Tijdens de lock-down van dit voorjaar, maakte Maurice Knegtel een vertaling uit het Sanskriet van passages uit het negenendertigste deel van het Avatamsaka soetra, de Gandavyuha. Hieronder volgt de opening van dit negenendertigste deel.
Te Jetavana ging de Boeddha te midden van vijfhonderd arhats en vijfhonderd bodhisattva’s een samadhi binnen…
‘Dit alles komt voort uit de Boeddha’s miraculeuze goede daden, zijn miraculeuze werk van zuiverheid en zijn miraculeuze kracht; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om zijn lichaam te transformeren en het gehele universum te laten doordringen; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om alle Boeddha’s voort te brengen en alle Boeddha-landen met hun pracht in zijn lichaam te laten binnentreden; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om alle verschijnselen van de Dharmadhatu zich te laten manifesteren in een enkel deeltje stof; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om alle Boeddha’s uit het verleden, met hun opeenvolgende daden, zich te laten openbaren in een enkele porie van zijn huid; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om het gehele universum te verlichten met elke straal die uit zijn lichaam schijnt; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om stromen van transformatie, die alle Boeddha-landen vullen, uit een enkele porie van zijn huid te laten voortkomen; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om in een enkele porie van zijn huid de volledige geschiedenis van alle werelden, in alle richtingen, vanaf hun eerste verschijnen tot aan hun uiteindelijke vernietiging, te openbaren. Hierdoor verschijnen alle zuiverheid en pracht van de Boeddha-landen in deze grot te Jetavana.’
Dit alles komt voort uit jouw miraculeuze vermogen om te lopen met de benen, te grijpen met de handen, te praten met de mond, te ruiken met de neus, te horen met de oren, te zien met de ogen, te denken met het hoofd, te resoneren met elke porie in het lichaam.
Toen meester Ling-yün werd gevraagd hoe de dingen waren voor zijn verlichting, hief hij zijn stok. Toen hij vervolgens werd gevraagd hoe de dingen zijn na zijn verlichting, hief hij andermaal zijn stok.
Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de Indiase pandit Pran Paul, DE specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva). Wordt vervolgd.