Longchenpa besluit zijn Juwelenschip met het noemen van enkele valkuilen op de Weg. Valkuilen zijn er veel en ook hierin ligt het belang van een goede leraar. Deze heeft het Pad zelf gelopen, onder begeleiding van zijn leraar, en hij kent uit eigen ervaring de talrijke valkuilen die de verheven levenswijze sieren. Hij zal veelal niet helpen voorkomen dat de leerling valt, want vallen is onvermijdelijk. Hij zal de leerling wel bijstaan in zijn grondeloze val en hem helpen opkrabbelen en inspireren om toch vooral verder te gaan. Door het vallen verdiept de leerling zijn weg, zijn zicht reikt verder, zijn vertrouwen groeit. En nee, aan het vallen komt geen einde. Elke val confronteert de volger van de Weg met zijn menselijkheid. Met elke val incarneert het universeel scheppende verder in het weerbarstige vlees.
Ik citeer Longchenpa over twee beruchte valkuilen op het Pad. De eerste is het menselijke, al te menselijke toe-eigenen van de nonduale en onmiddellijke ervaring van aanwezigheid. In zen wordt dit ‘het vastzitten in het absolute’ genoemd. We hebben het Licht gezien en denken nu dat we God zelf zijn. Dit is ook zo, maar er is ook een andere kant. Dit is de kant van ons karma en ons vlees. Longchenpa schrijft: ‘Als je evenwel, ten gevolge van een nihilistische opvatting van openheid, geen mededogen hebt en verward bent over wat juist is en wat verkeerd, dan is dit een foutief zicht. Wanneer het zicht is geblokkeerd door deze fixatie, die is als een donkere afgrond, richt dan smeekbeden tot de spirituele gids, vertrouw op zuiver inzicht, beoefen liefde en mededogen, en train je geest in het gewaarzijn van het niet-permanente en de karmische consequenties van je daden.’
Zonder een leraar is de leerling die denkt dat hij God is zeker verloren. Volgens zijn levendige ervaring kan hij letterlijk niet meer stuk en maakt het niet uit wat hij doet of laat; hij staat op de top van de berg. Maar wat hij in deze ‘donkere afgrond’ niet ziet, is dat karma zich verzamelt als gevolg van zijn door het Licht verblinde handelen. Uiteindelijk zal het opgehoopte karma hem inhalen. Hopelijk weet zijn leraar hem eerder te verleiden van de berg af te dalen, want deze staat is met name schadelijk voor de mensen om dit Super-Ego heen. Hij maakt zonder mededogen levens stuk.
Een tweede valkuil die Longchenpa noemt is de identificatie met en de gehechtheid aan de beoefening. In zen heet dit: ‘de ziekte van zen.’ Door deze identificatie is de student niet in staat op een gegeven moment te ontdekken dat er geen enkel onderscheid bestaat tussen zijn dagelijkse leven en meditatie. Hij is niet in staat om zijn beoefening daadwerkelijk in zijn leven te integreren en zijn dagelijkse leven te leven als beoefening. Longchenpa schrijft: ‘Als je geïdentificeerd raakt met de pure aanwezigheid die komt als plezier, helderheid en afwezigheid van oordeel, vernietig dan deze identificatie door training in het juiste zicht en het onderzoeken van je staat van zijn. In die kalme, ruimtelijke gesteldheid, waarin geen enkele identificatie plaatsvindt met wat er ook verschijnt, is geen streven, volbrengen, meditatie, mediteerder of wazigheid. Dit is het ononderbroken, niet-conceptuele voortgaan waar openheid en helderheid zijn verenigd. Train hier de geest in de dimensie die vrij is van iedere zelf-identiteit.
Als dit zo is, dan ben je vrij van profane of religieuze handelingen en gedachten en leef je je leven zoals het komt en gaat. Hier is integrale zen een feit. Hier zit je temidden van kool en as, laat je je door niemand meer iets wijs maken en is de beoefening van meditatie precies hetgene wat je nu doet, zoals je dat doet. Ongekunsteld. Zonder meer of minder. Precies zo. De volmaakte uitdrukking van het universeel scheppende beginsel!