In de Volkskrant van 5 januari 2021 stond het volgende artikel: De mondkapmeeuw, een treurig symbool voor de covid-afvalberg. De klinisch ethicus aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit vond op Nieuwjaarsdag een dode jonge zilvermeeuw langs de weg. Dat die te pletter was gevlogen tegen een auto, is helaas geen bijzonderheid. Opvallend was wel dat het dier een mondkapje bij zich droeg, waarvan het elastiek strak om de linker poot zat gewikkeld.
Sinds 1 december 2021 is het dragen van mondbedekking verplicht in alle openbare gelegenheden. Vanmiddag fietste ik naar Eindhoven, dit doe ik veelal door natuurgebied. Doordat Eindhoven historisch gezien geen stad is maar een verzameling van boerendorpjes dat groot is geworden door onder andere Philips is het één van de groenste steden van Nederland, maar dit terzijde.
Na het lezen van het bovenstaande artikel in de krant die morgen, wilde ik eens tellen hoeveel van die mondkapjes ik tegenkom op mijn weg. Op de heenweg waren het er maar liefst zeven op een route van nauwelijks vijf kilometer. De terugweg die altijd anders is dan de heenweg, heb ik het tellen maar achterwege gelaten omdat ik er heel zuur van werd.
In mijn boek: Ziekte een weg naar bewustwording dat mei vorig jaar uitkwam, staat een hoofdstuk dat gaat over de betekenis van het Coronavirus. Het was een risico om hierover te schrijven omdat het virus nog maar net een pandemie was en we op dat moment [maart 2021] nog bijna niets wisten van dit virus. In het hoofdstuk over Covid-19 schrijf ik dat het Coronavirus vooral de ziekte is van het doorgeschoten eenzijdige denken zich uitdrukkend in het luchtelement.
Zo hebben we dan ook in tijden van Corona allerlei regels bedacht die de eigenschap hebben vooral eenzijdig en kort door de bocht te zijn. In dezelfde Volkskrant van dinsdag 5 januari schrijft columnschrijver Maarten Keulemans over een student die zich aan alle regels had gehouden en alleen maar naar het gemeentehuis was gegaan (met mondkapje en de gebruikelijke anderhalve meter afstand) en toch besmet was geraakt. Bronnenonderzoek had helemaal niets opgeleverd. Bijzonder is dan hoe de schrijver toch van allerlei tastbare redenen probeert te vinden wat de reden is voor zijn besmetting. Wat ik dan mis is, dat er geen visie is dat je niet zomaar ziek wordt en dat de ziekte een relatie met jou aangaat.
Van mijn echtgenoot die arts was heb ik al jaren geleden geleerd dat ziekte een diepere oorzaak heeft en nooit voor niets komt. Met al die coronamaatregelen zijn we lichtjaren verwijderd van deze visie. Eerst zullen we moeten gaan ervaren dat ons denken de laatste decennia steeds eenzijdiger is geworden en we vooral verslaafd zijn geraakt aan statistieken en maar weinig echt zelfstandig zelf nadenken. Sanne Blauw schreef hier een interessant boek over: Het bestverkochte boek ooit Hoe cijfers ons leiden, verleiden en misleiden Cijfers en grafieken zijn vaak op een gemakzuchtige manier achter feiten willen komen waar jezelf niet de moeite voor neemt om een eigen visie over te ontwikkelen.
Terug naar de mondkapjes, afgezien van dat vogels en andere kleine dieren er in verstrikt raken en hun magen vol zit met rotzooi, is het symbool op zichzelf beeldend; de archetypische betekenis van iets voor je mond houden is eigenlijk dat je je schaamt of verbijsterd bent. Schaamte en verbijsteringt valt onder het gevoel. De psychoanalyticus C.G. Jung geeft in zijn elementenleer aan als denken in het bewuste zit, voelen automatisch in het onbewuste zit en niet zo goed werkt. Bekend is als een bepaalde energie onbewust werkt, het in eerste instantie wat inferieur werkt totdat je je daar bewust van wordt. Zo ook nu; men luistert vooral naar de statistische cijfers en beoordeelt ze klakkeloos en vergeet te voelen wat er te voelen valt. Wellicht nodigde de zilvermeeuw die werd aangehaald in de Volkskrant ons uit om over zijn verstrikkingsdood na te denken. Dit zo neerschrijvend denk ik onwillekeurig aan een van de laatste gedichten die mijn geliefde vader schreef. Zie hieronder.
Tenslotte nog dit: een saillant detail in het mondkapjes gebeuren is, dat sinds het dragen van een mondkapje verplicht is, de besmettingen alleen maar toegenomen zijn!
DE BOODSCHAP.
De weg was lang en smal, als in Novemberdagen,
Gehuld in mist en nevel, storm en regenvlagen,
Was ik een adelaar, ik zou mijn weg verkennen,
Nu moet ik hulpeloos de overmacht erkennen.
Zo liefelijk en onbezorgd passeren vrinden,
Op ’t plat getreden pad, als wissels van de hinden,
En in mijn zelfbeklag heb ik niet eens vernomen,
Dat zij verleidt, ook op een dwaalspoor zijn gekomen.
Onevenredig is het kruis wat ik moet dragen,
Gewicht en lengte die mij nu voortdurend plagen,
Dat onbegrepen kruis, dat rug en schouders wondden,
Ik mis de zin en heb geen redenen gevonden.
Zo ben ik egoïstisch met mij zelve bezig,
Begrip voor doel en hoger plannen is afwezig,
Gerust en overtuigd van mijn bescheiden vragen,
Om slechts één meter van mijn kruis te mogen zagen.
Heb ik nu werkelijk begrip, gehoor gevonden?
Wordt mij wel een signaal goedkeurend toegezonden?
Ik zocht mijn recht en loon in mijn aanhoudend klagen,
En nam het kruis om er een meter af te zagen.
Misschien zijn straks mijn vrinden dan weer in te halen,
Die eindeloze weg, met bergen, beken, dalen,
Een stemt zegt: “Als de hindernissen zijn genomen,
Dan is voldaan, om in ’t beloofde land te komen”.
Nog ben ik niet als overwinnaar aangekomen,
De laatste diepe hindernis moet nog genomen,
Een angstkreet: moet voor het laatst obstakel wijken?
Hoe kan, of mag ik ooit “t beloofde land bereiken?
Weer spreekt de stem: “Houd moed! Het kruis wat U moet dragen,
Dat wordt gekend en is allang vóór U gedragen,
De lengte van dat kruis kan ik alleen bepalen,
Ik weet alleen hoe U de overkant kunt halen”.
Een meter kruis voor brug ben ik te kort gekomen,
Voor de verstikkingsdood ontwaak ik uit mijn dromen,
Die droom met zelfbeklag, onzekerheid en vrezen,
Heeft mij wel overtuigd, het moet een boodschap wezen!
Uit: “vertrouwde stem”G.J. ter Mull