Een voordracht gegeven tijdens de stille zen zondag op 18 december 2016 in Lazuli te Utrecht, door Maurice Knegtel Sensei, naar aanleiding van het gedicht van T.S. Eliot, Journey of the Magi, en opgetekend door Eerwaarde Ben Claessens.
T.S. Eliot, Journey of the Magi / vertaling: Bert Voeten
‘Een barre tocht was het wel,
Net de slechtste tijd van het jaar
Voor een reis, en zo’n verre reis;
De wegen zompig, het weer gemeen,
Het hartje van de winter.’
En de kamelen, ontveld, met zere hoeven, weerspannig,
Gingen liggen in de smeltende sneeuw.
Spijt bekroop ons soms als we dachten
Aan de zomerpaleizen op de hoogten, de terrassen,
En de zijden meisjes die ons sorbets brachten.
Dan had je het vloeken en morren van de drijvers,
Die de benen namen, hun drank en vrouwen eisten,
En de nachtvuren die uitgingen, het gebrek aan dekking,
En de steden vijandig en de stadjes onvriendelijk
En de dorpen smerig en veel te duur:
Een barre tijd was het wel.
Ten slotte reden we liever de hele nacht door,
Slapend bij rukken,
Met de zingende stemmen in onze oren die zeiden:
Dit is allemaal dwaasheid.
Toen het weer dag werd daalden we af in een warmere dalkom,
Nat, beneden de sneeuwgrens, waar het naar plantengroei rook;
Er stroomde een beek en een waterrad maalde het donker,
En drie bomen stonden tegen de lage lucht,
En een oud wit paard galoppeerde weg in zijn weide.
Daarop kwamen we bij een herberg met wingerd boven de deurstijl,
Zes handen dobbelden op de drempel om zilverlingen,
En voeten schopten de lege wijnzakken weg.
Maar ze wisten daar nergens van, en dus trokken we verder,
En bereikten ‘s avonds, geen seconde te vroeg,
De gezochte plaats; het gaf (kun je zeggen) voldoening.
Dit alles was lang geleden, het blijft me bij,
En ik zou het weer doen, maar boekstaaf
Dit boekstaaf
Dit: leidde men ons zo ver voor
Geboorte of Dood? Er was een Geboorte, zeker,
Het feit lag er, geen twijfel aan. Ik kende geboorte en dood,
Maar dacht altijd dat ze verschilden; deze Geboorte was
Een hard en bitter gelag voor ons, als de Dood, onze dood.
We keerden terug naar onze haardsteden, deze koninkrijken,
Maar voelden ons hier niet meer thuis, in het oude verbond,
Vervreemd van een volk dat zich vastklampt aan zijn goden.
Ik zou blij zijn met een tweede dood.
T.S. Eliot schreef ‘Journey of the Magi’ in 1927, op verzoek van zijn werkgever Geoffrey Faber, van de beroemde uitgeverij Faber and Faber, voor de ‘Ariel series’, waarmee klanten en relaties van het bedrijf tussen 1927 en 1931 werden verblijd. Eliot schreef het vers kort na zijn toetreding tot de Anglicaanse kerk. Hij gebruikt het metrum van een bisschop uit de 17e eeuw, Andrews, die Eliot voorging in het ‘van binnen uit’ vertellen van het verhaal van de reis van de drie koningen.
We volgen een ster. Maar waarom? We zoeken. Maar wat? Hoe zeker weet je dat die ster je brengt waar je wilt zijn? Als de ster ergens voor staat, is het een verlangen. In beginsel zou het zo kunnen zijn, dat het verlangen duidelijk is gearticuleerd. In het verhaal van de drie koningen kun je zeggen: Koning David heeft voorspeld dat als de ster verschijnt, er iets wezenlijks staat te gebeuren voor ons eigen leven, ons eigen pad en dus gaan we die ster volgen. Welk verlangen is jouw verlangen? Of is dat geweest? Welke ster volg jij?
Deelnemers groep: Houvast, rust, de sleutel, tevredenheid, zoeken naar jezelf, zorg, vrijheid, antwoorden, antwoord op het lijden, thuiskomen.
Hoe weet je in het volgen van de ster of je op de juiste weg bent? Want het volgen van een ster is tricky. Het is niet helemaal duidelijk waar die ster voor staat en of die in de juiste richting wijst, of het de juiste ster is en of we op de goede weg zijn. Ongetwijfeld komen die vragen op. Is het allemaal dwaasheid? We volgen een ster. De eerste fase van die tocht is geen gemakkelijke fase. Het is een barre tocht. Herken je dat van je eigen weg? Wat maakt de tocht zo bar?
Deelnemers groep: Onzekerheid. Twijfel. Weerstand. De vele inspanningen die je je moet getroosten. Je medereizigers. De vraag: hoe volg je de ster thuis? En, kun je wel geloven wat je volgt?
Veel deelnemers uit deze groep komen van ver. Jullie staan vroeg op, maar zelfs de sterren laten het afweten, de lucht is te vochtig, het zijn barre tijden. Naar zendagen en zenretraites gaan roept weerstand op. Althans bij mij. Je verlaat huis en haard, soms weken en maanden, voor God weet welke gekke ster die je aan het volgen bent. En dan is er de kwestie: hoe volg je de ster thuis, zoals net werd genoemd? Hoe pleeg je het onderhoud van je contemplatieve praktijk? Hoe verzorg je je meditatie, wanneer ga je zitten, terwijl er zoveel andere wezenlijke dingen te doen zijn? Welke weerstand kom je nog meer tegen?
Deelnemers groep: Waarom zou je een leraar volgen? Overgave, bah! Afscheid nemen van oude patronen, dat is lastig en doet pijn.
Ja. En dan zijn er nog drie grote weerstanden. De eerste is: kijken naar jezelf. De tweede is de factor tijd en de derde is geld. Onze geestelijke weg kost geld, niet zelden veel geld en het kost tijd, veel tijd. Boeddhisme is niet altijd gratis. Tijd is een andere grote weerstand, tijd die zozeer verbonden is met onze existentie. Ik assisteerde Genpo Roshi vijftien jaar lang als jisha, ik betaalde me suf, was geregeld in de VS en reisde elk jaar naar Ameland waar ik vervolgens al mijn tijd kwijt was. Ik had geen eigen tijd meer. Tijdens retraites geldt als jisha: geen tijd, geen leven. Mijn tijd is de tijd van de ander, mijn leraar. Mijn tijd was zijn agenda. Hooguit kon ik naar het toilet gaan. Je ego wordt naar de achtergrond gedrongen. Je hebt geen keuze om zelf je rustperiodes te kiezen. Je laat je leven los. Voor je spirituele ontwikkeling is dat het beste wat je kan overkomen. Voor je persoonlijke ontwikkeling niet (lach).
Dit zijn grote hindernissen die we tegenkomen. Je gaat voor jouw ster, maar aan die reis zit ook een consequentie vast in relatie tot je naaste relaties en je medereizigers. Als op retraites met Genpo de daisanlijn open ging, de wachtrij voor een persoonlijke gesprek, dan was het vechten voor een plek in de lijn. Als je geen plek bevocht, had je geen daisan. Daarom is dat zinnetje in het gedicht van Eliot zo prachtig: Wat jullie doen is waanzin!
Word volgende week vervolgd…