…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Het Avatamsaka soetra’

Het Avatamsaka soetra (slot). Sudhana’s weg

Het Avatamsaka soetra gaat over de weg van de pelgrim Sudhana en deze staat voor de wording van de bodhisattva in het Mahayana boeddhisme. In feite is dit de weg van een ieder die van het meditatiekussen opstaat en het ondermaanse bestaan inloopt.

Sudhana’s weg begint met het brandende verlangen om wakker te worden, te zien, in het Sanskriet bodhicitta genoemd. Of beter gezegd, dit brandende verlangen begint met hem, nog voordat hij er zelf erg in heeft. Het verlangen naar ontwaken voert de pelgrim in achtendertig delen van het Avatamsaka soetra langs vijftig leraren en leraressen, die hem allemaal inzichten en tips voor beoefening geven, om hem tenslotte te brengen tot de toren van Maitreya in deel negenendertig van het soetra. Hier, in de Gandhavyuha, ziet Sudhana voor het eerst de wonderlijke realiteit van zijn aan den lijve ervaren. Hij ontwaakt voor het feit dat niets, maar dan ook niets, in ruimte en tijd is uitgesloten van zijn aanwezigheid in dit moment en op deze plaats. Alles komt hier samen, precies zoals het is, zonder elkaar te hinderen, in een natuurlijke orde en in volmaakte vrijheid. Deze wonderlijke maar o zo reële werkelijkheid, in feite de enige werkelijkheid die is, wordt ook wel de Dharmadhatu genoemd, de werkelijkheid van sunyata, ‘leegte’. Maar ze is verre van leeg! Ze is een werkelijkheid van overvloed en vervulling: alles is hier aanwezig, in dit moment, op deze plek, niets ontbreekt. We zouden sunyata daarom beter kunnen vertalen met ‘onbepaald’, want ik kan niet bepalen wat deze werkelijkheid is, noch wat erin verschijnt. Woorden schieten tekort, concepten keren ervan terug, mijn kennen heeft er geen vat op.

Met het horen van het knippen van Maitreya’s vingers, keert Sudhana weer terug naar zijn beperkte, door en door geconditioneerde, vergankelijke bestaan, compleet met zijn dualistische wijze van waarnemen en denken. Maar hij keert terug met twee vragen. Ten eerste, hoe ga ik de overvloed die ik heb ervaren en die ik amper kan houden, delen? En, hoe ben ik anderen van dienst? Waarmee deelt Sudhana de overvloed en waarmee dient hij? Dat kan maar een ding zijn: zijn door en door geconditioneerde, beperkte bestaan, precies zoals het is. In het terugkeren naar zijn individuele leven door het horen van het knippen van de vingers, neemt Sudhana voor het eerst van zijn leven zijn individuele bestaan bewust aan. Dit is het. Hiermee doe ik het. Dit is de pijp waardoorheen de vervulling stroomt, dit is het instrument ten bate van anderen.

Hiermee staat zijn individuele bestaan niet meer ten dienste van zijn ik, maar ten dienste van zijn wakkere aanwezigheid (jnana, het licht waarin alles verschijnt), adhisthana, het ‘iets gaat zijn gang’ dat door ons heen stroomt en… Pranidhana, zijn voornemen om alle levende wezens te dienen, dat tot de geboorte van de bodhisattva heeft geleid. Door pranidhana staan we op van ons kussen en lopen de wereld in om precies datgene te delen wat we zijn.

Is hiermee zijn brandende verlangen tot rust gekomen? Geenszins, zo stelt de laatste alinea van deel negenendertig van het Avatamsaka soetra: bodhisattva Maitreya sprak tot Sudhana: ‘Wanneer iemand enig werk wil verrichten, is het eerste waarop hij zich richt zijn eigen leven. Precies zo is het wanneer de Bodhisattva de beoefening van alle waarheden van de Boeddha wil uitvoeren, dan is het eerste waarop hij zich richt, zijn brandende verlangen om te ontwaken (bodhicitta) is. Wanneer iemand zijn eigen leven verliest, is hij niet meer in staat enig werk voor zijn ouders en vrienden te verrichten. Precies zo is het wanneer de Bodhisattva zijn brandende verlangen om te ontwaken verliest, dat hij zijn zicht (jnana) verliest en niet meer in staat is zijn Boeddha-inzicht voor alle levende wezens te gebruiken.’

De bodhisattva zal moeten blijven oefenen, onderzoeken, onderhouden, verlangen, om zijn zicht niet te verliezen. We vergeten snel en laten ons gemakkelijk meeslepen in onze bevangenheid. Daarom brengt Sudhana in het laatste deel van het Avatamsaka soetra een bezoek aan Samanthabadra bodhisattva, de bodhisattva van toewijding en beoefening, om tenslotte met hem samen te vallen en zich de rest van zijn wonderlijke weg te wijden aan onderzoek en realisatie, slijpen en rijpen, ontwaken en incarneren.

Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuiscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de pandit Pran Paul, de specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva).

Het Avatamsaka soetra. Je diepste, brandende verlangen

Sudhana pelgrimstocht langs tweeënvijftig leraren en leraressen en de wonderbaarlijke verschijning in de toren van Maitreya begonnen met bodhicitta, zijn verlangen tot ontwaken. In een oude Indiaas wijsheidsboek, de Brihadaranyaka Upanisad, staat over dit verlangen geschreven: ‘Je bent wat je diepste, brandende verlangen is. Zoals je verlangen is, zo is je wil. Zoals je wil is, zo zijn je handelingen. Zoals je handelingen zijn, zo is je bestemming.’ Voor Sudhana was zijn brandende verlangen de vraag naar verlichting: hij wilde ontwaken en zien. Maar dit brandende verlangen kent veel verschillende vormen. Wat is jouw diepste, brandende verlangen?

Het brandende verlangen drijft ons en het is zeldzaam om je eraan toe te vertrouwen. Maar nog zeldzamer is het, om vanuit het ontwaken, de bodhisattva geboren te laten worden en terug te keren naar de wereld van beperking en verval. Dit is wat Sudhana deed, zoals we in de voorgaande vertaling van dit deel van het Avatamsaka soetra hebben kunnen lezen. In de Toren-samadhi ervoer hij hoe zijn aanwezigheid op dit moment en op deze plek alles in ruimte en tijd bevatte en hij zag zichzelf terug in elk ander wezen en resoneerde met de situatie waarin elk andere levend wezen verkeerde. Vanuit deze overvloed en vervulling, die tegen de randen van zijn bestaan op klotste, kwam geheel vanzelfsprekend de vraag ‘Hoe deel ik dit met anderen?’ op. Maar daartoe moest Sudhana weer terugkeren tot zijn beperkte, strak geconditioneerde en eindige vleesjas, want alleen dit door diepe patronen getekende bestaan, kan hij inzetten om de overvloed en vervulling die hij heeft ervaren met anderen te delen. Dit is het paradoxale bestaan van de bodhisattva ten voeten uit. Sudhana verlaat de Eeuwige om terug te keren als doodgewone sterveling in dit ondermaanse bestaan. In de woorden van het Avatamsaka soetra:

Maitreya sprak tot Sudhana: ‘Ga naar Manjusri en vraag hem naar verlichting’. Sudhana dankte Maitreya uit de grond van zijn hart en vertrok. Sudhana trok langs meer dan honderdtien steden, ging naar Sumanamukha en verbleef daar terwijl hij aan Manjusri dacht. Hij wenste vurig hem te ontmoeten. Toen strekte Manjusri over honderdtien mijl zijn hand uit, legde die op Sudhana’s hoofd en zei: ‘Goed gedaan, goed gedaan, O zoon van een goede familie! Nu je het verlangen naar verlichting (bodhicitta) hebt laten ontwaken, zoek je naar het leven van de Bodhisattva. O zoon van goede familie, het is zeldzaam om iemand te zien wiens verlangen naar verlichting is ontwaakt, maar het is nog zeldzamer om iemand te ontmoeten die, nadat zijn verlangen naar verlichting is ontwaakt, op zoek gaat naar het leven van de Bodhisattva. Daarom, O zoon van een goede familie, als je het inzicht wil bereiken dat de Al-ziende Ene bezit, zorg ijverig dat je je met goede vrienden (kalyanamitra) inlaat.’

Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. Waar komt die wonderlijke werkelijkheid vandaan?

En dan ineens is die wonderbaarlijke manifestatie die Sudhana aan den lijve ervoer verdwenen. Wat heeft zich nu feitelijk voorgedaan? Waarom verdween die wonderlijke werkelijkheid zo plotsklaps? Waar is ze heengegaan? En waar kwam ze vandaan? En waar komt nu eigenlijk de bodhisattva vandaan… De antwoorden op deze en andere vragen vinden we in het onderstaande fragment van het Gandhavyuha deel van het Avatamsaka soetra.

‘Toen trad de bodhisattva Maitreya de Toren binnen, knipte met zijn vingers en sprak tot de jonge pelgrim Sudhana: ‘Sta op! Zo is de aard van alle dingen die optreden in afhankelijkheid van condities, dit is de eigenheid van alle dingen, die niet op zichzelf bestaan, maar als een droom zijn, een visioen, een reflectie in een spiegel.’

Toen Sudhana het geluid van de knippende vingers hoorde, eindigde zijn samadhi. Maitreya sprak tot hem: ‘Zag je het wonderbaarlijke spel van de magische kracht van ontwaakte aanwezigheid? Besef je het ondoorgrondelijke van de bevrijding van alle levende wezens? Heb je de samadhi van de Bodhisattva’s genoten?’ Sudhana sprak: ‘Ja, zeker, O eerbiedwaardige heer, door de wonderlijke, dragende kracht van een goede vriend. Maar zeg me, wat is dit voor een bevrijding?’

Maitreya antwoordde: ‘Dit is de Vyuhagarbha, de bovennatuurlijke manifestatie van de niet verwarde herinnering, die de kennis van alle objecten van verleden, heden en toekomst bevat. O, zoon van goede familie, deze bevrijding kent meer bevrijdingen dan kan worden beschreven en geteld, die uitsluitend bereikt kunnen worden door de Bodhisattva.’

Sudhana vroeg: ‘O eerbiedwaardige heer, waar is deze magnifieke manifestatie heengegaan?’

Maitreya sprak: ‘Naar waar ze vandaan komt.’

Sudhana vroeg: ‘Waar komt ze vandaan?’

Maitreya antwoordde: ‘Ze komt van het zicht (jnana) en de dragende kracht van de bodhisattva. Ze komt niet en ze gaat niet, ze kent geen vermeerdering, geen groei, geen verblijven, geen hechting, geen afhankelijkheid van aarde of lucht. Het is als met de Naga koning die de regen uitstort: hij komt niet voort uit zijn lichaam, noch uit zijn geest, noch is er enige hoeveelheid vloeistof in hem, maar hij komt voort uit de Naga’s aanwezigheid, deze neerslag over de gehele wereld. Dit gaat alle menselijke begrip te buiten. Zo is het met de opeenvolgende zaken die jij hebt gezien. Ze komen niet van binnenuit, noch van buitenaf en toch verschijnen ze recht voor je neus, dankzij de wonderlijke kracht van de bodhisattva verkregen door zijn beoefening. De wonderbaarlijke opeenvolging van zaken die jij hebt gezien, komt niet en gaat niet en verblijft nergens, maar is hier vanwege het dragende en alles doordringende zicht (jnana) en de voornemens van de bodhisattva.’

Daarop vroeg Sudhana: ‘Maar, O eerbiedwaardige heer, waar komt u dan vandaan?’

En Maitreya antwoordde: ‘De bodhisattva komt noch gaat, beweegt noch verwijlt, wordt geboren noch sterft, komt voort noch verdwijnt, verlangt noch hecht, doet noch oogst, ontstaat noch vergaat, is eeuwig noch eindig. En toch, o zoon van goede familie, het is op deze wijze dat de bodhisattva komt: hij komt waar een alles omvattende liefde is, omdat hij ernaar verlangt alle levende wezens te disciplineren; hij komt waar een groot compassievol hart is, omdat hij alle levende wezens in hun lijden wil bijstaan; hij komt waar de tien voorschriften worden uitgeoefend, omdat hij ernaar verlangt geboren te worden waar hij iemand van dienst kan zijn; hij komt waar grote geloftes worden vervuld, vanwege de kracht van de oorspronkelijke gelofte; hij komt waar daadloosheid is, omdat hij nooit ver is verwijderd van de voetstappen van alle Boeddha’s; hij komt waar geen geven noch nemen is, omdat hij geen streven kent; hij komt voort uit de uit prajna geboren behendige middelen (upaya), omdat hij is afgestemd op de gesteldheid van geest van alle levende wezens; hij komt waar transformaties zich manifesteren, omdat alles wat verschijnt als een spiegelbeeld is, als een getransformeerd lichaam. Omdat dit het geval is, O zoon van goede familie, en jij mij hebt gevraagd waar ik vandaan kom, kan ik je zeggen, dat ik uit mijn vaderland Maladi kom. Ik kom hier om de Dharma te onderrichten aan een jonge man genaamd Gopalaka.’’

 

Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. Een paradoxaal dubbelwezen

Het Avatamsaka soetra gaat niet alleen over de wonderbaarlijke realiteit van het alledaagse. Het gaat ook over dat paradoxale dubbelwezen dat we zijn: de bodhsattva, de eenheid van het onbeperkte ongeborene in onze strak geconditioneerde vleesjas. Een eenheid die we ons alleen kunnen realiseren en kunnen belichamen door toewijding. Lees deze uit het Sanskriet vertaalde passage uit het negenendertigste deel van het Avatamsaka soetra, de Gandhavyuha.

Alle bodhisattva’s vanuit alle windrichtingen van de wereld verzamelen zich met hun ontelbaar aantal volgers rond de Boeddha, ‘geboren uit het leven en de voornemens van Samantabhadra, de bodhisattva (van toewijding). Ze zijn vrij in hun gedrag, omdat ze reiken tot in alle Boeddha-landen; ze manifesteren ontelbaar veel lichamen, omdat ze reiken tot waar er Boeddha’s zijn; ze beschikken over een ongehinderd en scherp zicht, omdat ze de miraculeuze transformaties van alle Boeddha’s ontvangen; ze bezitten het vermogen om overal te gaan zonder zich te vestigen, omdat ze het niet nalaten op alle plekken te verschijnen waar de Boeddha’s ontwaken; ze beschikken over een grenzeloos licht, omdat ze de oceaan van alle Boeddha’s waarheden verlichten met hun zicht; ze beschikken over een onuitputtelijk vermogen van welsprekendheid, tot aan het einde der tijden, omdat hun spreken onomwonden is; ze verblijven in de hoogste wijsheid die geen grenzen kent, omdat hun gedrag zuiver en ongekunsteld is; ze bezitten geen vaste verblijfplaats, omdat ze zichzelf openbaren overeenkomstig de gedachten en verlangens van alle levende wezens; ze zijn vrij van bevangenheid, omdat ze weten dat er in feite geen wezens en substanties in de objectieve wereld bestaan; en tot besluit zijn ze in het bezit van een non-dualistisch weten dat zo ver reikt als de ruimte, omdat ze de gehele Dharmadhatu verlichten met hun netten van licht. Alle bodhisattva’s weten dat alles is als Maya, dat alle Boeddha’s als schaduwen zijn, dat alles wat bestaat, oprijst en vervalt is als een droom, dat alle vormen van karma zijn als beelden in een spiegel, dat het ontstaan van alle dingen is als een fata morgana, dat alle werelden slechts transformaties zijn. Wetende dat alle dingen onbepaald zijn, beoefenen ze het loslaten van weerstand en zijn ze nergens aan gehecht, ofschoon ze zich onvermoeibaar in dienst stellen van anderen; ofschoon ze een objectieve werkelijkheid herkennen, weten ze dat deze onbereikbaar is; in alle werelden openbaren ze zichzelf volkomen ongehinderd; ze worden in alle werelden geboren en nemen elke vorm aan; ze transformeren een klein stukje grond in een uitgestrekt landschap en een uitgestrekt landschap in een klein stukje grond; alle Boeddha’s verschijnen in een enkel ogenblik van hun gedachten; ze onderzoeken het totale universum in een glimps en zijn volstrekt niet verward; ze kunnen alle werelden in slechts een moment bezoeken.’

Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de Indiase pandit Pran Paul, DE specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva). Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. In een enkele porie van de huid

Tijdens de lock-down van dit voorjaar, maakte Maurice Knegtel een vertaling uit het Sanskriet van passages uit het negenendertigste deel van het Avatamsaka soetra, de Gandavyuha. Hieronder volgt de opening van dit negenendertigste deel.

Te Jetavana ging de Boeddha te midden van vijfhonderd arhats en vijfhonderd bodhisattva’s een samadhi binnen…

‘Dit alles komt voort uit de Boeddha’s miraculeuze goede daden, zijn miraculeuze werk van zuiverheid en zijn miraculeuze kracht; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om zijn lichaam te transformeren en het gehele universum te laten doordringen; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om alle Boeddha’s voort te brengen en alle Boeddha-landen met hun pracht in zijn lichaam te laten binnentreden; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om alle verschijnselen van de Dharmadhatu zich te laten manifesteren in een enkel deeltje stof; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om alle Boeddha’s uit het verleden, met hun opeenvolgende daden, zich te laten openbaren in een enkele porie van zijn huid; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om het gehele universum te verlichten met elke straal die uit zijn lichaam schijnt; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om stromen van transformatie, die alle Boeddha-landen vullen, uit een enkele porie van zijn huid te laten voortkomen; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om in een enkele porie van zijn huid de volledige geschiedenis van alle werelden, in alle richtingen, vanaf hun eerste verschijnen tot aan hun uiteindelijke vernietiging, te openbaren. Hierdoor verschijnen alle zuiverheid en pracht van de Boeddha-landen in deze grot te Jetavana.’

Dit alles komt voort uit jouw miraculeuze vermogen om te lopen met de benen, te grijpen met de handen, te praten met de mond, te ruiken met de neus, te horen met de oren, te zien met de ogen, te denken met het hoofd, te resoneren met elke porie in het lichaam.

Toen meester Ling-yün werd gevraagd hoe de dingen waren voor zijn verlichting, hief hij zijn stok. Toen hij vervolgens werd gevraagd hoe de dingen zijn na zijn verlichting, hief hij andermaal zijn stok.

Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de Indiase pandit Pran Paul, DE specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva). Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. Toren meditatie

Het is de Toren van Vairocana Boeddha, de Zon Boeddha en de verblijfplaats van Maitreya Bodhisattva, die de pelgrim Sudhana in de Gandavyuha betreedt. Sudhana betreedt hier de directe ervaring van het wat?, het wie?, het waarvandaan? en het waarheen? Als je met eigen ogen wilt zien wat Sudhana ziet, lees dan de onderstaande regels en breng ze in praktijk.

Jij bent de Toren van Maireya. Je bent diep, diep geworteld in deze concrete grond, deze dragende aarde. Ga daartoe naar het puntje van je stoel of kussen, zodanig dat je bekken iets naar voren kantelt en er enige spanning in de spieren onder je navel ontstaat, in de tai tsjen, het ‘dragende midden’ van de mens. Als je zo zit, met kracht in je onderbuik, de spieren daar aangespannen, hangend in je onderbuik, dan is de Toren geworteld in deze concrete grond, je fysieke ervaren van wat is. Zit nu als een Toren: trek je aan je kruintje naar het plafond, zit op-recht, als een ontvanger, een Toren en plaats je handen in de dhyana mudra, met je rechter hand tegen de aangespannen spieren van je onderbuik aan en met je linker hand in je rechter hand. Je duimtoppen raken elkaar heel zachtjes en maken een mooi ovaaltje met je handpalmen. Je ellebogen naar voren, je zit breeduit, als een Toren, ‘Hier ben ik!’ Je mond is gesloten, je tong tegen je gehemelte, je ademt door je neus zoals het vanzelf komt en vanzelf gaat en je ogen zijn geloken, niet wijd geopend, niet dicht, maar half geopend en je laat je blik rusten op een plek voor je op de grond. Probeer niet te staren, probeer niet te kijken, maar laat je blik eenvoudigweg rusten. Het is vakantie van de zintuigen, even hoeven ze helemaal niets te doen, alleen te ontvangen. Zend niet uit! Wees hier en nu aanwezig. En om hier en nu aanwezig te zijn, hoef je helemaal niets te doen, alleen te laten. Laat en zit als een Toren, stevig geworteld in deze concrete grond. Alles wat zich voordoet is welkom.

Alles wat zich voordoet, doet zich voor in deze Toren. Niets is uitgesloten van deze Toren in dit moment. Jouw Toren heeft een duidelijk bepaalde vorm, hij heeft een bepaalde lengte en een bepaalde breedte. En toch reikt jouw Toren tot aan de verste verten van dit universum en daaraan voorbij. Ik kan niet bepalen waar deze Toren begint en waar deze Toren eindigt. En toch heeft jouw Toren strikte maten. Alles is bevat in deze Toren. In deze Toren vind je elk geluid, elk flikkeren van het licht, de geur van de wierook, de druk op je billen en benen. Dit is niet buiten de Toren, het IS de Toren, het vult de Toren volledig, zonder andere ervaringen te hinderen. In deze Toren vind je elke andere Toren van deze meditatieruimte. Die Torens bestaan niet buiten jouw Toren, ze zijn jouw Toren, elke Toren op zijn hoogst eigen wijze, ongehinderd en alle Toren tezamen, zonder elkaar in de weg te zitten. Alle Torens ZIJN jouw Toren en jouw Toren IS elke andere Toren. Elke Toren is al binnen, voordat ik ‘Ik’ kan zeggen. En mijn Toren is binnen in elke andere Toren, voordat ik ‘hij’ of ‘zij’ kan zeggen.

Als je diep bent geworteld in deze concrete grond, als je zit met geheel je lichaam, fysiek en je IN je lichaam zit, in elke porie van je huid, dan zit je in de meest concrete realiteit. Alles wat je ervaart, is precies zoals het is, voordat de woorden komen en de reflectie het vormgeeft. Het is onbepaald en onuitsprekelijk zo. Maar een ding is volkomen klaar: ofschoon jouw Toren exacte afmetingen heeft, reikt ze verder dan de verste sterren en bevat ze elke Toren in dit wijde universum. Jouw Toren is het thuis van de gehele schepping, jij bent de verzamelplaats van al wat is. Wonderlijk, dit aan den lijve ervaren, zonder te weten wat het is en zonder het te benoemen. Wonderlijk, hoe alles hier samenkomt en alles in alles wordt weerspiegeld, hier, op deze plek, in deze wonderbaarlijke Toren. Jouw Toren is de verblijfplaats van alle levende wezens en ze zijn je ongenoemd het dichtst nabij. Ze stralen in je ogen, ze resoneren in elke porie van je huid, ze trillen in je oren, ze tintelen op je tong. Omdat helemaal niets buiten jouw Toren is, is alles zuiver intimiteit. Jouw Toren draag alles, zoals jouw Toren door alles wordt gedragen. Wederzijdse doordringing, wederzijdse verbinding. Het waarlijk wonderbaarlijke van je dagelijkse ervaren!

Maurice Genko Knegtel Roshi’s vertaling van het Avatamsaka soetra wordt besproken in de Zen Cirkel te Utrecht die op 21 september 2020 begint. Wil je daarbij zijn, klik dan op https://izen.nl/zen-meditatie/ . De komende weken volgen de blogs op deze website de inhoud van de avonden van de Zen Cirkel Utrecht.

Het Avatamsaka soetra. Een introductie

Het Avatamsaka of ‘Bloemenkrans’ soetra is de meest opzienbarende tekst van alle Mahayana soetra’s. Het schrijft op een duizelingwekkende wijze de dagelijkse realiteit die we aan den lijve ervaren uit. Hiermee wordt onze ‘doodgewone’ werkelijkheid buitengewoon bijzonder: niets is wat het lijkt te zijn. Tijdens de lock-down van afgelopen voorjaar, vertaalde Maurice Genko Knegtel Roshi de meest pregnante gedeelten van het Avatamsaka soetra uit het Sanskriet in het Nederlands. Deze ‘Corona-vertaling’ is ons uitgangspunt voor een adembenemende reis naar het alledaagse.

Het Mahavaipulya Buddhavatamsaka Surtra of het Avatamsaka soetra wordt in fasen geschreven tussen het jaar nul en de vierde eeuw na Christus, waarschijnlijk in Centraal Azië. In de tweede eeuw na Christus verschijnen al de eerste vertalingen in het Chinees, met name van de Dasabhumika, ‘de Tien stadia van de Bodhisattva’, een van de hoofdstukken van het Avatamsaka. De eerste volledige vertaling in het Chinees verscheen in 420 door Buddhabhadra, in vierendertig hoofdstukken (delen), drie eeuwen later uitgebreid tot veertig hoofdstukken. Van deze veertig hoofdstukken worden de Gandavyuha (deel 39) en de Dasabhumika (deel 26) gezien als de meest oorspronkelijke delen van het Avatamsaka.

De Gandavyuha beslaat een-vierde deel van het Avatamsaka soetra, dat de pelgrimage van Sudhana onder leiding van de Bodhisattva Manjusri beschrijft. Sudhana bezoekt meer dan vijftig leraren met de vraag ‘Wat is verlichting?’ Feitelijk is dit de vraag: ‘Wat is dit?’, ‘Wie ben ik?’ of ‘Waar kom ik vandaan?’

Het Avatamsaka soetra kent een totaal andere sfeer en taal dan bijvoorbeeld de Prajnaparamita soetra’s (de Wijsheidssoetra’s, zoals het Hart soetra en het Diamant soetra), het Lankavatara (boeddhistische psychologie), het Saddharma-Pundarika (het Lotus soetra, met onder andere het verhaal van de verloren zoon) en het Sukhavativyuha (het Zuivere Land soetra van het devotionele boeddhisme). Het is overrompelend, schitterend, stralend, voorbij elke begrenzing, beperking en duisternis. Hier vinden we geen wijdse leegte en niets heiligs, maar een grond geplaveid met diamanten, pilaren, balken, trappen, alle belegd met sieraden die elkaar weerspiegelen.

De situatie die het beschrijft is de volgende: Boeddha Shakyamuni gaat in de aanwezigheid van vijfhonderd Bodhisattva’s en vijfhonderd Arhats te Jetavana een samadhi binnen en het paviljoen waarin hij zich bevindt, breidt zich plotsklaps uit naar de buitenste grenzen van het universum. Het universum zelf is de Boeddha en de Boeddha is het universum.

De Gandavyuha biedt geen wereld in ruimte en tijd, maar alles in de ruimte en alles in de tijd is in elkaar bevat. Heden, verleden en toekomst zijn in dit ene moment van aanwezigheid bevat; er is geen lineaire tijd meer. Niets is solide, alles is in flow en in elkaar bevat; dit moment bevat alle tijd. Zo presenteert de Gandhavyuha de spirituele wereld bij uitstek.

In de ruimte doordringt alles elkaar wederzijds en toch behoudt elk ding zijn zelfstandigheid en individualiteit. Waar de tijd in flow is, is de ruimte in fusion. Elk ding is ‘doorzichtig’ en ‘stralend’; dit zijn DE representaties die het onverwoordbare van de ervaring van ontwaken benaderen.

Het centrale thema van het Avatamsaka is wederzijdse doordringing. De wereld van het Avatamsaka is gekenmerkt door ‘schaduwloosheid’ (anabhasa), geen ding staat op zichzelf en wordt de Dharmadhatu genoemd, in tegenstelling tot de Lokadhatu, de wereld van de op zichzelf staande objecten. Toch zijn beide werelden niet gescheiden van elkaar. De Dharmadhatu is de wereld van ontwaakte aanwezigheid, van de dingen zoals ze zijn: wat je ziet, wat je hoort, wat je voelt. De Dharmadhatu is een mysterie, het gaat elke maat te buiten, is ‘niet te bevatten’ (acintya) en ‘onbeschrijfelijk’ (anabhilapya).

De reis die Sudhana maakt identificeert hem Samanthabhadra Bodhisattva, de laatste van de meer dan vijftig leraren die hij bezoekt. Samanthabhadra wordt gekenmerkt door jnanacaksus, ‘licht-oog’, carya ‘toewijding’ en pranidhana, ‘voornemens’. Samanthabhadra staat in een woord voor toewijding aan alles en iedereen.

De wereld van het Avatamsaka soetra lijkt een wereld van hallucinatie, maar feitelijk is ze de wereld van onze concrete, directe, zintuigelijke ervaring. Dit aan-den-lijve-ervaren wordt onmiddellijk verwoord, zonder symboliek of metaforen. De Gandavyuha, die een kwart van het Avatamsaka soetra beslaat en waaruit ik in de hierop volgende blogs passages zal vertalen, biedt deze directe expressie van ons aan-den-lijve-ervaren. Ze is de wereld van ontwaakte aanwezigheid; ze is de bron van waaruit alle licht zonder hindernis of beperking en zonder te vernietigen straalt en reflecteert in elk wezen individueel. Dit is het licht van Mahavairocana Boeddha, de Zon Boeddha, DE Boeddha van de Gandavyuha.

 

Maurice Genko Knegtel Roshi’s vertaling van het Avatamsaka soetra wordt besproken in de Zen Cirkel te Utrecht die op 21 september 2020 begint. Wil je daarbij zijn, klik dan op https://izen.nl/zen-meditatie/ . De komende weken volgen de blogs op deze website de inhoud van de avonden van de Zen Cirkel Utrecht.