…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for november, 2016

De luchtkwaliteit in Nederland

De afgelopen week is bekend geworden dat de luchtkwaliteit in Nederland slechter is dan in de meeste andere Europese landen. Wetenschappers hebben berekend dat een Nederlander per dag gemiddeld 5 sigaretten meerookt door luchtvervuiling. Is het echt zo zorgwekkend en wat kunnen we hieraan doen?

Volgens het Europese Milieuagentschap maken we ons vaak druk om de gevaren van verkeerde vetten en suiker, maar ondertussen heeft luchtvervuiling ongemerkt de grootste impact op onze gezondheid. Jaarlijks overlijden bijna een half miljoen Europeanen aan de gevolgen van een slechte luchtkwaliteit (door o.a. ademhalingsproblemen, kanker en cardiovasculaire ziekten). Michael Rutgers, directeur van het Nederlandse Longfonds, beaamt dat dit ook voor Nederland geldt. Vele mensen in ons land belanden jaarlijks met spoed op de EHBO vanwege de slechte lucht.

We kunnen weken zonder eten, dagen zonder water, maar slechts enkele minuten zonder zuurstof. Zuivere zuurstof is voor ons van cruciaal belang. De schadelijke stoffen in de lucht zijn onder meer (ultra)fijnstof, stikstofoxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en ozon (O3).

Hoe komt onze lucht zo slecht?
In de lucht komt veel vervuiling terecht door het verkeer, de industrie, kachels, de veehouderij en tuinbouw. Het bizarre is dat veel vervuiling industrieel in het buitenland wordt geproduceerd en vervolgens richting ons land komt. De wetgeving rondom luchtkwaliteit houdt geen rekening met landsgrenzen. Bijna 75% van de fijnstof in de lucht komt uit het buitenland. Gelukkig wordt de Nederlandse lucht door maatregelen wel steeds schoner. In het verleden was de industrie de grootste vervuiler, maar dat is inmiddels teruggedrongen. Nu is de transportsector verantwoordelijk voor de meeste uitstoot van schadelijke stoffen.

Wat kunnen we hiertegen doen?

  • Sport, wandel of fiets in de natuur of op plekken waar weinig verkeer is.
  • In sommige sportscholen is een luchtzuiveringsinstallatie actief.
  • De lucht is in de steden het slechtst, het beste kun je landelijk wonen.
  • Houd de ramen dicht in de auto, zodat de lucht via het filter naar binnen komt.
  • Sta bij het stoplicht niet te dicht op de voorganger, anders zuigt de auto de uitlaatgassen van de voorganger naar binnen.
  • Ventileer de lucht in het huis regelmatig.
  • Koop luchtzuiverende planten voor in huis, zoals de klimop (Hedera), graslelie (Chlorophytum), lepelplant (Spathiphyllum), arecapalm (Chrysalidocarpus) en stokpalm (Rhapis excelsa).
  • Stofzuig en dweil regelmatig het huis. Zorg wel voor een stofzuigerzak met HEPA- of anti-allergiekeurmerk.
  • Kies voor het OV of de fiets.
  • Toch met de auto? Zorg dan dat de bandenspanning optimaal is. Probeer de auto zoveel mogelijk met meerdere personen te gebruiken. Over enkele jaren zijn auto’s waarschijnlijk compleet zelfrijdend en zullen veel mensen auto’s delen: we gebruiken de auto nu namelijk maar 5% van de tijd. Kies voor routes met weinig verkeer.
  • Ga naar het noorden van Nederland of de Waddeneilanden op vakantie: de luchtkwaliteit is daar het beste van de Benelux.
  • Op windstille dagen is de luchtvervuiling meestal het ergst, check Luchtmeetnet voor de actuele situatie.
  • Drink veel water en eet veel groenten en fruit. Hierdoor kan het lichaam zichzelf reinigen en schoon houden. Vooral bladgroenten (chlorofyl) en kolen (zwavels) helpen bij het detoxen.
  • Zorg voor voldoende zink en selenium in het dieet, deze verhinderen de opname van zware metalen zoals cadmium. Selenium zit veel in paranoten.
  • Slik indien nodig reinigende supplementen voor de lever zoals MSM, mariadistel, kurkuma, paardenbloem en alfa-liponzuur. Algen zoals spirulina of chlorella kunnen een rijke bron van chlorofyl zijn.

Sommige onderzoekers twijfelen over wat slechter is: niet sporten of sporten te midden van luchtvervuiling. Als je in de stad sport kun je het beste sporten bij een sportschool met een luchtzuiveringsinstallatie. Buiten sporten op drukke tijden zoals in de spits kun je beter vermijden. Als je in de stad woont, is een wandeling op zondag ideaal, omdat dan de lucht door de zondagse rust meestal beter is van kwaliteit.

Vaak is de lucht binnenshuis slechter dan buitenshuis. Dat komt omdat de lucht binnen een verzamelplek is voor vervuiling. De luchtcirculatie zorgt voor aanzuiging van nieuwe lucht van buitenaf. Hierdoor wordt er telkens nieuwe (fijn)stof aangezogen die in huis neerslaat.

Het is dus heel belangrijk om dagelijks de ramen en deuren even open te gooien en de boel door te luchten. Dit is meestal voldoende in het noorden van het land. In steden en het zuiden van Nederland blijft de lucht niet optimaal. Dan is een luchtreiniger een optie. Zelf heb ik er één in de woonkamer en in de slaapkamer. Mocht je er één willen aanschaffen dan geven we deze week met de code gezondelucht 10% korting op alle luchtreinigers in onze webwinkel.

Een gezonde week,
Juglen Zwaan
aHealthylife.nl

Zelfcultivering

Liefhebbers van de Dao De Jing en andere daoistische geschriften zullen bekend zijn met het principe van ‘handelen door niet-handelen’. Het is de manier waarop de Wijze met de wereld omgaat op zijn ‘Weg van de Hogere Deugd’. Maar voor de meesten van ons geldt dat die weg niet direct bereikbaar is: aldoor leven in volkomen overgave, waarin alles ‘vanzelf’ gebeurt. Dat wordt nogal eens gehinderd door het mechanisme van afkeer en begeerte. Voor we het weten komt er streven in ons handelen, en is het gedaan met de overgave. Vandaar dat Lao Zi ons in hoofdstuk 28 van de Dao De Jing wijst op de mogelijkheid van zelfcultivering, waarmee we op den duur toegankelijk blijven voor de Hogere Deugd,  en we kunnen blijven handelen zonder enig streven. Die zelfcultivering, of zelfcorrectie, is niet gericht op het verbeteren van de persoonlijkheid, maar enkel op het vrijkomen van afkeer en begeerte.

De latere praktijk van de Chinese Innerlijke Alchemie is in wezen een uitwerking van dat hoofdstuk. Het oudste geschrift uit die traditie, de ‘Cantong Qi’ (te vertalen als ‘het Zegel van de Eenheid der Drie’), begint de sectie over zelfcultivering dan ook met een verwijzing naar Lao Zi:

Ken het wit, blijf bij het zwart,
en de Stralende Geest komt vanzelf.

Dit is op het eerste gezicht een duidelijke aanwijzing om vanuit het licht, vanuit het bewuste, te blijven letten op het donkere en verborgene. Maar de Cantong Qi boort een diepere laag aan, waarin wit staat voor de onderliggende eenheid van alles in de schepping, en zwart voor de stroom van ervaring zoals die is. Zo wordt de betekenis van deze aanwijzing voor zelfcultivering ‘weet van de eenheid in alles, maar blijf bij de ervaring zoals die is’.

Die stroom van ervaring nu is duister (vandaar zwart), omdat ze in wezen mysterie is: onverklaarbaar, en in essentie onbenoembaar, is ze er zo maar. En nu kunnen we wel weet hebben van de eenheid in alles, toch onttrekt zich dat vaak aan het zicht. Dat gebeurt, ook als het volle licht al gezien is, en dan wordt het belangrijk om je er niet van af te wenden. Want juist wanneer we weten van het licht is het verleidelijk iets wat in onszelf het zicht op eenheid of vrede verstoort over het hoofd te willen zien. Vandaar dat in de Qantong Qi indringend wordt betoogd dat wie verlangt duurzaam te verblijven in de Stralende Geest, zich niet moet afwenden van de ervaring of enig deel daarvan.

En ja, zelfs de meest onverteerbare zaken die we meemaken zijn uitdrukking van de allesomvattende eenheid en dragen die met zich mee, of we dat nu beseffen of niet. Dit is niet alleen maar een filosofisch principe, het is werkelijk zo. Ongelukkige lotgevallen, verschrikkelijke pech en afgrijselijk onrecht dat ons overkomt hangen samen met alles wat in de wereld bestaat. Dat is niet persoonlijk: de een treft een zwaarder lot dan de ander. Lao Zi schreef hierover in de Dao De Jing, hoofdstuk 5:

‘De hemel behandelt de mensen als honden van stro’.

Maar tegenover ieder slachtoffer staat een dader, tegenover pijn staat genot, tegenover een ramp staat voorspoed, enzovoort. Wanneer we rijkdom verwerven, ontstaat ergens anders armoede, als we machtig worden, worden anderen onmachtig, waar een winnaar is, moet een verliezer zijn. En dat geldt niet alleen voor ons allen individueel, maar precies zo voor collectieven. Wie dat werkelijk beseft wordt om te beginnen oplettend: iedere daad heeft direct consequenties. Het leven is kostbaar, pijn is onvermijdelijk, ongeluk bestaat, je kunt echt pech hebben, en oorlog is een zaak van leven of dood……

En daarom moeten we ons niet afwenden, maar op ons eigen persoonlijk niveau onderscheid maken tussen de verschillende verschijnselen en vormen in de ervaringsstroom. Dan zijn we ook in staat om onderscheid te maken tussen het zelf, het bewustzijn, en de stroom van vormen en verschijnselen daarin, inclusief de eigen persoon. Zo kunnen we iedere identificatie met het persoonlijke, hoe subtiel ook, doorzien en laten gaan. Want voor we het weten handelen we vanuit het persoonlijke, daarin gedreven door onze conditionering, terwijl we denken onpersoonlijk te zijn…..

Onderscheid en eenheid

Te midden van de turbulente stroom
van alles wat verschijnt,
hebben we weet van iets dat stil is,
onveranderlijk en direct afkomstig
van ruimteloze eeuwigheid.

Wie dat onderscheid niet kent
gaat mee met wat verschijnt,
en wordt ten goede of ten kwade
her en der gesleurd, tot hij tenslotte
met de stroom uit ‘t zicht verdwijnt.

Wie dat wel kent
doet er beter aan de wereld niet meteen
tot illusie te verklaren,
maar de aandacht vol te richten
op werkelijk alles wat verschijnt.

Want vereniging met eenheid, het oorspronkelijke licht,
gebeurt vanuit de wereld der verschijnselen,
omdat het wezen dat zich richt
zelf een verschijnsel is
dat pas oplost als ‘t volledig is doorlicht.

Maar wie zich afwendt van het zwart,
de wereld van ‘t zintuiglijke met het ingevangen licht,
ziet zichzelf niet meer als wezen,
terwijl hij in het afwenden
dat wel degelijk nog is.

Wat hij ziet is deel van waarheid,
wijds, subtiel en vredig, stil.
Wat hij niet ziet is het afwenden,
waarin hij zonder het te weten
dader is, en dat nu heet: Onwetendheid.

Rob Tans

De vruchten van het Pad

We volgen de verheven levenswijze omdat we in contact willen komen met het meest essentiële in ons leven en we dit contact willen onderhouden. We doen dit omdat we ons daartoe bewogen weten, ‘Boeddha zoekt Boeddha’, heet dat in het boeddhisme. Het is in deze zin vreemd om over vruchten van het Pad te spreken. Het Pad gaan, dat is de vrucht. Maar het is niet alleen hierom vreemd om over vruchten van het Pad te spreken. Nyingma meester Longchenpa schrijft in het hoofdstuk ‘Het resultaat’ van zijn ‘Juwelenschip’:

‘Er is geen enkele staat die niet deze onmetelijke staat van aanwezigheid is. Het is de verblijfplaats waar alles thuis is. Verblijf dus hier, want dit kan niet opgebouwd of afgebroken worden. Hier is het niet nodig om geleidelijk vooruit te gaan of iets te zuiveren.’

Er wordt niets ontwikkeld in het volgen van de verheven levenswijze, je komt nergens van af, geen van je kwaliteiten wordt getransformeerd, geen aandrift of diep ingesleten patroon wordt gezuiverd. Zijn er dan wel vruchten van het volgen van de verheven levenswijze? Je komt thuis, ofschoon je dit thuis nooit hebt verlaten. Dat is alles en dat is groots.

Gaandeweg het Pad wordt er wel iets helder. Longchenpa: ‘Het kenmerk van dit onophoudelijk zelf oprijzend, ongerept gewaarzijn is de volstrekte helderheid van de vijf zintuigen.’ Hier wordt niets ontwikkeld. Je gaat gewoonweg terug naar wat je ziet. En wat je ziet is precies dat. Wat je hoort is precies wat je hoort. Wat je denkt is precies wat je denkt. Wat je voelt is precies wat je voelt. Wat het is, dat weet je niet. Wat dat betreft leid je je leven in duisternis. Maar wat daarin oplicht is precies zoals het is. Glas en glas helder. Deze helderheid, ofschoon ze niet wordt ontwikkeld, is een vrucht van het Pad.

En, ‘Dit aanwezige gewaarzijn is vanaf het allereerste begin vrij van obstructies en wijkt niet af van de werkelijkheid zoals ze is. De individuele helderheid van de vijf wijzen van zintuigelijke waarneming en de individuele helderheid van de hartstochten, die zich manifesteren als de vijf wijzen van ongerept gewaarzijn, staan bekend als het spel van ongerept gewaarzijn. Omdat ze in zichzelf volledig zijn zonder dat er naar gezocht behoeft te worden, is er niets te hopen of te vrezen.’ Deze afwezigheid van hoop, dit volstrekt geen uitweg hebben, is de werkelijke vrijheid die een mens heeft. Hij kan nu rusten in wat is. Hij kan zich ontspannen en werken met de situatie zoals ze is. Zonder hoop heeft hij niets te vrezen. Ook dit is een vrucht van het Pad.

Tot slot, in de woorden van Longchenpa: ‘Bovendien is er geen ander doel dan de realisatie van natuurlijke vrijheid, zonder inspanning, foutloos, en zonder gebreken, het unieke feit van gewaarzijn, stralend vanuit zichzelf en vrij van beredenering.’ In deze zin krijgt de volger van de verheven levenswijze zijn leven terug. Hij hoeft naar niets anders meer te streven. Het Koninkrijk Gods is in hem. Hij is zichzelf genoeg. De volger van de verheven levenswijze is zelf de vrucht van het Pad.

Laat ons de mens maken

En God zegt: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
En God schept den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schept Hij hem; manvrouw schept Hij hem.
En God zegent hem, en God zegt tot hen: Wees vruchtbaar, en vermenigvuldig, en vervul de aarde, en onderwerp haar, en heb heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!
Genesis I, 26-28.
Door Evert Wagenaar

Deze woorden kunnen we – in een wat andere vorm – terugvinden in het boek Genesis, het eerste hoofdstuk. Dit hoofdstuk en het daarop volgende, gaat over de schepping van Goden, Hemel en Aarde, Mensen en alles wat zich daar tussenin bevindt.
Er lijkt iets merkwaardigs aan de hand te zijn met dit hoofdstuk, afgezien van alle vragen die dit scheppingsverhaal sowieso oproept: in elk van de nieuwe fasen die worden genoemd in Genesis I staat God vermeld als de schepper, maar dan wel als enige.
In den beginne schept God hemel en aarde en ook de Goden( Elohim) en alles daar tussenin. Dat gebeurt op de eerste dag en het gebeurt omdat Hij spreekt.
Op de tweede dag spreekt God opnieuw en het gaat over scheiding van de ‘wateren’ en een uitspansel dat daartussenin wordt geplaatst.
De derde dag gaat over de wateren die dan weer tezamen vloeien en het droge dat tevoorschijn komt, maar dat alles omdat God – ook weer als enige – dit alles beveelt.
En zo gaat het door: God spreekt op de vierde dag over de lichten aan de hemel, zon, maan en sterren.
Op de vijfde dag spreekt God opnieuw en wel over dieren, vissen en vogels, landdieren, tamme en wilde…
Steeds vertelt Genesis ons dat God dit alles alleen doet, Hij spreekt en dan gebeurt het…

Maar dat wordt anders bij het aanbreken van de zesde dag
Dan staat er plotseling: laat ONS de mens maken, naar ons beeld en onze gelijkenis….
Hoe zit dat…?
Mensen die iets meer weten over de oorspronkelijke teksten waarmee het boek Genesis is beschreven, weten dat dit gedaan is in de Hebreeuwse taal en dat deze oorspronkelijke teksten in hun originele staat ook heden ten dage nog steeds te vinden zijn in de Torah.
Ja, ook nog steeds heden ten dage, omdat volgens de Joodse wetten de Torah niet gewijzigd mag worden, geen letter en jota mag aangeraakt worden in tegenstelling tot onze tegenwoordig zo wijd en zijn verbreide Bijbelse vernieuwingsdrift.

Het is bekend dat deze oorspronkelijke Hebreeuwse teksten samengevat als de Pentateuch, de vijf boeken van Mozes, in het Grieks zijn vertaald en als de Septuagint bekendheid kregen, ook buiten Israël. Het verhaal gaat dat deze vertaling van het Hebreeuwse origineel door 72 (!) mensen in individuele afzondering tot stand is gekomen, waardoor een grote mate van vertrouwen is gerechtvaardigd dat deze vertaling zeer dicht bij de oorspronkelijke tekst staat. Ook toen al besefte men hoe lastig het is om een waarlijk passende vertaling te maken van een heilig boek, een boek waarvan de Joodse religie stelt dat dit boek de openbaring van God is.
Met de Torah heeft YHVH-Elohim de wereld geschapen…

De eerste algemeen gebruikte vertaling in het Nederlands is de Statenvertaling uit 1637. Deze vertaling is rechtstreeks uit de Brontekst (de Tenach, de Hebreeuwse Bijbel) tot stand gekomen. De Tenach bevat alle vijf boeken van de Pentateuch, de boeken van Mozes die tezamen de Torah vormen. Het zijn in elk geval deze vijf boeken die nog steeds de oorspronkelijke teksten bevatten van duizenden jaren terug.

Wanneer we nu terugkeren naar deze brontekst dan begint het boek Genesis met de zin:
Bereshith Bara ‘ Elohim Aleph-Tau Ha Shamayim Vau-Aleph-Tau Ha Aretz.

In de Statenbijbel (evenals in de meeste navolgers) vinden we de bekende vertaling:
In den beginne schiep God hemel en aarde…
Onze vertaling die – naar wij denken – dichter bij de brontekst staat, is echter anders:
Met wijsheid schept HET: de Elohim en alles tussen hemel en aarde.

Wat valt op:
Wij gebruiken niet de verledentijdsvorm (schiep), maar de tegenwoordigetijdsvorm (schept).
Waarom? Omdat God nog immer schept, van moment tot moment en nooit daarmee ophoudt.
Wanneer dat wel zou gebeuren, houdt de schepping op te bestaan.
Verder valt op dat er staat ‘HET’.
‘Het’ is een interpretatie van de komma die in de brontekst staat. Die komma wordt in het Hebreeuws weergegeven als de letter Yod, getalswaarde tien, en in onze betekenis overeenkomend met ‘het Heilige’, dat wil zeggen, de niet-bestaande-God.

Met deze eerste zin wordt dus aangegeven hoe die niet-bestaande-God tot bestaan, manifestatie, komt.
HET brengt zichzelf dus eerst als de Elohim tot bestaan en vervolgens brengt Hij zichzelf door die Elohim heen tot manifestatie door alles tussen hemel en aarde vorm te geven.
‘Elohim’ is in de Statenbijbel vertaald als ‘God’, maar dat klopt niet.
Elo of Ele of El betekent inderdaad God in een specifieke vorm, maar ‘him’ betekent meervoud. Dus Elohim betekent ‘Goden’.

Het ligt nu voor de hand om te stellen dat deze Goden, deze Elohim, aangeduid kunnen worden als ONS.

Daarmee zou een verklaring gegeven kunnen worden over het gebruik van dat woordje ONS in deze tekst..
Maar waarom wordt dat dan niet elke keer gebruikt? In het begin van dit verhaal is dat al opgemerkt; telkens staat er God, God doet dit, God doet dat….Steeds vind je daar het woordje Elohim terug, maar niet het woord ONS.
Alleen in het vers 26 wordt duidelijk gesproken over ONS.

Wie zijn dan toch die ONS?
Om een antwoord te kunnen geven op die vraag kunnen we naar mijn idee alleen maar te rade bij onszelf. Waarom is dat idee er? Omdat dit vers, vers 26, specifiek gaat over de schepping van de mens, van ons dus.
Klaarblijkelijk gaat het over iets gezamenlijks doen, dat is wel duidelijk. Het scheppen van de mens kan niet door God alleen worden gedaan, de mens moet geschapen worden door ONS.

Wie kunnen/moeten iets gezamenlijks doen wanneer het gaat over het scheppen, formeren en maken van de mens? Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden moeten we zeker weten wat er bedoeld wordt met ‘mens’.
Mens is niet de mens zoals u en ik, de mens van alledag.
Onder ‘mens’ verstaat Genesis de complete mens, de mens die als schepsel datgene is wat God voor ogen heeft, namelijk de mens als Zijn beeld en Zijn gelijkenis…
De mens dus, waarin de Ziel als Ruach volledig tot wasdom is gekomen. Het gaat dus over Adam/Eva die geplaatst wordt (ja, zeker…enkelvoud, Adam/Eva is nog één persoon, één entiteit), in het Paradijs. Dat is hun habitat, hun toegewezen plaats in de schepping. Het Paradijs is het zelfde als de Hemel, het Firmament, de Hemel die geplaatst wordt tussen de Wateren Boven en de Wateren Beneden.
Het is dus de mens die deze Wateren moet verbinden.

Wateren wat zijn dat?
In de mystieke taal hebben ‘wateren’ de betekenis van verschillende niveaus van bewustzijn, verschillende vormen van bewustzijn.
De Wateren Boven zijn dus een aanduiding voor de hogere vormen van bewustzijn, vandaar dat deze wateren geassocieerd worden met de hogere Hemelen. De Wateren Beneden zijn een aanduiding voor de lagere niveaus van bewustzijn, dus van het aardse bestaan. Tussen die twee niveaus van bewustzijn bevindt zich ‘het Firmament’, een soort tussen-Hemel, de oorspronkelijke habitat van de mens.

We kennen het verhaal van Adam/Eva, over hoe het verder gaat, wel.
Adam en Eva, hij/zij, die eerst een eenheid vormt en als zodanig ook in eenheid met God is, wordt gescheiden (het verhaal van de rib). Hij wordt gescheiden van zij, ze worden verleid door de Slang en worden vervolgens uit het Paradijs geworpen.
Op dat moment krijgen de Wateren Beneden eigenlijk pas hun bewoners: Adam en Eva komen terecht in de Wateren Beneden, kunnen dus niet langer deze Wateren verbinden met de Wateren Boven. Die wateren beneden worden even later ‘het veld’ genoemd, de wereld waarin Adam en Eva in het zweet van hun aanschijn moeten werken.
Dat is de mens zoals wij onszelf en allen om ons heen kennen.

Het Paradijs is verlaten.
De Wateren Boven zijn onbereikbaar.
Die Wateren Boven worden door ons vaak aangeduid als de ‘Verblijfplaats van de Gedachten van God’ en die zijn nu onbereikbaar geworden.
De mens verlaat dus die middenpositie van het Paradijs en daarmee kunnen de ‘Gedachten van God’ niet meer doordringen tot de mens in de Wateren Beneden, die we heel goed kennen als ‘de mens van alledag’.
Daar bevinden Adam en Eva zich, en ze zijn van God los.
Maar…
Gelukkig is dat niet het hele verhaal
God laat een stukje van Zichzelf met die mens meegaan. Iets van die ‘Gedachten van God’ zit in de mens en daarmee kan God die mens uiteindelijk door dat verblijf in de Wateren Beneden heen trekken en weer terugplaatsen in het Paradijs, het Firmament.
Dan wordt die mens weer ‘Mens’.

Waarom doet God dit?
Zeker, we herkennen dat stukje van ‘de Gedachten van God’ als de Godsvonk in ons. En we weten dat het de bedoeling is dat deze Godsvonk in ons actief wordt en dat deze Vonk in ons Gods beeld en gelijkenis gaat scheppen. ‘God werkt in ons’, dat zegt ook Eckhart en tegelijk zegt hij dat de mens ook moet werken. De mens moet werken aan zichzelf, hij/zij moet een vruchtbare akker worden waarin God kan zaaien en het zaad kan doen groeien.

Daarom staat er in Genesis I vers 26 terecht: laat ONS de mens maken, naar ONS beeld en Onze gelijkenis. Het beeld van de Mens is het beeld van God die daarmee tot bestaan komt. De gelijkenis van de Mens is de gelijkenis van hem/haar met God. De gelijkenis is de inhoud, het beeld is de vorm. Samen maken God en mens de Mens
.
En wanneer die mens dan Mens is geworden kan HIJ/ZIJ de taak verrichten die God voorbestemd heeft: om alles en iedereen tot beeld en gelijkenis te maken. De natuur en de mens als deel van die natuur, is een beeld van God. Maar de Mens heeft als opdracht die natuur en die mens – de ander dus – ook tot een gelijkenis te maken. Door die natuur en de ander met respect en liefde te bejegenen en ze te verbinden met God, waardoor de boom in het bos een heilige boom wordt, het landschap een heilig land, overvloeiend van melk en honing… en de andere Mens….
De natuur, de zeeën, de wateren, het uitspansel, de dieren, land- en zeedieren, vogels en alles wat daar staat tot vers 26 en wat alles te maken heeft met die mens die uit het Paradijs is gevallen, moet verbonden worden. Dat is wat de Mens moet doen, nadat hij/zij geschapen is in de diepe innerlijke samenwerking tussen God en Mens, tussen Mens en God: Laat ONS de Mens maken…
De mens heeft God nodig en God heeft de mens nodig. Dan is de nieuwe Mens geboren en wordt de schepping voltooid.

Nu willen wij het hebben over deze geboorte, hoe die in ons plaatsvindt en in de goede ziel wordt volbracht, telkens als God de Vader zijn eeuwige Woord in de volmaakte ziel spreekt. Want wat ik hier zeg, moet worden gezien als betrekking hebbend op een goede, volmaakte mens, die op Gods wegen heeft gewandeld en daarin volhardt, niet met betrekking tot een natuurlijke, ongeoefende mens, want die staat volkomen vreemd tegen-over deze geboorte en weet er niets van.
Uit: Meister Eckhart: Predigten, preek nr 57 DUM MEDIUM SILENTIUM,

Teteringen, september 2016

Emoties en dagelijkse activiteit

Om de verheven levenswijze te leiden, de levenswijze die uitgaat van onze essentie, ‘het universeel scheppende’, hoeven we helemaal niets te doen, alleen aanwezig te zijn en ons in deze aanwezigheid te laten bewegen. Dit geldt ook voor het omgaan met onze emoties. In de meeste situaties laten we ons leiden door onze oordelen over en diep ingesleten patronen met betrekking tot onze emoties. We laten ons leiden door geperverteerde emoties, emoties die zijn vervormd door wat we zelf met die emoties doen. Zelden laten we ons leiden door de emotie precies zoals ze is, een verlichte kwaliteit van ons leven en een exact op de situatie afgestemde energie. Agressie leidt ons als een geperverteerde angst. Hebzucht leidt ons als een geperverteerde begeerte. Matheid leidt ons als een geperverteerde lust. (Zelf)haat leidt ons als een geperverteerde woede. Als we de moed hebben om terug te gaan naar de emotie zelf, ‘voordat karma zich heeft verzameld’ (zie het fragment hieronder), dan komen we weer in contact met het heldere licht dat ons beweegt en de intelligente kwaliteit die het universeel scheppende ons biedt om ons leven te leiden.

Nyingma meester Longchenpa zegt hierover in het hoofdstuk ‘Gedrag’ van zijn ‘Juwelenschip’: ‘Mocht gehechtheid, afkeer, dofheid, trots of afgunst oprijzen, besef dan ten volle hun innerlijke energie. Herken hen in het allereerste moment, voordat karma zich heeft verzameld. Kijk het volgende moment onbevangen naar deze toestand en ontspan in de aanwezigheid ervan. Dan wordt ieder van de vijf hartstochten die oprijst een pure aanwezigheid, bevrijd op zijn eigen plaats, zonder te worden uitgesloten. De hartstocht komt op als ongerept gewaarzijn, helder, plezierig en niet bepaald door gedachten.’

Het op deze wijze werken met emoties kunnen we goed oefenen in meditatie. Zit fysiek en geaard, stevig geworteld in je onderbuik. Laat de emotie die opkomt opkomen. Blijf erbij en rust daar. Laat je aanwezigheid door de emotie vullen en voel de energie en de verlichte kwaliteit van deze emotie van binnen uit. Heel intiem. Zo raak je vertrouwd met je emoties.

Om de verheven levenswijze te leven hoeven we helemaal niets te doen. Alles wat we doen of laten is te veel. We leven een ongekunstelde aanwezigheid, onmiddellijk, zonder meer en zonder minder. En alles wat we doen is de directe expressie van het universeel scheppende.

Longchenpa: ‘Luister: zo pas je de leer toe. Ga niet in tegen wat je doet. Want doen en niet doen zijn ongeboren. In dit besef is wat je ook doet de ongeboren werkelijkheid.’

Dit is een kwestie van vertrouwen. Dit vertrouwen groeit door telkens weer aanwezig te zijn, terug bij mezelf, mijn gedachten uit te spannen, niet uit te zenden en te rusten bij wat er nu hier opkomt. Dit is het. Dit beweegt me. Dit is mijn bestaan ten diepste, dit is alles wat er is. Dit kan ik vertrouwen. Zo eenvoudig, en toch zo moeilijk om te doen.

De volle maan van 14 november 2016

De volle Bloedmaan staat deze dag tijdens haar elliptische omloop het dichtst bij de Aarde en wordt daarom een supermaan genoemd – het is de grootste supermaan van de eeuw zelfs. Haar energie is extra krachtig, waardoor sluimerende emoties en gevoelens meer naar de oppervlakte worden getrokken. Het thema ‘wijsheid en offer’ hoort bij deze maanperiode.

(meer…)

Vandaar….

Donderdag ben ik weer thuisgekomen uit Spanje. Eén van mijn inzichten tijdens het lopen van de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela was dat je ergens aankomt, elke dag. Maar toch nérgens aankomt.

In de eerste twee weken was er een soort verwachting van ‘het aankomen’. Aankomen in een dorpje. Aankomen in een herberg waar je die nacht zou slapen. Alsof je elke dag een doel had waar je heen ging.

En uiteindelijk werd dat aankomen steeds minder belangrijk. Ik liep. En als ik moe was van het lopen, stopte ik, en ging ik op zoek naar een herberg. Niets meer of minder dan dat.

Er is een zen-gezegde en dat luidt: ‘when you get there, there isn’t any there, there’.

Los van het woordspelletje, is dit voor mij een diep inzicht. Er is geen ‘daar’. En dat realiserend, realiseer ik me ook dat dat bevrijdend is. Het bevrijdt je van de constante hoop op beter, anders, mooier of fijner.

ardan1

 

 

Vertrouwen

Mijn leraar Genpo Roshi zei altijd: ‘Meditatie overbrugt de kloof tussen realisatie en manifestatie.’ Realisatie, zo schrijft Nyingma meester Longchenpa in het hoofdstuk ‘Meditatie’ van zijn ‘Juwelenschip’, is de bewustwording van ‘de diepe ervaring van uit zichzelf voortkomend helder licht. Dit is ten diepste de werking van het majestueuze scheppende dat vormgeeft aan alles.’ Manifestatie is het onvoorwaardelijk leven van dit inzicht. Meditatie is het langzaam maar zeker en geheel buiten mezelf om groeien van het vertrouwen in deze diepe ervaring, ofwel ‘het ontspannen in de werkelijkheid van dit gelukzalige, zichzelf voortbrengend ongerept gewaarzijn.’ Een werkelijkheid waarin niets, maar dan ook niets is uitgesloten van mijn aanwezigheid in dit moment.

Meditatie in de zen traditie, shikan taza of ‘alleen maar zitten’ en meditatie in de traditie van Longchenpa, dzogchen of de ‘meditatie van de grote volmaaktheid’ zijn nagenoeg identiek. Meditatie is in beide tradities zitten in aanwezigheid zonder uit te zenden, daaraan iets toe te voegen, of daar iets aan af te doen. Ze is een onverdeeld samenvallen met jezelf, pure intimiteit.

Longchenpa schrijft in het hoofdstuk ‘Meditatie’: ‘Je dient dus de geest, die nu hier aanwezig is, te laten zijn in dit totale gelijk-zijn van oorspronkelijke zuiverheid, die is als de hemel en die vrij is van elke inspanning van lichaam, spraak of geest. Ontspan de geest in die onbevangen staat van aanwezigheid die bestaat wanneer je niet verwikkeld bent in hetgeen verschijnt, welk object dan ook. Dan rijst zonder enig hoofdbreken een blijvende helderheid op, vrij van verschijnselen en concepten.’

Maar hoe ga je dan om met gedachten? Longchenpa adviseert: ‘Vestig je zo lang mogelijk in deze ongeconstrueerde, smetteloze, intrinsieke helderheid. Elke gedachte die in deze dimensie oprijst dient onbevangen gezien te worden. Rust daar. Door precies daar te zijn wordt deze gedachte bevrijd, zonder dat zij geëlimineerd behoeft te worden. Door in deze staat van contemplatie te blijven lossen de gedachten vanzelf op, als een tekening op het water.’

Je doet dus helemaal niets in meditatie en glijdt zo af tot het wonderlijke en wakkere functioneren van degene die nu deze woorden leest, ‘het universeel scheppende’. Uiteindelijk wordt, door telkens weer ongegeneerd mezelf te zijn, het vertrouwen zo groot, dat de meditatie niet meer afhankelijk is van een lichaamshouding of activiteit, zoals zitten. Dan is alles wat je doet meditatie. ‘Iedere gedachte die opkomt is meditatie.’ De bomen mediteren. De auto’s mediteren. Het water in de gracht mediteert. Alle forensen die zich verdrukken voor de sprinter in de ochtendspits mediteren. ‘Een volmaakt, twee volmaakt, alles volmaakt.’ Alles is de meditatie van ‘de grote volmaaktheid’. Rust daar.

 

The Cathar Prophecy of 1244 CE

It has no fabric – only understanding.

It has no membership – save those who know they belong.

It has no rivals – because it is non-competitive.

It has no ambition, because it only seeks to serve.

It knows of no boundaries for nationalism are unloving.

It is not of itself because it seeks to enrich all groups and religions.

It acknowledges all great teachers of all the ages who have shown the truth of Love.

Those who participate, practice the Truth of Love in all their daily being.

There is no walk of life or nationality that is a barrier.

Those who are, know. It seeks not to teach but to be, and by being, enrich.

It recognizes the collectivity of all humanity and that we are all one with the One.

It recognizes that the way we are may be the way of those around us because we are that way.

It recognizes the whole planet as a Being, of which we are a part.

It recognizes that the time has come for the supreme transmutation, the ultimate alchemical act, the conscious change of the ego into a voluntary return to the whole.

It does not proclaim itself with a loud voice but in the subtle realms of loving.

It salutes all those in the past who have blazoned the path but paid the price.

It admits of no hierarchy or structure, for no one is greater than another.

Its members shall know each other by their deeds and being and their eyes and by no other outward sign, save the fraternal embrace.

Each one will dedicate his or her life to the silent loving of their neighbor and environment and the planet, whilst carrying out their daily task, however exalted or humble.

It recognizes the supremacy of the great idea which may only be accomplished if the human race practices the supremacy of Love.

It has no rewards to offer, either here or in the hereafter, save that of the ineffable joy of being and loving.

Its members shall seek only to advance the cause of understanding, within whichever church, group or family they happen to be.

They shall do good by stealth and teach only by example.

They shall heal their neighbor, their community and our Planet.

They shall know no fear, and feel no shame and their witness shall prevail over all odds.

It has no secrets, no arcanum, no initiations save that of the true understanding of the power of love and that, if we want it to be so, the world will change but only if we change ourselves first.

ALL THOSE WHO BELONG, BELONG, THAT IS THE CHURCH OF LOVE.

 

Behind Our Anxiety, the Fear of Being Unneeded by the Dalai Lama

In many ways, there has never been a better time to be alive. Violence plagues some corners of the world, and too many still live under the grip of tyrannical regimes. And although all the world’s major faiths teach love, compassion and tolerance, unthinkable violence is being perpetrated in the name of religion.

And yet, fewer among us are poor, fewer are hungry, fewer children are dying, and more men and women can read than ever before. In many countries, recognition of women’s and minority rights is now the norm. There is still much work to do, of course, but there is hope and there is progress.

How strange, then, to see such anger and great discontent in some of the world’s richest nations. In the United States, Britain and across the European Continent, people are convulsed with political frustration and anxiety about the future. Refugees and migrants clamor for the chance to live in these safe, prosperous countries, but those who already live in those promised lands report great uneasiness about their own futures that seems to border on hopelessness.

Why?

A small hint comes from interesting research about how people thrive. In one shocking experiment, researchers found that senior citizens who didn’t feel useful to others were nearly three times as likely to die prematurely as those who did feel useful. This speaks to a broader human truth: We all need to be needed.

Being “needed” does not entail selfish pride or unhealthy attachment to the worldly esteem of others. Rather, it consists of a natural human hunger to serve our fellow men and women. As the 13th-century Buddhist sages taught, “If one lights a fire for others, it will also brighten one’s own way.”

Virtually all the world’s major religions teach that diligent work in the service of others is our highest nature and thus lies at the center of a happy life. Scientific surveys and studies confirm shared tenets of our faiths. Americans who prioritize doing good for others are almost twice as likely to say they are very happy about their lives. In Germany, people who seek to serve society are five times likelier to say they are very happy than those who do not view service as important. Selflessness and joy are intertwined. The more we are one with the rest of humanity, the better we feel.

This helps explain why pain and indignation are sweeping through prosperous countries. The problem is not a lack of material riches. It is the growing number of people who feel they are no longer useful, no longer needed, no longer one with their societies.

In America today, compared with 50 years ago, three times as many working-age men are completely outside the work force. This pattern is occurring throughout the developed world — and the consequences are not merely economic. Feeling superfluous is a blow to the human spirit. It leads to social isolation and emotional pain, and creates the conditions for negative emotions to take root.

What can we do to help? The first answer is not systematic. It is personal. Everyone has something valuable to share. We should start each day by consciously asking ourselves, “What can I do today to appreciate the gifts that others offer me?” We need to make sure that global brotherhood and oneness with others are not just abstract ideas that we profess, but personal commitments that we mindfully put into practice.

Each of us has the responsibility to make this a habit. But those in positions of responsibility have a special opportunity to expand inclusion and build societies that truly need everyone.

Leaders need to recognize that a compassionate society must create a wealth of opportunities for meaningful work, so that everyone who is capable of contributing can do so. A compassionate society must provide children with education and training that enriches their lives, both with greater ethical understanding and with practical skills that can lead to economic security and inner peace. A compassionate society must protect the vulnerable while ensuring that these policies do not trap people in misery and dependence.

Building such a society is no easy task. No ideology or political party holds all the answers. Misguided thinking from all sides contributes to social exclusion, so overcoming it will take innovative solutions from all sides. Indeed, what unites the two of us in friendship and collaboration is not shared politics or the same religion. It is something simpler: a shared belief in compassion, in human dignity, in the intrinsic usefulness of every person to contribute positively for a better and more meaningful world. The problems we face cut across conventional categories; so must our dialogue, and our friendships.

Many are confused and frightened to see anger and frustration sweeping like wildfire across societies that enjoy historic safety and prosperity. But their refusal to be content with physical and material security actually reveals something beautiful: a universal human hunger to be needed. Let us work together to build a society that feeds this hunger.