…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘boeddhisme’

Maezumi Roshi: een afgestemd leven

Teisho’s uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi tijdens de Izen intensive 2019 in Eerbeek over het boek ‘On zen practise’ van Maezumi Roshi en Bernie Glassman. Met dank aan Eerwaarde Ben Claessens voor het uitschrijven van de transcriptie. Deel 1.

Wie heeft er wel eens Star Wars films gezien? In de eerste zes films van Star Wars kom je Jedi master Yoda tegen. Deze figuur is geportretteerd naar Hakuyū Taizan Maezumi Roshi, over wie het in deze intensive zal gaan, de Japanse leraar van mijn leraar, Genpo Roshi. Bekijk die eerste films eens en zie hoe Yoda zich gedraagt. Je ziet direct de overeenkomsten met Maezumi. De makers van de serie woonden in Los Angeles in het Zen Centrum Los Angeles een ango van drie maanden bij, ook tijdens dokusan, het formele onderhoud. Ze bestudeerden zijn kleine gestalte, zijn manier van praten, zijn houding als hij zat en wat vertelde, met het hoofd schuin en soms totaal onverstaanbaar. Dat is precies wat Yoda ook in de Star War films doet.

Maezumi werd geboren in 1931 in Otawara in de Tochigi Prefectuur. Zijn vader was Baian Hakujun Kuroda, een vooraanstaande Sōtō priester. De Kuroda familie kende tal van Roshi’s met familietempels. Maezumi nam niet de naam van zijn vader aan maar die van zijn moeder, Yoshiko Kuroda-Maezumi. Hij groeide op in de sfeer van zentempels maar ging niet in de leer bij zijn vader. Als 16-jarige ging hij voor studie naar Kyoto, waar hij Koryū Osaka Roshi ontmoette bij wie hij kennis maakte met koan meditatie in de Rinzai-traditie.

Maezumi ontving uiteindelijk transmissie in de Sōtō traditie in 1955 van zijn vader Baian Hakujun Kuroda, in de Rinzai traditie van Koryū Osaka Roshi in 1973 en in de Sanbo Kyodan zentraditie, van Hakuun Yasutani Roshi, in 1970, in Los Angeles. In Sōtō is shikanza de centrale praktijk, ‘alleen maar zitten’. Bij Sōtō gaat alles traag. Bij Sōtō zit je met het gelaat naar de muur, de kinhin (loopmeditatie) gaat heel langzaam. Bij Rinzai is het het tegenovergestelde, men zit met het gezicht naar het midden van de zendo. Het is ‘gabber-zen’, kale koppen die er tijdens kinhin de volle vaart in hebben. Ze zijn gefocust, ze kauwen op koans.

De drie eerste opvolgers van Maezumi, Genpo, Bernie Glasmann en Daido Loori waren al bij hem toen hij nog geen Roshi was, eind jaren ‘60 en hebben eerst Koryū Osaka Roshi als leraar gehad.
Een typerend gegeven over Maezumi is dat als hij vrije tijd had, hij in de Japanse tuin was te vinden. En de zentempel in Los Angeles had een vrij grote Japanse tuin. Tijdens de lunch zag je hem eindeloos manoeuvreren met een steen, centimeters verleggend, steeds weer. Totdat het voor zijn gevoel perfect afgestemd was. Dat was Maezumi’s leven – afgestemd. Heel precies. Ook in de ceremonies. In alles wat hij deed. Enkele van ons hebben Maezumi nog meegemaakt. Wat mij bijstaat, hij zat altijd als eerste in de zendo. Zazen begon in het centrum in Los Angeles voor zonsopgang. En Maezumi zat er dan al, hij wilde iedereen zien binnenkomen. Onberispelijk gekleed. In een prachtige houding. Afgestemd.

Maezumi arriveerde in 1956 in de Verenigde Staten. Van een beschermde kloosteromgeving in Japan kwam hij in de tamelijk losgeslagen cultuur van Californië. Dat had een groot effect op hem. En ook op sommige andere leraren uit Japan en Tibet. De culturele verschillen tussen het Amerika van de jaren zestig van de vorige eeuw en het strenge, afgezonderde kloosterleven in Japan waren groot en zorgden voor een gevoel van ontheemding bij Maezumi. Hij had een drankprobleem, ging in therapie en was daar ook open over. Veel studenten verlieten hem. Maezumi overleed op 14 mei 1995 tijdens een familiebezoek in Japan. Kort daarvoor had hij Bernie Glassman Inka gegeven, het laatste zegel van bekrachtiging.

Maezumi Roshi was voor mij de eerste Roshi die ik ontmoette. Mijn eerste dokusan in het Zen Centrum van Los Angeles vergeet ik niet meer. Ik had een verheven beeld van zenmeesters. Ik wist: hier zat een Dogen geleerde, iemand die in diverse tradities dharma-overdracht had ontvangen. Daar zat dus wel iemand. In dokusan, zittend tegenover hem, begon ik te vertellen over mezelf. Ik vroeg hem hoe ik de brug kon slaan tussen de gestructureerde meditatie in het centrum in Los Angeles en de weerbarstigheid van en mijn pioniers-zen in mijn dagelijkse leven in Amsterdam. Goeie vraag toch!? Zijn hoofd schuin, oor omhoog en met zijn typische stem zei hij: ‘You make the difference!’

Ik maak het verschil?! Wat maakt ie me nou, dacht ik. In zijn leven draaide alles om zen, van jongs af aan, hij had gemakkelijk praten. Ik zei heel voorzichtig wat ik dacht. En hij keek me met zijn priemende ogen aan en zei: ‘You make the difference.’ Tingelinging. einde dokusan. Dat was in 1991. Pas vijftien jaar later, vlak voordat we met Integrale Zen begonnen, viel voor mij het kwartje van wat Maezumi had gezegd. Ik maak het verschil! Ineens dacht ik, Maezumi had gelijk. Ik maakte lange tijd onderscheid tussen beoefening en geen beoefening.

Genpo Roshi heeft op zijn wijze de mores van Maezumi leren kennen. Zijn eerste dokusan was zeer gedenkwaardig. Genpo kwam na een lang verblijf in de bergen naar Los Angeles. Na zijn scheiding en het opgeven van zijn baan als docent, ging hij de woestijn in waar hij een eenheidservaring had. Een vriend adviseerde hem zenmeester Maezumi op te zoeken. Genpo had nog nooit van zen gehoord. Hij las erover in een boek van Alan Watts, met verhalen over Chinese meesters die bijvoorbeeld Boeddhabeelden verbrandden om zichzelf warm te houden. Maar toen hij in het Zen Centrum in Los Angeles arriveerde was de realiteit anders, er heerste een strakke Sōtō sfeer. Buigen. Eindeloze rituelen Strakke stijl. Boeddhabeelden vereren in plaats van verbranden. Genpo volgde een sesshin en ging de laatste dag op dokusan bij Maezumi. Hij zei wat hij vond: ‘Wat jullie hier doen is geen zen!’
Maezumi keek hem op de zijn bekende wijze aan en zei: ‘Jij bent de meest arrogante persoon die ik ooit ben tegengekomen.’
Genpo wilde vertrekken. Na de lunch zat Maezumi in de rotstuin. Genpo zocht hem op om zijn vertrek aan te kondigen. En Maezumi zei: ‘Geef me die steen even aan’. En Maezumi begon te schuiven met de stenen. Genpo’s geduld werd op de proef gesteld en uiteindelijk zei hij: ‘I am leaving.’
En dan blijkt de grootheid van Maezumi. Hij zei: ‘You are not ready yet! I want you to stay!’
Genpo zei later: ‘Het was dat moment waarin, waarschijnlijk voor het eerst in mijn leven, ik echt door iemand werd gezien.’
Genpo bleef. Maezumi was een zeer toegewijd leraar. En afgestemd, volledig afgestemd. En het is mijn wens en verzoek om gedurende deze intensive ook alles te doen in de geest van Maezumi, afgestemd.

Wordt vervolgd. Op maandag 23 september start in het Graalhuis te Utrecht een nieuwe en bijzondere zen cirkel, over datgene wat in zen buiten de woorden en geschriften om wordt overgedragen. Wil je erbij zijn, kijk dan voor meer informatie op https://izen.nl/zen-meditatie/ en schrijf je in.

Incarnatie. Het lichaam als ingang, basis en bron

Zen meditatie beoefen je met je lichaam, niet met je geest. Het is een fysieke activiteit, geen beoefening van aandacht. Je volgt niet je ademhaling of je gedachten, maar je zit, je bent lijfelijk aanwezig op de plek waar je lichaam zich bevindt.

Hoe zit je met, in en door je lichaam? Je neemt de houding aan die in de yoga traditie bekent staat als de ‘lotus houding’, met gekruiste benen, de linker hand in de rechter handpalm, de duimtoppen zachtjes tegen elkaar, de ellebogen naar voren, de kin iets ingetrokken. Maar als je deze houding hebt aangenomen, zit je nog niet per se in je lichaam. Wellicht is je ademhaling nog hoog in je lijf en zit je feitelijk met je hoofd. Om werkelijk met, in en door je lichaam te zitten, zal je ademhaling moeten zakken naar je onderbuik en je vanuit je onderbuik in je lijf moeten treden. Hiertoe dien je je bekken ietsjes naar voren te kantelen, zodat je buik naar buiten bolt en je rug licht hol wordt en er vanzelf enige spanning ontstaat in de spieren van je onderbuik, zo’n zes centimeter onder je navel. Behulpzaam hierbij is dat je een zitkussen gebruikt en dat je van het zitkussen uitsluitend het voorste puntje benut. Of je zit letterlijk op het puntje van je stoel. Wanneer je spieren in je onderbuik zijn aangespannen, behoud die spanning dan constant, ook bij het uitademen. Op deze wijze zakt je ademhaling geleidelijk aan van je middenrif naar beneden, naar je onderbuik en ontstaat daar een kracht die je helpt echt in je lichaam te zitten. Als je zo zit, ademend vanuit je onderbuik en met een kracht in het zwaartepunt van je lichaam, dan zit je geaard, diep, diep geworteld in deze concrete grond. Je trekt je nu aan je kruintje naar het plafond en zit met een rechte rug, oprecht, als een antenne, als een ontvanger en doet helemaal niets meer. Alleen maar zitten. Alleen maar zijn. Aanwezig. In, met en door je lichaam.

Zo in, door en met je lichaam zijn vereist oefening. Je zult jezelf moeten toestaan meer en meer in je lichaam te zakken, meer los te laten en meer te vertrouwen in je fysieke aanwezigheid. In deze oefening groeit de intimiteit met jezelf, je lijf, je leven. Langzaam maar zeker raak je vertrouwd met het gegeven dat er niets is uitgesloten van jouw aanwezigheid in dit moment. Alles wat zich voordoet, dat ben jezelf. Deze oefening in intimiteit vereist discipline. Je zult in je agenda tijd moeten vrijmaken om te zitten in, door en met je lijf. Bijvoorbeeld elke dag een kwartier, of twee maal per week een half uurtje in de ochtend. Regelmaat en de intentie om werkelijk te zitten zijn belangrijker dan duur en frequentie. Als je eenmaal een ‘zit discipline’ hebt opgebouwd, begint er volstrekt onbegrijpelijk en oncontroleerbaar iets door te werken van deze fysieke intimiteit in je dag. Je voelt je meer gedragen, meer geaard, meer thuis, meer ontvankelijk.

Ofschoon de formele zitpraktijk zoals hierboven beschreven een basis legt, is het belangrijk je beoefening door te trekken naar andere activiteiten op je dag. Hier wordt introvert zitten in stilte, expressief en dynamisch lichaamswerk. Je kunt je oefenen in staan als je staat, waarbij je voelt dat je voeten op de grond staan, je knieën niet gestrekt, maar iets gebogen zijn en je zwaartepunt in je onderbuik ligt. Je kunt oefenen in gaan als je gaat, waarbij je voelt hoe je voeten zich afwikkelen en weer op de grond belanden, met je knieën iets gebogen en je kracht in je onderbuik. Tijdens vergaderingen zit je op het puntje van je stoel, ademend vanuit je onderbuik; je handen voelen het tafelblad, je billen voelen de rand van je stoel. Je gebruikt niet de lift maar de trap om omhoog of omlaag te gaan en je plaatst je voeten met enige kracht op de treden, je kracht in je onderbuik. Bij tijd en wijle laat je je ademhaling weer zakken naar je onderbuik, spant aldaar je spieren en zakt in je lichaam. Bij tijd en wijle daal je af in je zintuigen en luistert naar je luisteren, kijkt naar je kijken, voelt je voelen, voor een ogenblik maar, dan ben je weer terug in je lichaam.

Op deze wijze maak je op een ongekunstelde manier, in het leven precies zoals je het leidt, je lichaam tot de poort van het grote mysterie van leven en dood. Uitsluitend je lichaam is daartoe de ingang. Als je lijf werkelijk samenvalt met je lijf, vind je daar de Eeuwige, de verbinding, je aangeboren vrijheid en je thuis.

Het pad van de bodhisattva

De Madhyamakavatara, ‘Het betreden van de Middenweg’ van de Indiase filosoof Candrakirti (600 – 650 n.C.), geeft een commentaar op het beroemdste werk van zijn grote voorganger Nagarjuna (150 – 250 n.C.), die vanwege zijn belang voor de ontwikkeling van het boeddhisme wel ‘de tweede Boeddha’ wordt genoemd. Nagarjuna’s Mulamadhyamakakarika, ‘De fundamentele verzen van de Middenweg’ geldt als een van de belangrijkste werken binnen het boeddhisme en de Indiase filosofie. Candrakirti schrijft in zijn commentaar op dit monumentale werk over de Desabhumika, de ‘tien stadia van het pad van de bodhisattva’.

Het Sanskriet woord bhumi betekent letterlijk ‘grond’ en het wordt vaak vertaald met ‘stadium’. Ik vertaal het echter met ‘veld’. Ik volg Candrakirti in zijn duiding van de velden van het pad van de bodhisattva en stem deze vervolgens af op de wensen en noden van de moderne, westerse beoefenaar. Regelmatig zal ik Candrakirti citeren, de cijfers achter het citaat verwijzen naar het hoofdstuk waaruit het komt en de regel waarin het is terug te vinden. De vertalingen zijn van mijn hand.

Voordat we Candrakirti volgen in zijn beschrijving van het pad van de bodhisattva, moeten we eerst ophelderen wat we kunnen verstaan onder ‘bodhisattva’ en wat er wordt bedoeld met ‘pad’. Ik vaar hier op mijn eigen kompas.

Bodhisattva betekent letterlijk: ‘aanwezigheid (bodhi) zijnde (sattva)’, of het ‘lichaam van aanwezigheid’. Ik vertaal het met ‘incarnerende aanwezigheid’. Dit betekent dat het onbeperkte in het beperkte huist, het grenzeloze in het begrensde, het doodloze in het eindige, het ongeconditioneerde in het door en door karmisch bepaalde, het volmaakt vrije in het streng afhankelijke en gehechte. De bodhisattva is een paradoxaal dubbelwezen, een God-mens, een heuse avatar. Wanneer de bodhisattva zich niet als zodanig herinnert, als een levende paradox, dan blijft zijn leven beperkt tot een begrensd, eindig, door en door karmisch bepaald, volstrekt afhankelijk en gehecht bestaan. Leidend in zijn leven is dan de angst. Zijn bevrijding vindt hij alleen in een waarachtig herkennen van zichzelf. In en door die herkenning kan hij pas echt worden geboren en bekrachtigd als deze vrije, zeer concrete ongeboren vleesjas.

Die herkenning vindt plaats in verschillende velden op het pad van de bodhisattva. In elk veld wordt een aspect van de incarnatie van aanwezigheid aangeduid en onderhouden, opdat de bodhisattva zichzelf, gaandeweg van veld tot veld, van aspect tot aspect en van beoefening tot beoefening herinnert. De herinnering van de verschillende aspecten van de paradox die hij leeft, is tegelijkertijd de uitdrukking van deze aspecten en de verwezenlijking ervan. Als de bodhisattva zich bijvoorbeeld zijn grenzeloosheid herinnert, drukt hij dit uit in een diep gevoelde ervaring van overvloed en verwerkelijkt hij dit in een geste van onvoorwaardelijk geven. Zo wordt de bodhisattva meer en meer zichzelf. Het goddelijke incarneert daadwerkelijk in het weerbarstige vlees.

Candrakirti ziet de velden als een organische en noodzakelijke orde in de tijd. Het pad begint met een ‘ommekeer’, een ‘inkeer’ of een ‘eerste herkenning’ en gaat via ‘onomkeerbaar’ in het achtste veld, naar de ‘bekrachtiging’ van de God-mens in zijn paradoxale totaliteit in het tiende veld. Elk veld biedt een specifieke mogelijkheid tot onderhoud EN een realisatie van een bepaald aspect van de ‘incarnerende aanwezigheid’.

Je kunt de velden ook zien als gebieden van beoefening binnen de context van de gegeven situatie. Vraagt de situatie om loslaten, dan beoefen je onvoorwaardelijk geven. Vraagt de situatie van je om te wachten en uit te houden, dan beoefen je geduld. Hier worden de velden praktisch toepasbaar in dagelijkse situaties die ons met klem om ons antwoord vragen.

De vruchten van het Pad

We volgen de verheven levenswijze omdat we in contact willen komen met het meest essentiële in ons leven en we dit contact willen onderhouden. We doen dit omdat we ons daartoe bewogen weten, ‘Boeddha zoekt Boeddha’, heet dat in het boeddhisme. Het is in deze zin vreemd om over vruchten van het Pad te spreken. Het Pad gaan, dat is de vrucht. Maar het is niet alleen hierom vreemd om over vruchten van het Pad te spreken. Nyingma meester Longchenpa schrijft in het hoofdstuk ‘Het resultaat’ van zijn ‘Juwelenschip’:

‘Er is geen enkele staat die niet deze onmetelijke staat van aanwezigheid is. Het is de verblijfplaats waar alles thuis is. Verblijf dus hier, want dit kan niet opgebouwd of afgebroken worden. Hier is het niet nodig om geleidelijk vooruit te gaan of iets te zuiveren.’

Er wordt niets ontwikkeld in het volgen van de verheven levenswijze, je komt nergens van af, geen van je kwaliteiten wordt getransformeerd, geen aandrift of diep ingesleten patroon wordt gezuiverd. Zijn er dan wel vruchten van het volgen van de verheven levenswijze? Je komt thuis, ofschoon je dit thuis nooit hebt verlaten. Dat is alles en dat is groots.

Gaandeweg het Pad wordt er wel iets helder. Longchenpa: ‘Het kenmerk van dit onophoudelijk zelf oprijzend, ongerept gewaarzijn is de volstrekte helderheid van de vijf zintuigen.’ Hier wordt niets ontwikkeld. Je gaat gewoonweg terug naar wat je ziet. En wat je ziet is precies dat. Wat je hoort is precies wat je hoort. Wat je denkt is precies wat je denkt. Wat je voelt is precies wat je voelt. Wat het is, dat weet je niet. Wat dat betreft leid je je leven in duisternis. Maar wat daarin oplicht is precies zoals het is. Glas en glas helder. Deze helderheid, ofschoon ze niet wordt ontwikkeld, is een vrucht van het Pad.

En, ‘Dit aanwezige gewaarzijn is vanaf het allereerste begin vrij van obstructies en wijkt niet af van de werkelijkheid zoals ze is. De individuele helderheid van de vijf wijzen van zintuigelijke waarneming en de individuele helderheid van de hartstochten, die zich manifesteren als de vijf wijzen van ongerept gewaarzijn, staan bekend als het spel van ongerept gewaarzijn. Omdat ze in zichzelf volledig zijn zonder dat er naar gezocht behoeft te worden, is er niets te hopen of te vrezen.’ Deze afwezigheid van hoop, dit volstrekt geen uitweg hebben, is de werkelijke vrijheid die een mens heeft. Hij kan nu rusten in wat is. Hij kan zich ontspannen en werken met de situatie zoals ze is. Zonder hoop heeft hij niets te vrezen. Ook dit is een vrucht van het Pad.

Tot slot, in de woorden van Longchenpa: ‘Bovendien is er geen ander doel dan de realisatie van natuurlijke vrijheid, zonder inspanning, foutloos, en zonder gebreken, het unieke feit van gewaarzijn, stralend vanuit zichzelf en vrij van beredenering.’ In deze zin krijgt de volger van de verheven levenswijze zijn leven terug. Hij hoeft naar niets anders meer te streven. Het Koninkrijk Gods is in hem. Hij is zichzelf genoeg. De volger van de verheven levenswijze is zelf de vrucht van het Pad.