…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for the ‘Artikel’ Category

De volle maan van 14 november 2016

De volle Bloedmaan staat deze dag tijdens haar elliptische omloop het dichtst bij de Aarde en wordt daarom een supermaan genoemd – het is de grootste supermaan van de eeuw zelfs. Haar energie is extra krachtig, waardoor sluimerende emoties en gevoelens meer naar de oppervlakte worden getrokken. Het thema ‘wijsheid en offer’ hoort bij deze maanperiode.

(meer…)

Vandaar….

Donderdag ben ik weer thuisgekomen uit Spanje. Eén van mijn inzichten tijdens het lopen van de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela was dat je ergens aankomt, elke dag. Maar toch nérgens aankomt.

In de eerste twee weken was er een soort verwachting van ‘het aankomen’. Aankomen in een dorpje. Aankomen in een herberg waar je die nacht zou slapen. Alsof je elke dag een doel had waar je heen ging.

En uiteindelijk werd dat aankomen steeds minder belangrijk. Ik liep. En als ik moe was van het lopen, stopte ik, en ging ik op zoek naar een herberg. Niets meer of minder dan dat.

Er is een zen-gezegde en dat luidt: ‘when you get there, there isn’t any there, there’.

Los van het woordspelletje, is dit voor mij een diep inzicht. Er is geen ‘daar’. En dat realiserend, realiseer ik me ook dat dat bevrijdend is. Het bevrijdt je van de constante hoop op beter, anders, mooier of fijner.

ardan1

 

 

Vertrouwen

Mijn leraar Genpo Roshi zei altijd: ‘Meditatie overbrugt de kloof tussen realisatie en manifestatie.’ Realisatie, zo schrijft Nyingma meester Longchenpa in het hoofdstuk ‘Meditatie’ van zijn ‘Juwelenschip’, is de bewustwording van ‘de diepe ervaring van uit zichzelf voortkomend helder licht. Dit is ten diepste de werking van het majestueuze scheppende dat vormgeeft aan alles.’ Manifestatie is het onvoorwaardelijk leven van dit inzicht. Meditatie is het langzaam maar zeker en geheel buiten mezelf om groeien van het vertrouwen in deze diepe ervaring, ofwel ‘het ontspannen in de werkelijkheid van dit gelukzalige, zichzelf voortbrengend ongerept gewaarzijn.’ Een werkelijkheid waarin niets, maar dan ook niets is uitgesloten van mijn aanwezigheid in dit moment.

Meditatie in de zen traditie, shikan taza of ‘alleen maar zitten’ en meditatie in de traditie van Longchenpa, dzogchen of de ‘meditatie van de grote volmaaktheid’ zijn nagenoeg identiek. Meditatie is in beide tradities zitten in aanwezigheid zonder uit te zenden, daaraan iets toe te voegen, of daar iets aan af te doen. Ze is een onverdeeld samenvallen met jezelf, pure intimiteit.

Longchenpa schrijft in het hoofdstuk ‘Meditatie’: ‘Je dient dus de geest, die nu hier aanwezig is, te laten zijn in dit totale gelijk-zijn van oorspronkelijke zuiverheid, die is als de hemel en die vrij is van elke inspanning van lichaam, spraak of geest. Ontspan de geest in die onbevangen staat van aanwezigheid die bestaat wanneer je niet verwikkeld bent in hetgeen verschijnt, welk object dan ook. Dan rijst zonder enig hoofdbreken een blijvende helderheid op, vrij van verschijnselen en concepten.’

Maar hoe ga je dan om met gedachten? Longchenpa adviseert: ‘Vestig je zo lang mogelijk in deze ongeconstrueerde, smetteloze, intrinsieke helderheid. Elke gedachte die in deze dimensie oprijst dient onbevangen gezien te worden. Rust daar. Door precies daar te zijn wordt deze gedachte bevrijd, zonder dat zij geëlimineerd behoeft te worden. Door in deze staat van contemplatie te blijven lossen de gedachten vanzelf op, als een tekening op het water.’

Je doet dus helemaal niets in meditatie en glijdt zo af tot het wonderlijke en wakkere functioneren van degene die nu deze woorden leest, ‘het universeel scheppende’. Uiteindelijk wordt, door telkens weer ongegeneerd mezelf te zijn, het vertrouwen zo groot, dat de meditatie niet meer afhankelijk is van een lichaamshouding of activiteit, zoals zitten. Dan is alles wat je doet meditatie. ‘Iedere gedachte die opkomt is meditatie.’ De bomen mediteren. De auto’s mediteren. Het water in de gracht mediteert. Alle forensen die zich verdrukken voor de sprinter in de ochtendspits mediteren. ‘Een volmaakt, twee volmaakt, alles volmaakt.’ Alles is de meditatie van ‘de grote volmaaktheid’. Rust daar.

 

The Cathar Prophecy of 1244 CE

It has no fabric – only understanding.

It has no membership – save those who know they belong.

It has no rivals – because it is non-competitive.

It has no ambition, because it only seeks to serve.

It knows of no boundaries for nationalism are unloving.

It is not of itself because it seeks to enrich all groups and religions.

It acknowledges all great teachers of all the ages who have shown the truth of Love.

Those who participate, practice the Truth of Love in all their daily being.

There is no walk of life or nationality that is a barrier.

Those who are, know. It seeks not to teach but to be, and by being, enrich.

It recognizes the collectivity of all humanity and that we are all one with the One.

It recognizes that the way we are may be the way of those around us because we are that way.

It recognizes the whole planet as a Being, of which we are a part.

It recognizes that the time has come for the supreme transmutation, the ultimate alchemical act, the conscious change of the ego into a voluntary return to the whole.

It does not proclaim itself with a loud voice but in the subtle realms of loving.

It salutes all those in the past who have blazoned the path but paid the price.

It admits of no hierarchy or structure, for no one is greater than another.

Its members shall know each other by their deeds and being and their eyes and by no other outward sign, save the fraternal embrace.

Each one will dedicate his or her life to the silent loving of their neighbor and environment and the planet, whilst carrying out their daily task, however exalted or humble.

It recognizes the supremacy of the great idea which may only be accomplished if the human race practices the supremacy of Love.

It has no rewards to offer, either here or in the hereafter, save that of the ineffable joy of being and loving.

Its members shall seek only to advance the cause of understanding, within whichever church, group or family they happen to be.

They shall do good by stealth and teach only by example.

They shall heal their neighbor, their community and our Planet.

They shall know no fear, and feel no shame and their witness shall prevail over all odds.

It has no secrets, no arcanum, no initiations save that of the true understanding of the power of love and that, if we want it to be so, the world will change but only if we change ourselves first.

ALL THOSE WHO BELONG, BELONG, THAT IS THE CHURCH OF LOVE.

 

Behind Our Anxiety, the Fear of Being Unneeded by the Dalai Lama

In many ways, there has never been a better time to be alive. Violence plagues some corners of the world, and too many still live under the grip of tyrannical regimes. And although all the world’s major faiths teach love, compassion and tolerance, unthinkable violence is being perpetrated in the name of religion.

And yet, fewer among us are poor, fewer are hungry, fewer children are dying, and more men and women can read than ever before. In many countries, recognition of women’s and minority rights is now the norm. There is still much work to do, of course, but there is hope and there is progress.

How strange, then, to see such anger and great discontent in some of the world’s richest nations. In the United States, Britain and across the European Continent, people are convulsed with political frustration and anxiety about the future. Refugees and migrants clamor for the chance to live in these safe, prosperous countries, but those who already live in those promised lands report great uneasiness about their own futures that seems to border on hopelessness.

Why?

A small hint comes from interesting research about how people thrive. In one shocking experiment, researchers found that senior citizens who didn’t feel useful to others were nearly three times as likely to die prematurely as those who did feel useful. This speaks to a broader human truth: We all need to be needed.

Being “needed” does not entail selfish pride or unhealthy attachment to the worldly esteem of others. Rather, it consists of a natural human hunger to serve our fellow men and women. As the 13th-century Buddhist sages taught, “If one lights a fire for others, it will also brighten one’s own way.”

Virtually all the world’s major religions teach that diligent work in the service of others is our highest nature and thus lies at the center of a happy life. Scientific surveys and studies confirm shared tenets of our faiths. Americans who prioritize doing good for others are almost twice as likely to say they are very happy about their lives. In Germany, people who seek to serve society are five times likelier to say they are very happy than those who do not view service as important. Selflessness and joy are intertwined. The more we are one with the rest of humanity, the better we feel.

This helps explain why pain and indignation are sweeping through prosperous countries. The problem is not a lack of material riches. It is the growing number of people who feel they are no longer useful, no longer needed, no longer one with their societies.

In America today, compared with 50 years ago, three times as many working-age men are completely outside the work force. This pattern is occurring throughout the developed world — and the consequences are not merely economic. Feeling superfluous is a blow to the human spirit. It leads to social isolation and emotional pain, and creates the conditions for negative emotions to take root.

What can we do to help? The first answer is not systematic. It is personal. Everyone has something valuable to share. We should start each day by consciously asking ourselves, “What can I do today to appreciate the gifts that others offer me?” We need to make sure that global brotherhood and oneness with others are not just abstract ideas that we profess, but personal commitments that we mindfully put into practice.

Each of us has the responsibility to make this a habit. But those in positions of responsibility have a special opportunity to expand inclusion and build societies that truly need everyone.

Leaders need to recognize that a compassionate society must create a wealth of opportunities for meaningful work, so that everyone who is capable of contributing can do so. A compassionate society must provide children with education and training that enriches their lives, both with greater ethical understanding and with practical skills that can lead to economic security and inner peace. A compassionate society must protect the vulnerable while ensuring that these policies do not trap people in misery and dependence.

Building such a society is no easy task. No ideology or political party holds all the answers. Misguided thinking from all sides contributes to social exclusion, so overcoming it will take innovative solutions from all sides. Indeed, what unites the two of us in friendship and collaboration is not shared politics or the same religion. It is something simpler: a shared belief in compassion, in human dignity, in the intrinsic usefulness of every person to contribute positively for a better and more meaningful world. The problems we face cut across conventional categories; so must our dialogue, and our friendships.

Many are confused and frightened to see anger and frustration sweeping like wildfire across societies that enjoy historic safety and prosperity. But their refusal to be content with physical and material security actually reveals something beautiful: a universal human hunger to be needed. Let us work together to build a society that feeds this hunger.

Eigenheid, Over het werkelijkheidsgehalte van het specifieke dat je ook bent

Uitdrukking begint steeds opnieuw.

Hij blijft kersvers, want

hij begint nu pas.

Hij begint vanuit je eigenheid.

Die is nog nét niet persoonlijk, hoewel

er meteen al kleur is. Er is al ‘verschil’.

En toch is Echtheid niet geweken.

Het is in de westerse versie van de Advaita Vedanta, het milieu van satsang en non-dualiteit, langzamerhand een bekend gegeven geworden dat uitsluitend het tijdloze en onveranderlijke werkelijk is. Niets van wat verandert kan helemaal werkelijk zijn – zodra iets gewijzigd is, is immers het voorafgaande kennelijk niet meer het geval, dus niet helemaal echt meer te noemen. Iets dat nu niet meer echt is, blijkt dan zojuist eigenlijk ook niet helemaal echt te zijn geweest. ‘Echt’ wil juist zeggen echt, rotsvast, nooit onecht.

Dikwijls wordt in de Advaita alles wat niet helemaal echt is, meteen ‘illusie’ genoemd. Met als consequentie dat alles wat we zien en meemaken meteen dit stempel van illusie krijgt. Zoals bijvoorbeeld Wolter Keers het al in de zeventiger jaren uitdrukte: “… dat er om te beginnen niemand bestaat als onafhankelijk individu: alle activiteit van de persoonlijkheid is maya, begoocheling.” Ja, maya: dat is ook in het Westen een cliché dat al behoorlijk oud is, en dat meestal een lading heeft gekregen van ‘waardeloos’, ‘niet de moeite waard om het erover te hebben’.

Je kunt bij jezelf checken wat er eigenlijk werkelijk is aan je. Zodra je de vraag ‘wie ben ik?’ helemaal laat binnenvallen, is er niet een bepaald iets of iemand te vinden. Er is geen omkaderd iets, er is geen vorm of kleur te zien, geen enkele nuance of ‘kern’, alleen maar een volledig wegvallen van alle kenmerken en beperkingen. Maar je ervaart wel een volkomen echtheid, een niet te wijzigen onomstotelijkheid.
Je kunt herkennen dat dít is wat je bent; dit is je wezenlijke natuur, die geheel voorafgaat aan enige persoonlijke invulling of kleur.
Ik noem deze herkenning ook wel Besef. Een zien van wat weliswaar niet-iets is, en niet-iemand, maar wat wel helemaal eigen is. Zelfs het meest eigene dat je maar kunt opmerken.

Toch is hiermee nog niet alles gezegd. Dat realiseerde ik me ook toen ik aan Het Boek van Besef werkte en in het eerste hoofdstuk meteen begon met dit thema van eigenheid. Ik zag dat deze manier van praten, waarin het niet gaat om een persoonlijke eigenheid, uiteraard niet het geheel betreft, ja zelfs alleen maar het wezenlijke kernpunt beschrijft, vanwege de noodzaak van eerst alle nadruk op de kern van de zaak. Ik zag al snel dat het hele boek in feite een soort Deel Een is van een tweetal of drietal boeken waarin geprobeerd wordt wél het geheel te belichten.
Want het is weliswaar kloppend om te zeggen dat dit niet-iets en niet-iemand het meest eigene is dat er is, maar tegelijkertijd is het terecht om de andere soort eigenheid, noem het maar de ‘meer gebruikelijke’, ‘persoonlijke’ eigenheid, meteen erna ook te waarderen. Ik beschouw deze persoonlijke eigenheid namelijk als een verrijking van de Werkelijkheid. Het is het waarderen van alle oorspronkelijke uitdrukking van onszelf, of die zich nu afspeelt in kunst, muziek, communicatie of iets anders. Het is ook verrijking te noemen dat er zulke totaal verschillende manieren zijn om de Werkelijkheid door te geven, zoals gedemonstreerd in het verschil tussen bijvoorbeeld Nisargadatta Maharaj en Ramana Maharshi.
Maar persoonlijke eigenheid lijkt in veel Advaita-kringen wel taboe. ‘Er IS niet zoiets.’ ‘Er is helemaal geen persoon, dus hoe zou je van een persoonlijke eigenheid kunnen spreken!’ Toch denk ik dat het spreken hierover heel zinnig is, juist vanuit de blik van constant-kennend Bewustzijn. Ik heb namelijk het gevoel dat er nu al behoorlijk veel mensen zijn die hun ware natuur moeiteloos kunnen herkennen, en dat velen hiervan eigenlijk rijp zijn om het accent meer te gaan leggen op het uitwisselen van de verschillende interpretaties van de herkenning, inclusief de verschillende vormen van integratie ervan.
Waar het bij de herkenning ging om het denken te doorzien en los te laten, gaat het er bij de interpretatie van de herkenning om je denken opnieuw te leren gebruiken, maar dan vanuit Niet-denken, vanuit constant-kennend Bewustzijn (de bekende uitspraak van Kant, “Heb de moed om je van je eigen verstand te bedienen!” zou dan op een heel nieuwe manier weer aan de orde zijn).
Ik zou eraan willen bijdragen dat er een taalgebruik ontstaat waaruit duidelijk blijkt dat inderdaad ‘niet-iets & niet-iemand’ het enige is dat werkelijk is in de uiteindelijke zin van het woord, maar dat er desondanks gesproken kan worden en mag worden over de verschillen, die de directe uitdrukking zijn van werkelijkheid. Als directe uitdrukking worden verschillen in feite nog steeds doorstraald door het Echte.

Het kan dienend zijn om oog te krijgen voor de onlosmakelijkheid van onze wezenlijke natuur en onze uitdrukking ervan.
Wie we werkelijk zijn kun je ‘essentie’ noemen, iets dat niet geboren is en niet gewijzigd. Maar op zich bestaat er natuurlijk niet zoiets als essentie. Essentie is altijd de essentie van iets. Het is typisch een term die een verhouding aangeeft. En dat waartoe het in verhouding staat is ‘uitdrukking’. Als er geen uitdrukking is, is er ook niet zoiets als essentie. De essentie kun je alleen maar opmerken vanuit de uitdrukking –  alleen in de uitdrukking is realisatie mogelijk.
Nu is het mooie van uitdrukking dat hij altijd specifiek is. Dat wil zeggen dat er meteen verschil is. Uitdrukking is nooit algemeen, of universeel. Een niet-specifieke uitdrukking bestaat niet. Op het moment dat essentie tot uitdrukking komt, is er nog helemaal geen kleefkracht of fixatie, geen bezitsdrang, geen machtsstreven. Er is nog niets te verdedigen, en toch is het wel meteen specifiek.

Over dit meest directe specifieke heb ik het hier. Het heeft al meteen kleur. En het is nog steeds helemaal ‘eigen’, en nu in een tweede zin van het woord. De overgang naar deze tweede soort is naadloos.
Op het beginpunt van je uitdrukking kun je zien dat jouw uiting meteen verschilt van die van de man of vrouw naast je. En ook kun je zien hoe zuiver en eigen je je hier nog uitdrukt.

Wel blijft uiteraard het allerbelangrijkste punt: ‘zie eerst dat jij Bewustzijn zelf bent, wat volstrekt niet-persoonlijk is, en niet-iets’, maar daarna, na het daadwerkelijk beseffen hiervan, kun je meteen zien dat de zogenaamde ‘jij’ nou eenmaal ook een kleur heeft, een sfeer – met allerlei talenten en bijzonderheden, en ook dat dit alles niet meteen onwerkelijk is, of ‘illusie’. Het werkelijk-zijn van jezelf, dat je diepgaand beseft hebt, blijft een werkelijk-zijn ook in je spontaniteit, in je directe uitdrukking of creatie. Deze directe uiting is nog steeds helemaal ‘eigen’.
Deze soort eigenheid zit nou eenmaal in je creativiteit en originaliteit. Je bent nog helemaal oorspronkelijk, omdat je uit leegte tapt, dat wil zeggen uit de volslagen oningevulde Echtheid. Er is een onschuld die nog mogelijk blijkt in verschil, zoals te voelen bij de verschillen tussen klederdrachten. Ja, het is waar: in een oogwenk kan de onschuld weg zijn, en is het ‘ik ben beter dan jij’. Maar vóór dat moment is het wat mij betreft alleen maar terecht om ook nadruk te leren leggen op het eigene in de tweede, individuele zin van het woord, op een geheel nieuwe manier, waarin ego herkend wordt en doorzien.

Misschien kan door dit schrijfsel een beetje worden aangevoeld wat ik bedoel als ik wel eens de uitdrukking ‘Heilige Volgorde’ gebruik. Hiermee probeer ik de terechtheid aan te geven om de aandacht eerst te laten gaan naar Dat wat nog helemaal zonder entiteit is, zonder objectwaarde, zonder concept. De term ‘heilig’ gebruik ik vanuit een poging om naar iets te wijzen waar nog geen belang is. Geen methode, geen auteur.
Maar een ‘volgorde’ veronderstelt dat er na dat eerste-en-belangrijkste dan toch nog een tweede of derde volgt, anders kun je niet van volgorde spreken. En over zo’n tweede heb ik het hier, in het huidige schrijven. ‘Schep gerust een tweede’, zeg ik eigenlijk (met een lichte knipoog naar een titel van een heel aardig boekje, die luidt ‘Schep geen tweede’, van een man die al in de dertiger jaren dankzij Krishnamurti tot helderheid was gekomen). Schep gerust een tweede – maar zie EERST wie je werkelijk bent. Zie eerst de essentie, waar nog geen ‘tweede’ is, nog geen enkele vorm van weten.

Dus hoewel het waar is dat je er goed aan doet om je specifiekheid en uniekheid naar buiten te laten komen, blijft het van kracht dat éérst de Afpakker langs moet komen. Eerst moet alles opgegeten worden, of zoals Jezus het volgens Johannes uitdrukte: “Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen – maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort.”
Eerst moet er gebogen worden, voor Dat wat altijd het geval is en waar geen succes mee te behalen valt. Maar als Dat helemaal herkend is, in oprechtheid en nederigheid, dan doe je er goed aan om op te staan, in de herkenning dat je ook een specifieke uitdrukking bent van het Echte.

Uitdrukking begint steeds opnieuw.

Hij blijft kersvers, want

hij begint nu pas.

Hij begint vanuit je eigenheid.

Die is nog nét niet persoonlijk, hoewel

er meteen al kleur is. Er is al ‘verschil’.

En toch is Echtheid niet geweken.

 

Dit artikel is eerder verschenen in het tijdschrift InZicht. Zie www.InZicht.org

De dynamiek van wijsheid

Het enige waar je in dit vluchtige, broze bestaan van kunt uitgaan, wordt door Nyingma meester Longchenpa in het hoofdstuk ‘Zicht’ van zijn ‘Juwelenschip’ als volgt verwoord:

‘Alles wat wordt ervaren en je eigen geest zijn de unieke, primaire werkelijkheid.’

En zo is het. Daar is geen speld tussen te krijgen. De enige ‘grond’ om op te staan is wat we aan den lijve ervaren, wat we zien, horen, voelen, ruiken, onze emoties en wat er in onze geest omgaat, wat we denken. Dit is onze enige, primaire werkelijkheid. Maar de stroom van onze dagelijks ervaren is vaak een ‘mistige situatie’, zoals Tibetaanse meester Trungpa het noemde. Wat wordt ervaren en onze eigen geest lopen dwars door elkaar heen. Zo trekt er een sluier voor onze unieke, primaire werkelijkheid en is het voor ons niet meer helder wat we zien.

Om een helder onderscheid te maken tussen wat wordt ervaren en wat ik daar in mijn hoofd mee doe, kunnen we wijsheid gaan beoefenen. ‘Prajnaparamita’ heet dat in het boeddhisme, het vervolmaken (paramita) van onderscheidende helderheid (prajna). Dit kunnen we al doen als we bijvoorbeeld in de meditatiehouding gaan zitten en ons richten op onze ademhaling. De dynamiek die dan ontstaat is de dynamiek van wijsheid. We richten ons op onze ademhaling en zijn met wat is. We dwalen af in onze gedachten, hetgeen een natuurlijke beweging van wijsheid is, we worden spontaan wakker uit ons dagdromen, we realiseren ons wat we in onze geest aan het doen zijn en keren weer terug naar onze ademhaling en naar wat we aan den lijve ervaren. Deze beweging, eindeloos, afdwalen en weer terugkeren, afdwalen en weer terugkeren, is het vervolmaken van prajna, onderscheidende helderheid. Wat in deze dynamiek langzaam maar zeker helder wordt, formuleert Longchenpa met de volgende woorden in zijn hoofdstuk ‘Zicht’:

‘Dit is niet hetzelfde als stellen dat alles wat je ervaart mentaal is, want wat je ervaart is niet een mentale gebeurtenis maar rijst op als het spel van de staat van pure en totale aanwezigheid. Deze stelling maakt namelijk geen onderscheid tussen de geest en de staat van pure en totale aanwezigheid. De staat van pure en totale aanwezigheid is het heldere licht, het zuivere feit van gewaarzijn, niet-conceptueel, altijd fris gewaarzijn.’

Wat helder wordt is dat wat er is en wat ik daar in mijn hoofd van maak niet hetzelfde is. En wat ook helder wordt is wat er is, wat ik aan den lijve ervaar. In de woorden van Lonchenpa: ‘Hoe dingen verschijnen is mijn wezen. Hoe dingen opkomen is mijn manifestatie. Geluiden en woorden die gehoord worden zijn mijn boodschappen uitgedrukt in geluiden en woorden. Alle vermogens, vormen, en al het ongerepte gewaarzijn van de boeddha’s, de lichamen van de levende wezens, hun gewoonten en dergelijke, alle leefgebieden met hun inwoners, levensvormen en ervaringen, zijn de oorspronkelijke staat van pure en totale aanwezigheid.’

Wat er ook is, het is degene die nu deze woorden leest. Luister! En Hij is het die denkt aan zijn zomervakantie in Spanje en de aangifte van zijn inkomstenbelasting. Feitelijk is er niets anders dan dit. Er is geen lijden, geen oorzaak, geen opheffing en geen weg. Geen verlichting, geen boeddha’s, geen doel en geen middel, nee zelfs geen meditatie. Zelfs prajnaparamita, het vervolmaken van onderscheidende helderheid, is precies een woord teveel gezegd. Luister, groots wezen! Dit is het. Kijk! Er is niets anders.

Dezelfde pijn in nieuwe jasjes of vrij zijn in het nu?

In mijn vorige stukje schreef ik over de druk van het dagelijks leven als (stief)moeder van zeven kinderen. Er moet veel en het gaat maar door. En dan is er – on top of it – die rare foute stem op de achtergrond die zegt dat er iets mis is. Dat ik eigenlijk iets anders had moeten zeggen, of dat ik eigenlijk nu iets anders zou moeten doen en dat ik daardoor nu niet in vrede kan zijn. Of dat het juist allemaal aan iets of iemand anders ligt, aan een instantie, aan je partner, aan de situatie, aan je moeder. Zo vertel je jezelf verhaal na verhaal na verhaal, dag in dag uit.

Heel saai, want het houdt nooit op, en het is altijd een herhaling van hetzelfde. Dezelfde pijn en frustratie komt steeds maar voorbij in nieuwe jasjes. Tot je er echt klaar mee bent en bereid bent om jezelf in de ogen te kijken.

Elk moment heb je die kans. Er is maar één antwoord en dat is vrij zijn in het nu. Zodra ik de situatie accepteer zoals hij is, komt er rust. Dat betekent niet (zoals sommige lezers mij schreven) dat je lijdzaam je lot draagt. Het betekent dat je de situatie in eerste instantie accepteert en in tweede instantie er een antwoord op geeft. Dus, 1: als ik moe ben dan verzet ik me daar niet tegen. Ik accepteer zelfs dat ik me rot voel. Die acceptatie zorgt er tegenstrijdig genoeg juist voor dat ik in vrede ben en me goed voel, no matter what. Zo kan ik me tegelijk slecht en goed voelen!  Maar… 2: dat betekent niet dat ik mezelf uitgeput door het leven sleep, ‘omdat dat nou eenmaal de situatie is’. Als ik echt heel erg moe ben dan kan ik daar ook naar handelen door ’s avonds om acht uur mijn bed in te duiken en zo weer helemaal bij te tanken. Ikzelf ben in charge, want het is aan mij hoe ik met de situatie omga.

Hoe meer ik op deze manier leef, hoe meer stilte er in mijn hoofd komt. Mijn gedachten verliezen hun grip, omdat ze niet meer worden gevoed door gekke verhalen die zich buiten het nu afspelen. In de leegte die ik vreesde (want wie ben ik nou zonder mijn snelle gedachten?) openbaart zich een enorme, eindeloze ruimte. Ruimte voor inspiratie, voor lol met de kinderen, voor echte ontmoetingen en diepe gesprekken en – last but not least – voor de kleine dingen die ik anders niet eens zou opmerken. Hoe minder die achtergrondstem commentaar levert, hoe meer alles tot leven komt. Alles, inclusief mezelf.

Ontmoeting

maritja

Sinds midden september loop ik naar Santiago de Compostela. 

Het is  een reis die ik begonnen ben om persoonlijke redenen.

Mensen vragen me soms ‘waarom’. Want velen die de camino lopen doen dat om een bepaalde reden. Omdat ze een kind hebben verloren of een partner of een baan. Omdat ze ergens vast zijn gelopen.  Ik loop de camino omdat ik op een punt kwam dat ik niet verder kon. Het was op.

Ik heb mijn hele leven, bewust en onbewust geweten dat ik een jongen was, een man was, maar op één of andere manier in het verkeerde lichaam terecht ben gekomen. 

Mijn intentie om deze pelgrimstocht te lopen is niet om ergens een antwoord op te krijgen. Ik wil ‘m lopen vanuit openheid en vertrouwen. Zonder iets te willen begrijpen en zonder iets te willen concretiseren. 

Toch gebeurt er tijdens het lopen iets met me. Komt het door het lopen, of doordat ik andere mensen ontmoet? Of omdat ik mezelf ontmoet in een totaal andere context dan thuis? Waarschijnlijk heeft het allemaal invloed. Maar dat mezelf ontmoeten op reis is een bijzonder iets. Het gebeurt gewoon. En het is ontroerend. 

Ik heb er alle vertrouwen in dat zich, als ik weer thuis ben,  zich vanzelf wel een nieuwe weg  zal openen waarop ik verder kan. 

Waaraan je je vasthoudt

Voor het volgen van ‘de verheven levenswijze’, die gericht is op het meest wezenlijke van je bestaan, dat evenwel onzegbaar en ondenkbaar is, geeft Nyingma meester Longchenpa in zijn ‘Juwelenschip’ een aantal voorwaarden. De verbinding tussen leraar en leerling is er een. De leer, datgene waarin de onverwoordbare essentie wordt voorgeleefd, uitgedrukt en ‘bewaard’, is een andere voorwaarde.

Het boeddhisme kent het begrip Dharma. Dharma is een woord dat breed uitwaaiert met betekenissen. Letterlijk betekent Dharma, ‘datgene waaraan wordt vastgehouden’, afgeleid van de Sanskriet wortel ‘dhr’, ‘vasthouden’. Dharma is volgens deze betekenis ‘de Wet’, zoals de Joodse religie deze kent, of ‘leefregels’. Maar Dharma betekent in het boeddhisme ook ‘werkelijkheid’. En ‘ding’ of ‘gebeurtenis’. Naast deze betekenissen is Dharma ook ‘de leer’ of ‘het onderricht’.

De eenheid van Dharma als werkelijkheid en onderricht wordt uitgedrukt in Longchenpa’s hoofdstuk ‘De leer’ uit zijn ‘Juwelenschip’: ‘Uit het totale veld van ervaring manifesteert zich het niet te lokaliseren domein van de onvervalste werkelijkheid, dat van een immense uitgestrektheid is, vrij van elk maaksel, de hoogst ordenende macht van het universum, die de diepe structuur weergeeft van dat wat is. In dit domein, een immens paleis opgebouwd uit licht, communiceert hij door een onverwoestbaar kennend responderen op te wekken uit het altijd frisse gewaarzijn, zijn eigen oorspronkelijke staat en die van de vijf boeddha’s.’

Wie is de ‘hij’ die volgens dit citaat communiceert ‘door een onverwoestbaar kennend responderen op te wekken’?

‘Luister’, roept Longchenpa telkenmale in zijn tekst. ‘Luister’, en daar staat deze hij in zijn volle glorie voor je. Hij, die nergens vandaan komt en nergens heen gaat, die ongeboren is, geen begin kent en geen einde en die altijd wakker aanwezig is. Hij is het die nu deze woorden leest. Hij communiceert in een lange reeks van incarnaties, Boeddha’s, Patriarchen, Rinpoche’s, Leraren, waarin hij zich volledig manifesteert en waarvan die manifestaties ook worden herkend en erkend door voorgaande generaties incarnaties van dit ‘immens paleis opgebouwd uit licht’.

Dat de incarnatie die hier en nu communiceert in een lange rij staat van andere incarnaties is niet onbelangrijk. Het toont dat de Dharma niet pas gisteren wordt herkend, voorgeleefd en uitgedrukt. De Dharma wordt ‘bewaard’ in een lange rij van volstrekt unieke individuen, die allemaal anders en allemaal dezelfde zijn. Dit geeft de aspirant iets waaraan hij zich kan vasthouden in zijn eenzame zoektocht door dit grondeloze domein van het onzegbare.

De Dharma is niet om aan ‘de grote klok te hangen’, schrijft Longchenpa. De Dharma is er om te zien, horen en ontvangen in kleine groepen gelijkgestemden. Sacrale groepen, die buiten de orde van de instrumentaliteit, een taal bezigen die men eigenlijk alleen in gekkenhuizen hoort. De Dharma is er om te ‘bewaren’, in de dubbele betekenis van dit woord: uit te drukken en voor te leven, maar ook te behoeden en door te geven.