Voor zover de tijd bestaat loopt hij niet gelijkmatig meer door mijn leven. Sommige dingen liggen inmiddels ver achter me, andere zitten me op de hielen en dreigen over me heen te vallen. Meer dan eens vraag ik me af of het me gaat lukken om overeind te blijven. Maar ik sta nog. En ik schrijf nog, godzijdank. Veel andere dingen die me lief zijn ben ik echter kwijtgeraakt. Voorgoed, zo lijkt het. Mijn alertheid, mijn emotionele en fysieke evenwicht, mijn lichamelijke gezondheid. Ze hebben te lijden gehad, zijn kapot gegaan, van me af gevallen of opgehouden te bestaan. Wat soms vanzelfsprekend was, daar moet ik nu soms behoorlijk mijn best voor doen. Wat ik altijd aantrekkelijk of interessant vond, kan me nu nog maar matig boeien, of staat me zelfs tegen.
Mijn wereld is kleiner geworden. Ik ben gedwongen om langzamer te gaan en zorgvuldiger om me heen te kijken. Dat zeggen de artsen ook vaak tegen me. “U moet het rustiger aan gaan doen. U kunt maar beter accepteren dat u niet alles meer kunt. Daar zijn cursussen en trajecten voor. Als u wilt, kan ik u eventueel wel verwijzen. Mindfulness bijvoorbeeld. Hebt u daar al eens aan gedacht?” Ik knik dan braaf en zeg dat ik daar al mee bezig ben. En dat is niet helemaal onwaar. Ik loopt weliswaar geen traject en ik doe geen cursus, maar ik probeer wel degelijk de dingen te nemen zoals ze zijn en mijn aandacht te houden bij wat ik doe. Ik moet ook wel, want mijn kompas is ondeugdelijk geraakt. Mijn gedachten schieten vaak alle kanten op. Mijn aandacht laat zich moeilijk richten en mijn concentratie is bijna altijd van korte duur.
Dat maakt het lastig om te lezen. Ik doe er lang over. Een zin moet ik twee, soms drie keer lezen voor hij tot me doordringt. Maar ik blijf lezen. Het verrijkt mijn leven en houdt mijn horizon open. En soms kom ik iets tegen dat me ongelooflijk raakt of dat ik als geen ander herken zonder dat ik er zelf woorden voor heb kunnen vinden. Dat overkwam me nog niet zo lang geleden toen ik het gedicht De Sneeuwman van Wallace Stevens las. Stevens wordt beschouwd als een hermetisch dichter, iemand wiens werk en leven je goed moet kennen om tot zijn betekeniswereld te kunnen doordringen. Daar voel ik me niet van nature toe aangetrokken. Maar ik stuitte per toeval op dat gedicht, en bij de laatste vier regels stokte mijn adem. Dit is wat er staat:
Aan de luisteraar die in de sneeuw luistert,
en, omdat hij zelf niets is,
niets waarneemt dat er niet is
en het niets waarneemt dat is.
Mijn adem stokte omdat het zo helder en eenvoudig onder woorden brengt wat ik weet en voel. Niet constant, niet altijd, zeker niet. Ik raak dagelijks ontelbare keren de draad kwijt, verlies het zicht op de open horizon, geloof in het verhaal over mezelf. Dat zal bij Wallace Stevens ongetwijfeld net zozeer het geval zijn geweest. Maar soms, op onverwachte momenten, op mijn lange wandeltochten door de bossen en velden in mijn omgeving, of tijdens een gesprek, of als ik de hand van mijn vrouw aanraak, valt de kijker even weg, de luisteraar, degene die voelt, en neem ik het niets waar dat is. En hoe zuiver is het waarnemen dan, en hoe vol! Pas achteraf weet ik dan ook weer dat ik zelf niets ben; dat als ‘ik’ niet meer in de weg zit, de volheid van de Leegte wordt ervaren. Niet door mij, maar door zichzelf. En dat dat ook nu het geval is. Dat dat altijd het geval is. Ook het verhaal over ziekte, problemen, verlies, het verhaal over mij, maakt integraal deel uit van die volheid. Daarom kan ik alleen maar dankbaar zijn voor de momenten waarop ik er niet ben, en voor de woorden die die afwezigheid heel even voelbaar maken. Wat een wonder is dat. Dankjewel Wallace.