…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for the ‘Artikel’ Category

Karma, patronen en bevrijding. Wederzijdse afhankelijkheid

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Als je teruggaat naar je lichaam, is dit wat je ervaart: pratityasamutpada, ‘optreden in afhankelijkheid van condities’. Interessant is, het begrip waarheid bij Hindoes is satya. Letterlijk vertaald: ‘wat is.’ Waarheid ‘is’, dit is een absoluut gegeven. Maar als je denkt aan dat beeld in de spiegel, is er dan iets dat ‘is’? Dat lijkt me niet het geval. Er is niets solide en niets blijvend. Het boeddhistische begrip voor waarheid is bhuta, ‘wat is geworden’. Zelfs in het boeddhistische waarheidsbegrip, zit een proceselement. Als je dit alles toepast op je leven, wat ervaar je dan aan den lijve? Wat je aan den lijve ervaart, is de geestelijke en fysieke activiteit en de invloed daarvan. Dit heeft in het Sanskriet een naam: karma. Letterlijk betekent het: ‘invloed van handelen’. Alles wat je zegt, denkt of doet, heeft vroeg of laat een invloed op je eigen leven en dat van anderen, en die invloed ervarend, handel je opnieuw en bepaal je daarmee je handelen, denken en spreken in de toekomst. Met andere woorden, elke handeling, elke uitspraak, elke gedachte doet er toe.

Als je pratityasamutpada in de betekenis van invloed van fysieke en geestelijke activiteit in relatie tot anderen gaat brengen, krijg je een lsd-achtige situatie. In het Avamtasaka Soetra wordt het aldus verwoord: ‘En binnen deze toren bevinden zich ontelbare torens. Waarvan elke toren net zo schitterend is versierd als die waarin Sudhana (de hoofdpersoon in het verhaal) is binnengetreden en net zo ruimtelijk is als de hemel. En deze torens hinderen elkaar geenszins. Elk van de torens behoudt zijn eigenstandigheid in volmaakte harmonie met de rest. Er is niets wat de eigenheid van een toren beperkt in relatie tot elke andere toren en het geheel aan torens. Er is hier een toestand van een volmaakte wederzijdse doordringing en natuurlijke orde. De jonge pelgrim Sudhana ziet zichzelf in alle torens en in elke toren afzonderlijk, waarin alle torens zijn bevat en elke afzonderlijke toren weer alle torens bevat.’

Als je een hallucinerende paddenstoel hebt gegeten, krijg je ongeveer deze ervaring. Maar toch, als je teruggaat naar je lichaam, naar je onderbuik en simpelweg ervaart, is het niet zo moeilijk om te zien dat dit klopt als een bus. Dit gaat over invloed van fysieke en geestelijke activiteiten, optredend in afhankelijkheid van condities, maar dan in interactie tussen jou en mij. Tussen jou en de rest van de groep. Als ik om me heen kijk en ik kijk alleen maar, of ik luister alleen maar, dan is mijn ervaring dat ieder van jullie in deze, mijn aanwezigheid zit, hoe zou ik je anders kunnen zien, hoe zou ik je anders kunnen horen? Maar ik zit ook in jullie aanwezigheid, want hoe zou je mij anders kunnen zien en horen? Jullie zitten allemaal hier. En ik zit in ieder van jullie. En jullie zitten in ieder ander en ieder ander weer in jullie.

De toren van Maitreya, die ene toren die alle andere torens bevat, maar die zelf ook weer wordt bevat in elke andere toren, dat zie je als je om je heen kijkt. Wat ik zie, is dat iedereen hier zit, in mijn fysieke aanwezigheid. Als je praat hoor ik je hier. En omgekeerd. Je kunt ook zeggen, als je teruggaat naar je onderbuik, naar wat je echt ervaart, dan is elke ander al binnen voordat ik ‘ik’ kan zeggen. Als ik jou zie, ben jij al hier en pas daarna zeg ik ‘ík’ of heb ik mijn oordeel of conclusie gevormd. Het ‘ik’ zeggen, gebeurt in een reflectie op wat ik aan den lijve ervaar.

Het mooie van meditatie is dat je het werken van je geest praktisch kunt onderzoeken, het is geen vaag of theoretisch gezweef. Als je zit en er snottert iemand in de zendo, dan zit dat hier, in mijn lichaam. Vervolgens denk je: ‘Zou die figuur niet wat zachter kunnen snotteren?’ Daarna komt er een verantwoording over waarom ik dat vind: ‘Snotteren stoort mijn meditatie’. Nu ben ik al drie stappen verder. Het aan den lijve ervaren, is dat de snotterende ander al binnen is nog voordat er ook maar een gedachte is opgekomen.

Met andere woorden, nirvana is de bevrijding van mijn patronen.

Als we niet zien hoe de geest werkt, verkeren we in een grote blur, een mistige situatie. We herkennen niet wat wat is, noch hoe het werkt. Als je op het kussen zit, kun je voor jezelf een onderscheid leren maken tussen de fysieke ervaring, de reflectie van het bewustzijn en wat je daar verder mee doet. Dat onderscheid heet prajna, ‘wijsheid’.

De basis van ons bestaan is, dat we door en door afhankelijk zijn, we dragen elkaar. Dit heeft implicaties voor mijn verantwoordelijkheid. Ik ben meer verantwoordelijk dan ieder ander, immers jullie zitten hier. Ik draag jullie. Als ik bijvoorbeeld vanuit mijn raam een oude man buiten van zijn fiets zie vallen, maakt mij dat verantwoordelijk. En dat kan ik alleen voor mezelf zeggen en niet voor mijn buurvrouw die de oude man wellicht ook van zijn fiets ziet vallen.

Karma kan ook telkens weer worden herhaald in situaties, omdat deze geestelijke en fysieke activiteit mij laat overleven of omdat dat wenselijk voor anderen is. Dat karma, die invloed van mijn activiteit, kan inslijpen tot een steeds dieper spoor, het graaft zich steeds verder in. Als je door ervaring leert dat iets werkt of niet werkt, dan herhaal je dat. Wiebe Veenbaas (de oprichter van Phoenix) noemt dat ‘magische bewegingen’. Het kan zelfs generaties teruggaan en overgeleverd worden. Dit heet in het boeddhisme samskara, ‘onze diep ingesleten patronen’, ofwel ons karma dat zich keer op keer herhaalt, dat bij het ontstaan functioneel is, maar op den duur beperkend werkt. Het is een van de vijf skandha’s, de vijf componenten van ons mens zijn, en het is de belangrijkste. Samskara is datgeen waaruit we geweven zijn, wat ons letterlijk maakt tot wie we zijn. Het is een cruciaal begrip: de traditionele omschrijving van nirvana is sarvasamskarasamatha. Dit betekent ‘het tot rust brengen van al mijn patronen.’ Met andere woorden, nirvana is de bevrijding van mijn patronen.

 

Wordt vervolgd. Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Het belang van systemisch denken door Mary Catherine Bateson

Mary Catherine Bateson (1939-2021)

Begin vorige maand overleed Mary Catherine Bateson, dochter van Gregory Bateson en Margaret Mead, die beiden een belangrijke rol speelden in de ontwikkeling van de antropologie en bovendien aan de wieg stonden van de cybernetica (systeemtheorie). Over hen schreef ze With a Daughter’s Eye, een persoonlijke biografie van haar wereldberoemde ouders vol rake observaties en doorvoelde inzichten. Ze hielp haar vader bij het schrijven van diens belangrijkste werk – Mind and Nature, a Necessary Unity (vertaald als Het verbindend patroon) en voltooide postuum zijn laatste boek Angels Fear (vertaald als Waar engelen zich niet wagen). In haar eigen werk als antropoloog verdiepte ze zich in de metaforische aard van het menselijk denken, het belang van verhalen en hoe ons levensverhaal ons leven mede vormt. Jarenlang was Catherine betrokken bij de Edge Foundation, een initiatief van literair agent John Brockman met als motto: ‘verzamel de grootste denkers, sluit ze op in een kamer en laat ze elkaar de vragen stellen waar ze zelf mee worstelen’. Twee jaar geleden leverde ze haar laatste bijdrage aan de allerlaatste Annual Question van de Edge Foundation: Wat is de laatste vraag? Klik hier om haar bijdrage te lezen.

Ton Maas

Ik vraag me al een tijd af hoe mensen nadenken over complexe gehelen zoals de ecologie van de planeet, het klimaat of menselijke populaties die zich in de loop der eeuwen op verschillende locaties hebben gevormd en nu weer samenkomen. Om over deze dingen na te kunnen denken heb je volgens mij zoiets als systeemtheorie nodig. Dus verdiepte ik me weer eens in de systeemtheorie. De aanleiding daarvoor was mijn bezorgdheid over de toestand in de wereld. Iets dat we allemaal kunnen zien, is dat de internationale samenwerking om allerlei problemen aan te pakken, zoals die na Tweede Wereldoorlog met veel moeite tot stand is gebracht, steeds meer onder druk komt te staan. We zien dat de vooruitgang die we dachten te hebben geboekt op het gebied van rassenverhoudingen, behoorlijk tegenvalt. We zien hoe de Europese Unie uit elkaar begint te vallen. We hebben de klok een paar eeuwen terug gezet als het gaat om wat het betekent om mens te zijn, om een planeet met elkaar te delen en hoe met elkaar om te gaan. Voor je het weet moeten we weer helemaal vanaf nul beginnen.

Een paar jaar geleden werd ik gevraagd om iets te schrijven voor de American Society for Cybernetics. Ik bleef maar zeggen dat ik daar jaren niets aan had gedaan of over had nagedacht, maar ze bleven aandringen. Het ging om een ​​hoofdstuk voor een dik boekwerk genaamd The Handbook of Human Computation – over de verscheidenheid van de interactie tussen mens en computer. Ik zei dat ik daar niets van afwist, maar kreeg als antwoord: ‘Als u geen tijd hebt voor een ​​hoofdstuk, schrijf dan alstublieft het voorwoord.’ Ik vroeg waarom ze dachten dat ik daar dan wel tijd voor zou hebben, waarop de reactie luidde: ‘We sturen u alle samenvattingen toe.’ Enigszins geïrriteerd antwoordde ik dat ze beter iemand anders konden zoeken, maar ze bleven me stukken sturen om te lezen. Ik begon te googelen naar wat human computation betekende en kwam erachter dat er wel degelijk raakvlakken waren met mijn eigen kennis en ervaring. Dus schreef ik alles op wat ik wist over human computation en stuurde het op met de opmerking: ‘Zoals je ziet weet ik er niks van.’ Dat stuk hebben ze vervolgens gepubliceerd.

Ik ben toen toch naar dat congres gegaan en weer in gesprek geraakt met mensen die aan AI werkten. Ik realiseerde me dat ik in mijn jeugd ontzettend veel heb geleerd van mijn ouders, die tot in de jaren vijftig betrokken waren bij de Macy-conferenties over cybernetica. Andere deelnemers, zoals Warren McCulloch, kwamen vaak bij ons over de vloer en zij en mijn ouders voerden de hele tijd discussies, waar ik als kind naar luisterde.

Ik besloot AI niet direct te benaderen, maar via een omweg. Ik had al eerder vastgesteld dat ons vermogen om na te denken over complexe interactieve systemen lijkt af te nemen, dat heel wat inspanningen om internationale samenwerking te bevorderen, ondermijnd worden, landen met meerdere etnische bevolkingsgroepen of dialecten dreigen uiteen te vallen en dat het ook in een samenleving als de Verenigde Staten, met haar vele etnische en raciale groepen, steeds moeilijker werd om tot samenwerking te komen.

We denken allemaal met behulp van allerlei soorten metaforen en gebruiken metaforen om complexiteit hanteerbaar te maken, maar de manier waarop mensen computers en AI gebruiken, hangt af van hun fundamentele epistemologie – of ze gewend zijn om in systemische termen te denken, of ze de voorkeur geven aan kwantitatieve benaderingen en of ze thuis zijn in de wereld van games. AI wordt in belangrijke make gebruikt om ​​patronen in de wereld om ons heen te simuleren. Maar het ene patroon in de wereld gebruiken als metafoor voor het andere, is wat mensen eigenlijk sowieso de hele tijd al doen.

Amerikanen zijn geneigd te spreken van de ‘oorlog tegen drugs’, de ‘oorlog tegen armoede’ of de ‘oorlog tegen kanker’, maar vragen zich daarbij niet af of ‘oorlog’ daarvoor wel een geschikte metafoor is. Het is uiteraard een manier om over complexiteit te praten, maar als die niet aansluit, zal dat leiden tot een verkeerde aanpak van de problemen. De oorlog tegen armoede is deels mislukt omdat armoede niet iets is dat je kunt verslaan. Daarom is oorlogvoering een ongeschikte metafoor. Hetzelfde geldt voor de oorlog tegen drugs, die tot vreselijke misstanden heeft geleid.

Een van de problemen die zich voordoen als technologie op een nieuw gebied wordt ingezet, is dat het ons dwingt tot oversimplificatie. De mogelijkheden die AI biedt, waren er al vanaf het moment waarop we begonnen te denken over computers, maar natuurlijk is er altijd dat gevoel van teleurstelling dat er beperkingen zijn aan wat je kunt doen. We blijven aldoor proberen om complexere dingen voor elkaar te krijgen.

Tot voor kort kon van computers niet worden gezegd dat ze leerden. Een machine maken die steeds efficiënter leert denken, vormde een grote uitdaging. Een van de dingen die ik me in dat opzicht afvraag, is hoe we een machine kunnen leren te weten wat hij niet weet maar misschien wel zou moeten weten om een ​​bepaald probleem verstandig en effectief aan te kunnen pakken. Ook voor ons mensen is dat een hele uitdaging. Het leren oplossen van problemen kost veel tijd. En het kost ons zelfs nog meer tijd om te beseffen dat we niet alles weten wat we zouden moeten weten om een ​​bepaald probleem op te kunnen lossen, omdat daarbij heel veel complexiteit komt kijken.

Hoe ga je om met onwetendheid? Ik bedoel niet hoe je onwetendheid bestrijdt, maar hoe je omgaat met het besef van wat je niet weet en ook niet weet niet hoe je dat aan de weet zou kunnen komen als je een bepaald probleem wilt oplossen. Toen Gregory Bateson de doelgerichtheid van de mens aan de orde stelde, leidde dat vervolgens tot zijn betrokkenheid bij de milieuproblematiek. We doen van alles met de planeet waarop we leven, zonder te beseffen wat de neveneffecten konden zijn. En  we denken al helemaal niet over hoe die neveneffecten op elkaar zullen inwerken. Als je snapt wat voor neveneffecten er kunnen optreden, stel je andere vragen voordat je beslissingen neemt, projecties maakt en analyseert wat de gevolgen zullen zijn.

Dat geldt bijvoorbeeld ook voor onderzoek naar medicijnen. De eerste vraag die mensen stellen is: ‘Is het middel effectief tegen de kwaal?’ Maar de volgende vraag zou moeten zijn: ‘Wat doet het middel nog meer dan de ziekte bestrijden?’ Elk jaar worden er weer medicijnen van de markt gehaald als het besef doordringt dat de bijwerkingen op de lange termijn soms ernstiger zijn dan de kwaal waartegen ze bedoeld waren.

Wat de analogie daarvan in de computerwereld is, weet ik niet. We proberen processen te ontwikkelen voor het oplossen van problemen en leveren data aan om te analyseren, maar we stellen de machine niet in staat om te zeggen: ‘Wat moet ik nog meer weten voor ik dit probleem aanpak?’ De digitale revolutie is gepaard gegaan met zoveel opwinding en euforie dat we inmiddels overschatten waartoe AI in staat is, zeker bij de huidige stand van zaken.

Een van de meest essentiële aspecten van de menselijke wijsheid is nederigheid: weten dat je niet alles weet. Je zou kunnen zeggen dat we niet hebben geleerd hoe we voor nederigheid kunnen zorgen in de omgang met onze apparaten. Een computer weet niet wat hij niet weet en is bereid projecties te maken, ook al beschikt hij niet over alles wat van belang zou zijn voor die projecties. Hoe we daarvoor kunnen zorgen? Ik heb geen idee. Maar het is belangrijk om je ervan bewust te zijn, om te beseffen dat er grenzen zijn aan wat we met AI kunnen bereiken. AI is fantastisch als het om berekeningen gaat en bespaart enorme hoeveelheden arbeid. Maar volgens mij ontbreekt het aan nederigheid, verbeeldingskracht en humor. Dat wil niet zeggen dat je die dingen niet kunt gebruiken bij het hanteren van apparaten, zeker als het gaat om communicatie met andere mensen. Maar het betekent wel dat elementen als intelligentie en wijsheid – ik hou van het woord wijsheid, omdat het meer multidimensionaal is – zullen ontbreken.

Als kind was ik zijdelings getuige van de cybernetische revolutie. Als ik terugdenk aan specifieke voorbeelden, realiseer ik me dat wanneer een van mijn ouders me iets probeerde te leren, dat rechtstreeks verband hield met wat ze deden en dachten met betrekking tot cybernetica.

Een van mijn favoriete jeugdherinneringen is dat mijn vader me ooit hielp met het inrichten van een aquarium. Achteraf gezien begrijp ik dat hij me leerde na te denken over een gemeenschap van organismen en hun onderlinge interacties, hun wederzijdse afhankelijkheid en het probleem van het bewaren van evenwicht, zodat ze een vitale gemeenschap zouden vormen. Het beschouwen van de natuurlijke wereld in termen van ecologie en evenwicht stond toen nog in de kinderschoenen. In plaats van op te sommen wat er was, leerde ik te kijken naar relaties in plaats van naar afzonderlijke dingen.

Hij was zo verstandig om me niet  te vertellen dat hij me iets over cybernetica probeerde uit te leggen. Ik denk dat ik dan zou zijn afgehaakt. Maar hij leerde me wel degelijk nadenken over systemen. Gregory bedacht de term ‘schismogenese’ toen hij in 1936 de cultuur bestudeerde van de Iatmul, een stam op Nieuw-Guinea. Schismogenese heet inmiddels ‘positieve feedback’; het is wat er gebeurt bij een wapenwedloop. Er is frictie tussen landen, waardoor het ene zich bedreigd voelt door het andere. Dus schaft men extra tanks aan. De anderen zien dat en zeggen: ‘Ze wapenen zich tegen ons’. Vervolgens kopen ze nog veel meer tanks. Op die manier komen er aldoor meer tanks, vliegtuigen, bommen of wat dan ook. Dat noemen we positieve feedback: het soort feedback dat een proces in een stroomversnelling brengt in plaats van het te temperen.

Volgens mij denken de meeste Amerikanen nog steeds dat ‘positieve feedback’ is wanneer iemand je een schouderklopje geeft en zegt dat je het goed hebt gedaan. Maar positieve feedback betekent: meer doen van hetzelfde. Dus als dat betrekking heeft heroïne gebruiken of ruzie maken met je buurman, zal het tot problemen leiden. Negatieve feedback corrigeert wat je doet. Niet iemand die zegt: ‘Dat was een slechte toespraak’ maar iemand die zegt: ‘Verander van koers. Stop met het maken van nog meer bommen. Drink niet steeds meer alcohol.’ Negatieve feedback is corrigerende feedback.

Aan het begin van de oorlog waren mijn ouders, Margaret Mead en Gregory Bateson, een pas getrouwd stel. In die tijd ontmoetten ze Lawrence K. Frank, een van de bestuurders was van de Macy Foundation. Als gevolg van die ontmoeting raakten ze allebei betrokken bij de Macy Conferenties over Cybernetica, die gedurende twintig jaar plaatsvonden. Mijn moeder wordt in die kringen nog steeds aangehaald als het gaat over tweede-orde-cybernetica: de cybernetica van cybernetica. Ze verwijzen in dat verband ook vaak naar Gregory, hoewel die meer geïnteresseerd was in cybernetica als abstracte analytische methode. Mijn moeder wilde vooral weten hoe we deze inzichten kunnen toepassen op menselijke relaties.

Mijn ouders hadden een heel verschillende kijk op de Macyconferenties. Mijn moeder, die als eerste het begrip cybernetica van de cybernetica – tweede-orde-cybernetica – introduceerde, had als achtergrond de antropologische werkwijze van participerende observatie: hoe je iets kunt doen en jezelf observeren terwijl je het doet. Ze zei: ‘Wel, jullie zijn een nieuwe wetenschap, de cybernetica, aan het uitvinden, maar kijk je ook naar het proces van het uitvinden, het proces van publiceren, verklaren en interpreteren?’ Een van de problemen in de Verenigde Staten is dat bepaalde deelgebieden van cybernetica hebben geleid tot een enorme hoop economische activiteit in de informatica, terwijl de systeemtheoretische kant van de cybernetica altijd een stiefkind is gebleven. En juist dat systeemdenken is volgens mij cruciaal.

Als ze zei: ‘Jullie moeten kijken naar wat je doet; wat is de cybernetica van cybernetica?’ bedoelde ze: ‘Stop en kijk naar je eigen proces en probeer dat te begrijpen.’ Uiteindelijk loop je daarbij aan tegen het probleem van recursiviteit, maar daar valt volgens mij wel mee te leven.

Hoe weet je dat je weet wat je weet? Als ik denk aan de opwinding van die eerste jaren van de conferenties over cybernetica, is er beslist het een en ander verloren gegaan. Zo is de nadruk op technologie en de enorme impact van computertechnologie op de economie ten koste gegaan van de epistemologische nieuwsgierigheid die eraan ten grondslag lag, van hoe we weten wat we weten en hoe dat onze besluitvorming beïnvloedt.

Als je in onze huidige samenleving de term ‘cyber’ gebruikt, denken mensen meestal dat het om techniek gaat, om apparatuur. Het verwijst niet meer naar het mysterie van datgene dat voor evenwicht zorgt of hoe kan worden voorkomen dat een systeem uit elkaar valt – wat ooit de aanleiding was om ons in de materie te verdiepen. Het is waarschijnlijk niet voor het eerst dat een technologie met een extreem breed spectrum aan toepassingen zo effectief is voor bepaalde problemen dat ze andere mogelijke toepassingen aan het zicht onttrekt.

We zouden eigenlijk veel vaker gebruik moeten maken van cybernetische modellen. Als het bijvoorbeeld over geneeskunde gaat, denken we nu meer dan vroeger aan wat er aan de hand is als iemand lang geleden waterpokken had en nu gordelroos. Wat is er gebeurd? Hoe kon dat virus overleven? Door onder te duiken en een ​​andere vorm aan te nemen. We ontdekken steeds meer gevallen van problemen waarvan we dachten dat we ze hadden opgelost, maar die we misschien juist hebben verergerd.

Fabrieken hebben hogere schoorstenen gekregen in een poging om smog en zure regen tegen te gaan. Met als resultaat dat de rook verder en hoger terecht komt en nog steeds neerdaalt in de vorm van zure regen. Laten we daar eens naar kijken. Iemand heeft geprobeerd een probleem op te lossen en dat is ook gelukt: de smog is verminderd. Maar er gaat nog steeds rook door de schoorsteen en we denken dat die verdwijnt. Hij is niet weg. Hij is ergens heen gegaan. We moeten kijken naar het systeem als geheel. Wat gebeurt er met de rook? Wat gebeurt er met de kunstmest die in sloten en beken terecht komt? We gebruiken technologie om een ​​probleem op te lossen zonder de epistemologie van het probleem te begrijpen. Het probleem hangt samen met een groter systeem en wordt op deze manier niet opgelost.

Als je terugkijkt op de cybernetica-conferenties, vind je volop voorbeelden van ideeën die hadden kunnen worden toegepast op maatschappelijke en intermenselijke problemen maar waar niets mee gedaan is. De meeste mensen leren niets over cybernetica. Ze schaffen apparaten aan. Maar de cybernetica, die een complete tak van communicatietheorie heeft voortgebracht, is een manier van denken en geen industrie. In onze relaties met andere landen raken we soms verstrikt in schismogenese – zoals bijvoorbeeld een wapenwedloop – zonder dat mensen zich ervan bewust zijn dat dat is wat er aan de hand is, en zonder na te denken over wat er nodig is om zo’n ​​probleem op te kunnen lossen.

We denken dat we drugsverslaving kunnen oplossen met handhaving door de politie. Lukt niet. Het levert alleen meer banen op bij de politie en in het gevangeniswezen. Bij het nadenken over maatschappelijke problemen maken we geen gebruik van systeemtheorie, maar bij zakelijke problemen wel. Daar hebben we zelfs specialisten voor. Aan veel business schools wordt wel degelijk systeemtheorie onderwezen. Maar we voeden onze kinderen niet op tot systeemdenkers. En dat zouden we juist wel moeten doen.

Je hoeft niet veel technische termen te kennen om ​​systeemdenker te zijn. Een van de dingen die ik me de laatste tijd realiseer en die mij als antropoloog fascineren, is dat als je kijkt naar geloofssystemen en religies, ook die van heel lang geleden, blijkt dat mensen vaak intuïtief besef hadden van systemen en metaforen gebruikten om erover na te denken. Zo trof me het beeld van het pantheon van Griekse goden – Zeus en Hera, Apollo en Demeter enzovoort. Ik realiseerde me plotseling dat ze in de mythologie getrouwd zijn, kinderen hebben en dat de zon en de maan broer en zus zijn. Er zijn ruzies tussen de goden en huwelijken, echtscheidingen enzovoort. Omdat het Griekse pantheon gebaseerd was op verwantschap, stelde het mensen in staat gebruik te maken van wat ze hadden geleerd door hun vrienden en familieleden te observeren.

Dan wordt duidelijk dat het Griekse religieuze systeem een ​​manier was om wat je wist over je zusters en je neven en nichten en je tantes te vertalen in kennis over wat er aan de hand was met het weer, het klimaat, de gewassen en internationale betrekkingen – van alles eigenlijk.  Een metafoor biedt altijd een denkkader: kennis over het een gebruiken om na te denken over iets anders. Religie is dus onder meer een hulpmiddel bij de adaptie. Het is een vorm van analogisch denken.

Iets anders dat ik graag benadruk, is dat we de hele tijd een analoge machine bij ons hebben, ons lichaam genaamd. Het heeft allerlei verschillende organen die op elkaar inwerken; ze zijn onderling afhankelijk. Als een ervan uit balans raakt, zal dat uiteindelijk ook de anderen uit evenwicht brengen. Dit geldt evenzeer voor de samenleving, want ook daar is alles met elkaar verbonden.

Er zijn nog een paar andere zaken die in het oog springen. Als je kijkt naar het Oude Testament, de Hebreeuwse Geschriften, dan valt op dat men uitgaat van de verschillen tussen dingen. Precies hetzelfde zie je bij heel jonge kinderen. Mama is niet hetzelfde als papa. Papa is niet hetzelfde als broer. Ik herinner me dat mijn dochter het woord ‘Goggy’ gebruikte, waarmee ze eigenlijk ‘Doggy’ bedoelde. Maar vervolgens noemde ze ook de koe een ‘Goggy’, waarschijnlijk omdat ook die vier poten had. Daarna moet je dan de koe van de hond leren onderscheiden. Als kind moeten we leren onderscheid te maken tussen dingen – dit is dit en dat is dat. In het boek Genesis worden alle dingen afzonderlijk geschapen. Ze evolueren niet door differentiatie. God scheidt de dag van de nacht, het licht van de duisternis, het droge land van het water. Daarna volgt een groot aantal regels van dingen die gescheiden moeten worden gehouden. Je kunt niet twee verschillende soorten vezels in dezelfde stof weven. Je kunt niet ploegen met een os en een ezel, maar je moet twee ossen gebruiken.

Dit differentiatieproces is in intellectueel opzicht weliswaar van belang, maar het is slechts een begin. Taxonomie is belangrijk als basis voor alles wat we weten over de natuurlijke wereld. We hebben geleerd te classificeren. Een bij is geen vlinder. In allerlei vormen van religie en mythologie zie je dat stadium terug. En bij sommige latere vormen zie vervolgens de overstap van het maken van onderscheid naar het herkennen van relaties.

Kijken we naar het Nieuwe Testament, dan zien we dat Jezus de regels om dingen gescheiden te houden voortdurend overtreedt. Dat maakte mensen boos, omdat het niet was wat ze hadden geleerd. Hij stelde steeds de vraag: ‘Wat is het verband?’ En niet: ‘Wat is het verschil?’ Het is duidelijk dat deze blijvende behoefte om te erkennen dat dingen gescheiden en verschillend zijn en op verschillende manieren gebruikt kunnen worden, om vervolgens in te zien dat alles met elkaar verbonden is en hoe, elkaar in intellectuele zin in balans houden. Als je naar de geschiedenis van de mythologie kijkt, zie je hoe de mens zich langzaam vooruit beweegt. Kijk je naar de geschiedenis van de wetenschap, dan zie je hoe dingen die ooit gelijk werden gesteld, nu als gescheiden worden beschouwd. Hoe ver we ook gaan in onze speurtocht naar steeds elementairdere deeltjes, we blijven steeds nieuwe deeltjes ontdekken. We zijn er nog steeds op uit om dingen te scheiden, maar we ontdekken ook nog steeds verbanden.

Zelf ben ik nauw betrokken geraakt bij vraagstukken rond klimaatverandering. Klimaatverandering komt doordat we een bepaalde route volgen zonder te snappen hoe dat andere aspecten van onze werkelijkheid zal beïnvloeden. Nog een stap verder – en dat punt blijkt lastig over te brengen – zal blijken dat wanneer mensen zich bedreigd voelen, ze zullen vechten of vluchten. Dan hebben we een vluchtelingencrisis met mensen die wegtrekken omdat hun manier van bestaan ​​niet langer mogelijk is vanwege klimaatverandering. Bovendien dreigen er conflicten als een land over meer vruchtbare grond wil beschikken – Lebensraum. Er kunnen oorlogen uitbreken om land of om visrechten.

De meeste mensen beseffen het niet, maar er is een mythe ontstaan ​​over de zogenaamde Arabische lente van een paar jaar geleden, waarover men hier in Amerika zei: ‘Mooi, de bevolking komt in opstand tegen autoritaire regeringen en die landen zullen democratisch worden.’ Maar er was iets heel anders aan de hand. De oorzaak van de Arabische Lente was een periode van vijf jaar lang droogte, waardoor veel mensen moeite hadden om hun gezin eten te geven. Dus trokken ze van het platteland naar de stad, op zoek naar banen, zodat ze geld konden verdienen om hun gezin te kunnen onderhouden. Maar er waren in de steden geen banen, dus brak er revolutie uit.

De tragedie van de cybernetische revolutie is dat de technologische kant ervan de theoretische heeft verdrongen. We gaven de voorkeur aan slimme gadgets boven meer inzicht in de wereld waarin we leven.

Karma, patronen en bevrijding. Oorzakelijkheid

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Ten eerste, wat is pratityasamutpada niet? Het is niet de relatie tussen oorzaak en gevolg. Er leefde een groot wijsgeer, die ook wel de tweede Boeddha wordt genoemd, Nagarjuna genaamd, in de 2e eeuw na Chr in India. Hij schreef het filosofische meesterwerk Mulamadhyamakakarika, ‘de Fundamentele Verzen van de Middenweg’. In zesentwintig regels tekst slaat hij alle houvast dat je dacht te hebben weg.

Een regel uit dit werk stelt het volgende over oorzakelijkheid:

stel, de oorzaak van een appel is het zaad en het gevolg is de vrucht.

Als je dat zo stelt, is dan de vrucht reeds in het zaad aanwezig, of zijn vrucht en zaad twee gescheiden zaken? Als je zegt dat de vrucht in het zaad zit, dan kun je niet volhouden dat er een zaad en een vrucht is. Dan gaat het identiteitsprincipe van onze logica, waar we allemaal in ons dagelijkse leven vanuit gaan, namelijk ‘ik ben ik en jij bent jij’ onderuit.

Maar als je zegt dat ze niets met elkaar te maken hebben, hoe zou dan de vrucht uit het zaad kunnen voortkomen? Dan is het causaliteitsprincipe, waar we ook allemaal in ons dagelijkse leven vanuit gaan, immers ‘het kind komt voort uit de moeder’, niet langer houdbaar. Nagarjuna eindigt deze ontluisterende exercitie met de nuchtere conclusie: ‘Oorzaak en gevolg zijn noch hetzelfde, noch verschillend’. Daarmee haalt Nagarjuna alle fundamenten van onze werkelijkheidsopvatting onderuit. We hebben niets meer in handen.

Nagarjuna legt een zinkgat bloot. Onze opvatting van de werkelijkheid is in zichzelf logisch tegenstrijdig. De Boeddha bedoelde met pratityasamutpada niet de relatie tussen oorzaak en gevolg. Bij pratityasamutpada gaat het over een ander aspect van de betekenis van oorzakelijkheid. Oorzakelijkheid kun je vergelijken met een beeld in de spiegel. Dat beeld treedt op in afhankelijkheid van condities. Bijvoorbeeld het licht, de spiegel en de persoon die ervoor staat. Dat zijn drie condities. Als deze condities aanwezig zijn, treedt het beeld in de spiegel op. Als je een conditie verandert, verandert het beeld in de spiegel of verdwijnt het zelfs helemaal. Wat kun je zeggen over het beeld in de spiegel als een metafoor? Er is iets, dat is evident. Maar tegelijkertijd is er ook niets. Je kunt het beeld niet vastpakken. Het heeft geen substantie. Het heeft er de schijn van dat je iets concreets waarneemt. Maar het is een beeld, in afhankelijkheid van condities opgetreden, dat niet op zichzelf bestaat. Dat heet Maya in het Boeddhisme. Letterlijk vertaald uit het Sanskriet: ‘als een illusie’. Maar je ziet wel degelijk iets, in die zin is het geen illusie. Er wordt in het boeddhisme ook nooit gezegd: ‘De wereld is een illusie’. De formulering die men gebruikt is: ‘ALS een illusie’. Het is door en door afhankelijk van de condities om te kunnen verschijnen. Het bestaat niet op zichzelf.

De implicatie van oorzakelijkheid vat de Boeddha samen in de drie kenmerken van bestaan.

Ten eerste, anitya, ‘zonder duur’. Het beeld in de spiegel is zonder duur. Het is niet vergankelijk. Het is de tijdelijkheid zelf. Er komt niets, er vergaat niets, er blijft niets.

Ten tweede, anatman, ‘geen substantie, geen zelf, het bestaat niet op zichzelf’. Wat je in de spiegel ziet is er, maar het is door en door tijdelijkheid en heeft geen enkele substantie.

Ten derde, duhkha, ‘lijden’. Onze oorzakelijke werkelijkheid geeft wrijving omdat we iets in handen willen hebben, en houden. Dan loopt de as van ons bestaan aan.

Oorzakelijkheid is de kern van de Boeddha’s Leer. Het geniale is, dat hij niet zegt: ‘In oorzakelijkheid ontstaat iets en vergaat iets, er is een oorzaak en een gevolg’, Wat hij zegt is: ‘Wat we aan den lijve ervaren is oorzakelijkheid zelf’. De condities veranderen en er is een ander beeld. Wat we aan den lijve ervaren is tijdelijkheid zelf. Het is niet de tijdelijkheid van ‘iets’. Het is tijdelijkheid zelf. De Boeddha was de eerste procesdenker. Met pratityasamutpada verwoordt hij het proces zelf. Kijk vanuit dat perspectief eens naar je eigen levenssituaties, kijk er eens naar als zijnde opgetreden in afhankelijkheid van condities. De situatie zelf is geen hard en substantieel gegeven, ze is door en door afhankelijk van andere condities.

Interessant is het om jezelf af te vragen hoe het dan zit met toeval en het voorbestemde. Je kunt niet zeggen, het is toeval. Immers, de condities zijn gegeven, deze scheppen de situatie. Maar het is ook niet voorbestemd. Het treedt op in afhankelijkheid van condities.

Wat hiermee wordt aangeduid is de menselijke, fysieke ervaring die optreedt in afhankelijkheid van verschillende condities. Dat brengt ons tussen objectiviteit en subjectiviteit in. Je kunt ook zeggen, de menselijke, fysieke ervaring is een bekrachtiging van de realiteit, de situatie waarin we leven, die door en door afhankelijk is. Ons leven is breekbaar, broos, door en door tijdelijk, zonder een vaste kern.

 

Wordt vervolgd. Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Zo word je een Bodhisattva (deel 1)

Door Thich Nhat Hanh, Chögyam Trungpa Rinpoche, Judy Lief, Bell Hooks, Christina Feldman en The Karmapa

Het lijkt misschien een onbereikbaar ideaal, maar je kunt nu beginnen als bodhisattva-in-opleiding.

Iedereen is je gast

Chögyam Trungpa Rinpoche over je leven als toekomstige bodhisattva

Veel Mahayana-geschriften vertellen over het uitnodigen van alle levende wezens als onze gasten. Als we een gast uitnodigen, beseffen we het belang van die relatie. Gasten krijgen meestal speciaal bereid voedsel aangeboden, en we omringen hen met extra hartelijkheid. Het leven van een bodhisattva heeft betrekking op alle levende wezens als gasten. De bodhisattva nodigt iedereen uit als gast en biedt voortdurend feestmalen aan.

Het uitnodigen van alle levende wezens als onze gasten is het beginpunt van het toepassen van mededogen in de Mahayana. Door alle menselijke wezens als gasten te beschouwen, heeft de bodhisattva permanent een gevoel over de vergankelijkheid van de relatie, omdat alle gasten uiteindelijk vertrekken. Daarom beschouwen we de tijd met onze gasten als kostbaar. Onze gast kan onze eigen man, vrouw of kind zijn – iedereen is voortdurend de gast van iedereen. Van dag tot dag zijn alle relaties van een bodhisattva gebaseerd op de verbintenis met gasten.

Net zoals vissen niet zonder water kunnen leven, kan mededogen zich niet ontwikkelen zonder egoloosheid.

Mededogen is een combinatie van ‘maitri’, of liefdevolle vriendelijkheid en vrijgevigheid. Het is een reis naar buiten, een reis van communicatie. Enerzijds is mededogen vriendelijk zijn voor onszelf. Op een ander niveau is het de ervaring van rijkdom, en dat we de warmte die we voor onszelf voelen kunnen uitbreiden naar andere levende wezens.

In de geschriften wordt gezegd dat net zoals vissen niet zonder water kunnen leven, mededogen zich niet kan ontwikkelen zonder egoloosheid, en zonder de ervaring van leegte, of ‘shunyata’. Het lijkt misschien dat deze kijk op compassie enigszins abstract is, maar in feite is het de kern van de beoefening van meditatie in actie.

De aanwezigheid van mededogen wordt ervaren als een plotselinge glimp, een gevoel van helderheid en tegelijkertijd van warmte. Mededogen betekent ook open en communicatief zijn.

Dus eerst is er maitri, vertrouwen in het hart. Vervolgens is er een gat waarin je de openheid van ‘tathagatagarbha’ of de boeddhanatuur ervaart. Daarna is er een gevoel van communicatie. Nadat je wakker bent geworden op dat niveau, is er een gevoel van vrijheid om je verder uit te breiden en je te verhouden tot je acties, van wat je ook doet.

Zes eenvoudige stappen naar vriendelijkheid

“Het pad van mededogen”, zegt Judy Lief, ‘begint met het verlaten van je gebruikelijke verhaallijn’. Hier zijn zes manieren om dat te doen.

Het is verbazingwekkend hoe vaak we denken dat we op de wereld zijn om met anderen om te gaan, en om anderen te helpen, terwijl we eigenlijk gewoon onze vooropgezette interne verhaallijn volgen. Onze zienswijze is dan beperkt en we kunnen alleen dat volgen wat in onze verhaallijn past.

Een manier om dit patroon te veranderen, is door enkele basisstappen te onderzoeken die ons in de richting van vriendelijkheid kunnen leiden. In plaats van te proberen vriendelijk te zijn – presto! – kunnen we een sfeer creëren die past bij de ontwikkeling van liefderijke goedheid.

Hier zijn zes kleine stappen naar vriendelijkheid die je kunt oefenen. Je kunt deze stappen afzonderlijk of in combinatie beoefenen. Het idee is dat als je de juiste sfeer creëert, er vanzelfsprekend compassie ontstaat. Die is al aanwezig, en wacht gewoon op jouw uitnodiging.

  1. Kom tot rust

Vanuit een hier ontstaat een ​​daar, en een verbinding tussen die twee. Dus is de eerste stap om te vertragen en je geest voldoende tot rust te laten komen, zodat je van de hoogten van het denken terug kunt vallen in je lichaam. Voel je je echt aanwezig in je lichaam zoals het is, precies daar waar je bent?

  1. Wees in het moment

Nu je ergens stevig aanwezig bent, kun je jezelf helder laten zijn. Als je gedachten afdwalen naar het verleden of naar de toekomst, naar herinneringen en spijt, naar plannen en dromen, kun je jezelf voorzichtig terugbrengen naar het huidige moment.

  1. Laat vluchtroutes vallen

Je bent al op het juiste moment op de juiste plek.

  1. Besteed aandacht aan de ruimte

Let op de kwaliteit van de ruimte binnen in je en om je heen. Besteed aandacht aan de grenzen van je fysieke lichaam en de ruimte voor je, achter je en aan weerszijden van je. Let ook op de mentaal-emotionele ruimte waarin het komen en gaan van gewaarwordingen, gedachten, stemmingen en emotionele omwentelingen plaatsvindt. Wat er ook gebeurt op een uiterlijk of innerlijk niveau, let op de ruimte waarin zowel jij als je waarneming rusten.

  1. Deel de ruimte

Ontdek hoe het is om deze ruimte te delen met wie er ook bij jou is. Heb oog voor de kracht van je vermogen om je aan te passen, te accepteren, en niet te oordelen. Als er een gevoel opkomt van angst en je aandrang om je ruimte te willen beschermen, geef dat gevoel dan de ruimte.

  1. Alchemie

Wat gewone mensen als lood zien, zien alchemisten als goud in vermomming. Net zoals alchemisten kunnen we leren het goud te ontdekken dat verborgen ligt in onze menselijke toestand – hoe problematisch en niet veelbelovend wij mensen soms ook lijken te zijn.

Onze drama’s en fascinaties, onze obsessies, en onze gewonnen en verloren liefdes kunnen ons in hun greep hebben, maar ze zijn fundamenteel kortstondig. Maar toch, alles wat wakker wordt en ons hart ook maar een klein beetje raakt, kan ons openen voor de mogelijkheid van iets meer. Binnen de wisselende hartstochten van de menselijke belevenis kunnen we de niet-aflatende kracht van onzelfzuchtig mededogen en liefderijke goedheid ontdekken.

 

Je verdient ook mededogen

“Mededogen maakt geen onderscheid tussen zichzelf en de ander”, zegt Christina Feldman. “Zorg voor je eigen lijden op dezelfde manier als waarop je voor het lijden van anderen zorgt”.

Sommige mensen, die een lange geschiedenis van gebrek aan eigenwaarde of ontkenning doormaken, vinden het moeilijk om compassie met zichzelf te voelen. Terwijl ze zich bewust zijn van het enorme lijden in de wereld, kunnen ze het gevoel hebben dat het zelfgenoegzaam is om voor je eigen pijnlijke lichaam, gebroken hart of verwarde geest, te zorgen. Maar ook dit is lijden, en oprecht mededogen maakt geen onderscheid tussen het zelf en de ander.

Het pad van mededogen wordt stap voor stap
en van moment tot moment afgelegd.

De Boeddha zei ooit dat je de hele wereld kunt doorzoeken en niemand kunt vinden die je liefde en mededogen meer verdient dan jijzelf. Toch zijn veel mensen op een dusdanige wijze hardvochtig, oordelend en veeleisend naar zichzelf die ze nooit zo op een ander zouden richten, wetende dat het te pijnlijk zou zijn. Ze zijn bereid zichzelf aan te doen wat ze anderen niet zouden aandoen.

Het pad van mededogen is altruïstisch maar niet idealistisch. Als we dit pad bewandelen, wordt ons niet gevraagd om ons leven te veronachtzamen, of om een oplossing te vinden voor alle strijd in de wereld, of om onmiddellijk alle schepselen in nood te redden. Het pad van mededogen wordt stap voor stap en van moment tot moment afgelegd. Elk van die stappen vermindert een stukje van de berg van verdriet in de wereld.

Wordt vervolgd

Rinpoche Chögyam Trungpa Rinpoche (1940-1987) is een beroemdheid  door zijn cruciale rol in de overdracht van echte Boeddhadharma naar het Westen. Als een van de eerste Tibetaans-boeddhistische leraren die naar Amerika kwamen, richtte hij de Naropa-universiteit op in Boulder, Colorado, een organisatie van zo’n 200 meditatiecentra wereldwijd, bekend als Shambhala International. Naast zijn best verkochte boeken over de boeddhistische leer, waaronder Spiritueel materialisme doorsnijden, Mythe van de vrijheid, Glimlach naar angst, Het Tibetaans dodenboek en is hij auteur van een boek over de Shambhala-krijger-traditie: Shambhala, het pad van de krijger. Zie: https://juwelenschip.nl/winkel/?q=&theme=&author=chogyamtrungpa&medium=boeken 

Judy Lief is een boeddhistische leraar en redacteur van veel leerboeken over Chögyam Trungpa Rinpoche. Ze is de auteur van Making Friends with Death.

Christina Feldman is auteur van Compassion: Listening to the Cries of the World. Ze is medeoprichter en begeleidend docent bij Gaia House, een boeddhistisch meditatiecentrum in Devon, Engeland, en senior docent bij de Insight Meditation Society in Barre, Massachusetts.

Vertaling Hansjelle Dijkstra

Karma, patronen en bevrijding. Het voorwoordelijke verwoord

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Als je bij jezelf wilt zijn en met jezelf, voor jezelf en in jezelf, dan is de buik daarvoor noodzakelijk. In zazen is het belangrijk je anker in je onderbuik te hebben. Daartoe is je bekken enigszins naar voren gekanteld, als je zit op het puntje van je stoel of het puntje van je kussen. Je buik bolt dan vanzelf naar voren. De spieren in je onderbuik spannen zich vanzelf aan.

Als je zakt van je hoofd naar je onderbuik en daarmee in je lijf komt, heb je kans dat je op een gegeven moment voor het concept kunt blijven, voor het woord dat je geeft aan het ding. Als je in je hoofd leeft, benoem je alles. Dan spreekt het woord vanzelf. Maar als je uit je hoofd naar je onderbuik zakt, komt eerst de ervaring en dan pas het woord. Je ervaart het ding voor wat het is.

Twee stokken worden tegen elkaar geslagen en je denkt in een impuls: ‘houten stokken’. Als je in je onderbuik zit, ervaar je: tik, tik, aan den lijve. Pas daarna komt het woord ‘stokken’. Het concept komt later, wat het in feite altijd doet. Maar als je niet goed in je lijf zit en meer in je hoofd woont, dan merk je dat niet.

Zittend in je lijf, ervaar je in elke porie wat zich voordoet. Het is niet alleen de kunst om voor het concept te blijven, het is de kunst om voorbij het concept te gaan. Als ik geen concept meer gebruik voor wat ik ervaar, wat ervaar ik dan? Als dit geen stok is, wat is het dan wel?

Zenmeester Deshan komt op de gang een monnik tegen en pakt hem bij de lurven. Hij houdt zijn stok omhoog en roept: ‘Als je dit een stok noemt, dan krijg je dertig stokslagen. Noem je het geen stok, dan krijg je ook dertig stokslagen. Hoe noem je dit? Spreek, spreek!’

Wat zou jij zeggen? Voorbij niet weten. Wat zou jij zeggen, als je, blijvend bij jezelf, in je lijf, in een woord zou moeten zeggen, wat we ‘werkelijkheid’, ‘leven’, ‘existentie’ noemen? Wat ervaar je hier en nu aan den lijve? We kunnen in elk geval zeggen: een woord dekt nooit de lading.

Op deze avond wil ik in relatie hiermee een lofzang uitspreken op de genialiteit van Shakyamuni Boeddha. Het gaat om een enkel woord. In de Pali canon, vijf dikke boeken, op schrift gesteld in Sri Lanka, vind je een loftuiting van Ananda, de leerling die vijfentwintig jaar de Boeddha assisteerde en de woorden van de Boeddha letterlijk memoreerde. Ananda roept ergens: ‘Wonderbaarlijk eerbiedwaardige, fantastisch eerbiedwaardige, dat door middel van een enkel woord het totale onderricht van de Boeddha wordt uitgedrukt!’

Boeddha zelf zegt: ‘Wie dit ziet (hij noemt hier dat ene woord), die ziet mijn onderricht en de werkelijkheid, de Dharma.’ Dat ene woord waarover het hier gaat, is in Sanskriet pratityasamutpada. Dat is wat je ervaart, wanneer je in je lijf zit en in elke porie van je lichaam open staat voor wat hier gebeurt. Pratitya is oorzaak, samutpada is gevolg, dus letterlijk betekent het ‘oorzakelijkheid’. Maar het heeft een andere, bredere en diepere betekenis dan het op het eerste gezicht lijkt.

Wordt vervolgd.

Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Het hart van wijsheid: zo kun je ook omgaan met je eigen dood door Joan Halifax

Ik vraag me vaak af: hoeveel mensen die vandaag zullen sterven? Weten ze het zelf dat dit de laatste dag van hun leven zal zijn? Ik denk aan vrienden die zijn overleden zonder dat ze projecten konden afronden, zonder de gelegenheid te hebben gehad om afscheid te nemen van een echtgenoot of van een kind, zonder een vriend te hebben vergeven. Ik herinner me vaak de woorden van Yudhistara in de Mahabharata:

‘Het meest wonderlijke van de wereld is dat overal om ons heen mensen sterven, en dat wij denken dat dat ons niet kan overkomen.’

Als we voor een stervende vriend zorgen, kunnen we de fout maken om onszelf los te zien van wat de stervende ervaart. In gedachten kunnen we een scheidsmuur optrekken tussen onszelf en de stervende: “Hij of zij gaat dood; ik ben de hulpverlener.” Maar in werkelijkheid zijn we met elkaar verbonden door de banden van vergankelijkheid. Misschien is het te verontrustend om tegen onszelf te zeggen: ik ga ook dood. Maar de waarheid is dat je nu al aan het sterven bent. Ik ook. We zijn allemaal met elkaar verbonden door de onvermijdelijkheid van verlies en dood, zelfs als we denken dat we volop aan het leven zijn.

Als we het toelaten, zullen we tot het inzicht komen dat ieder van ons al dingen heeft moeten opgeven waar we van hielden. We hebben gekoesterde plannen of dromen moeten laten schieten, en we hebben verdriet en verlies gevoeld. We hebben allemaal al vergankelijkheid ervaren, wat gewoon een andere vorm van sterven is. Wat is er op de een of andere manier al niet veranderd? Alles verandert altijd. Kunnen we de voorbijgaande aard van iedereen en alles zien, van elk wezen en ding? Als we gaan oefenen om de veranderende aard van onze alledaagse situaties te observeren, kunnen we op weg zijn naar de bevrijding van lijden.

Wat wordt bedoeld als we het over lijden hebben? Het is niet alleen de ervaring van hevige mentale en fysieke pijn. Het is ook de subtiele ervaring van uit harmonie zijn, van ons ongemakkelijk voelen, niet helemaal gelukkig, een beetje ontevreden over dat wat we dachten dat zo geweldig was.

Het aanvaarden van vergankelijkheid en onze gemeenschappelijke sterfelijkheid vereist loskomen van onze concepten, ideeën. En we moeten onze verwachtingen loslaten over hoe we denken dat leven en sterven behoren te zijn. Het roept ons ook op om ‘ons voor te stellen hoe ons sterven zou kunnen zijn’. Dat wil zeggen, loslaten, en weg geven om vrijgevigheid te beoefenen. Want vrijgevigheid is een uiting van loslaten, dankbaarheid, altruïsme en vriendelijkheid, allemaal kwaliteiten die een gezonde en zachte dood kunnen ondersteunen.

We kunnen dit nu doen. We kunnen op elk moment beginnen met loslaten, met het oefenen van sterven. En als we dat doen, kunnen we ook de onderlinge afhankelijkheid ervaren van lijden en vreugde – dat leven en dood niet gescheiden zijn maar verstrengeld, zoals wortels die diep in de aarde steken.

Tijdens een meditatie-retraite kreeg een man die aan een aids lymfoom leed diepgaand inzicht in de aard van vergankelijkheid. Enkele maanden later, toen zijn actieve sterven begon, werd hij in het ziekenhuis opgenomen. De tumoren drukten tegen zijn zenuwen en bezorgden hem vreselijke pijn. Toen ik hem bezocht sprak hij zijn dankbaarheid uit dat hij had ingezien dat alle dingen veranderen, en dat hij wist dat deze ervaring óók van toepassing was op zijn pijn.

Op zachte toon vertelde hij me dat als de pijn blijvend zou zijn, hij gek zou worden. Hij zei duidelijk en dapper dat de dood hem zou verlossen van de vreselijke pijn die niet kon worden verzacht door medicijnen. Het besef van vergankelijkheid, inclusief het besef van zijn sterfelijkheid, gaf hem de kracht om pijn te aanvaarden en om de gevoelens van wanhoop los te laten die hem overweldigden.

Het besef van vergankelijkheid kan onze inzet verdiepen om een ​​leven te leiden dat waarden- en betekenisvol is. Veel tradities onderwijzen de onvermijdelijkheid van de dood als de basis voor het hele spirituele pad. Plato zei tegen zijn studenten: ‘Oefen met sterven.’ De christelijke monniken van een middeleeuws Europees ritueel fluisterden elkaar toe: ‘Memento mori’ – ‘Wees je van de dood bewust.’

En een boeddhistische soetra vertelt ons: ‘Van alle voetafdrukken is die van de olifant de grootste. Van alle meditaties is die over de dood van de hoogste orde.’ De dood wordt in de hedendaagse westerse cultuur echter meestal niet beschouwd als een leraar om naar te luisteren, maar als een dreigend biologisch en zelfs moreel falen dat moet worden ontkend en vermeden. We beschikken niet over een gemeenschappelijke visie over de dood als verlossend of bevrijdend, maar beschouwen de dood als een vijand die moet worden verslagen of, op zijn best, als een slechte toestand die onvermijdelijk is.

Van alle meditaties is die over de dood van de hoogste orde.

De mogelijkheid tot verwerkelijking op het moment van overlijden maakt geen deel uit van het verhaal dat onze cultuur ons vertelt. Dus heeft de dood de meesten van ons weinig of niets te bieden. En op die manier wordt de dood terecht gevreesd. Als we afstand nemen van de dood op deze onnatuurlijke manier, lijkt het erop dat de enige oplossing voor het probleem van sterven is om de gedachte eraan koste wat het kost te vermijden! En het is vaak letterlijk kostbaar omdat veel van onze gezondheidszorg euro’s worden uitgegeven in de laatste zes maanden van ons leven.

Als onze cultuur zou erkennen dat dood en leven onafscheidelijk zijn, zou onze benadering van beide heel verschillend kunnen zijn. Misschien kunnen we uit de grote spirituele tradities van het verleden een kijk op sterven terughalen die het voor ons mogelijk maakt om het onbekende te omarmen, zonder verlamd te worden door angst, en om de vergankelijkheid te accepteren.

Zoals een oude vriend tegen mij zei: ‘verandering is onvermijdelijk, groei is optioneel’. Totdat we een catastrofale diagnose hebben gekregen, of als we iemand hebben verloren van wie we hielden, kunnen we het leven als vanzelfsprekend beschouwen. Als we een diagnose krijgen dat we nog maar een korte tijd te leven hebben, of als onze beste vriend sterft, kan onze focus scherper worden, althans voor een tijdje, en beginnen we ons leven en dat van ons lot te onderzoeken. We kunnen ervoor kiezen om van onze resterende dagen een medisch project te maken, of onze aandacht vestigen op psychologische en spirituele zaken bij het zoeken naar betekenis, extra zorg besteden aan onze relaties, en nuttig zijn voor anderen. Sommigen van ons beginnen pas met innerlijk werk zodra lijden zich aandient.

Sommigen van ons beginnen pas
met innerlijk werk
zodra lijden zich aandient.

Misschien is dit een beetje te laat voor de gewoonten van onze geest die ons gedrag bepalen en die diep zijn geworteld. Om dat binnen enkele dagen, weken of maanden op gang te brengen is misschien niet  gemakkelijk, maar wel mogelijk. Of, zoals een zenleraar me vertelde:     ‘Verlichting is toe-val; beoefening vergroot je kans op zo’n toe-val.’

We kunnen en aanleg hebben om verlicht te worden, of juist geneigd kunnen zijn tot lijden. Dit klinkt misschien voor de hand liggend, maar ik heb me altijd afgevraagd waarom velen van ons niet de moeite nemen om voor hun geest en hart te zorgen ‘tot de laatste minuut.’ Waarom maken we geen gebruik van kansen die ons zullen verwezenlijken? Waarom maken we nu geen gebruik van deze kostbare mogelijkheden die ons kunnen helpen tot ontwikkeling te komen, in plaats van te wachten op een catastrofale diagnose?

Wat is er nodig om wakker te worden? Vroeg of laat, zoals Robert Louis Stevenson opmerkte: ‘Everybody sits down to a banquet of consequences.’

Een belangrijke oefening om ons te helpen om onze vergankelijkheid te beseffen is vrijgevigheid. Omdat we al onze bezittingen en verbintenissen kwijt zullen raken als we sterven, zouden we nu alvast kunnen beginnen om wat we hebben weg te geven. In plaats van ons stevig vast te klampen aan alles waarvan we denken dat het ons ‘toebehoort’, kunnen we oefenen in het weggeven van de dingen die we liefhebben aan anderen.

Een goede vriend gaf veel van zijn fortuin en land weg, voordat hij stierf. Hij stierf vredig op de eerbiedwaardige leeftijd van 92 na een ochtend op kantoor waarop hij weer eens geld had weggeven aan anderen. Naarmate hij ouder werd, voelde hij dat elke dag een gelegenheid was om zijn ‘last’  te verlichten, inclusief de last van zijn rijkdom. Hij maakte in de loop van zijn leven enorme bedragen vrij, en door dat te doen leek hij ook zichzelf te bevrijden. Deze wijze man voelde dat vrijgevigheid een patroon in zijn hart en geest tot stand zou brengen die hem zou helpen om het leven los te laten als zijn tijd gekomen was.

Maar weggeven gaat niet alleen over het verminderen van iemands financiële bezit. Het is ook een manier om andere zaken los te laten, om je er niet aan te hechten, en de blije ervaring te kennen van het weggeven. Het legt patronen in het hart en de geest vast die ons naar een vredige dood kunnen voeren, als we straks lichaam en geest loslaten tijdens het sterven. Het besef van je op handen zijnde dood kan een directe weg zijn naar de ontdekking van de betekenis in het leven. Voor veel mensen is zinloosheid het ergste lijden. Vreemd genoeg kunnen lijden en sterven vaak betekenis en diepte teruggeven aan levens die die daarvan beroofd zijn.

Het besef van je op handen zijnde dood
kan een directe weg zijn
naar de ontdekking van betekenis in het leven.

Als overlevende van de Holocaust schreef Viktor Frankl: de dood geeft het leven zin. ‘Ik wil altijd zijn terminaal zijn’, vertelde me een kankerpatiënt die al bijna dood was. Zijn diagnose gaf hem stukken van zijn leven terug die hij was kwijtgeraakt toen hij nog gezond was. In zijn sterfvensproces haalde hij ongeleefde delen van zijn leven terug die niet alleen hem maar iedereen om hem heen ten goede zouden komen. Hij herinnerde me eraan dat we allemaal terminaal zijn.

Maar de deur van de dood kan er ook erg nauw uitzien en we kunnen bang zijn als die zich naar ons toe opent, vooral als we nergens anders heen kunnen dan er door naar binnen te gaan. Als we geloven dat we niets anders zijn dan dit voorbijgaande lichaam, kunnen we radeloos angstig worden als ons lichaam zich begint te ontbinden. Als we denken dat we alleen zijn in het sterven, of als we ons verloren voelen in verdriet, kan ons gevoel van afzondering onze ervaring vertroebelen en verkleinen. Als we de pijn die we lijden als veelomvattend ervaren, onveranderlijk en eeuwig, kan onze ervaring moeilijk en claustrofobisch worden.

Er zijn drie belangrijke poorten die ons uitzicht kunnen bieden op een grotere horizon, als we onze weg ernaartoe kunnen vinden. Het openen van de eerste poort onthult ons dat alles vergankelijk is, zelfs – vooral – dit menselijk lichaam. Als de tweede poort opengaat laat die ons zien dat er geen gescheiden zelf is. En achter de derde poort straalt de fonkelende aard van onze eigen geest. Mijn vriend Rob, gediagnosticeerd met het non-Hodgkin-lymfoom, vertelde ons dat het vooruitzicht op zijn dood licht wierp op de vorm en de vasthoudendheid van zijn ego. In de golven van angst en ontkenning die over hem heen spoelden, herkende hij dat het unieke ‘zelf’ dat hij met zijn verhaal probeerde te maken eigenlijk de oorzaak van zijn lijden was.

Toen kon hij zichzelf en anderen zien als een-en-dezelfde, samenkomen en uiteenvallen, afhankelijk van de omstandigheden van een gegeven moment. Rob begon te oefenen met het psalmgebed: ‘Help me de kortheid van het leven te kennen, opdat ik wijsheid van hart kan verwerven’ en hij besefte dat hij dat hij altijd op zoek naar iets groters was geweest dan dat wat hij al had – en dienovereenkomstig had hij geleden. Met de dood als zijn nieuwe metgezel slonk zijn grijpen en gehechtheid. Hij begon los op te lossen in wat hij noemde ‘een groter Zelf, en dat ging over in een nog grotere liefde voor de wereld.’ Wat hij voordien buiten zichzelf had gezocht, ontdekte hij nu binnenin zich.

Hij deelde met mij en anderen dat zijn inzichten hadden geresulteerd in een diepgaande identiteitsverschuiving Hij schreef: ‘Mijn identiteit is niet alleen het totaal van de vele dimensies van mijn persoonlijkheid. Op zijn meest transparante manier is het de integratie van alles wat ik ben, samen  met iedereen en alles, en dit geïntegreerd geheel wordt samengehouden door een mysterie van Genadevolle Liefde. Omdat ik mezelf toesta om het gevolg van deze verschuiving te voelen, realiseer ik me dat ik niet sterf als ik sterf.’ 

Het is belangrijk om te beseffen dat we lijden omdat we onszelf zien als permanent en gescheiden. Mededogen bloeit op vanuit het besef dat we niet gescheiden zijn en geen vaste identiteit hebben. Als we onszelf lief laten hebben, weerstaan we niet langer het lijden van anderen. De Lama Lodro Dorje herinnert ons eraan dat die liefde een versmelting is. Die versmelting zorgt voor een ruimte waarin schittering, goedheid en verdriet samenvallen.

Het is belangrijk om te beseffen dat we lijden omdat we onszelf zien
als permanent en afgescheiden.

We kunnen onszelf niet langer beschermen tegen het lijden van anderen. We ervaren het gewoon als lijden – niet als ‘van mij’ of  als ‘van jou’. Net zoals, als wanneer we onze linkerhand bezeren, onze rechterhand voor de linker zorgt. De rechterhand en linkerhand doen gewoon wat er natuurlijkerwijs moet gebeuren, en in de ruimte tussen deze handen in bevindt zich het menselijk hart.

Toen mijn vader op sterven lag, verwachtte ik niets van hem. De rechterhand zorgde voor de linkerhand. En tegelijkertijd opende mijn hart zich. Na zijn dood zat ik bij zijn lichaam en vroeg me af waar zijn zogenaamde zelf naartoe was gegaan. Is er een deel van hem dat vast en permanent is? Toen zag ik duidelijk dat mijn vaders zelf niet-lokaal was. Tegenwoordig ‘woont’  hij in zijn kinderen en kleinkinderen. Zijn goede leven inspireerde veel mensen, en zijn ambities leven in hen voort. Hij is begraven in het zencentrum waar ik woon, waar tuinen zijn aangelegd en worden onderhouden. Hij is in de woorden die ik schrijf, in de lezingen die ik geef, in de goede werken van mijn zus en halfbroer en in hun kinderen en kleinkinderen. Hij is nu overal.

Hij was in feite altijd al overal geweest – maar ik had hem gezien als lokaal, niet universeel, totdat hij stierf. Twee dagen voordat hij stierf, werd mijn vader benaderd door een verpleegster die hem vroeg: ‘Hoe voelt u zich, meneer Halifax?’ En zonder aarzeling antwoordde hij: ‘Alles.’ In onze cultuur, met zijn sterke nadruk op persoonlijke identiteit en biografie, vinden velen van ons het moeilijk om te begrijpen wat ‘geen-zelf’ betekent. Maar wij zijn als wezens niet van elkaar gescheiden. We zijn met elkaar verbonden, onderling afhankelijk en we doordringen elkaar. In ons zencentrum chanten we samen dit voedseloffer voordat we eten:

Aarde, water, vuur, lucht en ruimte
kom samen om dit voedsel te maken.
Talloze wezens schonken hun levens en hun werk,
zodat wij dit hier mogen eten.
Mogen we gevoed worden,
opdat wij het leven kunnen voeden.

In die eenvoudige maaltijdzegening kan ik aarde, water, vuur, lucht en ruimte herkennen. Daar zie ik planten, aarde, bestuivende bijen, insecten, menselijke arbeid, en een oneindige keten van verbindingen. Ook wij bestaan ​​uit aarde, water, vuur, lucht en ruimte. We zijn allemaal verbonden met de zon, de maan, de wind en de regen, en we zullen op een dag terugkeren naar de moeder-elementen.

En wij allemaal zijn ook verbonden in de stroom van fundamentele goedheid. Als we kunnen beseffen dat we niet gescheiden zijn van anderen, dat we geen inherente identiteit hebben, en dat niets in tijd en ruimte is vastgelegd, verzacht dat ons lijden, of laat ons lijden zelfs helemaal ophouden. Maar zien is geloven. We hebben een directe en persoonlijke ervaring van onderlinge verbondenheid en vergankelijkheid nodig om dit te kunnen ervaren in onze eigen levens.

Hoewel een vriendin van mij stervende was aan eierstokkanker, was ze nog steeds gefascineerd door haar werk als grafisch ontwerper. Aangesloten op een infuus, net zoals als aan haar computer, vond ze het erg moeilijk om het einde van haar leven onder ogen te zien. Op een dag kwam er op verzoek van haar dochter een Tibetaanse arts bij haar op bezoek. Hij droeg mijn vriendin op om op een bergtop te gaan zitten en naar de hemel te kijken, als antidotum voor haar gebruikelijke fixatie op haar werk, en voor haar angst om dood te gaan.

Later in de week, toen ze weer wat op krachten was gekomen, vroeg ze om meegenomen te worden naar het skigebied hoog boven Santa Fe. Zij en haar dochter zaten een uur lang samen in stilte, terwijl ze keken naar de wolken die laat in de middag in de zuidwestelijke hemel dreven. Bij de herdenkingsdienst van haar moeder vertelde haar dochter ons dat dit het hoogteput in hun relatie was. De intimiteit die zich voor hen had geopend, werd geboren in die stille middag in de Sangre de Cristo Mountains, en ze voelde dat het die intimiteit en ruimtelijkheid waren die haar moeder had helpen sterven.

Als we ons openen naar de lucht of naar de zee, of gewoon in stilte neerzitten, als we afstand nemen van onze vertrouwde basis van ideeën, van ons mentaal gebabbel en van het dwangmatig werk dat ons leek te ondersteunen, kunnen we de ruimte ontdekken die ons ware thuis is, onze oorspronkelijke woonplaats. Breng jezelf naar deze plek waar je al bent, je plaats van oorsprong. Er is op dit moment een grotere waarneming voor je beschikbaar, in de ongefilterde ervaring van dit moment – een ervaring los van het kabbelen van concepten, en dieper dan taal. Ga gewoon zitten en adem. Neem een moment om je geest te stabiliseren, zodat je natuurlijke wijsheid kan ontstaan. Ik beloof je dat je zult ervaren dat er niets bestaat, ook je individuele identiteit in absolute zin niet, en een onveranderlijke permanente waarheid evenmin.

Breng jezelf naar deze plek
waar je al bent,
je plaats van oorsprong.

Met onze kijk op de werkelijkheid, breed en helder, ontdekken we die onuitsprekelijk uitgestrekte horizon van niet-weten, stralend in het aanbreken van de stilte en overgave.

Joan Halifax Roshi (1942) is stichter en abt van het Upaya Zen Center in Santa Fe, V.S. Als zenleraar is zij Dharma-opvolger van Bernie Glassman Roshi. Zij is een alom gewaardeerd en geliefd spreker op bijeenkomsten over onderwerpen die te maken hebben met sociaal geëngageerd boeddhisme. Meer dan een kwart eeuw verdient zij haar sporen op het gebied van stervensbegeleiding en boeddhistische, geestelijke verzorging in gevangenissen. Recent is Joan Halifax als onderscheidend wetenschapper uitgenodigd door de Library of Congress, Washington DC, en de Tony Blair Faith Foundation.

Joan Halifax is dharmaleraar, zenpriester, antropoloog en pionier op het gebied van terminale zorg. Ze is oprichter, abt en belangrijkste leraar van het Upaya Institute and Zen Center in Santa Fe te New Mexico. Ze is directeur van het project Being with Dying en oprichter van het Upaya Prison Project dat meditatieprogramma’s voor gevangenen

Vertaling Hansjelle Dijkstra

 

Van de donkere spiegel van samenzweringsmythes naar hoop

Een donkere spiegel toont je gelaatstrekken die je liever niet onder ogen wilt zien. Je kijkt naar het weerzinwekkende gezicht voor je, een karikatuur van alles wat verachtelijk is, om vervolgens vol afschuw te beseffen dat het geen portret is maar je spiegelbeeld.

De politieke nederlaag van Donald Trump bij de verkiezingen van 2020 markeert een keerpunt voor de quasi-politieke beweging die losjes gegroepeerd is rond de samenzweringsmythe van QAnon en, meer in het algemeen, rond Trump zelf. En omdat Trump en QAnon een donkere spiegel waren voor de hele samenleving, is het ook een keerpunt voor ons allemaal.

Voor degenen die er niet bekend mee zijn: de QAnon beweging kwam op aan het begin van Trumps presidentschap, toen een mysterieus persoon, die zich Q noemde en beweerde een insider van de regering te zijn, cryptische berichten begon te posten op internetplatforms, met name 8Chan. Die berichten bevatten aanwijzingen en claims dat Donald Trump bezig was een briljant plan ten uitvoer te brengen om zijn vijanden te verslaan, de Deep State te ontmantelen en Amerika weer groots te maken. De mantra die de volgelingen (we noemen hen ‘QAnons’) moest sterken in hun geloof, luidde ‘Vertrouw op het plan’. Hoe slecht het er ook uitzag voor Trump, de overwinning was nabij.

Vertaler: zie voor QAnon in Nederland: deze link

Op dit moment (eind november 2020) zou je denken dat de QAnons geen andere keus hebben dan hun geloof op te geven. Maar dat gebeurt niet. Rechtse alternatieve media verspreiden nog steeds wanhopige theorieën over hoe Trumps schijnbare nederlaag een briljante truc zou zijn om alsnog zijn slag te slaan. Nadat hij is afgetreden, zelfs als hij in de gevangenis zou belanden, zal de mythe slechts een andere vorm aannemen, aangezien ze slechts een uitvloeisel is van een veel omvangrijker en oude mythologie, die wordt aangedreven door onderdrukte sociale en psychologische krachten.

Hetzelfde geldt voor het Trumpisme in het algemeen. Het is dus belangrijk om in deze donkere spiegel te kijken en te zien wat er verborgen wordt. Anders resten ons slechts twee akelige opties, de een nog vervelender dan de ander: (1) Binnen enkele jaren zal er een nieuwe en geduchte demagoog opstaan die deze onderdrukte krachten zal laten uitmonden in een fascistische coup. (2) Een neoliberale corporatocratie zal onder de mantel van progressieve waarden de bevoegdheden van toezicht, censuur en controle die ze inmiddels heeft verworven, consolideren om een techno-totalitaire staat te vestigen en daarmee die krachten voorgoed onderdrukken.

Vertaler: De Corporatocratie is een groep individuen die de grootste vennootschappen ter wereld bestuurt.

Volgens mij is er een andere optie, die mogelijk wordt als we bereid zijn in de spiegel kijken en hierboven genoemde onderdrukte krachten bij de bron aanpakken. Genezen in plaats van bestrijden is daarbij het devies. Ik noem het de mooiere wereld waarvan we in ons hart weten dat die mogelijk is.

Een troostrijke mythologie

Dat de nederlaag van Trump voor veel mensen aanleiding was om feest te vieren, is heel begrijpelijk: hij is immers de man die immigrantenkinderen liet weghalen bij hun ouders, die Rusland en China onnodig provoceerde, die racistische tendensen aanwakkerde, die groen licht gaf voor verdergaande aantasting van het milieu, die aanstuurde op machtsovername in Venezuela en Bolivia en ga zo maar door.

Aan de andere kant wemelt het in de aantredende regering Biden van Wall Street-insiders, neoconservatieve oorlogshaviken, ambtenaren van inlichtingendiensten, bestuurders van industriële gevangeniscomplexen en vertegenwoordigers van Big Pharma, Big Data en zowat Big Alles. Joe Biden noch de Democratische Partij zijn al heel lang uitgesproken en daadkrachtige voorvechters van raciale gelijkheid, milieubescherming, economische rechtvaardigheid en wereldvrede. Biden zelf sympathiseerde aan het begin van zijn carrière met uitgesproken racisten en was een belangrijke architect van het beleid dat ertoe leidde dat inmiddels meer dan twee miljoen Amerikanen in de gevangenis zitten. Ook is hij een consequente voorstander van de buitenlandse oorlogen die Amerika voerde en heeft hij Wall Street allerlei gunsten bewezen. Wie denkt dat er veel zal verbeteren nu de slechteriken weg zijn en de goeden aan de macht, staat een onaangename verrassing te wachten.

Het zou prettig zijn als er buiten Donald Trump, de slechte mensen die met hem samenwerkten en de onwetenden die hem steunden, niets mis was met Amerika. Als dat zo was, konden we opgelucht ademhalen omdat met deze verkiezing een overwinning op het kwaad zou zijn behaald.

De ironie wil dat de ideologie van QAnon een doorgeschoten versie van dezelfde gedachtegang is. Volgens die ideologie is een groep duivelse individuen verantwoordelijk voor het kwaad in de wereld en kan dat kwaad ongedaan worden gemaakt door die groep te verwijderen. Volgens de mythologie van QAnon is de aanstichter van het kwaad, de Deep State, een elitaire kliek die is geïnfiltreerd in de regering, bedrijven, banken en andere instituties. En de kampioen van het goede is Donald Trump, die met bovenmenselijke subtiliteit, vooruitziende blik en behendigheid bezig is een schaakspel in 4D te spelen.

Vertaler: ‘Trump speelt 4D Chess’ is een uitdrukking die werd gebruikt door aanhangers van de Republikeinse presidentskandidaat Donald Trump in 2016, waarbij zij speculeerden dat zijn campagne geavanceerde politieke strategieën gebruikte om de nieuwsmedia te manipuleren.

De mythologie van QAnon biedt drie vormen van ‘troost’. Ten eerste verlicht ze in een tijd van maatschappelijke en economische rampspoed de pijn van de onzekerheid door de wereld begrijpelijk te maken. Ten tweede ontslaat ze haar aanhangers van medeverantwoordelijkheid aan het probleem (door niet schuld geven aan de heersende systemen, want dan zou vrijwel iedereen tot op zekere hoogte verantwoording dragen). Ten derde biedt ze een held, een redder, een goede vader, die de zaken recht zal zetten en op wie iedereen zijn eigen onvervulde droom van grootsheid kan projecteren.

Het is verleidelijk om goed of kwaad te personifiëren en toe te schrijven aan de persoon die het meest opvallend figureert in de drama’s die ons worden voorgeschoteld. De ene partij verbindt zich op precies dezelfde manier aan Donald Trump als de andere aan George Soros en Bill Gates. Door het kwaad te personifiëren weet je op z’n minst in theorie hoe de wereldproblemen kunnen worden opgelost. Er is immers iemand die vernietigd, verslagen of uitgeschakeld of het zwijgen opgelegd moet worden. Probleem opgelost. Dit standaard Hollywood-filmscript leent zich ook voor oorlogen en, zo lijkt het, voor een groot deel van het huidige politieke discours.

Ik ben gevraagd om me publiekelijk uit te spreken tegen QAnon. Mijn antwoord daarop is dat ik niet met de vinger wil wijzen. Door aan te geven wie vriend en wie vijand is, reduceer je de ander tot vijand. Ik ga geen partij kiezen in deze cultuuroorlog. Niet omdat ik denk dat beide kanten gelijk hebben of dat alle standpunten even waar zijn, maar omdat (1) ik geloof dat de blinde vlekken die beide partijen parten spelen, belangrijker en gevaarlijker zijn dan hun onderlinge meningsverschillen, en omdat (2) achter het conflict een verborgen eenheid schuil gaat die zich zal manifesteren als beide partijen vanuit nederigheid proberen de andere te begrijpen.

QAnon heeft in de context van het Trumpiaans neofascisme en systemisch racisme aanzienlijke schade toegebracht aan de levens van mensen en aan de natie. Maar door QAnon en haar volgelingen te reduceren tot niets meer dan dat, zouden we dezelfde fout maken – en daar op ongeveer dezelfde manier troost uit putten – als QAnon zelf, door een complexe situatie te simplificeren tot een drama van goed tegenover kwaad. Daarmee zouden we afzien van werkelijk begrip ten gunste van een verhaal dat de wereld verdeelt in goeden en slechteriken.

Daniel Schmactenberger verwoordt het uitstekend als hij zegt: ‘Als je wordt geplaagd door een combinatie van verontwaardiging, angst en emotie en je gesterkt voelt door een krachtig geformuleerde vijand-hypothese, dan ben je in de ban van iemand anders narratieve oorlogvoering terwijl je denkt dat het je het zelf heb bedacht.’ Zijn advies aan ons is om een bezoek aan het terrein van de vijand te brengen om te ontdekken hoe de wereld er van daar af uitziet.

Welke opponent van QAnon vraagt zich af: ‘Welke verborgen waarheid gaat er schuil achter het verschijnsel? Welke waarheid ligt aan de mythologie van QAnon ten grondslag?’ In een eerder essay heb ik enkele waarheden op een rijtje gezet die ten grondslag liggen aan de samenzweringsmythe van de Nieuwe Wereldorde (waarvan QAnon een variant is). Zo zou de wereld bestuurd worden door een niet-menselijke macht waarvan degenen die we leiders noemen, slechts marionetten zijn en hebben gevestigde autoriteiten ons vertrouwen beschaamd. Daarin schreef ik ook:

De samenzweringsmythe belichaamt het besef van een diepe kloof tussen de publieke standpunten van onze leiders en hun ware motivaties en plannen. Ze getuigt van een politieke cultuur die ondoorzichtig is voor de gewone burger, een wereld van geheimhouding, imago, PR, twist, onwaarheden, beïnvloeding, en informatieoorlogvoering.

Geen wonder dat mensen het gevoel hebben dat er zich achter de coulissen iets heel anders afspeelt. Dat QAnon bol staat van islamofobie, racisme en andere vormen van onverdraagzaamheid, doet niets af aan de geldigheid van deze fundamentele aannamen. Het illustreert echter de tragiek van het fenomeen QAnon, waardoor een authentieke populistische opstand wordt afgewend en vervangen door vage dromen en scherpe scheidslijnen. Dat is ook deels de tragedie van Donald Trump. Veel van wat ik over QAnon beweer, is van toepassing op het Trumpisme in het algemeen.

De simpele verklaring voor het feit dat zoveel mensen op Donald Trump hebben gestemd, is dat hij uiting geeft aan hun heimelijke racisme, haat en angst. Zeker is dat de VS veel verstokte racisten telt. Racisme heeft tot op de dag van vandaag een rampzalige invloed op de Amerikaanse samenleving. De karikatuur van de racistische Trumpkiezer die het gevoel heeft verdrongen te worden door gekleurde mensen en zijn dominantie en privilege hoopt te behouden in weerwil van progressieve maatschappelijke ontwikkelingen, laat echter veel buiten beschouwing. Op die manier valt niet te verklaren waarom miljoenen Obama-stemmers in 2016, en vermoedelijk ook in 2020, op Trump hebben gestemd en ook niet waarom Trump onder minderheden percentueel hoger scoorde dan enige andere Republikeinse kandidaat sinds 1960, terwijl zijn steun onder witte Amerikanen tussen 2016 en 2020 juist afnam. Door het fenomeen Trump af te doen als racisme sluiten we de ogen voor een sentiment van haat jegens het establishment dat zo intens is dat 74 miljoen mensen bereid waren te stemmen op een man die zich vooral manifesteert als grof, opschepperig, kortzichtig, onecht, ijdel, corrupt en incompetent.

Als we al die dingen buiten beschouwing laten, ben ik bang dat we vroeger of later geconfronteerd zullen worden met een fascist die jonger, gelikter, charismatischer en competenter is dan Donald Trump. Als we de wezenlijke oorzaak van het Trumpisme niet beter doorgronden en aanpakken, is dat precies wat er in 2024 zal gebeuren. Als Trump in 2020 bijna had kunnen winnen, stel je dan voor wat zo’n man of vrouw voor elkaar zou krijgen als de onderdrukte krachten die Trump in het zadel hielpen, sterker worden.

Verslavingen en sekten

Er is onmiskenbaar sprake van honger naar iets dat bevredigender is dan de verhalen van Q. Dat is de reden waarom QAnon en de mythologie waaruit het put zo verslavend zijn. (Alles wat de pijn van een onvervulde behoefte tijdelijk verlicht zonder die echt te bevredigen, is potentieel verslavend.)

Dus keken veel mensen reikhalzend uit naar elk volgend bericht van Q, braken met vrienden en kennissen, raakten vervreemd van hun familie, sliepen te weinig en verspilden talloze onproductieve uren in de zucht naar steeds weer een volgende ‘kick’ van verontwaardiging, superioriteitsgevoel en bevestiging van het eigen gelijk. Vrienden en familie spreken over het verlies van dierbaren aan QAnon op de manier waarop ze zeggen iemand kwijt te zijn geraakt aan een verslaving of een sekte.

QAnon vertoont inderdaad de nodige kenmerken van een sekte. Het verleidt mensen met een alternatieve werkelijkheid, vervreemdt hen van vrienden en familie en speelt in op hun behoefte ergens bij te horen. Het koppelt hen aan een kliek van gelovigen, waarvan het lidmaatschap uitsluitend afhangt van wat men zegt en gelooft (in plaats van elkaar te accepteren om wie men is). Maar door QAnon en sekten in algemene zin op te vatten als parasieten van de samenleving, lopen we het gevaar geen oog te hebben voor de omstandigheden waardoor die parasieten zijn ontstaan. Wat is er nodig om de samenleving op een dieper niveau te genezen?

Sekten jagen op kwetsbare mensen. Wat maakt iemand kwetsbaar? In de eerste plaats het falen van een geloofssysteem dat je vertelde wie je was, hoe de wereld in elkaar zat en wat de waarheid is. In de tweede plaats de onvervulde behoefte ergens bij te horen. De perfecte kandidaat voor rekrutering door een sekte is iemand wiens wereld op z’n kop staat en die zich daardoor eenzaam en verward voelt. Het zijn geen zwakke en domme mensen die in sekten terecht komen. Iedereen die zich verheven voelt boven QAnons en complotdenkers houdt zichzelf voor de gek.

Ik zeg dit om elk gevoel van arrogantie weg te nemen dat je zou kunnen ontlenen aan het lezen van mijn analyse van de QAnon-mythologie. Voelt het goed om de spirituele pathologieën van anderen te diagnosticeren? Als dat zo is, lijden we misschien aan dezelfde ‘honger’ die we in de donkere spiegel van QAnon zien. Zeg een eerlijk: wie van ons heeft niet ooit te maken gehad met gevoelens van zinloosheid of het onbevredigde verlangen ergens bij te horen?

Onze huidige samenleving bestaat voor een groot deel uit ideale kandidaten voor rekrutering door een sekte. De verhalen waaraan we als samenleving betekenis ontlenen, laten het afweten. Vijftig jaar geleden was er in de westerse wereld sprake van een breed gedeeld geloof in vooruitgang. Stap voor stap ging het steeds iets beter met de wereld. Binnen de kortste keren zouden technologische vooruitgang, liberale democratie, vrije markt en de sociale wetenschap een einde maken aan de eeuwenoude plagen van de mensheid: armoede, onderdrukking, ziekte, misdaad en honger. Dankzij dat verhaal wisten we wie we waren en konden we de wereld begrijpen. Het leven was logisch en volgde een lineair vooruitgangsverhaal dat ons vertelde waar we vandaan kwamen en waar we naar toe gingen.

De mythologie van vooruitgang, waarvan de Verenigde Staten van Amerika het toonbeeld was, vertelde ons dat elke volgende generatie een beter leven zou hebben. In plaats daarvan gebeurde het tegenovergestelde. De mythologie van vooruitgang beloofde ons een tijdperk van overvloed, maar vandaag de dag zien we in het Westen groeiende inkomensongelijkheid en steeds meer armoede. Bovendien zou iedere generatie gezonder zijn dan de vorige. Ook in dat opzicht is het tegenovergestelde gebeurd, want alleen al de hoeveelheid chronische aandoeningen neemt in alle leeftijdscategorieën schrikbarend toe. De mythologie beloofde ons dat de opmars van rede en rechtsstaat een einde zou maken aan oorlog, misdaad en tirannie, maar haat en geweld zijn in de 21ste eeuw niet afgenomen. Er was ons geluk beloofd, maar het aantal echtscheidingen, depressies, zelfmoord en verslaving jaar neemt jaar in jaar uit verder toe.

Bovendien is er overduidelijk sprake van een ecologische crisis, zodat het lastig is geworden om de mythologie van vooruitgang echt te omarmen als bron van betekenis en identiteit. Door alle voorspellingen die niet zijn uitgekomen is deze bron van betekenis voor de moderne samenleving volledig opgedroogd.

De crisis in zingeving, betekenis en identiteit die daar het gevolg van is, drijft mensen niet alleen naar sekten en in de richting van complottheorieën, maar zorgt er ook voor dat reguliere geloofssystemen een meer sekteachtig karakter krijgen. Tot op zekere hoogte hebben reguliere media en internetplatforms hetzelfde te bieden als de QAnon-verslaving (verontwaardiging, superioriteitsgevoel en bevestiging van het eigen gelijk…). Ook zij hebben de neiging om ‘mensen naar een alternatieve realiteit te lokken, ze te vervreemden van hun vrienden en familie en in te spelen op hun behoefte om erbij te horen’. Hoeveel familiebijeenkomsten zijn er niet door verpest? Hoeveel familieleden spreken niet meer met elkaar?

Sta mij toe een tikje te overdrijven om mijn punt te verduidelijken. In de Verenigde Staten bedienen twee dominante sekten zich van tactieken uit de informatieoorlogvoering in hun strijd om de loyaliteit van het publiek: (1) de Democratische Partij, de New York Times, MSNBC, NPR en CNN, en (2) de Republikeinse Partij, Fox News en Breitbart. Allemaal bieden ze hun volgers hetzelfde comfort als Q: ze brengen een verhaal dat pretendeert de wereld begrijpelijk te maken in tijden van verandering. Ze bieden een diagnose van maatschappelijke problemen waardoor zij zelf worden vrijgepleit en geven de mensen iets om voor te juichen. Bovendien bieden ze het gevoel ergens bij te horen. Heb je zelf niet ooit het gevoel gehad thuis te komen als je afstemt op je favoriete praatprogramma?

Sekten, legers en politiestaten zijn afhankelijk van de controle over informatie. Omdat de strijdende partijen feiten inzetten als wapens, hebben we geleerd alle informatiebronnen te wantrouwen. We vragen ons af welke agenda er achter een bepaald ‘feit’ schuilgaat. Omdat we weten dat de strijdende partijen met hun verhalen feiten selecteren, verdraaien of verzinnen, is de mediabewuste burger geneigd zich eerst af te vragen ‘Wie zei het?’ in plaats van ‘Wat zeiden ze?’ Om dat vervolgens niet te geloven als het uit de verkeerde hoek komt. Hoe is in dergelijke omstandigheden nog een gesprek mogelijk?

Het routinematige gelieg door politici in de afgelopen decennia heeft een einde gemaakt aan de civiele commons, ooit het domein van brede overeenstemming over wat echt, belangrijk en legitiem is. Maar we mogen niet alleen politici de schuld geven. Van pr-campagnes door bedrijven tot psychologische oorlogsvoering en van inlichtingendiensten en internetcensuur tot geheime overheidsprogramma’s – door dat alles worden we bestookt met leugens, bedrog, geheimen, halve waarheden, fraude en manipulatie. Geen wonder dat we zo geneigd zijn om in samenzweringen te geloven. De benodigde bouwstenen zijn overal ruim voorhanden.

Dit is de donkere spiegel. De opkomst van complottheorieën weerspiegelt een machtig establishment, gehuld in leugens en geheimen, dat iedereen die zoals Edward Snowden en Julian Assange die leugens en geheimen aan het licht brengt, genadeloos vervolgt.

Deze crisis in communicatie en zingeving heeft een lange geschiedenis. Door te proberen de waarheid te verdraaien, is de ziel van de taal aangetast, omdat de creatieve kracht van het woord is aangewend voor het in stand houden van illusies. Als gevolg daarvan is onze samenleving als geheel hulpeloos geworden als het erop aankomt de koers te verleggen. Dat vereist immers overeenstemming en de daarvoor benodigde bouwstenen zijn in los zand veranderd. Ik heb de afgelopen twintig jaar gezien hoe deze verlamming steeds verder om zich heen grijpt. Deze crisis van de taal ligt aan de basis van – en is een afspiegeling van – alle andere convergerende crises waarmee we op dit moment worden geconfronteerd.

Onze voornaamste vormen van kennisproductie – wetenschap, journalistiek en kunst – genoten ooit een robuuste, bijna universele maatschappelijke legitimiteit. Tegenwoordig struint elke sekte door het stoppelveld van de kenniscommons op zoek naar nog ongedeelde feiten die kunnen worden toegevoegd aan het arsenaal. Elk nieuwe vondst door onafhankelijke wetenschappers, journalisten of filosofen wordt door de strijdende partijen opgeëist. Als ze zich verzetten, wordt hun werk afgebrand. Daarom zijn de beste journalisten tegenwoordig allemaal onafhankelijk of schrijven ze voor onafhankelijke media. Kijk maar naar Matt Taibbi, Glenn Greenwald, Diana Johnstone, Seymour Hersch enzovoort. Zij leggen zich niet neer bij de narratieven van beide kampen (rechts en links) en stellen ons in staat donkere waarheden te zien door ons af te helpen van de karikatuur die over de spiegel is geplakt.

Als haat de woede kaapt

De betekeniscrisis is in hoge mate economisch bepaald. Het valt niet mee om in het maatschappelijk project te geloven als je financiële toekomst onzeker is, als je niet mag stemmen, ontdaan bent van je waardigheid en niet als volwaardig lid aan de samenleving kunt deelnemen. Voor Afro-Amerikanen en andere mensen van kleur is dat lange tijd zo geweest, net als voor vrouwen en voor individuen die niet voldeden aan de maatschappelijke norm. Dezelfde economische krachten die hun onderdrukking noodzakelijk maakten en ervan profiteerden, zijn zich vervolgens gaan richten op de witte middenklasse. De Machinerie die ooit afhankelijk was van wit racisme om een gekleurde onderklasse in bedwang te houden, verslindt nu zichzelf en doet zich tegoed aan grote delen van het middensegment van de Amerikaanse bevolking. De resten worden achteloos weggesmeten op de vuilnisbelt van de rechteloosheid.

Hoor ik iemand protesteren als ik een vergelijking trek tussen enerzijds onderdrukte minderheden die hun armoede en wanhoop uitsluitend te wijten hebben aan externe omstandigheden, en anderzijds de overwegend witte QAnons die zich ondanks al hun privileges wentelen in hun blanke kwetsbaarheid en de schuld voor hun uitzichtloosheid, hun onvrijwillige celibaat en hun verslaving aan videogames leggen bij iedereen behalve zichzelf? Dit soort hypocriete oordelen, zoals ze vaak te lezen zijn in linkse commentaren op sociale media, weerspiegelen exact de gebruikelijke, racistisch getinte valse beschuldigen over luie, onverantwoordelijke zwarte mensen die het systeem de schuld geven en weigeren zelf verantwoordelijkheid te nemen. Beide partijen weigeren te kijken naar de omstandigheden die hebben geleid tot de keuzes die ze zo grondig veroordelen.

De relevante vraag hier is niet wie er meer heeft geleden, wie het grootste slachtoffer is of wie het meest onderdrukt wordt en daarom het meeste medeleven verdient. De vraag is eerder: wat zijn de omstandigheden die hebben geleid tot het Trumpisme en hoe veranderen we die? Dat is de vraag die we zullen moeten stellen, tenzij het onze strategie is om een eindeloze oorlog te blijven voeren tegen al diegenen die volgens ons onverbeterlijk slecht zijn.

De vraag is eerder: wat zijn de omstandigheden die hebben geleid tot het Trumpisme en hoe veranderen we die?

Terwijl ik zat te kijken naar een interview met Frederick Brennan, de uiterst berouwvolle oprichter van 8Chan, (het hoofdpodium van QAnon), trof me zijn beschrijving van typische 8Chan-gebruikers, in het bijzonder de ‘incels’, en degenen die de ‘zwarte pil’ hebben geslikt. De eerste term verwijst naar mannen die onvrijwillig celibatair zijn, de andere naar het nihilisme. Zij maken zeker niet de hele QAnon-beweging uit, maar geven wel inzicht in enkele van de sociale trauma’s die er achter verborgen liggen.

Vertaler: een Incel, (van het Engels Involuntarily Celibate, onvrijwillig celibatair) is iemand die voor langere tijd (meestal hanteert men een termijn van langer dan zes maanden) geen seksuele handelingen met een ander heeft verricht, maar dat wel zou willen – dit in tegenstelling tot vrijwillig celibaat, ascese of seksuele onthouding.

Incels worden veelvuldig bekritiseerd vanwege de vrouwenhaat die ze in allerlei gradaties uitdragen. Ze worden veroordeeld vanwege hun overtuiging dat ze ‘recht hebben op seks’ en ze worden verguisd omdat ze vrouwen de schuld geven voor hun eigen tekortkomingen. We kunnen hen wel aan de schandpaal nagelen en online aanvallen, uitschelden en negeren, maar kunnen we hen ook als mensen zien? Hebben we oog voor hun gefrustreerde verlangen om van een vrouw te houden, een gezin te stichten en een zinvolle bijdrage te leveren? Gefrustreerd verlangen verandert maar al te gemakkelijk in geweld jegens anderen, zichzelf of allebei.

Opnieuw hoor ik kritiek: ‘Makkelijk voor jou als witte heteroman om op te roepen tot medeleven met deze daders en hun avatar, opperdader Donald Trump, maar zouden we niet vooral medeleven moeten hebben met hun slachtoffers? Die hebben er nog veel meer behoefte aan.’ Daarop zeg ik: het is eigenlijk heel praktisch, want compassie met de slachtoffers vereist juist compassie met de daders. Alleen compassie stelt ons in staat om geweld bij de bron aan te pakken.

Compassie is geen vrijbrief om anderen schade te blijven berokkenen. Compassie is begrip hebben voor iemands innerlijke toestand en voor de omstandigheden waarin hij verkeert. Alleen vanuit dat begrip kunnen we de omstandigheden die tot problemen leiden, effectief veranderen. Het is exact dezelfde logica die links hanteert als het over misdaad gaat. Laten we in plaats van eindeloos oorlog te voeren tegen criminelen, eens kijken naar de omstandigheden die misdaad in de hand werken. Wat maakt iemand een drugsdealer, een overvaller of een bendelid? Wat voor rol spelen trauma en armoede? Door langs die lijn vragen te stellen, kunnen we doordringen tot de achterliggende oorzaken.

Of we het nu hebben over de trauma’s en de kansenongelijkheid van de jeugd die opgroeit in binnensteden of over de witte incel die bij zijn ouders in de kelder woont met zijn wanhoop, zijn studieschuld en zijn videogames als enig gezelschap, we moeten ervoor waken dat we hen niet als hulpeloos slachtoffer van de omstandigheden beschouwen. Er is geen situatie die een mens niet te boven kan komen. Er is wel degelijk een plek voor aansporingen als ‘Wees niet langer slachtoffer. Neem je leven in eigen hand. Vraag niet steeds om liefdadigheid.’

Cruciaal daarbij is echter dat aansporingen zinloos zijn en zelfs contraproductief werken als ze worden gedaan vanuit een houding van superioriteit of afschuw. Het mag bijvoorbeeld niet een geprivilegieerde witte zijn die een gettobewoner voorhoudt dat hij zijn zaakjes beter op orde dient te krijgen. Zo’n aansporing moet zijn ingegeven door de onvoorwaardelijke erkenning van de angst en de ellendige toestand waarin de betrokkene verkeert én van diens grootsheid.

Jazeker, grootsheid. Het is hypocriet en zinloos om te appelleren aan iemands grootsheid als je er niet echt in gelooft. En daarbij moet het om meer gaan dan alleen een spirituele ideologie. Om die redenen zijn vaak alleen andere zwarte mensen in staat om Afro-Amerikanen met succes aan te sporen om zelf verantwoordelijkheid voor hun leven te nemen, en is het bij incels meestal een andere man. Ik ken heel wat mensen die zeggen dat dit soort ‘hardvochtige liefde’ hun leven heeft gered.

Beide woorden zijn daarbij even belangrijk: zowel liefde als hardvochtigheid. Als je degene die je met je hardvochtige liefde probeert te helpen eigenlijk veracht, zullen je inspanningen de oplossing juist in de weg staan. Er is moed voor nodig om je aan je omstandigheden te ontworstelen. En het is veel gemakkelijker om moedig te zijn als er iemand is die weet dat je moedig bent.

Dit wordt perfect geïllustreerd door een van mijn favoriete citaten, afkomstig van Viktor Frankl: ‘Wie in het concentratiekamp heeft gezeten, herinnert zich vast nog de mensen die zich om anderen bekommerden en hen hun laatste stuk brood gaven. Zij waren misschien gering in aantal, maar ze vormen het onomstotelijke bewijs dat je iemand alles kan afnemen behalve één ding: de uiteindelijke vrijheid die je als mens bezit om in elke situatie je eigen houding te bepalen, je eigen weg te kiezen.’

De waarheid die uit deze woorden spreekt, is onmiskenbaar. Maar dat betekent natuurlijk niet dat je zelf een concentratiekamp hoeft te bezoeken. Waar het om gaat, is dat je er in je eigen situatie iets mee doet. De woorden appelleren aan moed; de moed die jij aan de dag legt, zal anderen inspireren.

Voor alle duidelijkheid: compassie wil niet zeggen dat er geen boosheid mag zijn. Ik vraag van iemand die misbruikt of onderdrukt is niet om niet boos te zijn. Integendeel – woede is een heilige kracht. Boosheid komt op als reactie op opsluiting, geweld of bedreiging. Het is de sleutel tot maatschappijverandering omdat het de energie en moed verschaft om vertrouwde patronen te doorbreken.

Haat vloeit voort uit een narratief dat angst kaapt en die richt op een makkelijk te identificeren vijand. Haat houdt de status quo in stand. Dr. Martin Luther King zei ooit: ‘Ergens moet er iemand zijn die verstandig is. We moeten gaan inzien dat geweld geweld voortbrengt, dat haat tot haat leidt en wreedheid tot wreedheid. Het is een neerwaartse spiraal, die uiteindelijk eindigt in vernietiging van alles en iedereen. Zonder inzicht en moraliteit kunnen we de keten van haat en die van het kwaad in het universum niet doorbreken. En liefde is daarbij de sleutel.’ Zodra boosheid omslaat in haat, kun je niet echt meer zien waar het over gaat. Door te haten projecteren we eigenschappen op een tegenstander die hem zowel afschuwelijker als verachtelijker maken dan hij in werkelijkheid is.

Door te haten projecteren we eigenschappen op een tegenstander die hem zowel verschrikkelijker als verachtelijker maken dan hij in werkelijkheid is.

Daarom staat haat in een strijd de overwinning in de weg. Om te kunnen winnen, moet je de tegenstander echt volkomen begrijpen. Dankzij dat inzicht is de strijd misschien niet langer nodig – en kan zich een andere oplossing voordoen. Of niet. Soms is hardhandig ingrijpen nodig om schade te voorkomen. Soms moeten mensen die mishandeld, vervolgd of onderdrukt worden terugvechten, naar de rechter stappen of weglopen. Soms hebben ze daarbij medestanders nodig. Soms moeten daders fysiek worden tegengehouden, zodat ze niet nog meer ellende kunnen aanrichten. Maar als dat ingrijpen voortkomt uit haat in plaats van uit woede, vindt er een subtiele verschuiving plaats. Dan is geweld niet langer een instrument waarmee schade voorkomen wordt, maar waarmee juist schade wordt toegebracht – om iets te wreken, te bestraffen of te bedwingen.

Om Dr. King nogmaals te citeren: ‘Als een woekerend gezwel tast haat de persoonlijkheid aan. Haat ondermijnt ons gevoel voor normen en waarden en staat objectiviteit in de weg. Haat zorgt ervoor dat we iets moois lelijk noemen en iets lelijks mooi, en dat we de waarheid verwarren met de leugen en omgekeerd.’

Uiteindelijk moet ‘het redden van de wereld’ iets anders zijn dan victorie in een epische strijd tussen Goed en Kwaad (zoals QAnon in feite voorstaat). Aangezien de twee kanten zoals bij de laatste verkiezingen nek aan nek eindigen, moet – als het op strijd aan komt – het Goede, om het Kwade te kunnen overwinnen, op alle fronten beter zijn: in gewelddadigheid, manipulatie, propaganda en bedrog. Met andere woorden, het moet ophouden Goed te zijn. Hoe vaak hebben we dit scenario in de geschiedenis al niet gezien, als een bevrijdingsbeweging van het volk ontaardde in een nieuwe tirannie?

Het is al aan de gang. In mijn jeugd waren het de conservatieven die de belangrijkste pleitbezorgers van censuur waren, die platen van the Beatles verbrandden en de evolutieleer uit schoolboeken verwijderden. Zij waren het ook die de media manipuleerden om een toestand van constante oorlogvoering te handhaven. Tegenwoordig is het ‘links’ dat de wapens van de informatieoorlog het meest enthousiast ter hand neemt, met deplatforming campagnes, de afschafcultuur en het onderdrukken van afwijkende meningen.

Ik zet ‘links’ tussen aanhalingstekens omdat werkelijk linkse opvattingen het eerste slachtoffer waren van de nieuwe censuur, die ervoor zorgde dat socialistische en anti-oorlogswebsites via Google steeds slechter te vinden waren. Bij zowel Facebook als Google worden dergelijke websites nog steeds weggedrukt doordat hun algoritmen gewicht toekennen aan ‘gezaghebbende bronnen’. Dezelfde censuur treft tegenwoordig ook mensen die zich bezighouden met alternatieve geneeswijzen, vaccinatiesceptici, critici van 5G-technologie en tegenstanders van het volksgezondheidsbeleid met betrekking tot COVID-19.

Uiteraard zijn er onder degenen die gecensureerd worden, mensen die valse informatie verspreiden. Omgekeerd is zeker niet alles onwaar. Of ze nu waar zijn of niet, de onderdrukte standpunten hebben één ding gemeen: ze zijn in strijd met de narratieven en belangen van gevestigde zakelijke en politieke machten. Strikt genomen is verzet tegen die machten juist links en niet rechts. Het is alsof we een omkering van de politieke polariteit naderen. Net als wanneer de magnetische polen van de aarde van positie wisselen, gaat aan een dergelijke herschikking de nodige chaos vooraf.

Het is nog niet zo ver, maar het zou me niet verbazen als de Republikeinse Partij in de Verenigde Staten over een paar jaar de partij van de armen en arbeidersklasse wordt en de Democratische Partij de belangrijkste vertegenwoordiger van de elites en van Wall Street, de grote bedrijven en het militair-industriële complex. Te oordelen naar uitlatingen van Joe Biden is dat proces al gaande. Dat zou overigens een welkome verandering zijn ten opzichte van de situatie van de afgelopen dertig jaar, waarin beide partijen lippendienst bewezen aan het volk terwijl ze in feite de belangen dienden van het bedrijfsleven en de financiële en militaire elite.

De verlossing van de Zwarte Pil

Eerder gebruikte ik de term ‘Zwarte Pil’. Nihilisme is natuurlijk niet alleen een filosofisch standpunt, maar ook een misleidende intellectuele term voor een psychische toestand van wanhoop. In feite is deze wanhoop in de huidige samenleving altijd latent aanwezig, omdat (1) het dominante reductionisme het universum heeft veranderd in een betekenisloze verzameling atomen in een lege ruimte, (2) we hier volgens de heersende theorie over het leven slechts zijn om te overleven en ons voort te planten, (3) de economie onze creatieve energie stuurt in de richting van onbevredigend werk en slaafs consumeren en (4) we door de dominante sociale patronen zijn afgesneden van de natuur, van de gemeenschap, en van de plek waar we ons bevinden en van het gevoel ergens bij te horen.

Een tijd lang hielden snel toenemende welvaart en spectaculaire technische doorbraken de wanhoop op afstand. Maar het was er de hele tijd al: een knagende leegte in het hart van de ideologie van vooruitgang.

Het was er altijd al: een innerlijke armoede die een reflectie is van de ellende waarin onze vooruitgang andere culturen had gestort. Het was er altijd al: onze eigen schaduw die ons achtervolgde terwijl we ons haastten naar een Utopia dat altijd aan de horizon schemerde. Nu de glans van de vooruitgang is verdwenen, we steeds meer uitgeput raken en tot het ontnuchterende besef beginnen te komen dat die horizon niet dichterbij komt, hoe snel we ook rennen, worden we uiteindelijk overmand door wanhoop.

Nihilisme is een natuurlijke reactie op de sleetse pseudo-mythen die ons als bron van zin en betekenis worden aangereikt. Wie heeft er niet ooit ervaringen gehad die rechtstreeks in tegenspraak waren met wat onze belangrijkste epistemische autoriteit (de wetenschap) mogelijk acht?

Nihilisme is een natuurlijke reactie op de sleetse pseudo-mythen die ons als bron van zin en betekenis worden aangereikt.

Een van de redenen dat sekten en complottheorieën zo aantrekkelijk zijn, is dat ze uit afgescheurde verhaaldraden uit de officiële werkelijkheid een ander weefsel hebben gemaakt. Sommige van die draden zijn afgescheurd omdat ze gewoon niet waar zijn. Andere zijn misschien afgescheurd omdat ze vloeken met de kleuren van het belangrijkste weefsel. Met andere woorden: ze zijn verstorend voor heersende instituties en paradigma’s. Dat zijn de verhaaldraden die we zullen moeten gebruiken om een weefsel van betekenis te maken dat de op dit moment dominante politieke narratieven kan vervangen.

Ik ben van mening dat sommige van de beweringen die door het complotnarratief heen zijn geweven, onze aandacht verdienen. De misleidende aard van dat narratief maakt niet alle verhaaldraden onwaar. En we moeten niet alles wat complottheoretici beweren afwijzen, alleen maar omdat het van hen afkomstig is – zeker niet als onze informatiepoortwachters ook oprechte afwijkende meningen verdacht maken en afdoen als samenzweringstheorieën, desinformatie en Russische propaganda.

Sinds 2017 heeft de Amerikaanse regering een reeks onthullingen over UFO-waarnemingen door militairen vrijgegeven, soms compleet met video-opnamen. In feite werd daarmee iets bevestigd dat de reguliere media decennialang hadden geridiculiseerd als hersenspinsels van sukkels, halvegaren en complotdenkers.

Deze onthulling past in een hele rij andere publiekelijk erkende samenzweringen door overheid en bedrijfsleven: COINTELPRO, Operatie Paperclip, Iraakse massavernietigingswapens, Iran-Contra, de drugssmokkel van de CIA naar Amerikaanse binnensteden, de sabotage van burgerrechtenorganisaties door de FBI en nog veel meer.

Vertaler: zie Wikipedia over COINTELPRO

Desondanks doen de media en de regering net alsof dit alles tot het verleden behoort en ze het publiek inmiddels niet meer manipuleren om hun macht te vergroten. Kom op mensen! Een beetje scepsis kan echt geen kwaad als het gaat om de narratieven van de gevestigde macht.

Als het verhaal dat ons wordt voorgehouden feiten die overduidelijk zijn, eigen ervaringen en met het hart herkende waarheden uitsluit, is het geen wonder dat zo velen van ons vervallen tot nihilisme, in de veronderstelling dat het leven en het universum zelf zinloos zijn. Dat nihilisme en de latente wanhoop waardoor het wordt aangedreven, vormden de voedingsbodem voor QAnon. Het is ook de voedingsbodem voor slaafs consumentisme, technologie-fetisjisme, de hypnotiserende vooruitgangsmythe en de spectaculaire pseudo-drama’s van politiek, sport en amusement. Dat alles samen is wat Guy Debord De Spektakelmaatschappij  noemde. Elk bouwsel van betekenis stort in rond de holle kern van zijn fundamentele non-authenticiteit.

De honger naar wat echt is, die aan de deelnemers van het spektakel knaagt, kan niet vanuit het spektakel zelf worden gestild. Online ervaringen kunnen het nihilisme en de wanhoop verdoven, maar ze kunnen geen werkelijke bevrediging schenken. Alleen een directe, zintuiglijke en veelzijdige relatie kan dat. Uiteindelijk is dat – en niet het intellect – de bron van betekenis.

De Zwarte Pil is het destillaat van de culturele wanhoop. Die verspreidt zich van de ene vervreemde persoon naar de andere en loost zijn gif in de natie. Het gefrustreerde verlangen van incels slaat gemakkelijk om in rassenhaat en seksueel geweld. Het nihilisme van de Zwarte Pil-slikkers leunt op grootse fascistische verhalen over een glorieus verleden en een grandioze toekomst.

Volgens Chris Hedges doet de situatie sterk denken aan het Duitsland van de jaren dertig, waarin net als vandaag, ‘…de spiritueel en politiek ontheemden, degenen die door de samenleving worden verstoten, de belangrijkste rekruten [waren] voor een politiek die gericht is op geweld, haat en persoonlijke wrok.’ Hun woede, zo merkt hij op, was zowel toen als nu met name gericht tegen liberale politieke intellectuelen die afstand hadden gedaan van hun traditionele rol binnen het kapitalisme, namelijk om de ruwe kantjes daarvan te verzachten, de uitwassen ervan te temperen en ervoor te zorgen dat een redelijk deel van de welvaart bij de arbeidersklasse terecht kwam.

Amerikaanse liberalen hebben zich vanaf de jaren dertig tot en met de jaren zestig en zelfs tot in de jaren tachtig van die taak gekweten, waarna ze zich – in de woorden van Hedges – ‘terugtrokken in de universiteiten om het morele absolutisme van identiteitspolitiek en multiculturalisme te prediken en zich afkeerden van de economische oorlog tegen de arbeidersklasse en de voortdurende aantasting van burgerlijke vrijheden.’ In de jaren negentig begon de Democratische Partij (net als Labour in het Verenigd Koninkrijk en allerlei sociaal-democratische partijen in Europa) een vrijage met Wall Street en de multinationals.

Tijdens het Obama-tijdperk werd het huwelijk voltrokken en werd er een kind gebaard: het totalitair corporatisme dat met zijn rivaal, het Trumpiaanse neofascisme, wedijvert om onze toekomst. De verkiezingsuitslag toont aan dat deze twee versies van de toekomst bijna perfect in evenwicht zijn. Is er een derde optie? Die is er inderdaad, maar daarvoor moeten er bruggen worden geslagen over de meest grimmige breuklijnen van ons versnipperde sociale landschap.

De incels, Zwarte Pil-slikkers en QAnons tonen ons in uitvergrote vorm de ontheemding van een groot deel van het middensegment van de Amerikaanse bevolking (verstoken van hoop, betekenis en het gevoel erbij te horen, en in toenemende mate ook economisch gemarginaliseerd). Zij voegen zich bij de van oudsher ontheemde raciale en etnische minderheden, maar tragisch genoeg niet als hun bondgenoten. In plaats daarvan richten beide groepen hun woede op elkaar, zodat er weinig energie overblijft om weerstand te bieden aan de voortgaande plundering van de commons. De twee belangrijkste sekten bieden hun volgers elk een zondebok – een karikatuur van de andere kant – om hun woede op te richten. Je vraagt je af of het niet twee armen van hetzelfde monster zijn.

Zo staan we er voor

Om hier verandering in te brengen, zullen we bereid moeten zijn om voorbij de karikaturen te kijken. Karikaturen zijn nooit helemaal onwaar, maar ze hebben de neiging om wat oppervlakkig en weinig flatteus is, aan te dikken en wat mooi en subtiel is, te negeren. Sociale media zijn, zoals blijkt uit de Netflix-documentaire The Social Dilemma, geneigd hetzelfde te doen door hun gebruikers in realiteitbestendige echokamers te drijven, ze stevig aan zich te binden en hun limbisch systeem te kapen. Ze maken deel uit van de machinerie die volkswoede – een kostbare grondstof – omzet in volkshaat. QAnons en Black Lives Matter-demonstranten hebben eigenlijk veel gemeen. Ze zijn allebei in hoge mate vervreemd van de reguliere politiek en hebben geen enkel vertrouwen meer in het systeem. Maar doordat ze in een valse oppositie zijn gemanoeuvreerd, heffen ze elkaar op. Daarom is compassie – achter de oordelen, categorieën en projecties de mens kunnen zien – de enige uitweg uit het maatschappelijke dilemma.

Daarom is compassie – achter de oordelen, categorieën en projecties de mens kunnen zien – de enige uitweg uit het maatschappelijke dilemma.

Als er iets is waardoor deze tijd wordt gekenmerkt, is het wel compassie. Misschien is dat de reden waarom de pogingen om haat te zaaien en daarmee de psychologische voorwaarden te scheppen die een op controle gebaseerde samenleving vereist, steeds krampachtiger worden. Er is steeds meer propaganda nodig om ons onderling verdeeld te houden. Een vrouw uit de online community die ik ‘host’, beschreef hoe het was geweest om als campagnemedewerker van Andrew Yang in Iowa van deur tot deur te gaan. De indruk die vooral bij haar achterbleef was hoezeer deze gewone mensen verlangden naar eenheid en verbondenheid. Misschien zijn we dichter bij maatschappelijk herstel dan het online-gebeuren met zijn vitriool en gif doet vermoeden. Haat is meestal luidruchtiger dan liefde – zowel in de samenleving als in onszelf. Wat zou er gebeuren er als we naar die stillere stemmen gaan luisteren?

Achter de verwrongen en misleide hoop van de QAnons schuilt een authentieke hoop die er al was om überhaupt misleid en gemanipuleerd te kunnen worden. Het is dezelfde hoop die opbloeide bij de verkiezing van Obama: verandering, een nieuw begin. Het is dezelfde hoop die Trump opriep: maak Amerika weer groots. En nu leeft dezelfde hoop weer op onder Bidens electoraat.

Hoe kan dezelfde hoop krachten losmaken die lijnrecht tegenover elkaar staan? Dat komt doordat de lens van het wij-zij denken de lichtbundel in tweeën splitst, waardoor we gaan denken dat verandering wordt bewerkstelligd door de aangewezen vijand te verslaan. Dehumaniseren is een van de belangrijkste middelen van oorlogvoering en ook het sjabloon van racisme, seksisme en de aantasting van alles wat heilig is. Het is exact het tegenovergestelde van wat we nodig hebben om ooit werkelijk samen te komen.

Om ervoor te kunnen zorgen dat de clichés over solidariteit, eenheid, samenhang en verzoening bewaarheid worden, moeten we bereid zijn in de donkere spiegel van al onze oordelen te kijken. We moeten leren betekenis te ontlenen aan een nieuw verhaal dat niet gaat over het verslaan van de Ander. We moeten de bril van oordeel en ideologie afzetten om met nieuwe ogen te kunnen kijken naar de mensen en de informatie die in onze verhalen waren verdonkeremaand. Op die manier kunnen we een onstuitbaar populisme tot stand brengen. Laat het afleren beginnen.

 

Vertaling: Ton Maas en Hansjelle Dijkstra

Mondkapjes

In de Volkskrant van 5 januari 2021 stond het volgende artikel: De mondkapmeeuw, een treurig symbool voor de covid-afvalberg. De klinisch ethicus aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit vond op Nieuwjaarsdag een dode jonge zilvermeeuw langs de weg. Dat die te pletter was gevlogen tegen een auto, is helaas geen bijzonderheid. Opvallend was wel dat het dier een mondkapje bij zich droeg, waarvan het elastiek strak om de linker poot zat gewikkeld.

Sinds 1 december 2021 is het dragen van mondbedekking verplicht in alle openbare gelegenheden. Vanmiddag fietste ik naar Eindhoven, dit doe ik veelal door natuurgebied. Doordat Eindhoven historisch gezien geen stad is maar een verzameling van boerendorpjes dat groot is geworden door onder andere Philips is het één van de groenste steden van Nederland, maar dit terzijde.
Na het lezen van het bovenstaande artikel in de krant die morgen, wilde ik eens tellen hoeveel van die mondkapjes ik tegenkom op mijn weg. Op de heenweg waren het er maar liefst zeven op een route van nauwelijks vijf kilometer. De terugweg die altijd anders is dan de heenweg, heb ik het tellen maar achterwege gelaten omdat ik er heel zuur van werd.

In mijn boekZiekte een weg naar bewustwording dat mei vorig jaar uitkwam, staat een hoofdstuk dat gaat over de betekenis van het Coronavirus. Het was een risico om hierover te schrijven omdat het virus nog maar net een pandemie was en we op dat moment [maart 2021] nog bijna niets wisten van dit virus. In het hoofdstuk over Covid-19 schrijf ik dat het Coronavirus vooral de ziekte is van het doorgeschoten eenzijdige denken zich uitdrukkend in het luchtelement.
Zo hebben we dan ook in tijden van Corona allerlei regels bedacht die de eigenschap hebben vooral eenzijdig en kort door de bocht te zijn. In dezelfde Volkskrant van dinsdag 5 januari schrijft columnschrijver Maarten Keulemans over een student die zich aan alle regels had gehouden en alleen maar naar het gemeentehuis was gegaan (met mondkapje en de gebruikelijke anderhalve meter afstand) en toch besmet was geraakt. Bronnenonderzoek had helemaal niets opgeleverd. Bijzonder is dan hoe de schrijver toch van allerlei tastbare redenen probeert te vinden wat de reden is voor zijn besmetting. Wat ik dan mis is, dat er geen visie is dat je niet zomaar ziek wordt en dat de ziekte een relatie met jou aangaat.

Van mijn echtgenoot die arts was heb ik al jaren geleden geleerd dat ziekte een diepere oorzaak heeft en nooit voor niets komt. Met al die coronamaatregelen zijn we lichtjaren verwijderd van deze visie. Eerst zullen we moeten gaan ervaren dat ons denken de laatste decennia steeds eenzijdiger is geworden en we vooral verslaafd zijn geraakt aan statistieken en maar weinig echt zelfstandig zelf nadenken. Sanne Blauw schreef hier een interessant boek over: Het bestverkochte boek ooit Hoe cijfers ons leiden, verleiden en misleiden Cijfers en grafieken zijn vaak op een gemakzuchtige manier achter feiten willen komen waar jezelf niet de moeite voor neemt om een eigen visie over te ontwikkelen.

Terug naar de mondkapjes, afgezien van dat vogels en andere kleine dieren er in verstrikt raken en hun magen vol zit met rotzooi, is het symbool op zichzelf beeldend; de archetypische betekenis van iets voor je mond houden is eigenlijk dat je je schaamt of verbijsterd bent. Schaamte en verbijsteringt valt onder het gevoel. De psychoanalyticus C.G. Jung geeft in zijn elementenleer aan als denken in het bewuste zit, voelen automatisch in het onbewuste zit en niet zo goed werkt. Bekend is als een bepaalde energie onbewust werkt, het in eerste instantie wat inferieur werkt totdat je je daar bewust van wordt. Zo ook nu; men luistert vooral naar de statistische cijfers en beoordeelt ze klakkeloos en vergeet te voelen wat er te voelen valt. Wellicht nodigde de zilvermeeuw die werd aangehaald in de Volkskrant ons uit om over zijn verstrikkingsdood na te denken. Dit zo neerschrijvend denk ik onwillekeurig aan een van de laatste gedichten die mijn geliefde vader schreef. Zie hieronder.
Tenslotte nog dit: een saillant detail in het mondkapjes gebeuren is, dat sinds het dragen van een mondkapje verplicht is, de besmettingen alleen maar toegenomen zijn!

DE BOODSCHAP.

De weg was lang en smal, als in Novemberdagen,
Gehuld in mist en nevel, storm en regenvlagen,
Was ik een adelaar, ik zou mijn weg verkennen,
Nu moet ik hulpeloos de overmacht erkennen.

Zo liefelijk en onbezorgd passeren vrinden,
Op ’t plat getreden pad, als wissels van de hinden,
En in mijn zelfbeklag heb ik niet eens vernomen,
Dat zij verleidt, ook op een dwaalspoor zijn gekomen.

Onevenredig is het kruis wat ik moet dragen,
Gewicht en lengte die mij nu voortdurend plagen,
Dat onbegrepen kruis, dat rug en schouders wondden,
Ik mis de zin en heb geen redenen gevonden.

Zo ben ik egoïstisch met mij zelve bezig,
Begrip voor doel en hoger plannen is afwezig,
Gerust en overtuigd van mijn bescheiden vragen,
Om slechts één meter van mijn kruis te mogen zagen.

Heb ik nu werkelijk begrip, gehoor gevonden?
Wordt mij wel een signaal goedkeurend toegezonden?
Ik zocht mijn recht en loon in mijn aanhoudend klagen,
En nam het kruis om er een meter af te zagen.

Misschien zijn straks mijn vrinden dan weer in te halen,
Die eindeloze weg, met bergen, beken, dalen,
Een stemt zegt: “Als de hindernissen zijn genomen,
Dan is voldaan, om in ’t beloofde land te komen”.

Nog ben ik niet als overwinnaar aangekomen,
De laatste diepe hindernis moet nog genomen,
Een angstkreet: moet voor het laatst obstakel wijken?
Hoe kan, of mag ik ooit “t beloofde land bereiken?

Weer spreekt de stem: “Houd moed! Het kruis wat U moet dragen,
Dat wordt gekend en is allang vóór U gedragen,
De lengte van dat kruis kan ik alleen bepalen,
Ik weet alleen hoe U de overkant kunt halen”.

Een meter kruis voor brug ben ik te kort gekomen,
Voor de verstikkingsdood ontwaak ik uit mijn dromen,
Die droom met zelfbeklag, onzekerheid en vrezen,
Heeft mij wel overtuigd, het moet een boodschap wezen!

Uit: “vertrouwde stem”G.J. ter Mull

Ieder lot z’n eigen complot

“Het is alsof ik zojuist mijn voet uit een visnet gehaald heb”, zegt hij

Hij is niet de enige die een geweldige bevrijding voelt, vlak na een confrontatie met zichzelf. En het is nog niet klaar. Hij heeft net – zo zou je kunnen zeggen – zijn eigen complottheorie onder ogen gezien en weet nu wat hem te doen staat. Het visnet staat voor een heel verhaal. Het verhaal van verstrikt geraakte opvattingen over zichzelf en over zijn leven. Een verhaal dat hij heeft gemaakt om de verwarrende dingen die hij meemaakte te kunnen interpreteren en betekenis te geven. Een verklarend verhaal dus, om de logica van allerlei pijnlijke gebeurtenissen rond te krijgen. Hij ontdekte dat dat iets is waar je zelf actief aan mee doet. Daar mag hij de komende tijd afscheid van gaan nemen.

Vraagstelling
Als ik door mijn notitieboekje blader, kom ik de meest uiteenlopende vraagstukken tegen van mensen die komen voor een sessie. Ik raak dan altijd weer ontroerd over hoe kwetsbaar we zijn als mens: waarom kan ik er niet helemaal zijn? Ik zit in een slangenkuil, waarom kan ik mij niet bevrijden? Ik voel me niet gerespecteerd, gezien, bemind; waarom duwt er iets dat lijkt te willen dat ik niet besta? Enzovoort.

Opluchting
Een systemische coaching levert geen ‘quick fix’ maar brengt wel bijna altijd een geweldige opluchting teweeg. Die opluchting komt wanneer je aanvaardt hoe iets feitelijk is. Dat gaat over het accepteren van de realiteit; voorbij aan je eigen theorie. Hoe pijnlijk of indringend dat ook is. Maar het zit altijd anders dan je denkt.
Het blijkt telkens weer dat we tot rust komen in waarheid die steunt in de feitelijke realiteit die je deelt met anderen. Dat geeft een bevrijding van de angst en ontspanning van de wil. Veel leed ontstaat namelijk niet doordat we naar een andere toekomst verlangen maar doordat we niet willen dat het verleden echt gebeurd is. We leggen ons er niet zomaar bij neer. We geven onszelf of een ander bijvoorbeeld de schuld dat het niet anders is gegaan. Maar als je je verzet tegen de feiten ontspan je nooit en moet je er tegelijkertijd altijd wel ergens bang voor zijn dat de onbewuste waarheid doorbreekt.
Wanneer je dat verzet opgeeft, heb je je energie weer beschikbaar voor wat er werkelijk voor je ligt. Wanneer je kunt aanvaarden wat je nou eigenlijk echt voelt, dan is de moeilijkheid daardoor niet weg, maar je bent in een toestand gekomen waarin je een moeilijke situatie tot een goed einde kunt brengen.

Waarheid
Onwaarheid is ook onbetrouwbaarheid. Daarin ligt een belangrijke reden waarom we zo overstuur kunnen raken wanneer we het gevoel hebben dat er door anderen met de waarheid wordt gesjoemeld. Met ‘leugentjes om bestwil’ maskeren we onze ware motieven en wordt de gemeenschappelijke werkelijkheid onduidelijk of zelfs ondoorgrondelijk. Er is zeker een gradueel verschil, toch wordt een relatie door een beetje gesjoemel eigenlijk net zo onbetrouwbaar, als door een volle leugen. En een grotere sociale context wordt van onwaarheden in alle ernst onveilig. Het haalt de bodem overal onder vandaan. Het houdt bovendien de emotionele energie als het ware gevangen.
Ongeacht de gradatie van bewust daderschap hierin. Of het nu gaat om een onbewuste verdediging door een zo gunstig mogelijk maskering van iets, of een doelbewust verbergen van feiten of, nog extremer, een opzettelijk manipulatief verdraaien van de werkelijkheid. In alle gevallen gaat het om een samenhangend geheel van dingen die wel met elkáár kloppen maar niet met de feitelijke realiteit. We spreken dan van een web aan leugens. Een visnet waarin je verstrikt kan raken.

Inhouden of je verzetten?
Het net hoeft dus niet persé opzettelijk van leugens te zijn gemaakt. Ook pogingen om de dingen mooier te laten lijken dan ze zijn of de neiging om pijnlijke waarheden te verzwijgen, werken verwarring in de hand. Zoiets kan je gevoelswereld enorm dempen want ergens klopt er steeds iets niet. Je moet voortdurend ergens aan twijfelen. Je voelt je nooit veilig om vrijuit te zijn wie je bent.
Het kan je er aan de andere kant ook juist toe aanzetten om uit de maskerade los te willen breken, om de leugenachtigheid aan te willen vallen en om ten strijde te trekken voor eerlijke en heldere ‘common ground’. Wat je in beide gevallen nodig hebt is een confrontatie omwille van de werkelijk eerlijke geschiedenis.

Complottheorieën
Maar soms halen mensen juist dán nog meer verwarring uit de kast, om er vermeende leugenachtigheid mee te bestrijden en dat maakt het allemaal alleen nog maar lastiger.
Het enige verschil tussen een persoonlijk argwanend verwijt en een maatschappelijke complottheorie is de schaal waarop het wordt uitgeoefend en beleefd. Voorbeelden van argwanende verwijten kennen we allemaal wanneer we de ander slechte intenties toeschrijven zonder dat we willen weten of kunnen verdragen hoe het wérkelijk zit. De belangrijkste overeenkomst tussen een argwanend verwijt en een complottheorie is dat we een verhaal zelf kloppend maken en vervolgens dat verhaal koesteren bóven de werkelijkheid. Het verhaal heeft interne samenhang maar het is niet op realiteitsgehalte te controleren. Dat het wel met zichzelf klopt, dat geeft je de illusie van een bodem. Dat het je vasthoudt, geeft de illusie van een houvast. Een complottheorie is dan ook precies als een argwanend verwijt: behulpzaam – of misschien zelfs wel noodzakelijk – om een angstig en gedesoriënteerd deel in ons gerust te kunnen stellen. “Zó zit het. Ik weet het zeker!”
Alfred Adler schreef ooit dat de neuroticus de gijzelaar is van zijn eigen fictie. Het is de plek waar iemand zichzelf bewaart om niet aan de wereld stuk te gaan.

Twijfel is een teken van kracht
Dat je ergens verstrikt inzit, is meestal geen bewuste ervaring. En omdat iets misschien alleen een theorie is, en het verhaal nergens aan de werkelijkheid getoetst wordt – of misschien niet eens kán worden – dan móét je eigenlijk de samenhang van jouw visnet wel steeds blijven verzorgen en moet je aan je theorie overtuigingskracht blijven toevoegen. Zo investeer je in je eigen probleem. Het dwingt je ertoe om jezelf schrap te zetten en over te komen als iemand die zeker is van zijn zaak. Dit werkt escalatie in de hand. In feite kom je dan niet voor je verhaal op, maar voor je onderliggende kwetsbare gevoel van onbehagen en weerloosheid die je probeert af te weren. Iemand die ontspannen is en in werkelijke ervaringen steunt, kan zich veel meer twijfel veroorloven.

Escalatie
Aan de andere kant zit een reality check er voor de complotdenker niet in omdat de theorie zich voor diegene juist in elkaar weeft rondom zaken die aan het zicht zijn onttrokken. Behálve de ervaring van het vage gevoel dat er iets niet klopt. De ervaring dat er bijvoorbeeld door zogenaamde ‘betrouwbare’ mensen tegen je gelogen wordt. Het is juist het vage gevoel van wantrouwen en het ontbreken van de mogelijkheid tot een reality check, dat in eerste instantie de argwaan heeft gewekt. En omdat je menselijkerwijs gehoor wilt geven aan die emotie, houd je dan misschien vast aan een semi-assertieve oplossing: “Als de wereld niet klopt zal ik hem kloppend máken.”

Verliezen door je te verdedigen
Er zijn veel mensen die in dit tijdgewricht vóelen dat er iets onveilig is, dat er iets niet klopt, dat de wereld zó sterk aan het veranderen is door krachten die ze niet kunnen thuisbrengen, dat het logisch is dat het vertrouwen gaat wankelen. Zo sterk dat we soms niet meer weten op welke wereld we zijn aangesloten. Of sterker, dat we voelen dat we een wereld moeten aannemen die eigenlijk niet kan bestaan. Wie neigt er dan niét toe om op basis van vermoedens met invullingen, meningen en interpretaties het verhaal kloppend te máken. Al is het maar omdat het eventjes oplucht.
Vervolgens kan het verhaal jou inslikken en kan het verhaal op zijn beurt jou vasthouden. Als dat gebeurt, dan kan dat haast nergens anders in eindigen dan in getouwtrek tussen voor’s en tegens en dus in een escalatie. En je ziet dat gebeuren in individuen, in families, in gemeenschappen, in naties en tussen volkeren en naties onderling.

Realiteit brengt vrede
Over realiteit valt echter niet te twisten. Realiteit is misschien uniek in hoe je die beleeft. Maar het is nog steeds wel dezelfde realiteit als die anderen op hún manier beleven.
Realiteit is wat ons bindt. De betrouwbare plek om te kunnen aanhechten. Onze geschiedenis is altijd gedeelde feitelijkheid want wat gebeurd is, heeft zich immers aan iedereen voltrokken. Het is in het verhaal eróver, waar de onwaarheden zitten.
En zoals het in het klein is, zo is het in het grote. Via de realiteit vinden de mensen die een sessie komen halen de oplossing van het eigen visnet, het eigen verstrikte verhaal rondom de waarheid. Je ontdekt hoe dat ontstaan is. En je ontdekt hoe je de weg terug kan vinden naar zelfvertrouwen en vertrouwen in de ander. En zo kunnen we als samenleving én als wereldbevolking ook de weg terugvinden naar een waarachtig en gezond onderling vertrouwen. In waarheid komt de kracht vrij om indringende uitdagingen met elkaar aan te gaan en om iets op te bouwen dat in stevig onderling verband staat.

Tips voor de moderne mens
Om elkaar te helpen om de weg terug te vinden naar een meer veilige leefwereld raad ik je daarom aan om zo min mogelijk te spreken óver mensen en je te richten op spreken mét mensen, om je eigen observaties heel serieus te nemen, om je te uiten over zaken die je zelf aan den lijve hebt ervaren en doorvoeld en om je met name te bemoeien met zaken waar je vanuit eigen ervaring zelf mee te maken hebt.

…en natuurlijk opstellingen doen! 😊
Opstellingenwerk is fenomenologisch werk: het gaat uit van de directe fysieke ervaring. Hierin gaan we voorbij aan mentale fictie en subjectieve meningen en voelen we de essentie van hoe het leven zich in werkelijkheid voltrekt. Maatschappelijke opstellingen doen hetzelfde maar dan op een andere schaal. Het put informatie uit onze gezamenlijke geschiedenis en verschaft daarmee ‘common ground’ om ons als collectief op te kunnen baseren en om in waarheid te kunnen samenleven.

Met toestemming overgenomen. zie https://www.ikenjijopstellingen.nl/

De Tempeliers en de Heilige Graal

De legendarische Orde van Tempeliers was actief tijdens de kruistochten in de 12e en 13e eeuw. De christelijke ridder-monniken zouden volgens de legendes in het Heilige Land allerlei mythische voorwerpen hebben buitgemaakt, waaronder de Heilige Graal, de beker waarin tijdens de kruisiging het bloed van Jezus was opgevangen. Ook werden zij verdacht van gnostische sympathieën. Dit is nooit bewezen. Niettemin eindigden vele Tempeliers op de brandstapel wegens ‘ketterij’. Tijdens hun gevangenschap hebben de Tempeliers religieuze afbeeldingen gekrast op de muren van hun kerkers. Historici denken dat ze niets bijzonders betekenen. De zeven eeuwen oude reliëf-tekeningen blijken ons echter te leiden naar het geheim van de Heilige Graal!

Opkomst en ondergang

De Orde van de Tempeliers werd in 1118 opgericht door de Franse edelman Hugo van Payns en bestond aanvankelijk uit negen mannen. Het doel van de orde was pelgrims te beschermen tegen overvallers op hun reis naar Jeruzalem. De ridders wilden tevens leven in navolging van Christus en legden de monastieke geloftes af van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid.

De voor die tijd volledig nieuwe combinatie van militair en monnik sprak tot de verbeelding van de Fransen. De orde groeide al gauw in aantal, rijkdom en macht. Ze ontvingen geld, goederen en land van burgers en machthebbers. Hun moed was legendarisch. De goed getrainde ridder-monniken vochten door tot de dood. Ze gaven zich alleen over als hun bevelhebber dit besliste en dat gebeurde niet snel. Naast het beschermen van pelgrims namen zij ook deel aan kruistochten tegen de moslims, om Jeruzalem te behouden voor de christenen.

Rond 1300 werd Jeruzalem veroverd door de moslims. De Tempeliers trokken zich definitief terug uit het Heilige Land. De Franse koning Filips IV verkeerde in geldnood en bedacht een complot om de rijkdommen van de Tempeliers te vergaren. Op 13 oktober 1307 werden in het hele land Tempeliers opgepakt wegens beschuldiging van ketterij, homoseksualiteit en corruptie. Filip had geen bewijzen voor deze aantijgingen, maar de martelmethodes van de Inquisitie leverden hem de ‘bekentenissen’ die hij nodig had om de bezittingen van de orde te confisqueren. Veel Tempeliers eindigden op de brandstapel. In 1312 werd de orde door de paus officieel ontbonden.

In 2007 zijn de Tempeliers alsnog vrijgepleit en in ere hersteld door paus Benedictus. Dit naar aanleiding van de vondst van documenten waaruit onder andere blijkt op welke wijze de bekentenissen tot stand waren gekomen.

Gnostische opvattingen
Veel van de beschuldigingen tegen de Tempeliers kwamen uit de duim van koning Filip, maar de geruchten over gnostische opvattingen zijn nooit verdwenen, mede gevoed door de waas van geheimzinnigheid die rond de initiaties en rituelen van de orde hing. Was hier misschien toch iets van waar?

Als we het schaarse materiaal dat bewaard is gebleven van de Tempeliers nader bestuderen, valt op dat er een thema lijkt van (goddelijke) eenheid tegenover (aardse) dualiteit: een mystiek concept dat we ook in de gnostiek terugvinden. Een voorbeeld is het befaamde Tempelierzegel met twee ruiters op één paard (illustratie 1). De betekenis hiervan is niet bekend. Is het een uiting van verbondenheid en broederschap, of een teken van armoede? Had niet elke ridder een eigen paard? Er zijn diverse argumenten die beide antwoorden onwaarschijnlijk maken.

  1. 2. 3. 4.
    1. Zegel van de Tempeliers
    2. Wapen van de Tempeliers
    3. Vlag van de Tempeliers
    4. Graf van een Tempelier (Temple Church, Londen)

Aannemelijker lijkt dat de twee ruiters op één paard een metafoor zijn voor het innerlijk versmelten van de polariteiten, als de weg naar een Godservaring. Zeker als we andere voorwerpen naast dit zegel plaatsen. Het wapenschild van de Tempeliers, bijvoorbeeld, is een rood kruis op een zwart met witte achtergrond (illustratie 2). Het gelijkarmige kruis (Grieks kruis) is een klassiek symbool voor de versmelting van de tegenstellingen. Strategisch geplaatst in het midden van de zwart-witte achtergrond (yin en yang), wordt deze interpretatie onderstreept. Ook de zwart met witte vlag van de Tempeliers, de Beauceant genaamd, sluit symbolisch hierbij aan (illustratie 3).

En dan zijn er nog de graven van de Tempeliers. Op een aantal hiervan is de overledene afgebeeld met gekruiste benen (illustratie 4), een merkwaardig detail waarvoor historici geen verklaring hebben. Eén van de theorieën is dat de gekruiste benen verwijzen naar deelname aan een kruistocht, maar deze verklaring is niet sluitend voor alle gevallen waarbij een ridder op dergelijke wijze is afgebeeld. In de esoterische tradities staan gekruiste benen symbool voor de versmelting van de tegenstellingen tot een goddelijke eenheid.

Op het zegel met de twee ruiters op één paard vinden we nog twee aanwijzingen naar de versmelting der tegenstellingen: de twee speren naast elkaar en het dubbele kruis op de wapenschilden van de ruiters. De twee kruisen op elkaar vormen een achtpuntige ster, de zogenaamde Morgenster, een oeroud symbool voor het goddelijke.

De Morgenster
De achtpuntige ster is een symbool van de Soemerische godin Inanna en haar Akkadische tegenhangster Ishtar. Deze godinnen werden tevens geassocieerd met de planeet Venus, die de Morgenster wordt genoemd omdat Venus, na de zon en de maan, de helderste is van alle hemellichamen en kort voor zonsopgang zichtbaar is in het oosten. Venus kondigt als het ware de zon aan en werd daarom al in de verre oudheid geassocieerd met het goddelijke. In het verlengde hiervan staat de achtpuntige ster in diverse esoterische tradities voor de sluimerende goddelijke energie in het bekken van de mens: de kundalini-shakti genoemd door de yogi (illustratie 5).

  1. Alle symbolen op deze alchemistische illustratie verwijzen naar de kundalini-energie: de slang, de vrouw op de maan (Sophia) en de achtpuntige ster. Uit: Clavis Artis, laat 17e/begin 18e eeuw. 

De Tempeliers hebben de achtpuntige Morgenster geplaatst op munten, op zegels en op door hen gebouwde kerken en kathedralen. Een intrigerend voorbeeld vinden we tussen de diverse fresco’s in de Tempelierkapel van Cressac-Saint-Genis, in Frankrijk (illustratie 6). Mijn interpretatie is dat alle symbolen in de cirkel verwijzen naar het goddelijke in de mens, oftewel de kundalini-energie. De kleine cirkel met een punt in het midden is het symbool voor de zon en voor goud. De A(lpha) is de eerste letter van het alfabet en verwijst naar het goddelijke beginsel van onze schepping. De mysterieuze kronkellijn op de bovenkant van de A is de (slangen)beweging van de kundalini-energie, opstijgend door de wervelkolom.

  1. Fresco in Tempelierkerk

Een tweede esoterisch symbool, ook veelvuldig gebruikt door de Tempeliers, is de Roos van Venus. Tijdens een cyclus van acht jaar maakt de planeet Venus een baan om de aarde die het patroon heeft van een vijfbladige bloem (illustratie 7). Deze Roos van Venus is sinds oudsher een symbool voor het vrouwelijk aspect van God. Het patroon kan ook gezien worden als een pentagram. Zowel de Roos van Venus, als het pentagram, vinden we terug bij de Tempeliers (illustratie 8 en 9).

  1. 8. 9.7. De baan die de planeet Venus om de aarde maakt in 8 jaar.
    8. Het ornament boven de ingang van Tempelierkerk Santa Maria dos Olivais in Tomar, Portugal.
    9. Een munt, uitgegeven door de Tempeliers.

De Coudray Toren in Chinon

Een van de plaatsen waar de Tempeliers gevangen hebben gezeten, voorafgaand aan hun veroordeling en terechtstelling, is de Toren van Coudray in de Franse plaats Chinon. Op de muren van de toren hebben de mannen religieuze tekeningen achtergelaten. Deze verschaffen ons veel duidelijkheid over de gnostische kennis die zij bezaten (illustratie 10). De monniken hebben aan de kalkstenen muren van hun gevangenis toevertrouwd waarover ze tijdens de folteringen door de Inquisitie hebben gezwegen. De ruwe tekeningen bevatten symboliek waarvan alleen ‘ingewijden’ de betekenis begrijpen.

Op illustratie 10 staat links de heilige Catharina afgebeeld, herkenbaar aan haar vaste attribuut: het wiel waarop zij is gemarteld. Het wiel op deze gevangenismuur heeft acht spaken, die duidelijker zijn uitgewerkt dan de heilige zelf. Dat we dit mogen zien als een verwijzing naar de achtpuntige Morgenster, en daarmee naar de kundalini-energie, kunnen we afleiden uit de planeet Venus (cirkel met kruis eronder), links naast Catharina.

Graffiti achtergelaten door de Tempeliers in de Toren van Coudray in Chinon.
10. en 11.

Illustratie 11 sluit prachtig aan bij de symboliek van 10. Rechts zien we het hoofd van een monnik met een aureool. Dit aureool is het gevolg van de activering van de pijnappelklier, die is afgebeeld links naast de man, als een grote uitholling met stralen er omheen. De fleur-de-lys onder de uitholling, bevestigt onze interpretatie. De fleur-de-lys is een oeroud symbool van de pijnappelklier. Tussen de fleur-de-lys en de monnik is een trap met zes treden gekerfd: de zes chakra’s die de kundalini doorloopt om bij de pijnappelklier te komen.

Innerlijke kruisiging

Uit de achtergelaten graffiti in torens van de Franse Bastide-stad Domme, waar ook Tempeliers gevangen zaten in afwachting van hun proces, kunnen we afleiden dat zij wisten dat veel verhalen in de Bijbel een symbolische laag hebben. Zo staat de kruisiging van Jezus op het symbolische niveau voor het sterven van het ego tijdens het proces van spiritueel ontwaken. Op illustratie 12 staat een kruisingsscène uit de gevangenis van Domme afgebeeld. Wat opvalt is dat om het kruis en de twee bijstanders heen een huis is gekerfd. De boodschap hiervan is dat de kruisiging, op een dieper niveau, zich afspeelt in de mens.

Op het hoofd van de gekruisigde Jezus is een tweede, kleiner kruisje geplaatst. Ook dit is een aanwijzing dat de dood van Jezus staat voor een innerlijk proces. Het ego sterft als de kundalini-energie is opgestegen tot in het hoofd, en de mannelijke en vrouwelijke energieën (de innerlijke dualiteit) versmelten tot een eenheid. Dit zogenaamde heilige huwelijk wordt op illustratie 12 uitgebeeld door de man en de vrouw (de apostel Johannes en Maria) naast het kruis.

  1. Kruisigingsscène, Domme. 

Heilige Graal

Op de muren in Domme staat ook illustratie 13: een afbeelding van de Heilige Graal. Mijn interpretatie is dat dit een beker met een levensboom voorstelt, en dat dit een metafoor is voor het bekken van de mens (de beker), met de ontwaakte kundalini die omhoog stroomt naar het kruinchakra (de levensboom).

De beker is octogonaal (achthoekig), een verwijzing naar de Morgenster. De boom heeft zeven takken: dit zijn de zeven chakra’s die geopend worden door de kundalini. Een bevestiging van deze interpretatie kunnen we vinden in de Tempelierkerk van Montsaunès: de levensboom, afgebeeld op een van de muren, is op precies dezelfde wijze uitgevoerd (illustratie 14)!

  1. 14.
    13. Graffiti in de gevangenis van Domme.
    14. Fresco van levensboom in de Tempelierkerk van Montsaunès.

De Tempeliers wisten dus dat de mythische Heilige Graal geen fysiek voorwerp is, maar een metafoor voor de goddelijke energie in ons bekken. Volgens de legendes zou drinken uit de Heilige Graal genezing en eeuwig leven geven. Dit zijn eigenschappen van de kundalini-energie die, als zij ontwaakt, de mens zuivert, heelt en herenigt met God.

Jezus hangend aan een (levens)boom. De zeven punten verwijzen naar de zeven chakra’s.
Gravure uit: Hermetische schriften, Vincentius Koffsky, 1786. 

Spiritueel testament
De Tempeliers spreken nog altijd zeer tot de verbeelding. Regelmatig verschijnen er goedverkopende boeken met de meest ongeloofwaardige en ongefundeerde hypotheses en complottheorieën. Al deze eeuwen is de waarheid over de spiritualiteit van de Tempeliers zichtbaar geweest op Franse gevangenismuren: door historici niet op waarde geschat en onbekend bij een groot deel van de wereld. Een ontroerend spiritueel testament, voor ons achter gelaten door heldhaftige mannen, die gemarteld en gedood werden door dezelfde paus en koning die ze zo trouw en gepassioneerd hadden gediend.

Anne-Marie Wegh schrijft boeken over de beeldtaal van de Bijbel.
Haar nieuwste boek is Maria Magdalena, auteur van het vierde evangelie.

www.anne-marie.eu