…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Atmananda’

De Grote Traditie en het doorklieven van alle traditie

I
Als je belangstelling helemaal uitgaat naar
wat werkelijkheid is,
kun je direct herkennen dat uitsluitend het huidige kennen
werkelijkheid verschaft,
aan welk onderwerp of object dan ook.
Als iets uit het verleden opkomt,
wordt hieraan werkelijkheid geschonken
door het huidige Kennen,
oftewel Bewustzijn.
Het object dat opkomt in Bewustzijn
            is zelf niets anders dan Bewustzijn.
Het komt op in en als Bewustzijn.
“Kennen kent Kennen”, zei Atmananda al,
            “Voor het Kennen is er niets te kennen dan Kennen.”
            II
Zodra je een tekst aanhaalt,
            van een goede leraar, erken je traditie.
Wonderlijk! Zodra je een tekst over
            ‘uitsluitend huidig Kennen’ aanhaalt,
erken je al traditie!
Is er een mogelijkheid om alleen maar namens jezelf
te schrijven?
            Is er momenteel op dit gebied een schrijver of leraar
            die dit helemaal zelf bedacht heeft?
De stijl van schrijven kan verschillen,
            een iets andere term kan worden aangereikt,
            maar het gegeven blijft
            ‘ontvangen’ van eerdere verwoordingen.
“Tat tvam asi”, te vertalen als
            “Jij bent Dat, jij bent het Onomstotelijke”:
            die uitspraak is al vijfentwintig eeuwen oud
            en blijft gewoon herhaald worden.
Ook aan boeddhistische zijde hebben woorden als
            “Leegte is niets anders dan vorm”
            de grondslag gelegd voor alle latere spreken.
Waardoor Tulku Urgyen dan ook terecht zei:
“Ik herhaal alleen maar de woorden van de Boeddha.”
Voor ons zit er niets anders op.
III
Ik herhaal dus alleen maar.
            Ik herhaal Atmananda en Tulku Urgyen.
            Ik herhaal Alexander Smit, ik herhaal Nisargadatta.
Dat is mijn eigen traditie, mijn
            ‘afstammingslijn’.
Vanuit mijn diepe geraaktheid door deze traditie
            heb ik in de tachtiger jaren zelfs een
            pelgrimstocht ondernomen naar plaatsjes als
            Inchagiri en Bagewadi, in Noord-Karnataka,
            en heb de samadhi’s bezocht van
Nisargadatta’s leraar Siddharameshwar,
en van diens leraar Bhausaheb,
en van diens leraar Nimbargi.
Is zoiets dienend, of ‘van belang’?
Ik betwijfel het. Het was indrukwekkend,
            ik werd geraakt door verschillende dingen,
            maar met de essentie had dit alles
            niet te maken.
Wat is de essentie?
Dat je beseft dat jij Dat bent, het Onomstotelijke –
            Bewustzijn zelf.
Je bent in dit besef niet om te stoten,
            door welke mening dan ook.
Jij bent louter Kennen,
            louter Niet-weten.
Hoe komt deze stelligheid?
            Ik heb het zelf herkend, zelf beseft –
            en tegelijkertijd moet gezegd worden
            dat dit alles te maken had met
            de stelligheid van mijn leraar.
Vandaar dat ik kan schrijven:
“In dank aan Alexander Smit,
            die me de stelligheid schonk,
            door in mij te bevestigen wat ik zelf zag.
            Hij was het levende contact,
            waardoor ik kon zien wie ik ben.”*
Het was essentieel dat ik een tijdlang
            letterlijk aan zijn voeten zat.
            Alleen maar luisteren en drinken,
            en alle meningen laten ontmantelen.
            Alle traditie laten ontmantelen.
Een leraar geeft in wezen geen traditie door;
            in een ontmoeting is er geen traditie,
            alleen maar huidige vorm,
            het Mysterie dat Dit is,
            het Kennen dat samenvalt met het gekende.
            IV
Alexander ontving zijn stelligheid van
            Shri Nisargadatta Maharaj.
            Die had zijn stelligheid ontvangen van
            Shri Siddharameshwar Maharaj,
            die op zijn beurt… enzovoort.
Ook al zit deze traditie vol met
            regionale overbodigheden en kortzichtigheden,
            geef ik er eer aan.
Maar dat doe ik op schrift,
            vrijwel nooit mondeling.
            In de ontmoeting, in satsang, is er alleen
de uitnodiging om onmiddellijk Jezelf te herkennen.
Op schrift kun je vertragen, interpreteren,
            verbanden zien, consequenties.
Schrift is traditie.
‘Vergeet alles wat ik gezegd heb!’,
            en de woorden worden toch uitgetypt.
            Zo is I Am That ontstaan, en zo ontstond
jaren daarvoor de tekst die Nisargadatta zelf samenstelde
van de woorden van zijn leraar.**
Prachtige boeken.
Maar de seconde dat tekst en traditie
            tussen jou en de werkelijkheid,
            tussen jouw niet-besef en Besef
            in gaan staan, is meteen van kracht:
            ‘Doe die tekst weg!
            Zie gewoon wat nu al helemaal het geval is.’
Besef is altijd zonder voorwaarden.
            Geen traditie is een weg naar Besef.
V
Wat mij betreft gaat het om een Middenweg.
            Een Midden tussen traditie
en het weggooien van traditie in.
Sta eerst het Gat toe,
het heilige Gat in de keten van verhalen,
            het Gat dat voorafgaat aan welk object dan ook,
            en dat louter Niet-weten is.
            Geen weten omtrent enige traditie.
Direct na het Gat is er al interpretatie, en terecht.
            Enig ‘weten’ kan dan meteen nuttig zijn.
Ook hier, waar weten opkomt, en vaak traditie,
gaat het om een Middenweg,
            een Midden tussen tradities –
            althans die tradities die zich letterlijk
non-dualistisch noemen.
Mijn Middenweg is de weg die zowel
            Advaita Vedanta en Kashmir Shivaïsme
als het boeddhistische Zen en Dzogchen omvat.
            Dit inclusieve en universele is in deze tijd
            van het wereldwijde internet geheel terecht.
Pas als duidelijk blijkt wát het bijzondere,
            het waarachtig waardevolle
van non-dualisme op zich is,
het enige ‘waarlijk-essentiële artikel’ van het Oosten,
            zal de zogenaamd westerse mens
            zich hiervoor misschien echt openstellen
(in plaats van hier en daar zich iets ervan toe te eigenen,
zonder erkenning van de bron).
 
VI
Ik hoor nergens bij,
bij geen enkele school of traditie,
geen oosterse of westerse.
Maar ik erken en waardeer alle werkelijk directe wegen,
            elk expliciet non-dualisme,
            als één en dezelfde bevrijdingsweg, ‘de Grote Traditie’.
Deze Grote Traditie doorklieft alle tradities,
            alle verschilpunten en bijzaken.
VII
Vedantische en boeddhistische non-dualisten wijzen
nog steeds op de misvattingen van de ander.
Beide richtingen hebben elkaar correcties aangeboden
die ik vaak als kloppend kan voelen,
zó kloppend aan beide zijden
dat je echt maar één weg overhoudt.
Maar omdat ze zelden echt luisteren
            en elkaar nauwelijks antwoord geven,
            blijven het aparte scholen,
            met daarbinnen weer talloze vertakkingen.
Een zeer goede correctie is de boeddhistische nadruk
op leegte, de afwezigheid van een ‘zijn’ of ‘bestaan’
            dat op zich werkelijkheid zou hebben.
Aan vedantische zijde wordt dit afgeweerd met de vraag:
            ‘maar wie ziet die leegte?’ –
            zo op het oog een geweldige vraag.
Aan vedantische zijde blijft men zich meestal baseren
op de kritiek van de achtste-eeuwse Indiër Shankara,
en lijkt men nauwelijks op de hoogte van
            de boeddhistische ontwikkeling in China en Tibet.
In het Tibetaanse Dzogchen betekent ‘leegte’
            altijd ‘Kennende, Licht-verschaffende Leegte’,
            waardoor de hele vraag al doorstraald wordt.
VIII
Boeddhisten blijven vaak Boeddhisme als
enige ware weg beschouwen.
Ander non-dualisme wordt dan gewoon genegeerd.
            De hele Vedanta wordt als één grote vergissing beschouwd
die geen aandacht verdient.
In boeddhistische kringen is er nauwelijks oog voor het feit
            dat de ‘altijd aanwezige Boeddha-natuur’
            in feite het Onveranderlijke is,
precies dat wat zij in de Vedanta bekritiseren.
Al hebben zij gelijk dat dit niet iets ‘bestaands’ is,
            niet een Onveranderlijk Iets, of Transcendent Object.
Boeddha-natuur, oftewel onze eigen ware natuur,
is leeg, kennend en ononderbroken.
IX
Zodra werkelijk alleen de hoofdzaak belangrijk wordt gemaakt,
blijft eenvoud over.
Hier is niets meer buitengesloten.
Dit noem ik ‘alles includerend non-dualisme’,
            oftewel ‘universeel non-dualisme’.
Universeel, voor iedereen geldend, is het pas
zodra Niet-weten oftewel Niet-verschil
            als enige uiteindelijke werkelijkheid wordt herkend.
            Want elk aanbrengen van verschil brengt je al
een zekere beperking van het uiteindelijke.
Het ene Niet-verschil kán niet verschillen
            van het andere Niet-verschil.
Eigenlijk is dit een pleidooi, of liever een uitnodiging,
            om dit Niet-verschil de basis van het leven te laten zijn,
            het beginpunt: onmiddellijk Besef van non-dualiteit,
zodat er werkelijk aandacht en energie vrijkomt voor
waar wel verschil gezien en benadrukt moet worden:
            in de expressie, de vrucht.
“Want aan de vrucht kent men de boom”, immers.
Een uitnodiging om niet meer ‘naar de essentie’ toe te gaan,
als een eeuwig zoeken,
maar vanuit de essentie te leven.
Die essentie ben je namelijk al, altijd, ononderbroken.
Je zult hem nooit waarnemen.
Onmiddellijk Besef is niet ‘waarnemen’;
het is juist zien dat er niets te zien valt.
De expressie neem je de hele tijd waar.
Niet-verschil: hoe zou dat waar te nemen zijn?
            Alleen verschil valt waar te nemen.
X
Wat komt hieruit voort, wat is die vrucht?
De hele boodschap is nu in zijn volledigheid aangereikt,
            in de eenheid van alle polen,
            oost en west, boeddhistisch en vedantisch
            dan wel joods, christelijk, islamitisch of atheïstisch.
Wat betekent dat voor ons, in deze tijd?
Over deze tijd wordt wel eens gezegd dat
er een digitale revolutie gaande is.
Daarmee wordt onder andere gewezen op het
wereldwijde fenomeen internet, dat, westers van
oorsprong, nu de hele wereld lijkt te omspannen –
daarmee ook het zogenaamde Oosten ‘westers’ makend.
Ik bepleit dat we oog krijgen voor een omwenteling die zich
tegelijkertijd afspeelt, hoewel bijna onzichtbaar:
de integratie van onze ontdekking van vrijheid
(die door de oosterse non-dualistische Traditie was
aangereikt) in de genoemde ‘westers-wereldwijde’ wereld.
Mijn uitnodiging is om oog te krijgen voor deze omwenteling,
            en vanuit het Verschilloze te leren omgaan met ‘verschil’.
XI
In deze omwenteling groeten wij de Grote Traditie eerbiedig,
            in de totale buiging, languit op de grond.
Wij zijn volledig gevoed, en het zien van de
ware leraren van het verleden maakt nederig –
én wij nemen afscheid van alle aparte tradities,
van alle verschillen.
Wij maken ons los, wij doorklieven alle apartheid, alle traditie,
ook al blijven we gewoon de klassieke teksten vertalen.
Ik maak me los van mijn ‘eigen’ traditie,
            de oosterse weg van Nisargadatta,
            zoals trouwens zijn leraar Siddharameshwar
zich ook losmaakte van de stijl van zijn leraar.
Ik buig, en ik zie de noodzaak van het nieuwe, het onbekende.
Nu is er geen oost of west meer;
er is nu alleen nog maar mensheid.
Ik buig, en ik merk dat van hieruit zoiets als
‘broederschap’ (sangha) realiteit kan blijken,
juist dankzij deze buiging, dus dankzij de Grote Traditie
én het loslaten van alle apartheid en arrogantie.
Alles begint opnieuw.
De vraag ‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’
is de basisvraag, vol respect naar onze
oorspronkelijke voedingsbron, onze moeder.
De ware Traditie is als de borsten van onze moeder.
Dankbaar, en toch denken wij er niet meer aan.
 
XII
Nu is de noodzaak van het nieuwe, zonder iets te weten.
Geen ‘evolutie’. Niet ‘de volgende sprong van bewustzijn’,
            geen ‘Nieuwe Tijd’.
Nee, geen weten. Alleen maar Niet-weten, Niet-verschil.
Het heet geen Boeddhisme meer, geen Advaita.
Geen naam nog, hoewel ‘non-dualisme’
            als voorlopige term nog terecht lijkt
            (of iets als ‘niet-verschil-isme’, of ‘non-isme’).
Verschilloosheid aantreffen maakt dat we kunnen zien
dat dit in feite strijdloosheid is, vrede.
Die is niet teweeggebracht, alleen maar aangetroffen.
Strijdloosheid, oftewel Niet-strijd,
is altijd al je ware natuur.
Strijd en arrogantie zijn er tijdelijk opgelegd.
Deze herkenning is in de levende ontmoeting, in leegte.
Soms kun je dit ‘satsang’ noemen, maar elke term
kan alweer tot een cliché geworden zijn.
Het gaat om de strijdloosheid die gewoon wordt aangetroffen,
            die herkend kan worden in en als leegte.
Leegte, oftewel Niet-weten, werd vrijwel nooit als liefde herkend,
zeker in het Westen niet.
Nu is dit besef aan het binnendruppelen.
De expressie is aan het dagen.
Strijdloosheid, zo natuurlijk,
en toch zo onbekend, ondanks de mogelijkheid dat
bepaalde elementen hiervan vergeleken zullen worden
met het reeds bekende. Dat maakt niet uit.
Niet-weten is Niet-strijd.
Niet-strijd is wat deze aarde nodig heeft,
meer dan iets anders.
Herken Niet-strijd.
Herken dit als mogelijke vertaling van Dat wat overblijft
zodra je aan jezelf vraagt:
‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’
* Zo omschreef ik dit voorin het boek Non-dualisme, waar ik in een noot wel aan toevoegde dat Alexander me wat de integratie betreft niet tot voorbeeld kon dienen. Beide aspecten zijn waar, en blijven op een wonderlijke manier naast elkaar bestaan. Hoewel ‘oosterse’ Verlichting het belangrijkste is, en de realisatie daarvan geheel losstaat van gedrag of moraal, heeft juist het ontbreken van een voorbeeld mij de noodzaak getoond van integratie, dat wil zeggen van ‘westerse’ Verlichting.

** Master of Self-Realization. An Ultimate Understanding. Door Siddharameshwar Maharaj. Voornamelijk op basis van notities van Nisargadatta Maharaj. Mumbai: Sadguru Trust, 2006.

Dit artikel verscheen eerder in het decembernummer 2010 van het tijdschrift InZicht