…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘leraar – leerling’

Oost-West, goeroe-leraar door Mieke Berger

– De goeroe doet niet aan initiaties, heeft niemand nodig en is onpersoonlijk

Volgens Indiase traditie betekent goeroe (guru) ‘het licht dat alle duisternis wegneemt’. ‘Gu’ betekent duisternis en ‘ru’ licht. De grootst mogelijke misvatting is dat een goeroe een persoon is.

Een goeroe is geen persoon. Een persoon is een projectie van het vormloos Zijn. De goeroe is het vormloos Zijn zelf. In de loop van de geschiedenis heeft een aantal keren de goeroe – noem het vormloos Zijn, oorzaakloze eerste Oorzaak, Bewustzijn of Zelf – zich als het ware in een lichaam gepresenteerd om licht te brengen in duisternis. Duisternis betekent dat de mens zich verliest in de buitenwereld, die voor echt en waar aangezien wordt, terwijl die in wezen een zinsbegoocheling is (maya). Men streeft geluk na, maar is vergeten dat juist dat streven het geluk in de weg zit. De goeroe is er om daarop te wijzen. Werkelijk geluk is permanent opgaan in Zijn. Vergelijk het met de tijdelijke ervaring als een verlangen is ingelost of met het interval tussen twee gedachten of de diepe slaap.

In de historie is er in het Oosten een aantal goeroes geweest die de weg gewezen hebben, zoals onder meer Sri Ramana Maharshi, Sri Nisargadatta, UG en Sri Atmananda. Aanvankelijk denkt de discipel dat er een persoon tegenover hem zit. Zijn zoektocht eindigt als het besef doordringt dat er geen verschil bestaat tussen hem en de goeroe. Zij zijn één, of beter niet twee. De discipel heeft dan doorzien dat zijn bestaan als individu een illusie is geweest en dat hij net als de goeroe is wat hij altijd al geweest is, namelijk Vormloos Zijn. De goeroe heeft de discipel echter nooit anders kunnen zien omdat die evenzeer geankerd is in het Zijn. In Eenheid zijn er tenslotte geen twee. 

It takes two to tango
Ongetwijfeld bestaan er in het Westen ook ‘echte’ goeroes (zoals bijvoorbeeld Bernadette Roberts, Wolter Keers e.a.), maar de meesten van de zelfverklaarde goeroes zijn vooral leraren. Het onderscheid tussen leraar en goeroe is niet altijd even duidelijk. De goeroe doet niet aan initiaties, heeft niemand nodig en is onpersoonlijk. Leraren hebben leerlingen nodig, steunen meestal op een goed intellectueel inzicht en zijn veelal persoonlijk. De leraar heeft soms de neiging zich als autoriteit op te stellen en de volgeling moet hem in dat geval tevreden zien te houden. Machtsspelletjes, geld en seks kunnen dan snel een rol gaan spelen.

Anderzijds heeft de leraar de ‘medewerking’ van de volger nodig voor zijn manipulatief gedrag. It takes two to tango. Uiteindelijk zal de leraar in zo’n geval voor dat spel de prijs moeten betalen. Geen moreel oordeel dus, maar een vaststelling van wat er feitelijk gebeurt. Denk aan Andrew Cohen: zijn moeder schreef een zeer ontluisterend boek over hem. Zelfs Ramesh Balsekar moest een ongemakkelijke confrontatie aan met zijn volgers na een seksueel avontuur met een van hen. Maar onderschat ook de naïviteit niet van de ‘zoekers’ naar verlichting, die elk kritisch denken achter zich laten als ze ingepalmd worden door een Indiër in oranje hemd met slingers, wat wierook en een Indiaas accent. Een grappige nepgoeroe heeft zijn volgers flink bij de neus genomen. Zie de film ‘The true story of a false prophet’, Vikram Ghandi, juni 2012. Zelfs toen hij zijn bedrog kenbaar maakte, kon een aantal volgers het gewoon niet geloven, verblind als ze waren door hun hartstochtelijk verlangen naar bevrijding en inzicht.

Onderscheid
Toch moeten we ons niet blindstaren op het morele gedrag van de goeroe of leraar. Volgens Sri Nisargadatta Maharaj was de verlichte Valmiki een struikrover. Desondanks was hij auteur van Ramayana, een omvangrijk epos uit India dat een belangrijke culturele hoeksteen van het hindoeïsme vertegenwoordigt.
In de zoektocht naar een ‘echte’ goeroe zijn er zeker wel wat aanwijzingen te vinden om een onderscheid te maken tussen goeroe en leraar. Gemakshalve verwijs ik naar het artikel ‘misdragingen van de goeroe’ elders in deze uitgave.
Als de goeroe toch een leraar blijkt te zijn, kan hij je desondanks goed op weg helpen en zal je vroeg of laat de ‘echte’ goeroe tegenkomen. Het lijkt een kosmische wet te zijn dat je de goeroe of leraar krijgt die je verdient.

De goeroe of leraar die geen onderscheid maakt tussen zijn discipelen verdient het om de weg te wijzen aan allen die serieus op zoek gaan naar waarheid, inzicht en een antwoord verlangen op de vraag ‘Wie ben IK?’

Over Mieke Berger: Wolter Keers heeft Mieke Berger op het pad gebracht van Sri Nisargadatta Maharaj, die zij na de eerste introductie veelvuldig heeft bezocht. Advaita vedanta is het leidend uitgangspunt in werk en leven van Mieke. Al meer dan 50 jaar concentreert haar werk zich op begeleiding bij zingevingsvragen en het bevorderen van existentieel welzijn.
Mieke werkt o.a. in Costa Rica en Zuidoost-Azië. Jaarlijks komt ze naar Europa voor kuur- en begeleidingsweken. Van tijd tot tijd geeft zij seminars met als onderwerp verscheidenheid in non-dualiteit als weg naar vrijheid. www.jinshinhealing.com

Met toestemming overgenomen uit tijdschrift InZicht.

Zie ook voor nabestellingen van nummers: https://www.inzicht.org/

 

Het riskante pad van leraar en leerling door André van der Braak

In hoeverre kun je de intense emoties vertrouwen die worden opgeroepen door de overgave aan de goeroe? En als je twijfelt, hoe onderscheid je gezonde twijfel van de stem van het ego? Is het wel mogelijk om leefregels vast te stellen voor een ‘verlicht’ leven? En hoeveel macht mogen we de goeroe in een dergelijk proces geven?

Van jongs af aan ben ik op zoek geweest naar de antwoorden op de grote vragen in het leven. Aanvankelijk vanuit mijn rooms-katholieke achtergrond. Maar vanaf mijn zestiende zocht ik naar antwoorden uit het Oosten. Ik begon te mediteren, aan yoga te doen en me in het boeddhisme te verdiepen. Ik studeerde westerse en oosterse filosofie en psychologie.

Maar na mijn afstuderen ruilde ik mijn zoektocht naar verlichting in voor meer praktische beslommeringen. Ik kreeg een baan in de automatisering en bewandelde het pad naar maatschappelijk succes. Mijn levensstandaard steeg, maar daarmee mijn eenzaamheid ook. De snelle wereld van de automatisering bevredigde mijn hartsverlangen niet.

Andrew Cohen

Toen vertelde een vriend me over Andrew Cohen, een Amerikaanse spirituele leraar die in Amsterdam bijeenkomsten kwam houden. Sceptisch stemde ik toe om mee te gaan. Maar naarmate ik meer bijeenkomsten bijwoonde, raakte ik er meer en meer van overtuigd dat Andrew vanuit een verlichte staat sprak. Hij wist vragen moeiteloos vanuit zijn eigen ervaring te beantwoorden. Vaak was hij gewoon stil samen met de aanwezigen en zonken we weg in een diepe ervaring van stilte, waarin zorgen, gedachten en problemen er niet meer toe deden.

Keer op keer had ik diepe spirituele ervaringen. De verlichting, waar ik al jarenlang naar op zoek was geweest via boeddhistische meditatie, leek plotseling voor het grijpen. In gezelschap van Andrew voelde ik een zware last van me afvallen. Het leven werd opeens een groot jubelend gebeuren, de wereld was vervuld van een magische glinstering. Ik voelde een diepe rust en vrede. Als er al volmaaktheid bestond, dan was dit het.

Ik voelde een diepe dankbaarheid en liefde voor Andrew. Hij had mijn leven ingrijpend getransformeerd. Wat kon ik me liever wensen dan voor altijd bij hem te zijn? Ik besloot mijn baan op te zeggen, het uit te maken met mijn vriendin en Andrew te volgen. Eerst naar Devon in Engeland, toen naar de VS. Aanvankelijk was ik in de zevende hemel. Eindelijk had ik een kans om samen met gelijkgestemden van overal ter wereld te leven. Het leven in de gemeenschap was één grote uitbarsting van liefde en intimiteit. Verlichting hier en nu was alom in onze ervaring aanwezig. Maar in de loop der jaren bleek het toch niet zo simpel te zijn. Het ego stond de verlichting in de weg en we moesten het uitroeien. De strijd van het ego diende ten koste van alles gewonnen te worden. We besteedden dagelijks uren aan meditatie, prostraties en mantrapraktijken.

Twijfels 

In de loop der jaren kwamen er twijfels in me op. Moest het ego wel zo nodig als een soort onkruid bestreden worden? En op zo’n harde en meedogenloze manier? Als het ego een illusie is, versterkt een oorlog ertegen niet alleen maar zijn realiteitsgehalte? Tegelijkertijd echter bleef ik spirituele ervaringen hebben en was ik vaak overweldigd door een besef van grote liefde en intimiteit. Maakten die sterke emoties alles goed? Was mijn twijfel de stem van mijn onwillige, tegenstribbelende ego? Moest ik kiezen voor mijn gevoel of mijn verstand? Ik voelde me vaak in een innerlijke spagaat. Uiteindelijk verliet ik in 1998 de leefgemeenschap.

Een zelfonderzoek volgde. Wat waren mijn motieven geweest om me indertijd bij Andrew Cohen aan te sluiten?  Had Andrew Cohens charismatische beweging als opvulling gediend voor een postdoctorale leegte waarin ik me bevond? Maar mijn relatie met Andrew Cohen was ook een uitdrukking van een oprecht verlangen naar bevrijding. Ik kreeg oog voor Andrews narcisme en adolescente persoonlijkheid. Hij had nobele maar onrealistische idealen. Hij zei dat alles mogelijk was, maar hij had geen oog voor de praktische moeilijkheden om zijn idealen te realiseren. Dat was het probleem van de volgelingen.

Sinds mijn vertrek heb ik met veel vragen geworsteld. Hoe kan ik zo ver zijn gegaan in het onder druk zetten van anderen en mezelf? Was het uit liefde voor de goeroe, of helpt de liefde voor de goeroe juist om je eigen grenzen te doorbreken? In hoeverre kun je de intense emoties vertrouwen  die worden opgeroepen door de overgave aan de goeroe? En als je twijfelt, hoe onderscheid je gezonde twijfel van de stem van het ego? Is het wel mogelijk om leefregels vast te stellen voor een ‘verlicht’ leven? En hoeveel macht mogen we de goeroe in een dergelijk proces geven?

Stadia

In de problematische verhouding tussen goeroe en leerling zijn verschillende stadia aan te wijzen. Oakes onderscheidt er zes.[i] Het begint met de wittebroodsweken. Vaak is er sprake van wederzijdse idealisering. De leerling is in de zevende hemel en vol liefde en toewijding voor de goeroe. De goeroe op zijn beurt beschouwt hem als zijn favoriet.

De tweede fase is de werkfase. De leerling wordt nu als lid van de gemeenschap geaccepteerd en krijgt werk toegewezen, vaak niet erg moeilijk werk dat ook een zeker arbitrair karakter draagt. Hij ontwikkelt een ‘gemeenschapspersoonlijkheid’: hij past zich aan de geldende normen en waarden binnen de gemeenschap aan.

De derde fase is die van de teleurstelling. Gaandeweg daagt het besef dat de goeroe niet volmaakt is en dat verlichting ver weg is en blijft. Hij realiseert zich hoeveel van zijn vrijheid hij heeft opgegeven. Hij krijgt twijfels over de goeroe en kan zelfs een machtsstrijd met hem aangaan. De beslissing ‘gaan of blijven’ dient zich aan.

Als de leerling besluit om te blijven gaat hij de vierde fase in. Hij begint de tekortkomingen van de goeroe nu te rationaliseren: ‘ze maken hem menselijker’ of: ‘Jezus had ook zijn fouten’. Zijn twijfel wordt ontkend en onderdrukt, en gaat ondergronds. Dat moet ook wel, want zijn geïdealiseerde opvattingen over de goeroe en de gemeenschap worden dagelijks als onwaar bewezen. De goeroe is geen God en de gemeenschap is niet het paradijs. De leerling werkt nu een geheim compromis uit waardoor hij kan blijven, en kan blijven geloven in de mogelijkheid van transformatie en revolutie. Maar de romantiek heeft plaatsgemaakt voor een doelbewuste keuze. Hij geeft zich nu niet zozeer uit liefde over, maar omdat het goed voor hem is.

De vijfde fase is die van succes of falen wat betreft het grote werk. Welke geheime agenda de leerling ook had wordt al dan niet vervuld. In beide gevallen leidt dit tot de zesde fase, namelijk vertrek. Vroeg of laat vertrekt bijna iedereen uit een charismatische beweging. Tom Patton, ex-lid van de Amerikaanse charismatische beweging Synanon, drukt het als volgt uit: “Het zijn niet altijd degenen met pit en die snel van begrip zijn die vroeg vertrekken, en niet altijd de slappelingen en goedgelovigen die langer blijven. Men vertrekt wanneer men gekregen heeft waar men voor kwam, wanneer de toewijding ‘op’ is, wanneer men zich over het vragenlijstje dat de leraar voorschrijft niet langer druk kan maken.”[ii]

Vertrek 

‘Succesvolle’ leerlingen vertrekken omdat ze bereikt hebben wat ze wilden. Hun geheime agenda is vervuld. Ze hebben bijvoorbeeld hun kinderen in een liefdevolle omgeving opgevoed of ze hebben hun jeugd herontdekt. Hun vertrek verloopt relatief zonder problemen. Tijdens de volgende groepscrisis (er zijn altijd veel groepscrises in charismatische bewegingen waarin de goeroe zijn leerlingen voorhoudt dat ze niet voldoende toegewijd zijn aan zijn leer) gaan ze er stilletjes vandoor. Ze blijven met waardering over hun goeroe spreken, ze zijn dankbaar voor zijn hulp en pragmatisch over zijn tekortkomingen. Ze weten dat het gewoon tijd was om de volgende stap in hun leven te nemen.

De ‘falende’ leerlingen vertrekken vaak op een traumatische manier, na een heftig conflict met de leraar. Zij voelen zich bedrogen en verraden. De goeroe heeft hun het paradijs beloofd, ze hebben hem hun hart gegeven, maar uiteindelijk blijkt hij niet werkelijk in hun welzijn geïnteresseerd. Wanneer ze de goeroe confronteren met zijn verbroken beloften geeft die niet thuis. Hij neemt geen verantwoordelijkheid. Hij vindt het hun probleem.

Sommigen van die leerlingen worden later beroepsafvalligen: ze blijven proberen om ieder mogelijk schandaal rondom hun vroegere goeroe publiekelijk te onthullen, zelfs als ze er grote persoonlijke offers voor moeten brengen.

Alle verhalen over misbruik en manipulatie ten spijt is het uiteindelijk altijd de goeroe die wordt verlaten. Wanneer het grote werk is geslaagd, wordt de goeroe irrelevant. De leerling heeft de goeroe niet langer nodig en gaat verder op zijn eigen pad. De goeroe heeft die luxe niet: hij blijft gevangen in een gouden kooi van eigen makelij. Hij is gedwongen om te blijven geloven in de zelfgeschapen mythe van zijn eigen perfectie.

André van der Braak studeerde psychologie en filosofie van 1981 tot 1986. In deze periode beoefende hij ook intensief vipassanameditatie. Van 1987 tot 1998 was hij leerling van Andrew Cohen. Over deze tijd publiceerde hij in 2003 Enlightenment Blues. Enkele jaren later volgde zijn tweede boek, Goeroes en charisma. Hij promoveerde in 2004 op een vergelijkende studie over Nietzsche en het zenboeddhisme. Sinds 2012 werkt hij als hoogleraar boeddhistische filosofie in dialoog met andere levensbeschouwelijke tradities aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 2013 ontving hij de leraarsautorisatie in de traditie van de Maha Karuna Chan van Ton Lathouwers.

Voetnoten:

i L. Oakes, Prophetic Charisma, p. 131-143.

ii T. Patton, voorwoord bij W. Olin, Escape from Utopia: My ten years in Synanon, University Press, 1980.

 

Selectie uit Goeroes en Charisma, het riskante pad van leraar en leerling’, 2006, André van der Braak, uitgeverij Altamira-Becht, 2006, ISBN 13 978 90 6963 737

Met toestemming overgenomen uit tijdschrift InZicht.

Zie ook voor nabestellingen van nummers: https://www.inzicht.org/

Als goeroes vrienden worden door Richard Lang

Richard Lang zag wie hij werkelijk was tijdens een workshop met de Engelse filosoof Douglas Harding in 1970. Sinds die tijd heeft hij zijn leven toegewijd aan Zien en het delen van deze eenvoudige toegankelijke Weg, De Hoofdloze Weg, met anderen. Hij heeft verschillende boeken gepubliceerd waaronder Celebrating Who We Are en een grafische biografie van Douglas Harding die The Man With No Head heet. Richard geeft wereldwijd workshops waarin hij Zien deelt met behulp van de Hoofdloze Weg-experimenten. Zijn hoop is dat ‘zien wie je werkelijk bent’ beschikbaar wordt in de wereld: “Het is ieders geboorterecht.” Meer info op www.headless.org

– Als Zien eenmaal is gedeeld, is iedereen zowel beginner als expert

– Er is niet één manier van denken of voelen over het Zelf die de juiste is

Wat is het doel van een spirituele goeroe of leraar? Ik neem aan dat een waarachtige spirituele leraar zich bewust is van wie hij of zij werkelijk is – het Zelf, het ene Bewustzijn binnenin, de Levensgeest, God, de Leegte of hoe je het verder ook wilt noemen. Ik neem eveneens aan dat het doel van de leraar is ervoor te zorgen dat zijn of haar leerlingen zich ook bewust worden van wie ze werkelijk zijn. En ten slotte neem ik aan dat de leraar wil dat zijn of haar leerlingen zo snel mogelijk zien wie ze werkelijk zijn.

Diagram 1 geeft de relatie weer tussen leraar en leerlingen voordat de leerlingen zich bewust zijn geworden van hun Ware Zelf. Het laat zien dat de leraar iets heeft dat bij de leerlingen ontbreekt. De leerlingen kijken naar de leraar in de hoop dat hij of zij hen kan helpen om het doel van de Verlichting te bereiken. Hun aandacht gaat automatisch uit naar de leraar, want ze hopen vooral van hem of haar te leren en niet van iemand anders. Dat is een hiërarchische structuur. De relatie tussen leraar en leerlingen is van nature niet gelijkwaardig. De structuur is er een met één centraal punt.

DIAGRAM 1

Diagram twee laat de relatie tussen de leraar en de leerlingen zien nadat de leerlingen hebben gezien wie ze werkelijk zijn.

DIAGRAM 2

De vroegere leraar is niet te onderscheiden van de vroegere leerlingen, want ze zijn zich nu allemaal evenzeer bewust van hun Ware Zelf. Dat is een relatie tussen gelijken. Die is niet-hiërarchisch en heeft vele centra. Iedere persoon is zich ervan bewust dat hij of zij het Ene is en dat alle anderen ook het Ene zijn. Als nu iemand je leraar is, is iedereen je leraar, want je herkent dat iedereen een unieke uitdrukkingsvorm van het Ene is. En nu hebben niet alleen de vroegere leerlingen hun doel bereikt, de  vroegere leraar heeft dat ook, want het was waarschijnlijk zijn of haar bedoeling om te leven in een samenleving waarin iedereen zich bewust is van wie hij of zij werkelijk is. In mijn ogen beperkt de rol van de leraar zich tot het begeleiden van mensen naar het Zelf. Als de leraar de leerling eenmaal het Zelf heeft laten zien, is de taak van de leraar volbracht en kan hij of zij uit die rol stappen – en lekker meedoen met het feestje! De relatie heeft zich ontwikkeld van leraar-leerling tot vriend-vriend.

Welk diagram – en dus welke gemeenschap – lijkt meer energie te hebben? Het lijkt me duidelijk dat een niet-hiërarchische gemeenschap met meerdere centra dynamischer en beter in evenwicht en stabieler is. Die biedt meer mogelijkheden voor creatieve interactie tussen zijn leden, en daardoor voor de persoonlijke groei van ieder lid.

Extreem tijdelijk

Ik neem soms de rol van spirituele leraar op me omdat ik workshops geef over de Hoofdloze Weg. Ik begeleid mensen naar hun Ware Zelf met behulp van ‘experimenten’ uit de Hoofdloze Weg. Voordat ik mensen introduceer tot de experimenten, heb ik in zekere zin iets wat zij niet hebben. Ik ben me bewust van mijn Ware Zelf, en zij niet. Maar die stand van zaken is extreem tijdelijk, want het kost misschien een minuut, of minder, om iemand zijn of haar Ware Zelf te laten zien. Dat is de kracht van de experimenten. Ze zijn effectief en snel.

Wijs bijvoorbeeld maar eens naar je eigen gezicht. Zie je daar je gezicht? Natuurlijk niet. Wat zie je dan wel? De wereld? Dat is de ervaring van je Ware Zelf. Kijk eens naar iemand anders. Sta je van aangezicht tot aangezicht of van aangezicht tot geen-aangezicht met hem of haar? Van aangezicht tot geen-aangezicht natuurlijk. Dat is het. We ruilen van gezicht. Ik zit in jou en jij zit in mij! Als je je omdraait, draai jij je dan om of draait de wereld  zich om? Nu zie je dat je het onbeweeglijke centrum van de draaiende wereld bent! Vanaf het moment dat het Gezien wordt, is iedereen in een workshop gelijk in die zin dat iedereen nu naar believen volledige toegang heeft tot zijn Ware Zelf. Meer valt er niet te zien, meer valt er niet te halen. Je bent Thuis. Gefeliciteerd. Je bent ‘klaar om te gaan’!

Vragen en twijfels

Omdat deze manier van tegen jezelf aankijken ten diepste verschilt van de gebruikelijke, sociale kijk op jezelf, hebben mensen die zich kortgeleden bewust zijn geworden van hun Ware Natuur natuurlijk vaak vragen en twijfels. In een workshop van de Hoofdloze Weg is de ex-leraar – die nu overgestapt is op de rol van groepskatalysator – waarschijnlijk prima in staat om op die vragen en twijfels te reageren. Dat komt doordat hij of zij al een tijdje heeft geleefd met de ervaring van het Zien en een en ander tot op zekere hoogte al heeft doordacht. Maar de katalysator zal reageren als iemand die in de Kern niet anders is dan wie dan ook.

Zien wie je werkelijk bent is zien dat je in wezen niets bent. De een kan het Niets niet helderder of dieper ervaren dan de ander. Iedere begeleiding die de vroegere leraar kan bieden, wordt nu gegeven als vriend, als gelijke, niet als iemand die iets wezenlijks bezit dat bij anderen ontbreekt. En vaak genoeg reageert iemand die nieuw is in het Zien beter op de vraag of de twijfel van een ander dan de katalysator zou kunnen doen. Sterker nog, als het Zien eenmaal gedeeld is, is het duidelijk dat iedereen zowel beginner als expert is. Omdat je Niets bent, Geen-Ding, vergaar je in je Kern nooit enige kennis of status. Telkens als je die gezichtsloze Leegte ziet, zie je dat je niets weet, niets hebt, niets bent. Toch is juist dat het enige wat je paradoxaal genoeg juist wel weet, het enige wat je werkelijk hebt, het enige wat je werkelijk bent. Je Ware Zelf is het enige ‘ding’ waar je werkelijk bekend en intiem mee bent, waar je absoluut op kunt vertrouwen en met gezag over kunt spreken.

Darshan

Soms komen mensen een tijdje bij een leraar voor zijn of haar ‘darshan’. Dat is een Indiaas woord dat aangeeft dat het bewustzijn van het Zelf van de leraar wordt overgedragen op anderen. Het Zien van de leraar wordt non-verbaal overgedragen op de leerling. In zekere zin is dat een kwestie van eenrichtingsverkeer. De leraar zendt het Zelf uit, de leerling ontvangt. Als ik zie wie ik werkelijk ben, zend ik mijn gezichtsloze Openheid uit naar anderen. Als ik bij iemand ben die zich niet bewust is van zijn of haar gezichtsloze Ware Zelf, is het niet vreemd als die persoon mijn Openheid op de een of andere manier aanvoelt. Je kunt die niet voor jezelf houden. Maar wat gebeurt er in een niet-hiërarchische gemeenschap van zieners waarin iedereen zich ervan bewust is dat hij geen gezicht heeft, dat hij de ruimte is waarin ieder ander kan verschijnen? Dan word je door iedereen aan alle kanten aan je gezichtsloze Ware Zelf herinnerd. Nu geeft en ontvangt iedereen ‘darshan’. Die ‘darshan’ gaat viraal! Hij is hoogst besmettelijk.

Gemeenschap van Zieners

Voordat het Zelf ervaren wordt, stellen mensen zich vaak voor dat bewustzijn van het Zelf iets te maken heeft met een specifiek inzicht in het Zelf, of met een bepaalde manier van voelen of met bepaald gedrag. Maar als je het Zelf ervaart, kom je tot het besef dat het een non-verbale, niet-conceptuele, niet-emotionele ervaring is die losstaat van welk inzicht, gevoel of gedrag dan ook. In een gemeenschap van zieners groeit uit die ervaring – die gedeelde ervaring van Stilte, van Geen-Geest, van fundamentele Neutraliteit en Geen-actie – een besef dat er niet één manier van denken of voelen over het Zelf is die de juiste is. De reactie van iedere persoon is uniek en waardevol. Als een gemeenschap van zieners rijper wordt, ontstaat er geleidelijk aan een ondogmatische, tolerante, empathische en mededogende manier van met elkaar omgaan. Er kan nog steeds sprake zijn van spanningen en meningsverschillen (dat zal zeker het geval zijn!) – dit is geen recept voor utopia – maar zolang je Ziet, zie je dat er geen spanningen of meningsverschillen in de Kern aanwezig zijn. Dat bewustzijn dat er in de Kern niets is om het oneens over te zijn, dat je leeg bent voor de ander, dat je de ander bent, maakt het verschil als er meningsverschillen op het menselijk vlak ontstaan.

Klaar met de baan!

Ik denk dat de kans groot is dat er een wereldwijde gemeenschap van zieners aan het ontstaan is, dat we naar een nieuwe soort samenleving op weg zijn waarin bewustzijn van wie we werkelijk zijn de norm is, niet de uitzondering. Dat is nog niet eerder gebeurd. We moeten nog veel leren. We leven in opwindende tijden. Als het waar is dat we ons als soort bezig zijn te ontwikkelen van zelfbewust naar Zelfbewust, terwijl we een gezond bewustzijn van onze afzonderlijke, individuele zelven behouden, zullen er steeds meer leraren bij het Arbeidsbureau te vinden zijn omdat ze klaar zijn met hun baan! Mogen alle spirituele leraren hun baan zo snel mogelijk kwijtraken, zodat ze mee kunnen doen aan het feest van de vrienden die Zien! We draaien fantastische muziek!

Met toestemming overgenomen uit tijdschrift InZicht.

Zie ook voor nabestellingen van nummers: https://www.inzicht.org/

(vertaling Han van den Boogaard)

De hartsconnectie tussen leraar en leerling

De relatie tussen leraar en leerling is een diep mysterie. Je kunt er van alles over zeggen, maar gaandeweg kun je ook merken dat wat je erover gezegd hebt nét naast de waarheid is. In mijn boek Non-dualisme is een hoofdstuk gewijd aan het fenomeen van de leraar. Eerlijk gezegd vond ik in de eindfase van het schrijven al dat een bepaalde passage in het hoofdstuk net niet dekkend was wat betreft een specifiek punt in de relatie met de leraar: het verband tussen overdracht en wat ik ‘hartsconnectie’ noem. Toch lukte het me toen niet dit zo te herschrijven dat het voor mij kloppend was. Kortgeleden heb ik dit gedeelte opnieuw geschreven, voor de nieuwe druk van Non-dualisme. Naar mijn gevoel raakt het nu wel het wezenlijke punt. Hierbij deze passage, ter vervanging van bladzijden 77-80 van het boek.

Overdracht en het machtselement
Hoe de boodschap ook tot ons komt, lezend in een boek of luisterend naar een ander mens, het komt altijd neer op het gegeven dat er iets onderwezen wordt – en dus dat zich mogelijkerwijs beïnvloeding afspeelt. Ik kan leren van iemand, of van een tekst van iemand. Ik laat mij al dan niet beïnvloeden.
In het geval van leren uit een boek valt het in het algemeen wel mee hoezeer bij de beïnvloeding een machtsfactor meespeelt. Maar in het mezelf openstellen voor de invloed van een levend mens en het zitten aan diens voeten, lijkt de zaak anders te liggen. Is het niet zo dat als ik mij door iemand laat beïnvloeden, ik daarmee aan die ander macht verleen? Ik stel mij ‘onder’ hem op, en dat brengt me mogelijkerwijs in een afhankelijke positie. Juist als ik zie dat het om vrijheid gaat, zou ik toch dom zijn een ander toe te staan invloed op mij te hebben! Het lijkt wel de absurditeit ten top dat ik zou moeten luisteren naar een uitleg over werkelijke vrijheid terwijl ik zelf nederig toehoorder blijf.
Het is dan ook wel te begrijpen dat in het Westen, met zijn nadruk op ‘eigenheid’ en ‘individuele vrijheid’, de verhouding tussen de leerling en de goeroe in de oosterse bevrijdingswegen met achterdocht wordt bekeken. Het blijft een van de lastigste thema’s van het geestelijk leven. Zo bestaan er bijvoorbeeld in Nederland nog vrijwel geen goede artikelen of boeken die dit thema behandelen, waardoor er ook geen klimaat is ontstaan waarin juist de subtiele aspecten uitgewisseld kunnen worden. En om deze subtiliteiten gaat het, wat mij betreft.
Voor een deel is de achterdocht begrijpelijk. Hiermee doel ik niet alleen op het gegeven dat het voorkomt dat ook ‘gerealiseerde’ leraren vergissingen begaan en leugens volhouden die hoogst pijnlijk zijn voor de leerlingen, maar vooral op het enorme belang van het fenomeen dat in de psychologie ‘overdracht’ wordt genoemd. Dit begrip (in het Engels ‘transference’ – niet te verwarren met ‘transmission’, de overdracht of overbrenging van inzicht van leraar op leerling) werd door Freud gehanteerd om aan te duiden dat een patiënt bepaalde gevoelens die hij vroeger had ten opzichte van zijn ouders, zoals afhankelijkheid en verheerlijking (eventueel vermengd met haat), in het heden overdraagt op de hem behandelende analyticus. En ook los van een psychoanalytische of therapeutische context worden gevoelens die betrekking hebben op de verhouding met zowel vader als moeder (en op de gespletenheid die door het verschil tussen deze beide verhoudingen wordt veroorzaakt) overgedragen op een vervanger van de ouders – en een spiritueel leermeester vervult als geen ander deze rol van vervanger. Hij is de uiteindelijke Vervanger, ook al zal hij openlijk juist verklaren deze rol te weigeren.
Vandaar dat in de verhouding met de leraar vaak een dosis oneerlijkheid wordt gehanteerd, een schijnbaar onvermogen om hardop eventueel bezwaren te uiten, waarbij allerlei zaken die in een gewone (gelijkwaardige) verhouding absoluut niet geaccepteerd zouden worden, zoals grofheden en beledigingen, nu wel geaccepteerd worden. Overdracht bestaat bij de gratie van een bepaald iets dat verkregen lijkt te kunnen worden van een ander mens, iets dat te maken heeft met voeding, bescherming en veiligheid – de herhaling van de verwachting iets te krijgen van de ouders. Doordat in het geval van de leermeester dat bepaalde ‘iets’ niets minder is dan bevrijding, kan de acceptatie zulke extreme vormen aannemen. In de hoop ooit iets te ontvangen, wordt de eigen integriteit ingeleverd.

De nieuwe kleren van de keizer
Ieder werkelijk leerproces is een dans tussen twee polen: tussen het gelijke en het ongelijke. Je leert van iemand die niet gelijk is, die ‘hoger’ is. Als in de ander niet iets erkend wordt als ‘hoger’ of ‘verder’, meer ontwikkeld, zal er niet veel geleerd kunnen worden. Je zult er je tijd niet aan willen besteden. Of, als je wel zo’n confrontatie aangaat, zal het in het gevecht blijven steken. Nu kan de drang om voor iets op te komen wel mooi zijn (een eerlijke uiting van bezwaren zal immers helpend kunnen zijn om dichter bij de waarheid te komen), maar als je iets van een ander wilt leren moet er uiteindelijk toch een bereidheid zijn om je verdediging op te geven en werkelijk te luisteren. Wat zich echter hierbij, door de erkenning van de ander als ‘hoger’, snel kan aandienen is het doorslaan naar de andere kant, naar bevangenheid en afhankelijkheid, dus naar het genoemde fenomeen van de overdracht.
Het lijkt wel onvermijdelijk. Overdracht is waarschijnlijk inherent aanwezig in iedere werkelijke leraar-leerlingverhouding; je kunt er niet aan ontkomen. Dit fenomeen kan, zeker als het een leraar betreft met charisma of ‘naam’, zelfs proporties aannemen die lijken op wat Andersen beschreef in ‘De nieuwe kleren van de keizer’. In dit sprookje wordt het benoemen van het duidelijk zichtbare, namelijk de afwezigheid van kleren, door de personen die als toonaangevend worden beschouwd, betiteld als dom. Op een vergelijkbare manier kunnen in een groep mensen rondom een geestelijk leraar allerlei ‘toonaangevende’ normen bestaan. Dan zou, als je iets zou zeggen dat hiervan afwijkt, jouw verwoording van wat je ziet wel eens van domheid kunnen getuigen! De leraar is iemand geworden die je wilt behagen en voor wiens oordeel je bang bent – hij mag niet gering over je denken, en je zult je uitsloven om zijn gunst te winnen. Je zit weer tegenover vader of moeder, en je bent bereid jezelf en je eigenheid weg te moffelen in de hoop daar beter van te worden – vooral daar je gehoord hebt dat ‘jezelf’ en ‘eigenheid’ allemaal bij het ego horen, dat immers juist afgelegd moet worden.
Ondanks dit alles bevat overdracht toch ook het element waardoor het mogelijk is dat overdracht in de andere zin, het overdragen van het wezenlijke Besef van de leraar op de leerling, plaatsvindt. Leraren als Ramana Maharshi en Atmananda hebben herhaaldelijk gezegd dat voor de relatie met de leraar juist een dualistische houding nodig is, met andere woorden een houding die een ongelijkheid met de ander erkent – wat uiteindelijk kan neerkomen op een totale ontvankelijkheid die soms lijkt op die van een kind. Misschien kun je zelfs zeggen: zonder de ene overdracht (transference) niet de andere overdracht (transmission). Dus hoewel het als een vergissing kan voelen, een onderdompeling in allerlei oude kinderlijke patronen waar je juist van af dacht te zijn, is het uiteindelijk toch een onlosmakelijk bestanddeel van het wonder dat van een ‘persoon’ op een ‘persoon’ het Besef kan worden overgedragen dat ‘persoon’ geen werkelijkheid heeft.

De hartsconnectie
Voor dit overdragen van Besef is het behulpzaam dat de psychologische vorm van overdracht herkend wordt, en bespreekbaar gemaakt. Naar mijn gevoel zou overdracht in de relatie tussen leraar en leerling een gebruikelijk thema moeten zijn, dat steeds opnieuw aandacht mag krijgen. Zowel het kinderlijk-afhankelijke alsook het puberale, dat je pseudo-onafhankelijk kunt noemen, verdienen aandacht. Als deze aandacht wordt gegeven in een bedding van liefde, kan de leerling meer en meer ook binnenin zichzelf opmerken dat liefde al het geval is, en niet verkregen hoeft te worden. Zo kan afhankelijkheid oplossen. Alleen een relatie die op liefde is gebaseerd kan overdracht doen oplossen. Overdracht is een fenomeen dat alleen maar bestaat vanuit het gevoel dat er onvoldoende van je gehouden wordt, dat er gebrek is, een behoefte of vraag die eventueel tot een eis wordt. Overdracht proberen weg te werken, vanuit de irritatie dat je hier nog niet voorbij bent, heeft het effect dat het alleen maar bestendigd wordt. Op deze plaats zie ik ook het belang van een vorm van commitment tussen leraar en leerling, een wederzijdse intentie om zo totaal mogelijk toegewijd te zijn aan waarheid. Echt leerlingschap of discipelschap houdt in dat er bereidheid is om gewezen te worden op alle diepergelegen blinde vlekken, ook gevoelens van zelfvernedering die tot nog toe onbewust waren – en zelfvernedering kun je misschien wel de bron van overdracht noemen.

Zo’n totale relatie van leerling met leermeester wordt wel een ‘hartsconnectie’ genoemd. Het ‘hart’ is een term voor eenvoud. In het hart is er direct voelen, een open ruimte voor devotie en compassie, en een vuur waarin alle kleine ego-benauwenissen verbrand kunnen worden. In de hartsconnectie worden leraar en leerling niet gestoord of beperkt door het conceptuele denken. De leerling kan vanuit zijn hartstocht voor waarheid en vertrouwen in de leraar een ware, strijdloze onafhankelijkheid ontdekken, een volwassen soort losheid van de persoon van de leraar, waardoor overdracht steeds minder geloofwaardig wordt. Doordat de innerlijke conclusies vanuit overdracht meer en meer herkend worden als onwaar, komt elk woord van de leraar direct binnen in het hart, niet gefilterd door afhankelijkheid of wantrouwen. Nisargadatta Maharaj heeft herhaaldelijk over het diepgaande van de relatie met zijn leermeester gesproken. In antwoord op de vraag of hij zijn realisatie te danken heeft aan zijn eigen inspanningen of aan de genade van zijn goeroe, zei hij een keer: “Van hem kwam het onderricht, en van mij het vertrouwen. Door mijn vertrouwen in hem kon ik zijn woorden accepteren als waar, en kon ik ze diep in me laten doordringen en ze leven. Zo kwam ik tot de realisatie van wat ik ben. De persoon en de woorden van de goeroe maakten dat ik hem vertrouwde, en mijn vertrouwen maakte die woorden vruchtbaar. (…) Ik was zo afgestemd op mijn goeroe – ik vertrouwde hem zó volledig en er was zó weinig weerstand in me dat het allemaal gemakkelijk en snel gebeurde.”10
Tegelijkertijd is het zo dat in de hartsconnectie wordt gesproken als Bewustzijn met Bewustzijn, waar geen ongelijkheid kan bestaan. Uiteindelijk is namelijk de Waarachtige Leermeester (Sat-Guru) toch Dat wat in leraar en leerling identiek is, Bewustzijn zelf. De uiterlijke leraar is alleen tijdelijk dienend, en wel om de leerling de Uiteindelijke, ‘innerlijke’ Leraar in al zijn vezels te laten beseffen.11 Hoewel in de loop van de ontmoetingen met de uiterlijke leraar het element van het gelijke-zijn uit het zicht kan raken, is dat al die tijd onverminderd aanwezig. Het werkelijk eigene, dat wil zeggen dat wat nooit verloren raakt, kan eenvoudigweg niet iets zijn dat minder is of lager dan het eigene van de leermeester.
Het werkelijke leren werd zojuist een dans tussen het gelijke en het ongelijke genoemd. Door enerzijds af te stemmen op het gelijke, dat wil zeggen te herkennen dat er maar één Werkelijkheid is, één Werkelijkheid waarin verschillende uitdrukkingswijzen vrij en strijdloos naast elkaar optreden, én anderzijds volmondig te erkennen dat een relatie van tijdelijke ongelijkheid in feite onontbeerlijk is, kan overdracht helemaal doorstraald worden. Het werkelijke leren valt hier samen met genade.

GEWIJZIGDE NOTEN
10. I Am That. Bombay: Chetana, 1973. Editie van 1985, p. 194-195.
11. Nisargadatta benadrukte dit herhaaldelijk. Zie bijv. I Am That, editie van 1985, p. 51, 149, 358, 372-375; en Prior to Consciousness. Durham, NC: Acorn Press, 1985; p. 142-143.

Over de verhouding leraar-leerling

De verhouding tussen de leraar en de leerling is er allereerst een van vriendschappelijke aard. Ze berust niet op enige vorm van meer-minder of iets dergelijks. Iedere ongelijkheid in de verhouding is ofwel puur functioneel, ofwel een kwestie van overdracht en tegen-overdracht. De verhouding is in essentie vergelijkbaar met die van de trigrammen van het Scheppende en het Ontvangende in de Yi Jing, zoals die tot uitdrukking komt in de rangschikking van de ‘vroegere hemel’. Daarin bezetten ze twee tegengestelde posities, die wel hoog en laag worden genoemd, terwijl ze toch gelijkwaardig zijn aan elkaar als eerste zuivere uitdrukking van de Dao.

In onze gewone alledaagse werkelijkheid zijn leraar en leerling te vergelijken met de trigrammen Water en Vuur in de Yi Jing. Die zijn in hun essentiële kwaliteit volkomen gelijkwaardig, maar ze vertegenwoordigen in hun positionering in de manifeste wereld (zoals die wordt weergegeven in de rangschikking van de ‘latere hemel’) de hoog-laag verhouding van de twee oertrigrammen Hemel en Aarde. In de alchemistische beeldspraak is het de vereniging van Water en Vuur die het elixer tot stand brengt. Die verbeelding geeft ook de uitwisseling tussen leraar en leerling perfect weer.

De essentie van de verhouding tussen leraar en leerling is de ontmoeting in de geestesgesteldheid die in de alchemistische traditie ‘de Geest van Dao’ wordt genoemd. Dus volkomen vrij, volkomen open en wederzijds tot niets verplichtend. Net als bij vriendschap is er sprake van een diepere gemeenschappelijke liefde die de polariteit overbrugt waarin beiden verschillen. Bij leraar en leerling is het de liefde voor waarheid die wordt gedeeld. In de Chinese Innerlijke Alchemie wordt die liefde wel ‘de Ware Intentie’ genoemd. En de waarheid waar het om gaat is de uiteindelijke eenheid van waaruit alles afkomstig is. Toch is het geen gewone vriendschap, want de spil waarom de verhouding draait, aangedreven door de spanning tussen vrij en onvrij, is het niet-weten, van beide kanten.

Leraar en leerling zijn zich beide bewust van de dualiteit tussen vrijheid en gevangenschap. De leraar beziet deze dualiteit vanuit de geest van Dao, de leerling vanuit de menselijke geest, maar daartoe geïnspireerd door de geest van Dao. De verbinding tussen leraar en leerling berust op mededogen: beiden hebben compassie met het lijden dat ontstaat in de afgesloten menselijke geest. De leerling belichaamt dat mededogen door oprechte vragen te stellen vanuit zijn lijden in de menselijke geest, de leraar belichaamt dat door daarop te antwoorden vanuit de geest van Dao. Zo ontstaat verbinding tussen beide geestesgesteldheden, bij beide deelnemers, waarin voor beiden de menselijke geest oplost in de geest van Dao.

De dertiende-eeuwse alchemist Li Daochun vat dit alles in de Zhongheji uiterst bondig als volgt samen:

Maar ook in de menselijke geest is de geest van Dao aanwezig, en ook in de geest van Dao is de menselijke geest aanwezig.

Uiteindelijk bestaat de dualiteit van leraar en leerling dus in ieder van ons zelf. Maar die worden we ons pas bewust in de ontmoeting met een leraar; zo is het mij althans vergaan. In die ontmoeting werd in mij iets gewekt dat ik hier de geest van Dao noem, en zonder hem zou dat waarschijnlijk niet gebeurd zijn. Het verlichten van de eigen onwetendheid is daarom zo onmogelijk, omdat de menselijke geest, afgesloten in onwetendheid, dat beslist niet wil. Wat de menselijke geest wel wil, is een einde aan het lijden. En de zoektocht naar dat einde kán naar een echte leraar voeren, en dan kán de geest van Dao in de leerling worden gewekt. Dat is allemaal genade: er is geen regel, methode of verdienste die dat bewerkstelligt, het is de Dao die dat doet.

In de oprechte uitwisseling tussen leraar en leerling kan daarom geen sprake zijn van ongelijkwaardigheid. Maar ongelijkwaardigheid kan wel gemakkelijk ontstaan, doordat de menselijke geest nu eenmaal van tijd tot tijd de kop op steekt. Als de menselijke geest dan op enige manier de leiding kan nemen, komt er onoprechtheid in het spel en is de gelijkwaardigheid voorbij. Dan zijn de intenties van leerling en leraar niet meer alleen maar -of zelfs helemaal niet meer- gericht op verheldering, maar op continuering van zelfbeelden en daarmee van posities. De verhouding is dan geheel of gedeeltelijk een voortzetting geworden, of een herhaling, van de verhouding tussen ouder en kind.

De achttiende-eeuwse alchemist Liu Yiming gaat daarom uitvoerig in op het idee van ‘de Ware Intentie’. Het is de Ware Intentie die het ontstaan van het elixer mogelijk maakt. Dat lijkt triviaal: om helder te kunnen worden moet je immers helderheid verlangen. Maar hoe listig is de menselijke geest in het vermommen van zijn op wereldse zaken gerichte verlangens, waarbij de ware intentie als dekmantel wordt gebruikt! Dan zijn er motieven in het spel die niets met verlichting of helderheid te maken hebben, zonder dat de leerling zich daarvan duidelijk bewust is. Oplossingen zoeken voor actuele problemen, een goede leerling willen zijn of geborgenheid zoeken in een gemeenschap of bij een autoriteit zijn maar enkele voorbeelden hiervan. De Ware Intentie wordt dan in de verhouding overgenomen door overdracht.

Precies zo geldt dit voor de leraar: ook zijn intentie moet de ware zijn, dat wil zeggen gericht zijn op helderheid bij het in ogenschouw nemen van wat de leerling hem voorlegt. En ook voor hem geldt dat de menselijke geest hem parten kan spelen, bijvoorbeeld in gevoeligheid voor bewondering, dankbaarheid of macht. Waar de leraar zich dat niet ten volle bewust is gaat dit onherroepelijk een rol spelen, waarbij zijn Ware Intentie in de verhouding wordt overgenomen door tegenoverdracht. Van helderheid of bevrijding is dan geen sprake meer, en in plaats daarvan hebben leraar en leerling dan een overeenkomst met elkaar gesloten, zonder zich daarvan bewust te hoeven zijn.
Maar kan een echte leraar dan nog vatbaar zijn voor de verleiding van de menselijke geest? Die zou hij of zij toch definitief overstegen moeten hebben? Zulke leraren zullen er zeker zijn, maar er zijn toch genoeg voorbeelden van leraren die op enigerlei wijze vatbaar bleken voor verduistering. Want “ook in de geest van Dao is de menselijke geest aanwezig“.

En ook hierin zijn leerling en leraar gelijkwaardig: aldoor moeten geest van Dao en menselijke geest onderscheiden worden, opdat de eerste de leiding houdt. Dit uit zich in een ontspannen oplettendheid, waarin dat onderscheidingsvermogen geoefend wordt. Ook een leraar-leerling verhouding waarin ongelijkwaardigheid aanwezig is kan het werk van de leerling doen vorderen. Als maar wordt doorzien dat die ongelijkwaardigheid in die zin illusoir is, dat ze niets te maken heeft met de geest van Dao die tot de geest van Dao spreekt…..
De leerling en de leraar

De wereld, zoals wij die zien,
rust op een schildpad:
afrondende geborgenheid,
om nog onverdraaglijke leegte
van waarheid te verhullen.

Toch verdwalen wij
in zelf-geschapen wereld,
onszelf verliezend en gedoemd
te leven in vaag beseft gemis,
te zoeken zonder vinden.

Alles wordt tenslotte donker,
het gemis onloochenbaar;
ieder dwaallicht schijnt
het licht van thuis,
de Weg echter onvindbaar.

Totdat we onverwacht
de reisgezel ontmoeten
die Leraar blijkt
en ons de weg wijst:
de Weg waarop wij allen staan.

Vijf essenties van de volger van de Weg

Na de vijf essenties van geestelijke leiding te hebben besproken, ligt het voor de hand ons te richten op de vraag wat we van de leerling op het geestelijke pad mogen verwachten. Longchenpa zegt hier in ‘Het Juwelenschip’ in het hoofdstuk ‘De leerling’ het volgende over:

‘In het algemeen moet de aspirant zich verbinden en dient hij te beschikken over een duurzaam zelfvertrouwen, een sterke liefde voor al wat leeft, een standvastig vertrouwen en een groot vermogen tot edelmoedigheid.’

Wat je mag verwachten van een spiritueel student of een volger van de Weg, wil ik andermaal uitdrukken in vijf essenties.

Een. Een leerling is pas echt leerling in relatie tot een leraar. Natuurlijk kan een leerling ‘een leerling van het leven’ zijn, maar dit is wel beperkt en te vrijblijvend. Jezelf aanbieden in al je gezichten, oordelen en patronen en jezelf verbinden met een persoon van vlees en bloed, die zo zijn eigen nukken en tekortkomingen heeft, is essentieel in het leerlingschap.

Twee. Een volger van de Weg heeft een passie voor het leven. Die passie hoeft niet streng gearticuleerd te zijn. Vaak weet de leerling niet precies wat hem beweegt. Het feit dat hij bewogen wordt, zonder dat hij weet waarom en waarheen, is voldoende voor een spiritueel student. Zoals de leerlingen die aan de voeten zaten van de oude leermeesters van de Indiase Upanishads antwoordden op de vraag waarom ze zich toch al die moeite getroosten: ‘Just for the hell of it.’

Drie. De leerling is begiftigd met enige mate van openheid van geest. De leerling moet in ieder geval bereid zijn om om zijn eigen hoek heen te kijken. Hij is nieuwsgierig en beschikt over het vermogen om zich te verwonderen.

Vier. Een volger van de Weg beschikt over een lange adem, energie en geduld. Hij weet intuïtief dat een inzicht niet de gehele waarheid is en richt zich op een horizon die voortdurend wijkt. Hij heeft voldoende vertrouwen in de Weg om te twijfelen aan de vruchten en de doelen van zijn onderneming en aan zijn vermogen om deze te realiseren.

Vijf. Een geestelijk student is bereid om te geven, niet alleen zijn tijd, geld en energie, maar ook zijn heilige huisjes en stokpaardjes. Hij is bereid zijn voorwaarden ter discussie te stellen en zichzelf los te laten in zijn beoefening en in de intimiteit met zijn leraar. Deze bereidheid is groter dan zijn angst.