Een herinnering tijdens een wandeling hier in de bergen. We liepen tegen een pittig steil stuk op. Ik heb al eerder gemerkt dat de archiefkast van het verleden openschiet wanneer ik klimmend alles op alles moet zetten. Dat gebeurt niet op een willekeurige plaats, nee beslist niet, de archivaris daar bovenin mijn hoofd gaat heel uitgekiend te werk. De dossiers die mij op een presenteerblaadje worden aangereikt, sluiten direct aan bij het onderzoek dat ik aan het doen ben. Zo ook deze keer. Pling, daar kwam de herinnering, en opeens zag ik voor mij hoe ik eens, heel lang geleden, een boek in tweeën had gescheurd. Dwars doormidden. Ik die altijd zo voorzichtig ben met mijn boeken. Het was een tamelijk dikke paperback met een gelijmde rug, dus veel moeite kostte het niet. Ik wist de naam van de schrijver nog: Rollo May, en de titel wist ik ook: Liefde en wil. Vanwege die titel scheurde ik het boek in stukken. Ik zie mij nog staan met die twee helften in mijn handen. Boos en triomfantelijk. Liefde in de ene hand, wil in de andere hand.
Ik was in die tijd aan het scheiden van mijn eerste vrouw en ik was absoluut niet in staat om liefde en wil bij elkaar te brengen. Het door midden scheuren van het boek was een symbolische daad, die de situatie goed weergaf. Een dramatische bezegeling, die mij bovendien niets kostte, want ik vond het een saai boek, waaraan ik verder geen waarde hechtte.
*
Liefde en wil. Wil zonder liefde. Liefde zonder wil.
Ik weet niet of ik toen wil in mijn linkerhand had en liefde in mijn rechterhand. Dat zou het helemaal afmaken. Want zo worden in de kabbalistische boom des levens de vierde en de vijfde vrucht, Chesed en Gevoera, weergegeven. Chesed rechts en Gevoera links. Chesed betekent weldadigheid, liefde, genadigheid. Gevoera betekent kracht, macht. Gevoera wordt ook wel Din genoemd en dat betekent oordeel, gerechtigheid.
Ik noem dit vruchten van de levensboom, maar je zou ook kunnen zeggen dat het goddelijke aspecten zijn of stadia op de weg van heiliging en verlichting. Waar het mij hierbij om gaat is dat Chesed en Goevoera twee aspecten zijn die elkaar aanvullen en nodig hebben.
Er wordt gezegd dat de wereld in stukken breekt indien Chesed en Gevoera afgescheiden van elkaar blijven en dat dit ook inderdaad in de oertijd is gebeurd. Wanneer de overvloedige, uitbundige liefde niet wordt omsloten en beperkt door de kracht van Gevoera, ontstaat er een woekering die tot niets goeds leidt. En op vergelijkbare wijze treedt er een verharding op, een verstening, wanneer de restrictie te sterk wordt en het oordeel de liefde overvleugelt. Beide gaan aan zichzelf te gronde wanneer zij zich niet met de ander, daar tegenover, verbinden.
Liefde en macht dienen hand in hand te gaan. Dat wordt ook aangegeven door de zesde vrucht Tiferet (Schoonheid), die in volle glorie zich daar kan manifesteren waar liefde en macht zich ten diepste verbinden. Tiferet wordt ook wel Rachamim genoemd oftewel barmhartigheid, mededogen. Het woord Rachamim is afgeleid van het Hebreeuwse woord rechem, dat baarmoeder betekent. Barmhartig, mededogend zijn is baarmoederend zijn. Mededogen is de volle maat aan liefde in de directe relatie, zonder blindheid, zonder vergoelijking. Mededogen is zowel omarmend als praktisch, is voedend en respectvol, nabij en toch de ander de eigen ruimte latend.
Wanneer liefde en macht niet hand in hand gaan, wordt het principe van mededogen verstoord. Dan is er aan de ene kant een te grote gestrengheid en aan de andere kant een te grote toegeeflijkheid. Er is kilheid en wreedheid versus sentimentaliteit en zelfmedelijden. ‘Protocol voor alles’ versus ‘mijn gevoel zegt het mij, dus de feiten doen er niet toe’.
*
Ik maakte 35 jaar geleden met een 10 jaar jongere vriend een reis door een Zuid-Amerikaans land, waar een gruwelijke dictatuur ten einde liep. We kwamen na een dagtocht in de bergen aan in een klein dorpje – een kerkje met een plukje huizen eromheen. Bij het kerkje stond een groep vrouwen, in het zwart gekleed, met een hoofddoek om, op elkaar gedrongen kennelijk naar iets te kijken. Toen we dichterbij kwamen, zagen we dat er aan de muur van de kerk een groot bord hing met foto’s van mannen, vooral jonge mannen. Onder iedere foto stond met de hand iets geschreven, we konden niet zien wat, maar we begrepen dat het foto’s waren van jongens en mannen uit het dorp die door het regime waren opgepakt, gevangen gezet en misschien ook vermoord. We vermoedden dat er nu uitsluitsel werd gegeven over hun lot. Veel van de vrouwen stonden daar stil te huilen. Mijn jonge vriend werd zo geroerd door hetgeen hij daar zag, dat de tranen hem over de wangen stroomden. Hij deed een paar stappen naar voren, ging naast een van de huilende vrouwen staan en sloeg zijn arm om haar heen. Het was een goed bedoeld gebaar, maar ik vond het vreselijk om te zien, een schending van het verdriet, zoals ik dat ook zo vaak in groepen heb zien gebeuren, maar nu nog veel realistischer. De vrouw keek opzij, waar die arm vandaan kwam, zag hem, die jonge blanke vreemdeling, en schudde de arm van zich af. Ze zei niets en schoof opzij.
Aan deze gebeurtenis moet ik meteen denken, na zoveel jaren nog, wanneer ik wil beschrijven hoe gevaarlijk, in ieder geval misplaatst, Chesed zonder Gevoera, liefde zonder restrictie, kan zijn.
*
Voor het andere, wanneer macht liefde overheerst, beperk ik mij tot een citaat van Machiavelli (ik vermoed uit De vorst) over de tiran: Wie hem geholpen had, vergaf hij dit nooit.
Een schitterende typering van de tiran, voor wie liefde of hulp een aantasting van zijn macht, en dus een vernedering, betekent.
*
Kun je je voorstellen hoe mijn jonge vriend en de tiran naar elkaar gekeken zouden hebben? Zo kijken Chesed en Gevoera naar elkaar wanneer ze niet erkennen dat ze beiden aspecten van God zijn en elkaar moeten aanvullen, moeten bijsturen en ten slotte tot een heilige verbinding moeten komen. Dit is misschien wel de meest wezenlijke verbintenis die voor een mens mogelijk is, ook vanwege het kind dat eruit voortkomt: mededogen.
(wordt vervolgd)