…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘tat twam asi’

Tat twam asi (dat ben je!) door Piet Winkelaar

Tat twam asi (dat ben je!)  

Over empathie en het belang ervan in verleden en toekomst  

Meer dan ooit lijkt er heden ten dage aandacht nodig voor empathie. Daarbij gaat het om zich te kunnen verplaatsen in anderen, weten wat hen bezielt en wat zij bedoelen. Met deze empathie hebben we in onze maatschappij wat moeite gelet op hoe gemakkelijk we anderen beoordelen en veroordelen en hoeveel moeite we soms hebben te begrijpen wie ze zijn. Empathie heeft te maken met gevoelens en emoties, met begrip hebben voor wat anderen denken en voelen. Maar dat is iets anders dan de eigen gevoelens en gedachten op anderen projecteren. Dat laatste wijst juist op een gebrek aan empathie. Men is dan zo geëmotioneerd dat er geen aandacht en begrip is voor wat anderen bezighoudt.

Empathie stelt ons in staat verbale en non-verbale boodschappen van anderen te verstaan en te begrijpen. Maar gelet op reacties in de media schrikt empathie ook menigmaal af. We willen niet zo gauw in de schoenen van anderen gaan staan om ze te begrijpen en te verstaan, want dan moeten we onszelf even opzij zetten, het belangrijkste wat we hebben en zijn loslaten. Dat ervaren we als lastig want we zijn juist voortdurend attent onszelf te zijn en te blijven. De eigen persoon, de eigen mening is heilig en dient verdedigd en beschermd te worden. Vermoedelijk houden we daarom, vanuit een zekere verdedigingsangst, de opvattingen en emoties van anderen op afstand en kijken we, meelijwekkend, verwonderend of beter wetend naar hen om.

Dergelijke gewoonten en vooroordelen kleuren de betekenis en het belang van empathie soms zo in dat we vergeten dat het om een van de belangrijkste vermogens gaat waarover we beschikken. Volgens bioloog Frans de Waal, gespecialiseerd in het gedrag van mensapen, vormt empathie een zeer oude verworvenheid waardoor we als soort hebben kunnen overleven. Het  is een cruciaal vermogen waardoor we ons al dan niet bewust kunnen verplaatsen in het gedrag en de gedachten van anderen. Zonder empathie kunnen we niets van anderen leren, hebben we geen taal, geen cultuur en hebben we geen mening. Empathie behoort tot een van de centrale eigenschappen van ons mens zijn. Maar als we ons bedreigd voelen, anderen als vijanden beschouwen, smelt alle empathie als sneeuw voor de zon en zijn we op oorlogspad.

In deze bijdrage ga ik eerst in op wat empathie is, schets ik hoe daarmee wordt omgegaan en geef aan waarom er juist heden ten dage meer behoefte aan is. Vervolgens schets ik hoe empathie een rol speelt in de benadering van helden en heiligen, hoe in het verre verleden empathie is ontwikkeld, hoe onze verre voorouders ermee omgingen en wat het voor de toekomst betekent als we dit kostbare vermogen zouden veronachtzamen.

Empathie en spiegelneuronen

Het woord empathie is afkomstig van het Griekse paschein en pathos dat lijden, gevoel en  emotie betekent. Empathie verwijst naar invoelen, in-lijden, inleven. Dat gaat verder dan sympathie dat naar meevoelen en meeleven verwijst. Het verschilt ook enigszins van intuïtie dat meer aanvoelen betekent. Meestal gebruiken we intuïtie bij het aanvoelen van gebeurtenissen, het juist inschatten van situaties of het invoelen en aanvoelen van wat in het handelen en gedrag precies aan de orde is. Empathie gebruiken we in de regel voor het inleven in personen. Dat zijn medemensen maar ook andere levende wezens, goden, godinnen, dieren, misschien wel alles wat leeft. Ons empathisch vermogen vormt een belangrijke factor in de omgang met anderen. Je hebt deze einfühlung nodig onder andere om relaties aan te gaan en te onderhouden, om samen te werken, te participeren, rekening te houden met anderen. Neurologen geven aan dat spiegelneuronen een centrale rol spelen bij het vermogen tot empathie. Mensen bezitten zo’n honderd miljard zenuwcellen of neuronen. Spiegelneuronen, die men aan het eind van de twintigste eeuw ontdekte, zijn gelokaliseerd in de grote hersenen. Een spiegelneuron van iemand weerspiegelt het gedrag van een ander op zo’n manier dat deze het nadoet. Het werkt aanstekelijk. Geeuwen van een ander doet jezelf ook geeuwen. Pasgeboren kinderen spiegelen zich aan het doen en laten van de moeder, groeien op door het gedrag van hun ouders en omstanders na te bootsen, woorden en gebaren na te doen en te herhalen. Deze neuronen spelen een centrale rol in het sociaal leerproces, bij het ontwikkelen van denken en voelen, het imiteren van klanken, het produceren van woorden en zinnen. (Bij het centrum van Broca -het taalcentrum in de hersenen- treft men veel spiegelneuronen aan.) Het op het spoor komen van deze spiegelneuronen vormt een van de belangrijkste ontdekkingen in de neurologie. Die zenuwcellen worden actief wanneer ze waarnemen en aanvoelen wat een ander beweegt. En dat gebeurt op dezelfde plek in de hersenen als bij degene die wordt waargenomen. Maar ze worden niet alleen actief in de zin dat ze spiegelen en nabootsen, ze reageren ook, vullen dat gedrag aan met een eigen reactie. Ze zijn dus reciproque en worden daarom soms ook interactieneuronen genoemd omdat ze meer doen dan alleen maar spiegelen. De neuronen zijn genetisch bepaald maar dienen wel ontwikkeld te worden. Dat gebeurt in de regel door op het juiste moment van het ontwikkelingsproces de juiste imitatie ervaringen op te doen. Daardoor leren kinderen het gedrag van anderen begrijpen en interpreteren en zijn ze in staat ook zelf eigen gedrag te ontwikkelen. Vanuit verbondenheid en vereenzelviging door middel van observeren en imiteren ontwikkelen ze empathie. Dat lijkt een basaal sociaal leerproces.

Spiegelneuronen zorgen zo voor een emotioneel en cognitief inlevingsvermogen, voor inzicht in denkpatronen en gedragingen van anderen. Ze zijn heel belangrijk bij sociale interactie. Een verminderde activiteit van spiegelneuronen bewerkstelligt een slecht inlevingsvermogen en verschillende vormen van autisme die vaak als tegenpolen van empathie worden aangemerkt. Mensen met autistische kenmerken hebben moeite met sociale contacten en blinken niet uit in het omgaan met hun medemensen. Ze kunnen de gevoelsuitdrukkingen van anderen moeilijk of onvoldoende herkennen; gewone  communicatie gaat hen niet makkelijk af. Vermoedelijk hangt dat samen met onvoldoende mogelijkheden in waarnemen en imiteren, met afwijkingen of trage ontwikkelingen op dat gebied. Soms blijkt dat slechthorende kinderen of zij die seksueel zijn misbruikt minder ontwikkelde spiegelneuronen bezitten. Het kan zijn dat ze zich bedreigd voelden en medemensen eerder als vijanden beschouwden hetgeen empathie kan blokkeren of spiegelneuronen doen verschrompelen.

Volgens onderzoekers van de universiteit van Michigan zou het empathisch vermogen van studenten gedurende de laatste dertig jaar met 40% zijn afgenomen. Ze vermoeden dat dit te maken heeft met de informatietechnologie en de grote hoeveelheid digitale informatie die wordt opgenomen en empathie bemoeilijkt. Dit onderzoek roept de nodige vragen op want een afname van empathie met 40% is wel erg veel. En wat heeft men precies gemeten, op welke manier? Dit onderzoek noopt in ieder geval tot meer onderzoek. En dat is niet eenvoudig. Emoties en gevoelens zijn complexe begrippen, waarnemen en imiteren kunnen op velerlei manieren plaatsvinden. De vraag is ook of en op welke manier minder empathie tot meer autisme leidt.

Autisten kunnen soms goed meevoelen met de ander. Ze raken zelfs van slag als een ander iets overkomt of als die zeer geëmotioneerd is. Ze bezitten dan een affectieve empathie, maar geen cognitieve. Dat betekent dat ze wel bijzonder gevoelig kunnen zijn voor de gevoelens van een ander, maar moeite hebben die ander te begrijpen. Het ontbreekt hun aan cognitieve empathie. Ze kunnen niet door de ogen van de ander de wereld waarnemen en interpreteren. Het gemis aan cognitieve empathie noemt men ook wel mindblindness, verstandelijke blindheid. (Er ligt enige verwantschap met alexithyme, waar men geen woorden heeft voor innerlijke gevoelens en die dan ook gemakkelijk niet als realiteit worden beschouwd.)

Vormen van autisme komen meer en vaker voor bij mannen dan bij vrouwen die op hun beurt meer empathie tonen. Volgens de Britse psycholoog Baron-Cohen zorgt het mannelijk geslachtshormoon testosteron voor meer autistische en minder empathische gedragskenmerken. Daar is veel over te doen. Mannen en vrouwen verschillen ook qua brein en gedrag en beide elementen beïnvloeden elkaar. Het limbisch systeem in de hersenen is bij vrouwen vaak groter dan bij mannen en dit gedeelte reguleert emoties, motivatie en de verwerking van taal. Vrouwen zouden meer spiegelneuronen bezitten. Maar mannen hebben in het algemeen weer grotere hersenen waarin de cortex een belangrijke rol speelt bij het verwerken van ruimtelijke informatie, systematisch handelen en doelgericht gedrag. Evolutionair rolgedrag van man en vrouw gedurende een lange geschiedenis is daarbij zeker een factor geweest. Het is bekend dat ons brein uit twee hersenhelften of hemisferen bestaat die onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren maar gewoonlijk samenwerken. Beide delen worden met elkaar verbonden door de hersenbalk welke bij vrouwen meestal iets breder is dan bij mannen, hetgeen kan betekenen dat ze beter in staat zijn verbindingen te maken tussen de verschillende onderdelen. Dat lag ook in haar functie van kinderen krijgen en grootbrengen en de familie bij elkaar houden. Mannen hadden in oorsprong als taak de vijand op te sporen en te verdrijven. Misschien kunnen ze daardoor ook makkelijker onderscheidingen aanbrengen en emoties minder toelaten. Veel wetenschap heeft daar baat bij gehad.

Het heeft weinig zin van deze verschillen karikaturale tegenstellingen te maken die een blokkerende en statisch bevestigende werking hebben. Niemand is hetzelfde en er bestaan talloze genetische variaties ook in het man en vrouw zijn. Bovendien spelen cultuur, opvoeding en ervaring een rol en bepalen mede tot wie we zijn. Mannen vertonen in de regel een sterker ego. (Dat beïnvloedt ook weer de hersenen.) Zaak is de voor- en nadelen van de verschillen onder ogen te zien en bij te stellen voor zover dat gewenst en mogelijk is. Sommige personen hebben last van narcistische disempathie. Anderen zijn sociale horken met weinig empathie, maar die blijken soms weer van grote waarde in de wetenschap. Een voornamelijk rationele benadering en een monomaan en doelgericht bezig zijn zonder veel empathie voor de medemens heeft tot uitvindingen en ontdekkingen geleid. Zonder die inbreng was er waarschijnlijk geen Verlichting ontstaan, hadden we geen stoommachines gehad, geen auto’s, vliegtuigen en computers. Degenen die harde besluiten moeten nemen en hoge functies hebben zijn in de regel weinig empathisch, schrijft neurowetenschapper Sam Harris. Hij geeft aan wat daarvan het voordeel is. Empathie leidt af, verstoort het nauwgezet en doelgericht werken. Tegelijk geeft Harris aan hoe men bij proefpersonen door middel van empathische oefening en compassiemeditatie hersengebieden die spiegelneuronen bevatten kunnen worden geactiveerd met als gevolg een significante toename van empathie. Voor mensen met minder empathie (minder ontwikkelde spiegelneuronen) of met teveel autistische kenmerken liggen er mogelijkheden. Ze kunnen hun inlevingsvermogen een beetje versterken en leren hoe daarmee om te gaan.

Op weg naar een andere samenleving

In veel culturen is sprake van een mannelijke dominantie. Dat zijn culturen met patriarchale kenmerken waar men vaak weinig begrip heeft voor mensen die anders zijn. In onze westerse joods-christelijke cultuur werden emoties veelal als minderwaardig beschouwd, ze mochten in ieder geval de traditionele en verstandelijke werkwijzen niet beïnvloeden. Vrouwen speelden in het publieke domein een ondergeschikte rol. Politiek en privé vormden gescheiden circuits. Openlijke empathie was iets voor privé, binnen het publieke domein bestond daar weinig ruimte voor. Onder andere deze aspecten zijn als kenmerken van vaderculturen aan te duiden.

In onze maatschappij lijkt empathie bij belangrijke beslissingen in politiek en bedrijfsleven geen grote rol te spelen. Nieuwe ontwikkelingen als centrale regelgeving, schaalvergroting, computerisering en informatietechnologie bieden daar zelfs weinig gelegenheid toe. Die hebben hun regels en kennen amper uitzonderingen want uitzonderingen halen de regel onderuit. Ze bevestigen niet de regel zoals men in vroeger tijden nog zei. Om een uitzondering te kunnen maken is empathie nodig, een inleven in de positie van de uitzondering. Maar dat ligt niet in de lijn van de huidige informatie- en communicatietechnologie. Computergestuurde bedrijven en instellingen functioneren rationeel en efficiënt, zonder empathie. Er is geen voelen wat een ander voelt. Iedereen is een getal. Men werkt met cijfers en statistieken waarbij het unieke van ieder mens uit het vizier raakt. Dat bevordert anonimisering. Met het voornamelijk verzamelen van gegevens, van data en het denken in getallen wordt de werkelijkheid gemakkelijk onpersoonlijk benaderd. De Duits-Koreaanse filosoof Han noemt dit overtrokken verzamelen van gegevens: dataïsme. Hij spreekt zelfs over data-totalitarisme of data-fetisjisme dat geen toegang meer biedt tot het eenmalige en unieke. Er is amper of geen aandacht voor de concrete medemens. Men gebruikt uitdrukkingen als algemeen belang, de gemiddelde Duitser of de gemiddelde Nederlander, statistische begrippen die voornamelijk op papier bestaan en die men op straat en in het dagelijks leven niet tegenkomt. Digitale dataverzamelingen zijn volgens Han volledig gebeurtenisblind. Ze zien af van betekenis en betrokkenheid, van angst, woede, enthousiasme en emotie. Computers en robotten lijken extremer te functioneren dan vroegere patriarchen en machthebbers want ze hebben minder of geen empathie.

Juist nu er robotten op de markt komen die geen oog hebben voor empathie en voor de individuele mens, die veel werk uit handen nemen en die met grote rekenkundige intelligentie gegevens inventariseren en berekeningen uitvoeren waar zowel wetenschap als politiek graag mee schermen, spatten op veel gebieden de emoties op, als ware het een tegenreactie. Het is alsof de digitale kurk op de fles die de emoties en gevoelens afschermt er met alle kracht afvliegt. Het gebeurt zonder begrip, zonder nuance, zwart – wit, en het creëert een gepolariseerd decor tegen welke achtergrond we in de verschillende media ons met elkaar verhouden. Bij het minste of geringste maken diverse mensen zich kwaad, verbergen hun gevoelens niet en tonen ongegeneerd hun emoties. Daarmee reageren ze op ambtelijke raderen, op  computertechnologie en koele berekeningen van technici, ageren ze tegen formele politici en zakelijke journalisten die geen begrip voor hen tonen. Men wil laten zien  wie men is zonder enige relativering van het eigen ego en zo geëmotioneerd dat men niet invoelt wat anderen beweegt, dat men weinig begrijpt van zelfmoordenaars, criminaliserende vluchtelingen, hooligans en mensen die zich in een andere positie en in andere omstandigheden bevinden.

Bij deze contrasterende ontwikkelingen is begripvolle empathie het kind van de rekening. Er is wel emotie maar geen empathie. Men beschouwt de maatschappij als onveilig, men weet zich bovendien bedreigd. Mede daardoor schuiven we onze empathische en sympathische eigenschappen terzijde. En daar komen dan ook weer reacties op. Ondanks de anonimiserende technologie en het gevoel van onveiligheid door oorlogen, aanslagen en migraties, wordt er gewerkt aan een andere wereld waar mensen meer eigenaar worden van hun eigen bestaan, waar meer aandacht komt voor onderlinge communicatie en sociale wederkerigheid in plaats van dictatoriaal of goedbedoeld patriarchaal leiderschap. De invloed van vrouwen in het publieke domein is groeiende. Menig bezorgde auteur of spreker stelt een gemis aan empathie en compassie op de agenda en vraagt zich of het verwaarlozen van empathie niet een proces van ontmenselijking teweegbrengt. Steeds meer mensen in het Westen beginnen in te zien dat doorgeschoten individualisering, die weinig cognitieve affectie heeft met anderen, de mens uiteindelijk eenzaam achterlaat en dat er empathie nodig is. Sommigen beweren dat de economische en technologische dominantie een bedreiging vormen voor een menselijke samenleving, anderen zingen ‘Alle Menschen werden Brüder’.

Deze tegengestelde ontwikkelingen bewerkstellingen onzekere tijden maar bevestigen wat bekend is sinds mensenheugenis: leven is een avontuur met alle gevaren van dien. Posthumanisten voorspellen een nieuwe en andere mensheid met robotachtige wezens die langer leven, minder gebreken vertonen en over een gecomputeriseerd verstand beschikken. Er presenteren zich transhumanisten die mogelijkheden ontwaren om genetisch gemodificeerde organismen te ontwikkelen met verstandelijke en technische mogelijkheden die emoties uitbannen en de grenzen van het mens-zijn verleggen. Ze denken daarbij aan nieuwe mensen die eugenetisch zijn gemodelleerd, superieur zijn vergeleken met de huidige mens en helemaal geen last hebben van empathie.

Het is de hoogste tijd na te denken over empathie als een van de meest elementaire bouwstenen van het leven zoals Frans de Waal suggereert. Een reflectie en bezinning op Einfühling, op dat empathisch vermogen, is niet alleen wenselijk maar noodzakelijk en urgent. Dan is het nodig onszelf wat te relativeren, dingen los te laten en daardoor open te staan voor anderen.

Helden en heiligen

Empathie kan betekenen dat men oog heeft voor het unieke en bijzondere van mensen, dat men daarvoor begrip heeft ook als het afwijkt van het gewone en normale. Vanouds is er weinig begrip en betrokkenheid met mensen die anders zijn omdat die als een bedreiging werden gezien, al koesteren we natuurlijk de uitzonderingen. In de oudheid stond empathisch overleven van de eigen groep centraal. Buitenstaanders waren vijanden, barbaren die een bedreiging vormden. De huidige wereld lijkt echter kleiner geworden want we krijgen informatie over alles en iedereen. In die zin zijn er amper nog buitenstaanders. De talloze migraties vragen ook om meer begrip en empathie. We leven dus in andere tijden maar de evolutionaire genen liggen diep verankerd. Er is moeite om te gaan met excentriekelingen, met vreemdelingen, jongeren die protesteren en kabaal maken. We kijken met scheve ogen naar Joden, Turken, Marokkanen en Afrikanen omdat ze zich anders gedragen en er opvattingen op na houden die we als bedreigend ervaren.

In de praktijk gaat het niet om wel of geen empathie. Er bestaan verschillen in empathie qua sterkte en omvang. Misschien heeft alles wat leeft wel empathie, het ligt eraan in welke mate en voor wie of wat. Frans de Waal spreekt over een biologisch imperatief, doch er is verschil tussen veel en weinig en het is ook de vraag voor wie we empathie koesteren. Een moeder vormt de spiegel voor haar kind dat haar imiteert. Kleine kinderen weten zich nauw verbonden met hun ouders en pas in een later stadium ontstaat er meer afstand. Zo gauw kinderen zich van hun ouders kunnen onderscheiden (misschien op het moment van ‘ik’ zeggen), ontstaan er mogelijkheden dat ze zich in hen kunnen inleven. Dan worden ze voor hen een voorbeeld, een rolmodel en komen zo tot meer eigen gedrag. Door te observeren en zich verbonden te weten, door imiteren en het ontwikkelen van eigen gedrag krijgt empathie vorm en ontstaat er een leerproces dat zich op verschillende manieren manifesteert. Als kinderen groter worden, kunnen ze fan worden van de juffrouw of meester op school, van een sportheld, een filmster, een alom gerespecteerde man of vrouw. Fans hebben niet alleen maar oog voor zichzelf maar hebben bewondering voor hun helden, weten zich met hen verbonden en verwant, en nemen daardoor ook makkelijk iets van hen over.

We hebben voorbeelden nodig. Er bestaat behoefte aan helden en heiligen die de weg wijzen en waarmee men zich empathisch kan verhouden. Dat gebeurt in verschillende mate en op velerlei manieren. Zo hebben velen bewondering voor Gandhi, Martin Luther King, Hannah Arendt of moeder Teresa en stellen hen als voorbeeld ter navolging. Anderen spiegelen zich aan hun oud-leraar biologie, zelfs zodanig dat ze zelf ook bioloog zijn geworden. En weer anderen bewonderen hun oma, volgen haar na en worden ook hoogleraar op de universiteit. Altijd spelen waarneming, bewondering, verbondenheid, inleving en imitatie een rol en vormt empathie een belangrijke factor.

Je zou denken dat er voldoende overeenkomst moet zijn tussen de bewonderde en de bewonderaar, tussen de fan en zijn idool, tussen de kleindochter en haar oma. Het lijkt moeilijker je in een ander te verplaatsen als er een grote afstand moet worden overbrugd. Dat is misschien waar, maar de makkelijkste weg is niet altijd de beste. Hoe groter de afstand en hoe meer verschillen er worden ervaren om in de schoenen van en ander te staan, des te groter is de uitdaging. Vermoedelijk zijn de gevolgen ook vele malen groter in de zin van rijker en vruchtbaarder. Empathie is ook het vermogen om de verschillen en tegenstellingen die er tussen levende wezens bestaan te overbruggen, er begrip voor te krijgen zodat dit ook vruchtbaar wordt, tot resultaten leidt. Misschien zit het leven zo in elkaar dat in de verzoening der tegenstellingen iets nieuws wordt geboren. In de natuur bieden verschillen en tegenstellingen tussen mannen en vrouwen de mogelijkheid om zich met elkaar te verbinden waardoor er nieuw leven ontstaat. Een these en een antithese kunnen een synthese vormen. Verschillen die worden benadrukt kunnen ertoe leiden dat mensen elkaar bestrijden en bevechten vooral als ze alleen maar zichzelf zien. Maar als ze hun ego loslaten en zich in elkaar verplaatsen, kunnen ze zich verbinden en veranderd terugkeren tot zichzelf. Empathie staat voor invoelen en inleven in wat anders is. Dat staat voor groei en verandering. Dit gebeurt niet als men alleen maar onveranderd en statisch vasthoudt aan wat men heeft en wat men is. Empathie raakt aan liefde en compassie. Je kunnen verplaatsen in anderen is zo oud als de mensheid, is essentieel om sociaal te kunnen functioneren  en vormt in veel gevallen een bron van inspiratie.

Al in de vroegste geschiedenis zijn er de mythen en de oude mythologische verhalen van Babyloniërs, Egyptenaren, Grieken en Hindoes die als het ware oproepen zich te spiegelen aan helden en goden. Vierduizend jaar geleden ontstond in het zuiden van Mesopotamië het epos van Gilgames en duizend jaar daarna verschijnen de Ilias en de Odyssee. Daarin treden helden op waarmee mensen zich kunnen vereenzelvigen, voorbeelden die moed en kracht uitstralen en die hun boven zichzelf laten uitstijgen door ook heldendaden te verrichten, gevaren te trotseren en de angst voor de dood te overwinnen. Ook bij de oude Israëlieten zijn er de verhalen die een beroep doen op empathie, die vertrouwen en begrip teweegbrengen om te doen wat er gedaan moet worden. Isis en Osiris, Mozes en Joshua leidden zo hun volgelingen door het bestaan en deden hen overleven.

In de christelijke cultuur is het Jezus de Christus waarmee miljoenen christenen zich empathisch verbonden weten. Ook vormen Maria, apostelen, martelaren, belijders en talloze heiligen de voorbeelden die bemoediging, inspiratie en ondersteuning in het dagelijks leven bieden doordat men niet alleen maar zichzelf centraal stelt maar zich met hen verenigt en identificeert. Daardoor kan men tegenslagen overwinnen en soms zelfs tot de gemeenschap der heiligen toetreden. Met veel empathie kan men zich in hoge mate verbinden met Jezus of Maria zoals het geval is bij monniken en begijnen die zich afzonderen en zeer intensief de Imitatio Christi beleven. Van Padre Pio is bekend dat hij dezelfde bloedende wonden (stigmata) kreeg als Christus aan het kruis. Hij had open en scherpe wonden in handen en voeten en ook in zijn zijde op de plek waar het lichaam van Jezus aan het kruis met de speer van een der soldaten was doorboord. Er is empathie in verschillende mate. Veel eenvoudige christenen leven en leefden – afhankelijk van tijd en cultuur – in de verhalen van de Bijbel waarbij ze zich enigszins konden identificeren met bepaalde personen of zich nauw met hen verbonden wisten. Mede daardoor leerden ze zich in te zetten voor anderen, hun vijanden te bestrijden en een eigen leven te leiden. Zo kwamen ze soms ook tot heldendaden of leverden ze via inzet en studie een bijdrage aan de samenleving.

Mysteriën en rituelen

In de oudheid kende men in veel gebieden – lang voordat er van religie of wat men daaronder verstaat sprake is – de zogenaamde mysteriën. Daarover is weinig bekend  maar vooral van de Egyptische en Griekse mysteriën hebben we enige informatie. In geheimzinnige samenkomsten werden daar  uitverkoren personen ingewijd in de hoogte- en dieptepunten van het bestaan waardoor ze status en wijsheid verwierven. Daartoe verplaatsten ze zich via hun empathisch vermogen in figuren uit de oude verhalen (mythen) van Isis, Demeter, Dionysos en vele anderen. Zo’n persoon werd door hen ten tonele gevoerd en daarin beleefde men hetzelfde wat deze volgens de mythe had beleefd. Zo werd men geconfronteerd met de pijn en ellende van een Hecaté of Osiris en stond men doodsangsten uit, maar deelde ook in de overwinning en de glorie van het goddelijk idool. De ingewijden spiegelden zich daaraan, namen hun plaats in, legden zich neer in een sarcofaag, vergoten hun bloed en wisten zich verbonden met Osiris, met Isis en Demeter, de graanmoeders die zorgden voor voedsel en beschikten over leven en dood, of met Dionysos de god van de dans, de wijn en de extase. Zij die het overleefden werden de ingewijden (mystoi). Ze noemden zich in navolging van Dionysos de ‘tweemaal geborene’. Door zichzelf weg te cijferen en zich empathisch met hun goddelijke held te identificeren, werden ze opnieuw geboren. Voor het gewone volk waren ze vertegenwoordiger of plaatsbekleder van degene met wie ze nauw verbonden waren geweest. De mystoi hadden de angst voor de dood overwonnen en vertoonden een wijsheid die de niet-ingewijden (profani) zeer ter harte namen. Door empathie werd men in de mysteriën telkens opnieuw geboren en leerde men ‘met vreugde te leven en in dankbaarheid te sterven’, zoals een Grieks schrijver meldt. (De eerste christenen noemden het doopsel een tweede geboorte.) Sommige auteurs beschouwen de mysteriën als de universiteiten van de oudheid.

Volgens Bernard Lievegoed lag de bloeitijd van de mysteriën ver voor de Griekse klassieke oudheid. Hij gaat ervan uit dat mysterieuze gebruiken en ceremoniën rond waterbronnen en op offerplaatsen lijkende stenen al duizenden jaren lang in veel oude culturen plaatsvonden. Naar analogie van de Griekse samenkomsten noemt men ze mysteriën waar het om inwijdingsfeesten rond geboorte en dood zou zijn gegaan, om offer- en rouwplechtigheden. Met hun empathisch vermogen en met gebruiken en rituelen die hen in extase brachten konden mensen zich met gepersonifieerde machten en krachten verenigen en tot heroïsch gedrag komen. Zo namen ze het gedrag van een leeuw over, van een goddelijke held, een god of godin. Met veel empathie doodden ze misschien in vroeger tijden ook dieren en mensen om zich met hun leven en dood te identificeren, zich dat leven en die dood toe te eigenen en zich te realiseren dat zij het zelf waren die ademden, leefden en stierven.

In de verre oudheid zouden er mensen- en dierenoffers hebben plaatsgevonden die men lieert aan goden en godinnen. Wanneer in oude mythen wordt gerept over mensenoffers, wanneer een koning of een kind wordt geofferd, is er echter niet altijd sprake van offeren aan een god of godin. Dat stamt uit een latere periode zoals J.G. Frazer al schreef in The Golden Bough (1922). Aanvankelijk was het offer een ingrijpende empathische gebeurtenis van de toenmalige samenleving, een eerbetoon aan het bestaan dat zonder dood geen betekenis heeft. Het ritueel doden van de oudste zoon, de sterkste man of de mooiste vrouw was misschien een intens beleven van de grenzen van alles wat mensen doen waardoor het kwetsbare en tijdelijke leven beter was uit te houden. We weten het niet. Wellicht ervaarde men het als een culminatie van leven en dood, als een intensivering van het bestaan waardoor men leven en dood accepteerde, relativeerde en omarmde. De dood vormde geen bedreiging. Voor ons niet te begrijpen omdat wij heel anders omgaan met leven en dood, omdat we minder goesting hebben met rituelen en sterk geïndividualiseerd zijn. Het is moeilijk, misschien wel onmogelijk de zin en betekenis van oude mythen en rituelen uit te leggen of te verklaren. Het betreft bovendien ervaringen en die zijn van een andere orde dan het praten of schrijven erover. Een ervaringsritueel is iets van de stam, het samenlevingsverband of de maatschappij, en verloopt volgens een protocol waarvan de uitvoerders niet de bedenkers of ontwerpers zijn. Ook hun motieven en bedoelingen zijn niet relevant, spelen geen rol, zijn niet aan de orde. Het gaat om het voltrekken van betekenisloze handelingen die echter het dagelijkse doen en handelen in een ander licht plaatsen. Juist vanuit zulke verstarde en tijdloze handelingen schept men een kader dat verleden en toekomst present stelt, waar een gebeuren kan plaatsvinden dat aan de gewone zin en betekenis der dingen ontstijgt. [Een gebeuren is niet iets wat mensen tot stand brengen, geen gevolg van een prestatie, maar iets wat hen overkomt. Een gebeurtenis valt niet te organiseren, maar gebeurt en overschrijdt dan de grenzen van het alledaagse bestaan. Het slaat in en beïnvloedt de toekomst.]

Rituelen en oude verhalen (mythen) van verre voorouders zijn amper nog voor ons toegankelijk. Met name individualisering, angst voor de dood en veronachtzaming van elke contingentie hebben ons tot andersoortige mensen gemaakt. We hebben een andere benadering van de werkelijkheid en beschouwen de dood als tegenpool van het leven. Misschien vormen individualisering en onveiligheid, waardoor we medemensen sneller als bedreigend ervaren, factoren die de empathische spiegelneuronen buitenspel zetten en ons meer narcistisch en autistisch doen zijn.

In het oude India verwijzen de Veda’s en Upanishads naar teksten die men gebruikte bij rituelen en plechtigheden van de zogenoemde mysteriën. In deze oude offerboeken staat de uitdrukking: tat twam asi, dat ben je. Je bent degene waarmee je jezelf identificeert. In de mysteriën is dat degene die je leert hoe te leven en hoe te sterven. Maar voor tat twam asi  dien je eerst jezelf en de situatie waarin je verkeert los te laten, niet krampachtig vast te houden aan wat je hebt en bent. Dat was in de verre oudheid minder een probleem want je was niet iemand maar slechts een lid van de groep of de vertegenwoordiger c.q. de plaatsbekleder van iets of iemand die je niet was. Het ik of het ego speelde geen rol en de dood vormde amper een bedreiging. Je was als een valk, een gier of een slang, als een maïskorrel, een appel, een bok of een rund die gegeten kon worden. ‘O wonderbaar, ik ben voedsel. Ik ben een eter van voedsel’, lezen we in de Veda’s. Leven is eten en gegeten worden, is doden om te kunnen leven. De prehistorische mens had weinig te verliezen, betekende weinig maar kon door zijn empathisch vermogen zich met al het levende identificeren. In de Upanishads is te lezen dat Atman (je levensbeginsel) in alle levende wezens is terug te vinden en ook Brahman vormt. Empathie maakt het mogelijk zich daarmee te vereenzelvigen: je bent dit, je bent dat, tat twam asi. ‘Die Atman van mij in het hart is groter dan de aarde, groter dan het luchtruim, groter dan de hemel en groter dan alle werelden’, heet het in de Tjandogya Oepanisjad. Empathie kan mensen optillen vooral als ze nergens aan vastzitten. Vermoedelijk hadden mensen in de oudheid minder te verliezen dan wij.

Het zich vereenzelvigen met wat we niet zijn om zo meer te worden dan waartoe we in staat zijn lijkt een cruciaal thema in de menselijke geschiedenis. Zowel in de menselijke fylogenie als in de ontogenie van ieder mensenkind speelt empathie een centrale rol. Het ligt diep verankerd in ons bestaan en biedt voortdurend mogelijkheden onze grenzen te verleggen. Het kan dan ook niet zo zijn dat we empathie laten verschrompelen doordat we vasthouden aan wie we zijn en ons niet inlaten met wat ons niet eigen is. Dan wordt het tijd de bakens te verzetten. 

Mortaliteit en nataliteit

Om meer open te staan voor empathie en spiegelneuronen tot ontwikkeling te brengen is het de kunst zich van angst te bevrijden, niet te snel in de verdediging te schieten en nieuwsgierig in het leven te staan. Maar dat is verre van eenvoudig. Hoewel we in een maatschappij leven die vergeleken met andere culturen en andere tijden misschien wel de meest veilige is, voelen we ons onveilig, zijn we bang voor aanslagen, criminaliteit, wanbeleid, oorlog, voor vreemdelingen die we niet vertrouwen, asielzoekers met andere (geloofs)opvattingen en een andere moraal die we als bedreigend ervaren. We zijn ook bevreesd voor ziekte, voor lijden en dood hoewel nooit eerder in de geschiedenis mensen in staat zijn geweest zoveel ziekten te genezen, pijn te verlichten, leven te verlengen en een zachte dood mogelijk te maken. Toch lijkt de angst groter dan ooit. En soms zijn we ook bevreesd ons werk te verliezen, onze baan te moeten inleveren, onze partner of onze familie kwijt te raken. Kortom, we leven in een maatschappij waar angst heerst in velerlei vormen ten teken dat we ons bedreigd weten. In de regel betekent dit dat we ons moeten verdedigen en de potentiële vijanden elimineren. Daar is weinig plaats voor empathie.

Maar wie zijn wij dat we ons zo gemakkelijk bedreigd voelen en aangevallen? Wat is er met ons gebeurd dat we zo vasthouden aan wat we hebben en wie we zijn? Vermoedelijk is het vastklampen aan wat we bezitten en denken te zijn alsmede de angst dat te verliezen, de prijs die we betalen voor de rijkdom, de ontwikkeling en de vanzelfsprekende zekerheid die de westerse cultuur tot stand bracht, voor de veilige geborgenheid waarmee die christelijke cultuur ons naar het vaderhuis leidde. Langzamerhand ontdekken we dat het leven zich aan ons anders presenteert. Bezit, zekerheid en veiligheid vormen geen vaste componenten van het bestaan. Niets blijft wat het is en altijd duurt alles maar even. Ons leven is een onooglijk lichtpuntje dat in minder dan een femtoseconde opflakkert om dan te verdwijnen in een donker grenzeloos heelal om nooit meer terug te keren, er nooit meer te zijn. Maar het paradoxale van de situatie is dat we door onszelf wat minder belangrijk te vinden en ons ego te dimmen, we meer oog krijgen voor de lichtpuntjes van anderen en voor al dat licht aan de horizon. We kunnen onze horizon openbreken en de weg vrijmaken voor een nieuw begin, nieuwe einders en nieuwe werelden ontdekken. We hoeven niet te blijven vastzitten aan wat we gewend zijn, maar kunnen ons in anderen verplaatsen, de bakens verzetten. We kunnen iets loslaten van wat we hebben en zijn en iets nieuws beginnen. Hannah Arendt noemt zo’n begin een nieuwe geboorte, nataliteit. Empathie biedt de mogelijkheid ons met anderen te verbinden, in hun schoenen te staan en daardoor de wereld op een andere manier te benaderen, opnieuw geboren te worden en anders in het leven te staan. Vanuit de krochten van het verleden zijn stemmen te horen die ons toefluisteren dat men zich met elk Atman en Brahman kan vereenzelvigen. Van ervaringen van ingewijden en mystici uit talloze regio’s is op te maken dat verlies winst kan betekenen, dat men door lijden en verdriet veel kan verliezen maar ook opnieuw geboren kan worden en een nieuw mens te zijn: tat twam asi. Dat is iets anders dan krampachtig vasthouden aan wat je hebt en jezelf alleen maar verdedigen.

Door de rijkdom en schittering van onze cultuur wat te temperen, door iets van die grote zekerheid en veilige geborgenheid los te laten en minder vanzelfsprekend de weg naar het vaderhuis te volgen, staan we meer open voor nieuwe uitdagingen, ontwaren we andere mensen en andere culturen, begrijpen we iets meer van criminelen en terroristen, is er empathie en bestaat de mogelijkheid van een nieuwe geboorte. Dan blijken mensen zich op verschillende manieren in anderen te kunnen verplaatsen, liggen er kansen voor nataliteit. Maar wat er aan voorafgaat is loslaten, minder vastzitten aan het vertrouwde, jezelf relativeren, een beetje sterven aan wat je hebt en wie je bent: mortaliteit. Dat omvat manieren van loslaten, van verliezen en doodgaan. Dat valt in onze cultuur niet mee. De angst voor mortaliteit in al zijn vormen is groot en kan de toegang tot empathie gemakkelijk belemmeren.

Wat betreft mortaliteit valt er soms iets te leren van hen die niets hebben te verliezen, zoals de allerarmsten en meest gebrekkigen, de zwaar gehandicapten en ernstig zieken, degenen die alles zijn kwijt geraakt, hun bezittingen, hun kinderen, hun land en hun zelf. Zij hebben niets meer te verdedigen want alles is verloren, ze hoeven niets meer los te laten. De beker van mortaliteit is bijna leeggedronken. Niets is erg want alles is erg. Daarom kunnen ze zich makkelijk vereenzelvigen met wat zich aandient. Zij die zich zwak weten, ten einde raad zijn, weerloos en kwetsbaar, staan eerder open voor de lichtheid van het bestaan. Lichtheid betekent overgave, empathisch openstaan, betekent dat er niets is om vast te houden. Bij lichtheid is de zwaarte van het bestaan verdwenen. De zwaarte van dood en de zwaarte van leven worden als het ware tegen elkaar weggestreept. Lichtheid houdt ook in: weerstand bieden zodra verzet en kwaadheid opkomen, niet toestaan dat de vrijheid wordt opgeofferd aan woede en haat, schrijft de zwaar gehandicapte filosoof Alexandre Jollien. ‘Dit is de grootste uitdaging: een leven vormgeven, een bestaan op zand bouwen, met als gidsen ook de grootste gekken, baanbrekers met een deukje die alle gezond verstand ten spijt door blijven vechten en ons een broze en voortdurend bedreigde leidraad bieden. Voor wie het aandurft zonder illusies te leven, kan de vergankelijkheid van het leven een bron worden’, aldus Jollien.

Maar ook zonder beroofd en berooid te zijn is er empathie mogelijk, een empathie die vormen van loslaten mogelijk maakt en ons opnieuw laat geboren worden. De vroegere mystoi en de oude teksten uit de Veda’s houden het ons voor: heb geen angst want uiteindelijk hebben we niets te verliezen. Mortaliteit en nataliteit vormen de twee danspassen van ons bestaan waarmee we ons voortbewegen, pirouettes maken, waarmee we vroeger denken en handelen loslaten en nieuwe mogelijkheden aanboren, waarmee we het leven kussen in het voorbijgaan.

Vereenzelviging met wat we niet zijn 

Empathie staat in nauw verband met mortaliteit en nataliteit. Zij vormen de twee danspassen, de twee oerdriften die de oude Grieken benoemden als Thanatos en Eros, de een om het bestaande los te laten, ongedaan te maken, de doodsdrift, en de ander om te beginnen, zich te verbinden, verliefd te zijn, geboren te worden. Beide kunnen niet zonder elkaar. Maar het ziet er naar uit dat wij in onze maatschappij voornamelijk de nataliteit omarmen. We schuwen vormen van mortaliteit, hebben moeite met loslaten; we houden alles vast tenzij het van ons wordt afgenomen of uit handen wordt geslagen. Pijn en verdriet bedreigen ons welbevinden en we proberen die te bestrijden en uit te bannen. Maar ze maken juist onze kwetsbaarheid en broosheid kenbaar want ze zijn in staat ons hautaine zelfbeeld te relativeren, los te laten en open te staan in empathie voor het andere. In veel ziekenhuizen zijn er echter aparte afdelingen voor pijnbestrijding. Er is sprake van een oorlog tegen pijn, terwijl we naar pijn zouden moeten luisteren, haar moeten behandelen en in verschillende gevallen zouden moeten koesteren. Tegen verdriet hebben we medicijnen, pillen die ons verdoven en er bestaat  brainwashing die ons de zonnige kant van het leven voorhoudt. Aan mortaliteit in extremo willen we niet denken. De dood is het ergste wat bestaat en alles wat er naar verwijst willen we uit alle kracht ver van ons bed te houden. Maar zonder mortaliteit verschrompelt nataliteit. Wanneer we alles wat we hebben en zijn met beide handen vasthouden, kunnen we niets meer aanpakken; wanneer we niet uitademen, kunnen we niet meer inademen; wanneer we geen afscheid nemen van gisteren kan de nieuwe dag amper tot ons doordringen. Als mortaliteit taboe is, is nataliteit bijna ten dode opgeschreven, wordt het een afgietsel van een pas geboren kind en verbleekt empathie gemakkelijk tot een modaal meevoelen.

Het leven wordt in evenwicht gehouden door tegengestelde krachten, speelt zich af op het snijvlak van mortaliteit en nataliteit. Iedere in- en uitademing is daar getuige van en realiseert dat ook ieder moment. Empathie als het zich met iemand of iets vereenzelvigen wordt echter niet alleen bemoeilijkt door het vermijden van mortaliteit maar ook door uit te gaan van een werkelijkheid die uit afzonderlijke monaden, op zichzelf staande entiteiten bestaat, waar alles is wat het is en waar vereenzelviging van het een met het ander niet vanzelfsprekend is. We beschouwen ook onszelf als eigenstandige individuen die zichzelf blijven en in veranderende tijden zich als rotsen in de branding presenteren. Dat vinden we vanzelfsprekend. Maar zo’n drie of vierduizend jaar geleden lag dat anders. Toen kon men zich gemakkelijk in iemand of iets anders verplaatsen. We zien dat terug bij hun goden en godinnen. Tiamat vereenzelvigde zich met een storm of een windhoos, Demeter met een voedster, Zeus met een zwaan, Athene met een uil, Isis met een vrouwelijke gier. Ra presenteerde zich in Egypte als een scarabee-kever, Horus kwam als een herder of een valk tevoorschijn, Isis als een duif. Deze goddelijke helden vormden een spiegel, gaven een voorbeeld zoals goden en godinnen dat meestal doen. De toenmalige mensen konden zich ook gemakkelijk vereenzelvigen met Osiris of Dionysos. Tat twam asi. Daardoor bleken ze tot heldendaden in staat, werden ze groter, sterker en meer dan wie ze waren.

In onze cultuur lag dat anders. De goden van jodendom, christendom en islam presenteerden zich als onveranderlijk. Mede daardoor was en is het veranderlijke minderwaardig vergeleken met het onveranderlijke. Deze goden vereenzelvigen zich niet met het tijdelijke en veranderlijke van een storm, nemen niet de vorm aan van een vogel of een dier. Zij benadrukken het onveranderlijke waar alles hetzelfde blijft. En goden vormen de spiegel van mensen: ‘ze zijn geschapen naar hun beeld en gelijkenis’. Mensen hebben in deze benadering dan ook een onveranderlijke identiteit, een onsterfelijke ziel, en zitten even vast aan wie ze zijn als hun god. Vereenzelviging met die god is bovendien blasfemisch. Identificatie met een andere persoon, met een ram, een vogel of een slang is bijkans onmogelijk. Je bent wie je bent. Alleen in kairotische ogenblikken, op momenten dat distincties ons ontvallen en het ik-besef verdampt, kunnen we ons soms helemaal vereenzelvigen met iets of iemand anders. De Duitse filosoof Karl Jaspers noemt dat Grenzerfahrungen en de Lutherse theoloog en filosoof Paul Tillich schrijft over shaking of the fundations. Dat zijn de momenten die herinneringen oproepen aan de ingewijden van de oude mysteriën, aan mystici uit verschillende culturen die als uitzonderingen getuigen van hun bijzondere ervaringen. Zij vormen de excentriekelingen die melding maken van een aangrijpende mortaliteit en een nieuwe geboorte, een opstanding tot een vernieuwd persoon. Vaak brengen ze verandering teweeg en vormen ze achteraf een inspiratiebron voor anderen. Maar als herauten van een non-duale waanzin waar mortaliteit en nataliteit samenvallen en er empathie is voor alles wat zich aandient, worden ze in de regel amper serieus genomen en bestaat de kans dat ze worden opgenomen in een psychiatrische inrichting. Als ze op de been blijven gebeurt het volgens ervaringsdeskundige Wouter Kusters vaak dat ze in onze maatschappij levenslang uitzicht houden op invaliditeit. Het gaat hier natuurlijk om uitzonderingen, maar de manier hoe we met deze extreme vorm van empathie en de daarbij aansluitende mortaliteit en nataliteit omgaan lijkt tekenend voor hoe we überhaupt empathie benaderen. Ze vormen niet de helden en heiligen waarin wij ons spiegelen zoals dat in de eeuwen voor en vlak na het begin van onze jaartelling gebeurde; wel decennia of eeuwen later als men geconfronteerd werd met de vernieuwingen die hun grenservaringen teweeg hebben gebracht. Soms herkennen we onze eigen hoogte- en dieptepunten van het bestaan als vereenzelviging met wat we niet zijn, als momenten van empathie met een mortaliteit en een nataliteit die het mysterie van het bestaan blootleggen en waar we geen woorden voor hebben.
Posthumanisten en transhumanisten, journalisten en vele anderen bagatelliseren niet alleen deze piekervaringen maar ook de verschillende andere vormen van empathie. Zij profeteren dat door computerising en robotisering er nieuwe mensen ontstaan, sterker, slimmer en gezonder dan ooit waarbij opspelende emoties amper of geen rol meer spelen. Zij twijfelen soms zelfs aan de noodzaak van empathie als een biologische imperatief voor de bionische mens van de toekomst. Samen met een toenemend onveiligheidsgevoel dat angst teweegbrengt en vijandschap, kunnen dit tekenen zijn die erop wijzen dat op veel gebieden in de maatschappij empathie afneemt hetgeen een reden tot zorg is want het is juist empathie die de  horizon kan verbreden en ons tot nieuwe en vernieuwende mensen doet uitgroeien. Het spiegelen aan anderen en alles wat anders is blijkt in het verleden een bron en een stimulans tot ontwikkeling. We hebben ook levende voorbeelden nodig van excentriekelingen die ons inspireren en ons groter en sterker maken dan we zijn, zoals we ook hoogte- en dieptepunten nodig hebben die ons het leven laten proeven in al zijn schakeringen en ons opnieuw geboren laten worden te midden van een steeds veranderend heden. Empathie hoort op de agenda voor iedereen en alles wat leeft. 

IJsselstein, augustus 2016 

Literatuur: 

– Byung-Chul Han, Psychopolitiek – Neoliberalisme en de nieuwe machtstechnieken, Uitgeverij van Gennep, Amsterdam 2015

– Sam Harris, Het huidige moment – Spiritualiteit zonder religie. Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam 2014

– Alexandre Jollien, Mens van beroep. Een vrolijk essay over zwakte en kracht, Uitgeverij Ten Have/Lannoo, Kampen 2009

– Wouter Kusters, Filosofie van de waanzin. Fundamentele en grensoverschrijdende inzichten, Uitgeverij lemniscaat, Rotterdam 2014

– Marco Lacoboni, Het spiegelende brein – Over inlevingsvermogen, imitatiegedrag en spiegelneuronen, Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam 2013

– Jos de Mul, Filosofie in cyberspace. Reflecties op informatie- en communicatietechnologie, Uitgeverij Klement, Kampen 2002

– Frans de Waal, Een tijd voor empathie – Wat de natuur ons leert over een betere samenleving. Uitgeverij Contact,  Amsterdam/Antwerpen 2009

– Piet Winkelaar, Kijken en Zien. Over het belangrijke verschil tussen beide en over grenservaringen, een vergeten erfenis en het ontdekken van de wereld, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2015