…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘compassie’

‘Schitterend’, de beoefening van energie

Waarin beweeg je je en waardoor word je bewogen?

In het vierde veld van het pad van de bodhisattva, herinnert de bodhisattva zich dat hij wordt bewogen door alle condities die in de huidige situatie werkzaam zijn. Feitelijk zijn die condities energieën op basis waarvan de actualiteit waarin de bodhisattva zich bevindt optreedt. Als een van de condities verandert, verandert de situatie en verandert het leven van de bodhisattva, dat immers niet is gescheiden van de omstandigheden waarin hij zich bevindt. In het vierde veld ‘plugt’ de bodhisattva als het ware in in de situatie die zich aan hem voordoet en vaart hij op de energieën die hem bewegen. Zijn handelen resoneert met de krachten die hem dragen, dit heet in het boeddhisme ‘handelen vanuit wijsheid en compassie’. Compassie betekent dat ik niet doe, maar dat het totaal van de werkzame krachten mij beweegt. De bodhisattva is als incarnatie volledig verantwoordelijk, hij is immers de pijp die de verzamelde krachten richt.

Het handelen in resonantie met alle energieën die hier en nu werkzaam zijn, oefent de bodhisattva uit in viryaparamita, de beoefening van energie. Het gaat hier niet om een wil gedreven energie, maar om een resonerende. Ze vereist ontvankelijkheid voor en overgave aan de situatie zoals ze is. ‘Wie energie niet kan beoefenen, kan geven ook niet beoefenen’, schrijft de Indiase filosoof Candrakirti in een ander werk dan de Madhyamakavatara.

Het beoefenen van energie is ook het beoefenen van volharding. De bodhisattva werkt met zijn eigen weerstanden en voorbehoud. Hij is zich volledig bewust van het ‘Ja, maar’ in zijn hoofd; hij hoort het aan, laat het los en plugt opnieuw in in de situatie die zich aandient. Zo beoefent hij energie onvoorwaardelijk en komt hij los van de fixatie op zijn eigen ideeën en het idee van een solide zelf. Candrakirti schrijft dat ‘elk idee dat wordt geassocieerd met de illusie van een substantieel zelf in (de beoefening van) energie volledig wordt opgeheven.’ (Madhyamakavatara 4 (2)) Voorbehoud en weerstanden zijn er wel, maar ze hinderen niet meer en lossen uiteindelijk op in de vrije stroom van de energieën.

In de beoefening van energie gaat de bodhisattva van stromen naar stokken en van stokken naar stromen. Eindeloos valt de bodhisattva als het ware ‘uit de situatie’, is hij niet helemaal meer aanwezig, vervalt hij in een oud patroon, verzandt hij in een diepe groef, totdat hij zich herinnert dat hij zich had voorgenomen energie te beoefenen en hij zijn lichaam andermaal beweegt naar een houding van aanwezigheid, opnieuw ‘inplugt’ in de situatie, andermaal door de situatie wordt bewogen en zichzelf herinnert.

Waarin beweeg ik me en waardoor word ik bewogen? Ik ben het niet, ik word bewogen.

De zestien Mahayana voornemens 4: het ultieme voornemen en compassie

In feite is het beoefenen van deze tien twijgen een geleidelijke vleeswording, de belichaming van de grote spirituele kwaliteiten die we leven, juist door de beoefening te doen, erin te falen en de beoefening weer op te pakken. En langzaam, langzaam wordt de afstand van het Licht tot dit stroperige lijf kleiner. Langzaam beginnen ze samen te vallen, totdat het lichaam intiem is met alles en zich werkelijke vervuld weet van alle leven. Dat is wat de beoefening doet. Dat we alles op waarde weten te schatten. Onbeperkt, ja, en tegelijk door en door beperkt door dit karma. Licht, ja, en door en door verduisterd door mijn eigenzinnigheid. Intiem verbonden, ja, en voortdurend in conflict en voortdurend onderscheiden door dit dualistische bewustzijn. Dat ‘Ja’ zeggen, tegen de incarnatie, met al zijn paradoxen, is uiteindelijk de kroon.

Het eerste gedeelte van de tekst in elk voornemen is zoals het eeuwenlang in ceremonies is gereciteerd, het negatief geformuleerde stuk. Het tweede deel heb ik er zelf bij gezet om het positief te formuleren. Zo zie je dat de voornemens in wezen alles in jezelf bekrachtigen. Niet stelen, is in feite alles delen, het laten stromen van wat er gebeurt. Zo’n voornemen als niet stelen, naar welke wortel van de boom zou dat terug gaan?

Student: De Dharma.

Sensei: ja, de Dharma. De diepe verbondenheid met alles wat is, de overvloed. Ons leven is in essentie een onbeperkte overvloed en tegelijkertijd ervaren we met ons leven altijd een tekort. En we gaan dat tekort aanvullen. Soms wordt geopperd dat deze zestien ethische voornemens door een enkel voornemen kunnen worden vervangen: het voornemen van ahimsa, geweldloosheid. Wat mij betreft gaat daar nog een voornemen aan vooraf. Dit noem ik het eerste en laatste ethische voornemen. Het komt rechtstreeks voort uit mijn zen-beoefening. Niets of niemand op welke wijze dan ook uitsluiten. Positief geformuleerd, elk levend wezen, elke aspect van mezelf of elke gebeurtenis bekrachtigen.

Je zou kunnen zeggen: dit is de grote twijg die voortkomt uit de drie wortels. Niets uitsluiten. Dat is wat ons wezen in de ruststand, als ik even niets doe, doet: niets uitsluiten. Tenzij ik er weer bij of tussen kom. Maar het meest gangbare van ons wezen, in de diepte is dat het niets uitsluit. Als ik hier zit, vervuld van alle leven, ben ik één grote welkomstdeurmat. Totdat alle patronen en allergieën gaan werken. De grote ethische regel waarin je alles kan samenballen is: niets uitsluiten. Of positief geformuleerd: alles bekrachtigen. Dit is mijn leven, daar hoort alles in. In deze tijd is dat heel wezenlijk. Het gaat hier niet om fundamenteel goed of fundamenteel kwaad, maar de oriëntatie ligt in een andere kwaliteit. Bij het monotheïsme kennen we het onderscheid tussen het goede en het kwade. Bij het boeddhisme ligt de oriëntatie in de diepe, diepe verbondenheid! Het Licht dat alles verbindt, de Dharma’s, alle gebeurtenissen die diepgaand en hier en nu worden verbonden. De oriëntatie is er echt een van verbondenheid, in het Latijn religare.

Student: Als je nu kijkt naar mededogen, waar in relatie tot het boeddhisme veel over wordt gesproken, waar staat dat dan in de rij van voornemens?

Sensei: Heel belangrijk. Karuna wordt vertaald met compassie, mededogen. Maar ze staat hier nergens genoemd, terwijl je wellicht zou verwachten dat het misschien ‘t elfde Grote Voornemen zou zijn. Weliswaar kom je bodhisattva’s als wezens van mededogen tegen maar in de canonieke overlevering van het Mahāyāna ontbreekt Karuna als voornemen. Waarom? In de Wijsheidsteksten van het Mahāyānaboeddhisme wordt karuna enkel vermeld als zijnde het onbelemmerd functioneren van prajna. In mijn opleiding had ik een pandit, een leraar Sanskriet. Ik vroeg hem naar de Sanskrietwortel Karuna. De wortel helpt je een begrip en woord te duiden. Die wortel van Karuna is niet bekend, we kunnen er alleen een omschrijving van geven, zei hij. Ik vroeg hem wat naar zijn idee nou de beste omschrijving zou zijn. Hij zei toen het volgende: Karuna is een zelf vervuld van alle levende wezens, tot overlopen aan toe. Dat overlopen, noemen we Karuna. In christelijke termen: het hart loopt over. Er wordt echter niet ingevuld welke vorm het overlopen heeft. Dat wordt bewust niet gedaan.

Karuna is een intiem verbonden zijn met alle levende wezens. Ze komt hier in mij of in jou samen en daaruit ontstaat vervolgens op natuurlijke wijze de handeling. Prajna functioneert in niet-weten. Er is geen agenda, geen patroon, geen lijstje dat wordt afgewerkt. Het functioneert organisch in dit moment, voortgebracht door alle krachten en niemand die weet wat er precies gaande is en wat er speelt. Daarom wordt in het Mahāyāna niet gesproken over Karuna.

Ze is ook niet te beoefenen. Ze vindt plaats in een individu dat zo empathisch en zo gevoelig is dat de krachten in hem of haar ongehinderd en volop kunnen functioneren. Misschien kan je het tot op zekere hoogte faciliteren. Maar je hebt uiteindelijk geen idee wat er dan gebeurt. Een compassievolle handeling kan van alles zijn, als het maar klopt gegeven de situatie en alle krachten die daarin spelen. Compassie beschouwen we veelal als iemand troosten en geld inzamelen voor een actie. Maar als ik iemand een stomp geef, is dat in de ogen van velen geen compassie. Hoezo niet? Dat ligt er maar net aan welke krachten op dat moment manifest zijn. Karuna kan plaatsvinden als een zeer accuraat overlopen van het systeem, niet omdat ik dat zo nodig wil, maar omdat al die krachten die handeling genereren. Karuna werkt niet buiten mij om, maar met mij als instrument.

Genpo Roshi zei altijd dat de zentraining erop is gericht dat dit lichaam een pijp wordt waardoorheen wijsheid en compassie ongehinderd kunnen stromen. Niemand weet wat er dan gebeurt. Het gaat niet noodzakelijk over love en peace en ook niet over wat ik wil of heb bedacht. Het gebeurt eenvoudigweg. Karuna is niet bedacht, daarom staat het nergens omschreven en wordt het niet vermeld in een ethisch systeem. Karuna is in de zuivere zin niet te doen, het gebeurt. Het is ook niet door inzicht te verkrijgen, het is een levende realiteit vanuit een open en verbonden geest, een systeem dat overloopt. Je wordt bewogen. Wat jou als persoon uiteindelijk niet van je verantwoordelijkheid ontslaat voor wat je doet of denkt, je blijft altijd verantwoordelijk.