Als ik me richt op de vraag wat aan de andere kant ligt van hechting en verslaving dan besef ik meteen wat een genoegen het is om ouder te worden en om die vernauwende omcirkeling van het ‘ik’ niet of amper nog te voelen. De tijd dat de persoonlijkheid zich intern en extern wenste af te tekenen ligt gelukkig achter me. Daarmee ook het meten, vergelijken, opzien, neerzien, opblazen, voegen en bovenal de zelfschouwing. Het interne team van cameramensen, geschiedschrijvers, boekhouders, juryleden, rechters, trendwatchers en planologen is opgeheven. Heerlijk wel! Toen dat team nog actief was leefde ik in gehechtheid aan beelden: zelfbeelden, toekomstbeelden, denkbeelden en natuurlijk angstbeelden. Angst voor de ontmaskering van de constructie, angst voor het innerlijk niets-zijn. Maar wat is nu die verandering van de jonge, narcistische man naar de open mens van nu. Is de enkele aanwijzing die ik kan geven ‘word nog maar wat ouder’? Als ik die overgang wil begrijpen dan kijk ik als eerste naar het effect dat mijn leraren op mij hebben gehad. Ik heb er heel veel aan gehad dat ik heb kunnen oefenen, spelen, mislukken, opkrabbelen binnen de context van training, geestelijke begeleiding en inspiratieve aanwezigheid. Ook hier geldt, net als bij de opvoeding van kinderen, dat het levende voorbeeld de meest wezenlijke leerweg biedt. Een ander bestanddeel dat ik direct kan onderscheiden is aanvaarding en acceptatie van het leven, de dood, het menselijk tekort, mijn eigen tekortkomingen en angsten, van het lot. Deze begrippen worden vaak aangehaald als een wezenlijk onderdeel van de menselijke weg, maar de werking ervan leren we pas kennen als we het doen: niet meteen het ongewenste weg duwen, niet alles willen scheiden in goed en slecht, lekker niet-lekker, aangenaam onaangenaam. De werking gaat voor ons leven (!) als we onze mentale activiteit ontspannen in het zich voortdurend ontvouwende levensmysterie. Ik heb moeten leren om de donkere wolken die zich in mijn geest konden samen pakken, zich te laten samen pakken, zoals dat zich in de natuur ook voltrekt. Dat ik verveling niet direct hoefde uit te bannen, ziekte of ongemak niet direct wilde genezen. Dat open moment, die toelating, de verwelkoming is de bron van onthechting – het is het feitelijk samen vallen met wat is, met wat gegeven wordt. Deze openheid is een buitengewoon essentiële grondhouding. IK eindig met zelf-vertrouwen als een ander bestanddeel dat tegenover hechting en verslaving staat. Het staat schijnbaar in tegenstelling tot wat ik hiervoor schrijf over aanvaarding: zelfvertrouwen groeit niet uitsluitend in ‘het yin’ van voortdurend alles toelaten. Zelfvertrouwen ontwikkelt ook in ‘het yang’ van schifting, afwerping en scheiding. Strijd, confrontatie, actieve onthechting, actieve ontslaving, met inzet niet luisteren naar de stem van de angst, doortastend demonen ontmaskeren, met passie en inzet de stem van het hoogste weten volgen – het vraagt iets wat we vaak diep uit onszelf moeten halen. Aan strijd kleven vaak allerlei gevoelens en gedachten, dat we ons ongeliefd maken, en als lastig gezien worden. Dat we hard zijn voor onszelf (als mensen zoiets zeggen als ‘ik ben zó hard voor mezelf’, denk ik soms wel eens ‘nou, er mag best een tandje bij’). In het open moment kan de dwanggedachte, de kwade aandrift, angst of de zelfkritiek opkomen – die zien/horen/voelen we (aanvaarding – yin), we herkennen hem (het is toch altijd een oude bekende) en even vlot wijzen we hem af (yang), ‘fuck off’ – kastje open, poppetje gezien, kastje dicht!
(Dit artikel was onderdeel van een reeks over verslaving en onthechting waar ik in de loop van de tijd nog een aantal van zal herplaatsen op het Juwelenschip) |