie en angst… alles komt voorbij. Het komt voort uit onze menselijke behoefte aan een voorspelbare wereld waarin anderen zichzelf aanpassen aan gezamenlijke normen.

We hebben nu de kans om alles in relatie tot elkaar te leren kennen en te ontstijgen.

Het is meer dan ooit belangrijk dat je jezelf -en anderen- aanmoedigt tot autonomie in ieders menselijke en spirituele zelf. Laten we proberen ruimte te maken voor rouw, angst voor verlies, schuld en schaamte. Alle menselijke emoties zijn tijdens deze transformatie volop in beweging en alleen erkenning en acceptatie leidt tot rust en inzicht. Iedereen doet een stukje en samen moeten we verder. Elke behoefte aan uiterlijke status, vergelijken of goedkeuring maakt je chantabel en vatbaar voor ontkenning van de complete realiteit zoals die langzaam maar zeker zichtbaar zal worden komende jaren.

Je nieuwsgierigheid naar binnen is je houvast komend jaar. Je nieuwsgierigheid leidt je altijd naar je midden, naar je vertrouwen in je innerlijke kompas en naar hetgeen de relatie met jezelf verdiept.

Je nieuwsgierigheid naar buiten leidt je voorbij de norm, voorbij de vanzelfsprekendheden en voorbij de oordelen van anderen. Een steeds ruimere waarneming die het meest onwaarschijnlijke óók includeert. Naar nieuwe en onontgonnen gebieden van ons individuele en collectieve potentieel.

Collectief lossen de schaduwen van ons verleden op en komt de informatie die daarin besloten lag vrij beschikbaar. Je nieuwsgierigheid helpt ons deze informatie gezamenlijk te integreren op een meer bewust en accepterend niveau. Door alle informatie te overwegen en een plek te geven in het totaal van mooi en lelijk draag je bij aan harmonie en liefde. Energetisch bestaat de dimensie waar en onwaar immers niet…

Ik wens je een prachtig jaar waarin je tijd en ruimte ervaart voor jezelf.

Een jaar waarin je heldere nieuwsgierigheid je leidt naar een pad over rozen.

We leven om te veranderen!

Met veel liefde en vertrouwen in ons allemaal; heb het goed in 2022.

Aukje

Wat is jouw Dharma?

Hoe leef je wat je ten diepste bent?

Ter gelegenheid van Gertjan Sunyata-Sunyata Mulder Sensei’s Dharma-transmissie

Op ons geestelijke pad herinneren we onszelf totaal anders dan wie we denken wie we zijn. Wie we zijn komt gaandeweg ons zelfonderzoek in een volstrekt ander licht te staan door de realisatie van ons ware zelf. Ons ware zelf is het zelf dat echt is, dat we aan den lijve ervaren en niet iets, wat we van onszelf hebben gemaakt.

De realisatie van ons ware zelf is een numineuze ervaring, zoals Tjeu van den Berk het in navolging van C.G. Jung heeft genoemd in zijn boek ‘Het numineuze’ (Uitgeverij Meinema, 2005). We kunnen ook zeggen: ze is een mystieke ervaring, een non-duale ervaring, of een sacrale ervaring, een ervaring van het gans andere, voorbij mijn willen en weten, een ‘buitenplaats’ (Grieks: sak) waar ik nooit bij kan.

Wat realiseren we ons als we onszelf ten diepste ervaren, zonder de vervormingen van ons intentionele bewustzijn, van onze aanduidingen, ons denken, onze voorkeuren en gevoelens? Wat we ons dan realiseren, dat kunnen we niet zeggen. We weten het niet. Woorden keren ervan terug, ideeën schieten eraan voorbij, het ontglipt aan onze kenvormen. Ik weet niet wat ik ten diepste ben.

Maar als ik aan dit niet weten voorbij ga, dan kan ik weldegelijk uitdrukking geven aan de realisatie van mijn ware zelf. Die uitdrukking is mijn ware zelf niet, zoals de wijzende vinger niet de maan is. Die uitdrukking is mijn ware zelf niet, het is de realisatie van een aspect van mijn ware natuur. Wat ik me realiseer, is slechts een facet, een kant van de veelzijdige diamant die ik ten diepste ben.

Drie aspecten van mijn ware natuur

Naast Shitou ‘Wat in het blikveld verschijnt, dat is de Weg’ Xiqian (700 – 790), schrijver van de Sandokai, ‘De identiteit van veelheid en eenheid’, is Mazu ‘Meester Paard’ Daoyi (709 – 788) historisch gezien een van twee grondleggers van Zen in China. De latere twee stromingen van Zen, de Rinzai en de Soto, vinden in deze Meesters hun oorsprong. Bij Meester Mazu, die ging als een os en loerde als een tijger en wiens uitgestoken tong zijn gehele neus bedekte, komen we drie belangrijke aspecten van de realisatie van onze ware natuur tegen in de volgende drie anekdotes. Overigens zijn deze anekdotes weer pregnante expressies van Mazu’s Dharma, zijn hoogst eigen wijze waarop hij leefde wat hij ten diepste was.

Eerste anekdote. Op een dag vergezelde Baizhang zijn leraar Mazu tijdens een wandeling. Een vlucht wilde ganzen vloog juist voorbij. Mazu vroeg: ‘Wat is dat?’ Baizhang antwoordde: ‘Wilde ganzen’. Mazu vroeg: ‘Waar zijn ze heen gevlogen?’ Baizhang antwoordde: ‘Ze zijn al weg.’ Mazu pakte Baizhang bij zijn neus en draaide deze zo hard om, dat de laatste het uitschreeuwde van de pijn.  Mazu vroeg: ‘Hoe kun je zeggen dat ze zijn weggevlogen, terwijl ze al die tijd hier zijn geweest?’ Toen Baizhang deze woorden hoorde ontwaakte hij.

Deze anekdote drukt de fundamentele verbondenheid en intimiteit met alles wat is als een aspect van mijn ware zelf uit. Dit is expliciet het mystieke aspect van mijn ware natuur, het numineuze bij uitstek. Niets is gescheiden van mijn aanwezigheid in dit moment. Alles wat zich voordoet, verschijnt in mijn aanwezigheid, hier, in dit beperkte lijf. Er is geen buiten en geen binnen, geen komen, geen gaan, geen gans, geen geluid en niemand die hoort, er is alleen maar ‘Gak! Gak!’

Tweede anekdote. Op een dag toen Feng een zware kruiwagen voortduwde zat Mazu met uitgestrekte benen op de weg. Feng vroeg: ‘Zou de eerwaarde zijn benen willen intrekken?’ Mazu antwoordde: ‘Wat eenmaal is uitgestrekt, wordt niet ingetrokken.’

Feng zei: ‘Wat eenmaal in beweging is gezet, kan niet worden gestopt’ en hij reed met de zware kruiwagen over de benen van Mazu. Met gewonde benen ging Mazu terug naar de zaal van het onderricht, greep een bijl en sprak: ‘Degene die zojuist de benen van deze oude monnik verwondde komt naar voren.’ Feng kwam te voorschijn en strekte zijn nek uit voor Mazu. Mazu legde de bijl weg.

Deze anekdote drukt de indringende realisatie uit dat dit het is, deze uit diepe karmische sporen geweven vleesjas is alles wat er is. Alles komt samen in wat ik ben, precies zoals ik dat ben, zoals ik dat opgetreden in afhankelijkheid van alle condities die mijn leven bepaalden ben geworden. Amor fati: wat eenmaal in beweging is gezet, kan niet worden gestopt. We rijden voortdurend over de benen van anderen heen. Dat is tragisch en we kunnen ons er maar beter van bewust zijn en ervoor gaan staan: ‘Ja, Meester, hier ben ik, ik kan niet anders.’ Met deze zo concrete karmische vleesjas heb ik het te doen, dit is het enige instrument in handen van alle dharma’s.

Derde anekdote. Meester Wu-yeh van Fen-chou kwam bij Mazu in de leer. Mazu sloeg hem gade met zijn knappe verschijning en zijn stem als een klok. Daarop sprak hij: ‘Wat een indrukwekkende Boeddha-hal en er is geen Boeddha in te vinden!’ Yeh viel op zijn knieën en vroeg: ‘De geschriften van de Drie Voertuigen begrijp ik in grote lijnen. Ik hoor voortdurend spreken over de Zen leer “Jouw aanwezigheid is de Boeddha” en daar begrijp ik niets van.’ Mazu sprak: ‘Juist de aanwezigheid die het niet kan begrijpen, die is het, en verder is er niets anders.’ Yeh vroeg: ‘Welke is dan de bekrachtiging die de Meester Patriarch uit het Westen in het geheim overleverde?’ Mazu antwoordde: ‘Eerwaarde, wat maak je je druk! Ga nu maar weg en kom een andere keer terug.’ Yeh maakte aanstalten om naar buiten te gaan. Toen riep Mazu: ‘Eerwaarde!’ Yeh draaide zijn hoofd om. Mazu vroeg: ‘Wat is het?’ Yeh ontwaakte en maakte een volle buiging. Mazu sprak: ‘Jij dwaas, waarom buig je?’

Deze derde anekdote brengt in herinnering dat niet ik het ben die mijn hoofd omdraait en reageert, maar dat er iets anders door me heen werkt. Ik kom altijd te laat. Ik arriveer als de handeling al heeft plaatsgevonden, het geluid reeds heeft geklonken, de gedachte is gepasseerd. De ander en al het andere zijn al binnen nog voordat ik ‘Ik’ kan zeggen. Iets gaat zijn gang en ik ben het niet. Precies dit is mijn ervaring van het sacrale, het ‘gans andere’ bij uitstek en een derde aspect van mijn ware zelf.

Op basis van deze drie aspecten van mijn ware natuur, wat is nu mijn Dharma? Hoe leef ik wat ik ten diepste ben? Op welke wijze druk ik mijn ware zelf uit?

Integrale zen

Integrale zen: mijn dagelijkse activiteit is meditatie. Ik druk het uit in alles wat ik doe, op elke plek waar ik ben en in elke relatie die ik aanga. Dus altijd midden in de samenleving, op de werkplek, in het opvoeden van de kinderen, in mijn jachtige gang door de grootstad, zonder extra’s. Dit is dus op geen enkele wijze zichtbaar voor anderen, het heeft weinig religieus of geëngageerds, ik kan er niets aan ontlenen. Voor mezelf is het eindeloze oefening, ik zal telkens weer terug moeten keren uit mijn bevangenheid en de zuigende werking van mijn diepe karmische sporen naar mezelf, mijn aanwezigheid, de werkvloer waar de werkelijkheid werkt. Hoe ik dat doe, dit terugkeren naar mezelf, is hoogst persoonlijk en werkt alleen voor mij. Voor mij is dit auditief waarnemen. Ik keer on the spot terug naar wat ik hoor en wat hoort en ben onmiddellijk terug bij mijn ware zelf. Voor anderen kan het kijken, ruiken of aanraken zijn, een terugkeer naar de ademhaling of de onderbuik, of het kunnen energetische oefenen zijn, zoals stevig staan met beide voeten op de grond, of het rechten van de rug, openen van de borst en in de gegeven situatie fysiek aanwezig zijn.

Initiatie

Initiatie: mijn dagelijkse leven is het uitoefenen van aspecten van mijn ware natuur. Om te leven wat ik ten diepste ben, moet ik gaan staan voor wat ik ten diepste ben. Dit doe ik in initiatie rituelen. Het eerste initiatie ritueel waarin ik dit doe is Jukai, het ontvangen van de tien voornemens die me eraan herinneren wie ik werkelijk ben. Een tweede initiatie is een verdieping hiervan, Shuke, het onvoorwaardelijk leiden van mijn leven precies zoals het is. Een derde initiatie is Shiho, de bekrachtiging van mijn leven zoals het is.

In het ritueel zeg ik ten overstaan van mijn geliefden en mensen met wie ik samen deze weg ga wie ik ten diepste ben: de Boeddha, de altijd wakkere aanwezigheid, de Dharma, alles wat in die wakkere aanwezigheid verschijnt en de Sangha, de orde der dingen in zowel de ruimte als de tijd. Ik krijg een rakusu, de verkleinde vorm van het kleed van de Boeddha, ‘het lichaam van de Boeddha’, ter herinnering. Elke keer als ik de rakusu omdoe, herinner ik mezelf eraan wie ik werkelijk ben.

Maar ik neem me bij mijn ‘doorgang’, hetgeen een initiatie feitelijk is, ook bepaalde zaken voor die ik vanaf dat moment voornemens ben uit te oefenen, in praktijk te brengen. De zaken die ik me voorneem zijn aspecten van mijn ware zelf, zoals ik deze wellicht heb gerealiseerd. Zo is bijvoorbeeld ‘niet doden’ een eindeloze oefening, die me eraan herinnert dat ik fundamenteel en intiem verbonden ben met alles wat leeft. Zo is ‘niet nemen wat me niet is gegeven’ een eindeloze oefening, die me eraan herinnert dat mijn ware natuur onbeperkt is en ik feitelijk een vanuit een overvloed leef en geen tekort. Zo is ‘geen schadelijke verdovende middelen gebruiken’ een eindeloze oefening, die me eraan herinnert dat ik feitelijk altijd wakker ben, het oog slaapt nooit. En ‘niet liegen’ is een eindeloze oefening, die me eraan herinnert dat ik leef vanuit de enige realiteit die is, maar die ik nooit zal kunnen aanduiden, uitspreken, kennen of als ‘waar’ zou kunnen bestempelen.

Incarnatie

Incarnatie: het licht laten doordringen tot in elke porie van mijn huid. Om de Dharma in mijn leven zich vrijelijk te laten uitdrukken, moet ze vrijelijk beschikking hebben over alle kwaliteiten en patronen waaruit mijn leven is geweven. Mijn vleesjas moet niet te strak zitten om vrij te kunnen functioneren. Dit betekent dat emoties, wilsafecten, afkomst, verleden, mijn diepliggende karmische sporen in het licht moeten komen, zodat dat ik weet dat ze er zijn en er vrijelijk gebruik van kan worden gemaakt. Zolang emoties onder de grond zijn gestopt en patronen in het donker functioneren als een guerrilla, beperk ik mezelf en ben ik een gehandicapte Boeddha. Pas als ik mijn individuele bestaan in al zijn aspecten en facetten heb aangenomen en daarvoor volledig en diep heb gebogen, is de Dharma in staat vrijelijk gebruik te maken van deze unieke vleesjas waarmee het in de wereld staat. Dan zijn al mijn kwaliteiten ‘verlichte kwaliteiten’, afgestemd op en in dienst van de situatie. Daar werkt het ‘gans andere’ ongehinderd en onbeperkt door me heen: iets gaat zijn gang en ik ben het niet. Mijn leven is een pijp om de Dharma doorheen te laten stromen.

Het in het licht laten treden van mijn emoties en diepliggende patronen betekent oefenen, oefenen, oefenen. Oefenen met Jungiaanse handvatten zoals opstellingen en energetisch werk. Oefenen met Tibetaanse technieken om geperverteerde emoties zoals angst, in de geperverteerde vorm van agressie, mezelf geheel ten deel te laten vallen en tot in elke porie van mijn lichaam te ervaren, tot het moment waarop ik angst ben geworden, niets dan angst, enkele en alleen deze open en verlichte energie. Pas dan ben ik innerlijk vrij om angst in elke situatie te laten opkomen en te laten werken voor mij, in plaats van blind gedreven te worden door de geperverteerde angst in de vorm van agressie.

Uitgaande van jouw herinnering aan jouw ware natuur, die in niets verschilt van mijn ware natuur, wat is nu jouw hoogst persoonlijke en volstrekt unieke uitdrukking van wie je werkelijk bent? Ofschoon de Dharma noch van jou is, noch van mij, heb ik je mijn Dharma gegeven en heb jij die schier twintig jaar lang ontvangen. Nu vraag is je Shunyata-Shunyata Sensei, wat is nu jouw Dharma?

PS Het Sanskriet begrip Dharma is een begrip met een rijke betekenis. De beperkte betekenis van het woord Dharma is ‘onderricht, leer’, maar ook ‘Weg’ en ‘Wet’. De betekenis van het woord dharma’s is ‘dingen’, zowel de zogenaamd levenloze als de levende dingen. De bredere betekenis van het woord Dharma is ‘datgene wat door me heen stroomt’, ‘iets gaat zijn gang’. Daarmee is mijn Dharma mijn karma, maar valt het er niet mee samen!

Vanaf woensdag 19 januari 2022 leidt Maurice Genko Knegtel Roshi een stilteretraite in de bossen van Eerbeek. Voor een mooi begin van het nieuwe jaar, zie: https://izen.nl/izen-intensive/

Jouw weg is inclusie (slot)

Laten we nog een keer teruggaan naar de koan uit Keizan Zenji’s Denkoroku, ‘De transmissie van het Licht’, die gaat over de fases op jouw weg:

‘De vierendertigste Patriarch was Grote Meester Qingyuan Xingsi. Hij oefende in de gemeenschap van Caoxi (van de Zesde Patriarch Huineng). Hij vroeg de Patriach: ‘Wat kan ik doen om niet in een fase te belanden?’ De Patriarch vroeg: ‘Wat heb je tot dusverre gedaan?’ De Meester antwoordde: ‘Ik heb nog geeneens de Heilige Waarheden geprobeerd.’ De Patriarch vroeg: ‘In welke fase zul je eindigen?’ De Meester zei: ‘Als ik nog geeneens de Heilige Waarheden heb geprobeerd, welke fase kan er dan zijn?’ De Partiarch was zeer onder de indruk van zijn vermogen.’ (Keizan Zenji, Denkoroku, kwestie 35 Qingyuan Xingsi (660 – 740))

De vraag waarmee Qingyuan Xingsi bij de Zesde Patriarch terecht kwam, komt voort uit de realisatie dat fasen op jouw weg onontkoombaar zijn. Hoe graag je ook sneller zou willen gaan, hoe zeer je ook een fase zou willen overslaan, of gewoonweg direct willen zien waar het in jouw leven over gaat en meteen die ellendige weerstand loslaten, je kunt niet om de fasen op jouw weg heen. Vandaar de vraag: ‘Wat kan ik doen om niet in een fase te belanden?’

Maar er is ook een andere kant aan deze kwestie. Als de Patriarch vraagt: ‘Wat heb je tot dusverre gedaan?’, antwoordt Qingyuan: ‘Ik heb geeneens de Heilige Waarheden geprobeerd.’ Ook dit is waar. Degene die door de verschillende fasen heengaat, is degene die nu deze woorden leest en ik ben dat niet. Dit is het ‘gans andere’ dan ik. Iets gaat zijn gang. Noem dit ‘Het Geheim’ of ‘Het Mysterie’, maar het is heel concreet en heel dichtbij, zo dichtbij dat je er gemakkelijk aan voorbij gaat. Dus degene die kijkt met je ogen, hoort met je oren, praat met je mond en loopt met je benen is nog niet eens met de heilige waarheid van het lijden begonnen en zal ook nooit in een fase eindigen. Ook dit is waar. Tegelijkertijd is de onontkoombare opeenvolging van fasen de enige wijze waarop dit Grote Mysterie van Leven en Dood zich op jouw weg als proces uitdrukt. Iets gaat zijn gang en toont zich in fasen: jouw eerste kennismaking met zit meditatie, jouw fasen van twijfel, het failliet van jouw onderneming en de fase van stilstand, maar ook in jouw doorkijkjes op jouw weg en in je verblijven op de top van de berg. Dus, dat wat nooit in een fase belandt, drukt zich uit in precies deze fase waarin jouw weg als proces zich nu bevindt.

Als we ons realiseren wie we zijn, realiseren we onszelf als een paradoxaal dubbelwezen en onze weg als een proces van inclusie. Immers, de bodhisattva is enerzijds bodhi, de onbeperkte, onbepaalde, ongeboren, ongehinderde aanwezigheid waarin alles verschijnt. Anderzijds is de bodhisattva sattva, deze beperkte, door en door geconditioneerde, sterfelijke, karmische vleesjas, met zijn diep ingesleten patronen. Tegelijkertijd! Jouw weg als proces van inclusie is een steeds vrijer bewegen tussen deze beide, elkaar uitsluitende polen van jouw bestaan. Jouw weg is JOUW weg en tegelijkertijd gaat iets zijn gang dat totaal anders is dan wat jij bent en dat van een volstrekt andere zijde komt dan van jouw kant.

Jouw weg als een proces van inclusie wordt beschreven in de vijfde fase van Dongshan Lianjie’s Vijf Fasen van Ontwaken, waarvan we de eerste fase (kensho, onze glimpen) en de derde fase (satori, een staat van wakker zijn) reeds hebben besproken:

‘Als je niet verstrikt raakt in zijn of niet-zijn,

Wie durft zich dan nog bij jou aan te sluiten?

Iedereen wenst de stroom van het gewone leven te verlaten,

Maar uiteindelijk kom je terug

En zit te midden van as en kool.’

De vijfde fase van ontwaken heet Daikensho, ‘het Grote Ontwaken’, dat binnen de zen traditie ook wel wordt omschreven als ‘de Grote Teleurstelling’. Immers, ‘Iedereen wenst de stroom van het gewone leven te verlaten’, maar uiteindelijk kom je terug bij jezelf, precies zoals je bent, met alles erop en eraan. Dit is het finale jezelf aannemen voor wie je bent, de ultieme bekrachtiging van je bestaan. Maar dit zelf heeft wel een andere gedaante dan toen je met jouw weg als proces begon. Ofschoon je wordt geleid door diep ingesleten patronen, functioneer je volmaakt ongehinderd, tegelijkertijd! Ofschoon je door en door sterfelijk bent, zit er iets in je dat niet stuk kan. Ofschoon je van fase naar fase gaat, ben je nog niet eens met de Heilige Waarheden begonnen! Je bent precies zoals je bent EN je bent het eeuwige Licht waarin alles verschijnt. Ofschoon je ongeboren bent en volkomen ongehinderd functioneert, zit je te midden van as en kool in het leven dat je altijd al hebt geleid. Zo is jouw weg als proces rond, je keert bij jezelf terug zoals een vogel terugkeert op haar nest. Nu is het goed. De ‘Grote Teleurstelling’ is een Grote Bevrijding!

Maurice Genko Knegtel Roshi leidt een zen stilte weekend op 11 en 12 december 2021 in Utrecht en een stilte retraite van 19 tot en met 23 januari 2022 in Eerbeek. Zie voor meer informatie de Integrale Zen website: www.izen.nl

Jouw weg is incarnatie

Of je nu vanaf de top van de berg afdaalt naar beneden, of je hebt al je ondernemingen en projecten op jouw weg teloor zien gaan, of nog niet, vanaf het begin af aan is jouw weg een proces van incarnatie, letterlijk het ‘vleesworden’ van het onbeperkte en ongeboren weten (jnana, het licht waarin alles verschijnt). Vanaf het begin af aan is jouw weg een in het licht van jouw aanwezigheid laten treden van alle instrumenten en kwaliteiten die jouw leven rijk is. En het ontzetten van deze kwaliteiten, zodat degene die nu deze woorden leest er vrijelijk gebruik van kan maken. Jouw weg is het stapje voor stapje realiseren en ontzetten van elk aspect van jezelf en het vervolgens toe-eigenen van elk instrument of elke kwaliteit waarmee jij in de wereld functioneert.

Wat betekent jouw weg als incarnatie nu concreet? Het kan zijn dat jouw weg in een fase belandt, waarin het ambachtelijk toe-eigenen van emoties een centrale rol speelt. Het betreft hier de emoties die zijn onteigend, de dienaren van degene die nu deze woorden leest, die zijn weggestopt in de kruipruimte onder het huis. Veelal zijn de eerste emoties die dienen te worden ontzet angst, verdriet, woede, hebzucht, lust, na-ijver, jaloezie en je drang tot competitie. Zo’n onteigende emotie dient eerst in het licht van jouw aanwezigheid te komen, ze moet worden GEZIEN, om daarna stapje voor stapje te worden aangenomen, gevoeld te worden in je gehele lijf, porie na porie, net zo lang tot jij zelf de emotie bent. Pas dan belichaam je die specifieke energie en die specifieke helderheid, want emoties zijn jouw vensters op de werkelijkheid, naast je vijf zintuigen.

Het zijn deze specifieke kwaliteiten waarvan bodhi gebruikt maakt om afgestemd in situatie te functioneren. De emotie geeft je de exacte informatie en de juiste energie die je nodig hebt om te doen wat je in de gegeven situatie hebt te doen. Dit is echter alleen zo als de emotie vrij is om naar behoren te kunnen functioneren, dat wil zeggen als ze is toegeëigend en aangenomen als deze specifieke kwaliteit van onze karmische vleesjas sattva. Als de emotie vrijelijk door mijn lijf stroomt, is dit instrument ongehinderd te gebruiken, afgestemd op de specifieke situatie. Dit geldt niet alleen voor emoties zoals angst, woede en verdriet, maar ook voor de diep ingesleten patronen waaruit mijn leven is geweven.

Deze patronen maken dat we zijn wie we zijn. Toch kunnen we sommige patronen beter hebben dan andere. Tegen sommige van onze patronen voeren we een strijd van leven op dood. Vaak zien we deze patronen helemaal niet, maar projecteren we ze op een ander en gaan vervolgens daarmee het gevecht aan. Het is oprecht schrikken wanneer ik me realiseer dat het vermaledijde patroon waartegen ik me altijd heb verzet, juist bij mijzelf hoort, dat het een onvervreemdbaar deel is van mijn eigen leven. Na deze realisatie breekt een fase aan op mijn weg als proces waarin ik moet leren buigen voor mijn patroon. Dit wil concreet zeggen, dat ik het patroon telkens weer in het licht laat treden, de weerstand bij mezelf voel opkomen, mij wederom richt op het patroon zelf, net zo lang totdat ik vrij genoeg ben om mijn patroon aan te nemen zoals het is. Alleen dan kan het patroon voor mij gaan werken, ontzet, maar tot die tijd werkt het tegen mij, als een permanente bron van verzet, lijden en ongenoegen.

Ook het ego, de stuurman van de Meester op het schip die nu deze woorden leest, moet worden ontzet en toegeëigend, in een van de fase op jouw weg als proces. Het ego is of in de kruipruimte onder het huis beland, of in de stoel van de Meester zelf en in beide gevallen disfunctioneert de gehele organisatie die ik mijn leven noem. Het ontzetten van het ego is het terugbrengen van dit specifieke instrument naar zijn natuurlijke functie en positie. Ook nu dient het ego telkens weer in het licht te treden, aangenomen te worden als een wezenlijk deel van mijn huishouding en te functioneren afgestemd op de situatie waarin mijn leven zich bevindt. Aandacht voor mijn ego is hierin van het grootste belang, eigenlijk hoeven we ons ego alleen maar met ontvankelijke aandacht te blijven volgen, zonder oordeel, om het na verloop van tijd zijn natuurlijke functie als stuurman van het schip te laten hervinden.

Op deze wijze kunnen alle instrumenten van degene die nu deze woorden leest in het licht komen en toegeëigend worden en wordt sattva, onze karmische vleesjas, stukje voor stukje aangenomen en bij ons volle bewustzijn andermaal geboren. Zo begint het leven van de bodhisattva, die we allemaal van naturen zijn; een paradoxaal dubbelwezen dat wordt geleid door een ster en dat kijkt met de ogen, hoort met de oren, voelt met het hart, kiest met de onderbuik, loopt met de benen, functioneert met patronen, stuurt met het ik en overweegt met zijn brein.

(Wordt vervolgd)

Maurice Genko Knegtel Roshi leidt een zen stilte weekend op 11 en 12 december 2021 in Utrecht en een stilte retraite van 19 tot en met 23 januari 2022 in Eerbeek. Zie voor meer informatie de Integrale Zen website: www.izen.nl

Het verblijf op de top is een val naar beneden

Gedurende jouw weg als proces raak je geleidelijk aan vertrouwd met de beweging die je terugvoert naar je bron, je thuis, waar alles precies is zoals het is, waar alles samenkomt in jou en samenvalt met jouw aanwezigheid. Deze beweging terug naar je lijf komt in de loop van je beoefening vaker voor en gaat steeds meer als vanzelf. Je leeft daarmee meer vanuit het pre-reflectieve en het voor-woordelijke, raakt minder verstrikt in gedachten constructies en emotionele bevangenheid en je ervaart de wereld op een directere, intiemere en open wijze. Wanneer het meer gangbaar is om vanuit dit perspectief van open aanwezigheid te leven, dan wordt dat in de zen traditie satori genoemd, ‘leven vanuit de staat van verlichting’ ook wel ‘het verblijf op de top van de berg genoemd. Dit is het derde niveau van verlichting.

Op deze top van de berg is het uitzicht lucide helder. Je kunt hier eindeloos ver kijken en je hebt de eeuwigheid om in te verwijlen, letterlijk, alles is onbeperkt open, onbepaald en precies zoals het is en hier gebeurt helemaal niets. Er is geen situatie, geen oorzaak, geen invloed van handelen of denken, geen karma. Je kunt doen wat je wilt. Het maakt niet uit. Je bent volkomen vrij op de top van de berg, klaar wakker en alles valt hier en nu samen met jou.

Deze toestand van gereedheid van geest, waarin het niet uitmaakt wat je doet, alles OK is en je volmaakt vrij bent, is gemakkelijker vol te houden in een klooster of geloofsgemeenschap, waar het dagelijkse leven helemaal draait om jouw religieuze beoefening. In het dagelijks bestaan in de samenleving, met een baan, een gezin en maatschappelijke verantwoordelijkheden is het een stuk lastiger om te leven vanuit een open en onverstoorbare aanwezigheid; je voegt je immers telkens weer in de diepe sporen der conventie.

De fase van het verblijven op de top van de berg, in de vrije, onbepaalde ruimte, met een lucide helderheid, wordt ook wel het ‘vastzitten in het absolute’ genoemd. Immers, ALLES is open en onbepaald en is niet onderscheiden van jouw aanwezigheid. De Japanse zen meester Hakuin noemde het: ‘de ziekte van zen’. Je zit vast in de bodhi-kant van je bodhisattva bestaan en kan feitelijk geen kant meer op, immers een ander perspectief is er niet. Als dan ook nog het ego dit perspectief claimt en meent dat hij God zelf is, dan bevind je je in een weinig benijdenswaardige fase, die voor jezelf misschien hemels is, maar voor je naasten een verschrikking. Leraren, begeleiders, Guru’s menen dat ze de Verlosser zijn en dat ze alles kunnen maken. Niets heeft immers consequenties. Het verblijf op de top van de berg is nu een regelrechte ego-trip. Dit is een gevaarlijke fase, want jouw karma verzamelt zich evenwel, al wordt het ontkend. En zo bouwt de invloed van je handelen zich op om zich bij een kritische massa tegen je te keren. Karma haalt je als het ware in en rekent met je af bij de achterdeur. Zo verbleef mijn leraar Genpo enige tijd op de top van de berg, in een absolute fase, met een ongebreidelde helderheid en scherpte aangaande de Dharma, maar een regelrechte ramp voor zijn omgeving. Hij was niet te genieten en niet corrigeerbaar. Tijdens zijn Nederlandse retraite in de Tiltenberg bij Vogelenzang in 1998, haalde zijn karma hem in en werd hij ’s nachts verteerd door jaloezie en wroeging. Hij sliep de gehele week niet en dwaalde ’s nachts rond door de bollenvelden. Aan het einde van de retraite werd hij verteerd door spijt.

Voor mijzelf als een zen student met een gezin en een baan in de wereld verliep mijn verblijf aan de top van de berg minder dramatisch. De periode waarin ik in het pre-reflectieve en het voor-woordelijke verbleef, in elk geval tijdens de retraites, was ik klaarwakker, gereed en glashelder, zo helder dat ik zelf mijn leraar publiekelijk tijdens zijn onderrichten verbeterde. In de periode daarna begon geheel vanzelf de afdaling van de berg met een vertroebeling van mijn helderheid. Ik heb die helderheid nooit meer zo intens teruggekregen en verkeer sindsdien in wat mijn spirituele opa Maezumi Roshi ’the hazy moon of Enlightenment’ noemde. Soms zie je het, soms zie je niet.

Vanaf de top van de berg wordt de afdaling ingezet, de langzame incarnatie van de onbepaalde, onbeperkte en ongeboren bodhi in sattva, de beperkte en van de diepe sporen van patronen doortrokken karmische vleesjas. Op basis van dit onbepaalde, open, voor-woordelijke en pre-reflectieve wordt sattva beetje bij beetje aangenomen, precies zoals het is, met alle patronen en eigenaardigheid van dien. Vanuit de onbeperkte ruimte van de top van de berg gezien, is er niets anders dan dit. Zo wordt de bodhisattva geboren, in vol bewustzijn en aanwezigheid. Dit is het. Hier komt alles samen. Jij, met al je onvolkomenheden, unieke talenten en schaduwkanten, met al je diep ingesleten patronen, jij bent de enige onder de hemel en op de aarde. Alleen jij en niets en niemand anders.

(Wordt vervolgd)

Maurice Genko Knegtel Roshi leidt een zen stilte weekend op 11 en 12 december 2021 in Utrecht en een stilte retraite van 19 tot en met 23 januari 2022 in Eerbeek. Zie voor meer informatie de Integrale Zen website: www.izen.nl