De laatste drie oefeningen van het achtvoudige pad zijn tezamen te beoefenen in de formele, geritualiseerde zitmeditatie (zie hieronder) en elk individueel, op de plek waar je bent, in de dingen die je doet.
‘Juiste inspanning’ (samyagvyayana)
Een van de oorzaken van duhkha, het aanlopen van de as van het wiel van mijn leven, is het energetisch vastzetten van mijn energie in een object van weerstand of verlangen. De beoefening van ‘juiste inspanning’ is het energetisch afstemmen op de energie die me draagt in een situatie. Hiertoe zal ik mijn verkramping rond het object van mijn weerstand of verlangen moeten loslaten, minder doen, minder inspanning leveren, om vervolgens af te stemmen op het resoneren met de energie in de situatie. Dit afstemmen is te vergelijken met het stemmen van de snaren van een sitar, zoals de historische Boeddha eens heeft gezegd. Eerst stem je de snaar te strak, je doet te veel. Dan stem je hem losser, je doet te weinig en dan klinkt de snaar ook niet. Vervolgens blijf je stemmen, totdat de snaar precies resoneert met de andere snaren van de sitar. Uiteindelijk betekent de juiste inspanning geen inspanning, maar een gedragen worden door de energieën binnen een situatie, precies zoals de Chinese wijze Lau-tse dit verwoordde in het achtenveertigste hoofdstuk van zijn befaamde Tau Te Tsjing:
‘Wie studie beoefent, wordt dagelijks meer. Wie de Weg beoefent, wordt dagelijks minder. Van minder wordt het minder, tot het komt tot daadloosheid (wu-wei). Door daadloosheid is er niets dat niet wordt gedaan.’ Ik word gehandeld…
‘Juiste aandacht’ (samyaksmrti)
Een andere manier om de vastgezette energie op een object van weerstand of verlangen los te laten en terug te keren tot mezelf, tot mijn integrale existentie, fysiek en mentaal, is om mijn aandacht te richten op bijvoorbeeld mijn ademhaling en deze aandachtig te volgen, adem in, adem uit… Er wordt gezegd dat dit de meditatieoefening van de Boeddha was, toen hij met gekruiste benen zeven dagen lang onder een oude ficusboom te Bodh Gaya zat, voor zijn ontwaken. We kunnen deze oefening in juiste aandacht vanzelfsprekend ook in elke andere activiteit dan het zitten in meditatie verrichten. We kunnen wandelen in aandacht, de ene voet aandachtig voor de andere plaatsend, zoals de Vietnamese zen leraar Tich Nhat Hanh dit onderwees. We kunnen aandacht hebben voor de dagelijkse handelingen die we verrichten, het met aandacht thee of koffie drinken, de beker aandachtig naar mijn mond brengend, met aandacht proeven en slikken, de beker weer aandachtig terugzetten op de tafel, et cetera. Moeilijker is het om aandachtig de emotie te volgen die opkomt in de situatie waarin ik me bevind, van het oprijzen, naar het tot volle wasdom komen en weer verdampen. Of het met aandacht volgen van een gedachte die oprijst, zich ontvouwt en weer verdwijnt. Het zijn allemaal oefeningen in ‘mindfulness’ die we op de plek waar we ons bevinden, in de handeling die we daar verrichten, in praktijk kunnen brengen. Deze oefeningen in mindfulness gaan terug op de aloude vipassyana meditatie die door de historische Boeddha aan zijn leerlingen is onderwezen:
‘Een ijverige monnik die de dingen helder begrijpt en oplettend is, leeft terwijl hij de handelingen van zijn lichaam waarneemt, en de hebzucht en afkeer ten aanzien van de wereld van het lichaam overwonnen heeft; terwijl hij zijn gevoelens waarneemt, en de hebzucht en afkeer ten aanzien van de wereld van de gevoelens overwonnen heeft; terwijl hij de activiteiten van zijn geest waarneemt, en de hebzucht en afkeer ten aanzien van de wereld van zijn geest overwonnen heeft; terwijl hij de mentale objecten waarneemt, en de hebzucht en afkeer ten aanzien van de wereld van mentale objecten heeft overwonnen.’ Sattipatthana-sutta, Majjhima Nikaya 10. ‘Overwonnen hebben’ is in concreto energetisch losgelaten hebben.
‘Juiste aanwezigheid’ (samyaksamadhi)
‘Zorg ervoor dat je kleding los en netjes zit. Plaats je rechterhand op je linkervoet en je linkerhand op je rechterhand terwijl je duimtoppen elkaar zachtjes raken. Plaats je handen in deze positie voor je lichaam zodat beide duimtoppen zich ter hoogte van je navel bevinden. Strek je lichaam en zit rechtop. Leun niet naar links of rechts, nijg niet naar voren of naar achteren. Je oren moeten op een lijn liggen met je schouders en je neus op een lijn met je navel. Laat je tong tegen je gehemelte rusten en adem door je neus. Je mond moet gesloten zijn met je tanden zachtjes tegen elkaar. Je ogen moeten geopend zijn, niet te wijd maar ook niet te nauw. Nadat je lichaam en geest op deze wijze in orde hebt gebracht, adem je in en weer helemaal uit.
Zit stevig in intimiteit en denk niet-denkende. Hoe je niet-denkende denkt? Zonder te denken. Dit is de kunst van zitten in zen. Zitten in zen is niet leren te concentreren. Het is de werkelijkheidspoort van groot gemak en vreugde. Het is het onbezoedelde beoefenen-ontwaken. ‘ Fukanzazengi, Dogen Zenji
Het bovenstaande citaat betreft de formele beoefening van geritualiseerde zit meditatie, zazen of shikantaza, ‘alleen maar zitten’. Het is de moeilijkste vorm van meditatie, juist omdat er helemaal niets is om te doen en niets is waarop ik me kan richten. Er is enkel het zittende lichaam waarnaar ik kan terugkeren, als ik mijn vastgezette energie op het object van mijn verzet of verlangen heb losgelaten. Tegelijkertijd is het ook de gemakkelijkste en meest directe meditatieoefening: alleen maar zitten en zijn, zonder meer, zonder minder. Ik word gezeten, in mijn lichaam borrelen spontaan gedachten op zonder dat ik denk en ik weet me gedragen door de energieën in de situatie. Hier ben ik terug bij mezelf, bij sukha, het moeiteloos en vreugdevol stromen van mijn zijn. Hier vind ik nirvana, de onverstoorbare vrijheid van geest, waarin niets wordt uitgesloten.
Om zo naar mezelf terug te gaan, naar mijn aanwezigheid in de situatie en de situatie in mij, zal ik echt in mijn lijf moeten zijn, zowel tijdens de formele meditatie als in mijn dagelijkse activiteit. Ik zal moeten leven vanuit mijn buik, ademend naar mijn onderbuik toe, gedragen door mijn hara, tien centimeter onder mijn navel. Ik zal mijn ledematen moeten voelen, staande op mijn voeten, zittend op mijn zitbeentjes, grijpend met mijn handen, tastend met mijn vingers. Wat ik hoor, wat ik zie, wat ik voel, wat ik proef, brengt me terug naar mezelf, naar mijn integrale existentie, mijn incarnatie, waar het Ongeborene mijn individuele bestaan met schittering en vreugde vervult. Dit lijf is mijn toevlucht, maar dit lijf is niet van mij. Het is een instrument in de handen van alle krachten en condities van de situatie waarin ik me thans bevindt, om daarin precies datgene te doen dat klopt.