…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Maurice Genko Knegtel Roshi’

Het Avatamsaka soetra. Door het knippen van de vingers.

Sudhana vraagt de Bodhisattva Maitreya om de Toren te openen en hem binnen te laten. De Bodhisattva treedt naar voren en knipt met zijn vingers en kijk, de deur gaat open! En welk een schouwspel wordt hem geopenbaard! De vertaling van het fragment die nu volgt is de meest accurate expressie van de non-duale ruimte (de eenheidservaring) die ik ken. De Toren is metafoor voor jouw leven als bodhisattva, dat paradoxale dubbelwezen. In de zelfvergeten activiteit van het knippen van de vingers opent de Toren en wordt een inzicht verschaft in Sudhana’s vraag: ‘Wat is verlichting?’

‘De Toren is wijds en uitgestrekt als de hemel. De Toren is versierd met banieren, juwelen, parelkettingen, gouden draden, spiegels, spitsbogen, pilaren, wolken van kostbare kleding, gouden bananenbomen, beelden van ontwaakten en zingende vogels. Binnen de Toren ziet hij honderdduizenden andere torens, eveneens prachtig versierd. Ook deze zijn weids en eindeloos uitgestrekt als de hemel en stralen in alle richtingen. Toch hinderen de torens elkaar niet in hun verschijning. Ze zijn duidelijk van elkaar onderscheiden in al hun karakteristieken, terwijl ze zich harmonieus in elkaar weerspiegelen, elke toren individueel en alle torens collectief. Er is een volkomen vermenging in een natuurlijke orde. Sudhana wordt overweldigd door vreugde en ontzag en hij buigt zijn lichaam in alle windrichtingen.’

‘En op het moment dat hij buigt, neemt hij door de kracht van Maitreya zichzelf waar in al die torens en in elke toren individueel, terwijl alle torens in een toren zijn bevat en elke toren alle torens bevatten. In een van de torens ziet hij hoe Maitreya voor het eerst intens verlangt naar het volledige ontwaken (bodhicitta). In een andere toren ziet hij Maitreya geabsorbeerd in de Samadhi van liefde (maitra), vandaar dat hij zijn naam, Maitreya, ‘De Geliefde’ kreeg. In een andere toren ziet hij Maitreya de paramita’s beoefenen, de tien stadia van het bodhisattva-pad doorlopen en hoe hij de leer van de Boeddha onderhoudt. Hij ziet hoe Maitreya zich de waarheid realiseert dat alle dingen ongeboren zijn. In weer een andere toren ziet hij hoe Maitreya door een soeverein vorst wordt verzocht zijn volk te begeleiden in het beoefenen van de tien Mahayana voorschriften. Sudhana ziet het rijk van de doden in een andere toren verschijnen, waarin de bodhisattva een groot licht uitstraalt dat alle levende wezens bevrijdt van de pijn van alle hellen. Hij ziet de bodhisattva in de wereld van de hongerige geesten (de preta’s), die hij laaft met voedsel en drank om hun intense lijden te verzachten. Hij ziet de bodhisattva in het rijk van de beesten, die hij traint met verschillende middelen.’

‘Sudhana hoort alle onderrichten van de Boeddha melodieus uit elke porie van de huid van alle bodhisattva’s komen. Hij ziet de Boeddha’s omringd door hun gemeenschappen, hij ziet de verschillende plaatsen van geboorte, hun families, hun lichaamsvormen, hun leeftijden, kalpas, landen, namen, onderrichten van de Dharma, en hun begeleiden en ondersteunen van alle wezens.’

Het Avatamsaka soetra. Alles komt samen in jou

Op zijn pelgrimage bezoekt Sudhana  Maitreya bodhisattva die in de Vairocana toren verblijft met de vraag: ‘Wat is verlichting?’ Voordat de deur van de toren opengaat, is er nog een kwaliteit van de bodhisattva, dat paradoxale dubbelwezen, waarop hij zijn licht heeft te laten schijnen. Deze slaat voor hem de brug naar de overweldigende ervaring die hij krijgt als de deur zich opent. Alles in de ruimte en elk moment in de tijd komen samen in jouw aanwezigheid in precies dit moment en op precies deze plek. In de woorden van de pelgrim Sudhana klinkt dit aldus.

Sudhana beantwoordde hieraan met de volgende gatha’s: ‘Hier verblijven zij, die in een gedachte-moment alle kalpa’s (eonen, een kalpa is 4320 miljoen jaar), landen en Boeddha-namen omvatten en wiens alles doordringende zicht in een moment ontelbare kalpa’s kan doorzien. Hier verblijven zij, die in een gedachte alle onmetelijke kalpa’s ontvangen en die, terwijl ze zich op de wereldse wijze van denken toeleggen, vrij zijn van idee en onderscheid. Hier verblijven zij, die zich geoefend hebben in samadhi’s waarin binnen een gedachte-moment verleden, heden en toekomst worden gezien, terwijl ze leven in vrijheid. Hier verblijven zij, die met de benen gekruist zitten zonder zich te verplaatsen, zich manifesteren in alle wegen van bestaan doorheen alle landen. In een stofdeeltje wordt de totale oceaan van landen, wezens en kalpa’s, zoveel als er stofdeeltjes bestaan, gezien en deze vermenging vindt plaats zonder enige hindernis. Met alle stofdeeltjes wordt het mengsel van alle landen, wezens en kalpa’s gezien in hun veelvoud aan unieke verschijningen. O edele Maitreya, jij bent de oudste zoon van de Boeddha, jij leeft een leven zonder hindernis, jouw zicht gaat voorbij elke vorm, met jou in mijn gedachten buig ik voor jou.’

Nu zijn we klaar om naar binnen te gaan…

(Wordt vervolgd)

De toren van Maitreya

In de Boeddha’s samadhi verschijnt Sudhana, die in zijn pelgrimage onder leiding van Manjusri Bodhisattva (van wijsheid), meer dan vijftig leraren bezoekt met de vraag ‘Wat is verlichting?’ (Of: Wat is dit? Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen?) De allerlaatste leraar die hij bezoekt is Samantabhadra Bodhisattva, die hij uiteindelijk zelf wordt, maar daarvoor bezoekt hij eerst Maitreya Bodhisattva, die in Vairocana toren verblijft. Mahavairocana Boeddha, de Zon Boeddha, de ‘bron van alle Boeddha’s’, is DE Boeddha van de Gandavyuha. In het betreden van de toren, betreedt hij de onmiddellijke ervaring van het Wat?, het Wie?, het Waar? en het Waarheen?

‘Dit is de verblijfplaats van degenen die een kalpa (eon) in alle kalpa’s laten binnengaan en alle kalpa’s in een kalpa; die een land (kshetra) in alle landen doen binnengaan en alle landen in een land, zonder ook maar een land zijn eigenheid te ontnemen; die een dharma in alle dharma’s laten binnengaan en alle dharma’s in een dharma, zonder er ook maar een te vernietigen; die een wezen (sattva) in alle wezens doen binnengaan en alle wezens in een wezen, terwijl elk zijn eigen individualiteit behoudt; die ervaren dat er geen dualiteit is tussen een Boeddha en alle Boeddha’s en tussen alle Boeddha’s en een Boeddha; die alle dingen in een gedachte-moment (ksana) doen binnengaan en die alle landen bezoeken door een gedachte te laten oprijzen; die zich manifesteren waar er wezens zijn.’

‘Dit is de verblijfplaats van degenen die, ofschoon ze zelf reeds bevrijd zijn, zich in deze wereld manifesteren om anderen te laten rijpen; die, terwijl ze niet wijken van hun eigen verblijfplaats, overal heengaan om de orde der dingen in alle Boeddha-landen te bekrachtigen; die, terwijl ze de voetsporen van alle Tathagatha’s volgen, niet gehecht raken aan het concept Boeddha, die, terwijl ze alle soorten van gedachten binnengaan, toch volkomen vrij daarvan zijn; die, terwijl ze een duidelijk onderscheiden lichaam hebben, geen dualistische, egocentrische gedachten hebben, die, terwijl ze begiftigd zijn met een lichaam uit de Lokadhatu, ze niet zijn onderscheiden van de Dharmadhatu; die, terwijl ze het verlangen hebben door alle tijden die in het verschiet liggen heen te leven, toch vrij zijn van de gedachte van duur; die, terwijl ze zichzelf manifesteren in alle werelden, toch geen haar breed zijn verwijderd van de plaats waar ze verblijven (deze toren).’

‘Dit is de verblijfplaats van degenen die zichzelf vermaken waar alle dingen ongeboren zijn en toch niet verblijven in het ongeborene der dingen; die verblijven in de wereld waar de keten van oorzakelijkheid regeert, maar door de dingen in de wereld niet bevangen zijn; die de vier onmetelijkheden beoefenen, maar niet worden geboren in de wereld van vorm vanwege hun verlangen alle levende wezens te laten rijpen; die de vier vormloze samapattis beoefenen, maar niet worden geboren in de wereld van geen-vorm vanwege hun verlangen alle levende wezens te dienen met een groot hart; die samatha en vipasyana beoefenen, maar omdat ze alle levende wezens willen ondersteunen zelf geen ontwaken en bevrijding realiseren; die upekha (gelijkmoedigheid) beoefenen, maar niet gelijkmoedig zijn jegens wereldse zaken; die karma en hartstochten beheersen en toch in het belang van het rijpen van alle levende wezens onderhevig zijn aan karma en hartstochten; die zelf voorbij alle wegen van bestaan zijn en toch al die paden betreden in het belang van het disciplineren van alle levende wezens; die compassie beoefenen maar zich conventionele vriendelijkheid niet ontzeggen; die vriendelijkheid (metta) beoefenen maar gehechtheden niet hebben opgegeven; die vreugdevol zijn maar lijden aan het lijden van levende wezens; die alle voornemens van het achtvoudige pad beoefenen maar niet zoeken naar de opheffing van duhkha. Voorwaar, dit is de verblijfplaats van wezens begiftigd met zulke kwaliteiten.’

Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de Indiase pandit Pran Paul, DE specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva). Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. Een paradoxaal dubbelwezen

Het Avatamsaka soetra gaat niet alleen over de wonderbaarlijke realiteit van het alledaagse. Het gaat ook over dat paradoxale dubbelwezen dat we zijn: de bodhsattva, de eenheid van het onbeperkte ongeborene in onze strak geconditioneerde vleesjas. Een eenheid die we ons alleen kunnen realiseren en kunnen belichamen door toewijding. Lees deze uit het Sanskriet vertaalde passage uit het negenendertigste deel van het Avatamsaka soetra, de Gandhavyuha.

Alle bodhisattva’s vanuit alle windrichtingen van de wereld verzamelen zich met hun ontelbaar aantal volgers rond de Boeddha, ‘geboren uit het leven en de voornemens van Samantabhadra, de bodhisattva (van toewijding). Ze zijn vrij in hun gedrag, omdat ze reiken tot in alle Boeddha-landen; ze manifesteren ontelbaar veel lichamen, omdat ze reiken tot waar er Boeddha’s zijn; ze beschikken over een ongehinderd en scherp zicht, omdat ze de miraculeuze transformaties van alle Boeddha’s ontvangen; ze bezitten het vermogen om overal te gaan zonder zich te vestigen, omdat ze het niet nalaten op alle plekken te verschijnen waar de Boeddha’s ontwaken; ze beschikken over een grenzeloos licht, omdat ze de oceaan van alle Boeddha’s waarheden verlichten met hun zicht; ze beschikken over een onuitputtelijk vermogen van welsprekendheid, tot aan het einde der tijden, omdat hun spreken onomwonden is; ze verblijven in de hoogste wijsheid die geen grenzen kent, omdat hun gedrag zuiver en ongekunsteld is; ze bezitten geen vaste verblijfplaats, omdat ze zichzelf openbaren overeenkomstig de gedachten en verlangens van alle levende wezens; ze zijn vrij van bevangenheid, omdat ze weten dat er in feite geen wezens en substanties in de objectieve wereld bestaan; en tot besluit zijn ze in het bezit van een non-dualistisch weten dat zo ver reikt als de ruimte, omdat ze de gehele Dharmadhatu verlichten met hun netten van licht. Alle bodhisattva’s weten dat alles is als Maya, dat alle Boeddha’s als schaduwen zijn, dat alles wat bestaat, oprijst en vervalt is als een droom, dat alle vormen van karma zijn als beelden in een spiegel, dat het ontstaan van alle dingen is als een fata morgana, dat alle werelden slechts transformaties zijn. Wetende dat alle dingen onbepaald zijn, beoefenen ze het loslaten van weerstand en zijn ze nergens aan gehecht, ofschoon ze zich onvermoeibaar in dienst stellen van anderen; ofschoon ze een objectieve werkelijkheid herkennen, weten ze dat deze onbereikbaar is; in alle werelden openbaren ze zichzelf volkomen ongehinderd; ze worden in alle werelden geboren en nemen elke vorm aan; ze transformeren een klein stukje grond in een uitgestrekt landschap en een uitgestrekt landschap in een klein stukje grond; alle Boeddha’s verschijnen in een enkel ogenblik van hun gedachten; ze onderzoeken het totale universum in een glimps en zijn volstrekt niet verward; ze kunnen alle werelden in slechts een moment bezoeken.’

Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de Indiase pandit Pran Paul, DE specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva). Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. In een enkele porie van de huid

Tijdens de lock-down van dit voorjaar, maakte Maurice Knegtel een vertaling uit het Sanskriet van passages uit het negenendertigste deel van het Avatamsaka soetra, de Gandavyuha. Hieronder volgt de opening van dit negenendertigste deel.

Te Jetavana ging de Boeddha te midden van vijfhonderd arhats en vijfhonderd bodhisattva’s een samadhi binnen…

‘Dit alles komt voort uit de Boeddha’s miraculeuze goede daden, zijn miraculeuze werk van zuiverheid en zijn miraculeuze kracht; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om zijn lichaam te transformeren en het gehele universum te laten doordringen; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om alle Boeddha’s voort te brengen en alle Boeddha-landen met hun pracht in zijn lichaam te laten binnentreden; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om alle verschijnselen van de Dharmadhatu zich te laten manifesteren in een enkel deeltje stof; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om alle Boeddha’s uit het verleden, met hun opeenvolgende daden, zich te laten openbaren in een enkele porie van zijn huid; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om het gehele universum te verlichten met elke straal die uit zijn lichaam schijnt; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om stromen van transformatie, die alle Boeddha-landen vullen, uit een enkele porie van zijn huid te laten voortkomen; dit alles komt voort uit zijn miraculeuze vermogen om in een enkele porie van zijn huid de volledige geschiedenis van alle werelden, in alle richtingen, vanaf hun eerste verschijnen tot aan hun uiteindelijke vernietiging, te openbaren. Hierdoor verschijnen alle zuiverheid en pracht van de Boeddha-landen in deze grot te Jetavana.’

Dit alles komt voort uit jouw miraculeuze vermogen om te lopen met de benen, te grijpen met de handen, te praten met de mond, te ruiken met de neus, te horen met de oren, te zien met de ogen, te denken met het hoofd, te resoneren met elke porie in het lichaam.

Toen meester Ling-yün werd gevraagd hoe de dingen waren voor zijn verlichting, hief hij zijn stok. Toen hij vervolgens werd gevraagd hoe de dingen zijn na zijn verlichting, hief hij andermaal zijn stok.

Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de Indiase pandit Pran Paul, DE specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva). Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. Toren meditatie

Het is de Toren van Vairocana Boeddha, de Zon Boeddha en de verblijfplaats van Maitreya Bodhisattva, die de pelgrim Sudhana in de Gandavyuha betreedt. Sudhana betreedt hier de directe ervaring van het wat?, het wie?, het waarvandaan? en het waarheen? Als je met eigen ogen wilt zien wat Sudhana ziet, lees dan de onderstaande regels en breng ze in praktijk.

Jij bent de Toren van Maireya. Je bent diep, diep geworteld in deze concrete grond, deze dragende aarde. Ga daartoe naar het puntje van je stoel of kussen, zodanig dat je bekken iets naar voren kantelt en er enige spanning in de spieren onder je navel ontstaat, in de tai tsjen, het ‘dragende midden’ van de mens. Als je zo zit, met kracht in je onderbuik, de spieren daar aangespannen, hangend in je onderbuik, dan is de Toren geworteld in deze concrete grond, je fysieke ervaren van wat is. Zit nu als een Toren: trek je aan je kruintje naar het plafond, zit op-recht, als een ontvanger, een Toren en plaats je handen in de dhyana mudra, met je rechter hand tegen de aangespannen spieren van je onderbuik aan en met je linker hand in je rechter hand. Je duimtoppen raken elkaar heel zachtjes en maken een mooi ovaaltje met je handpalmen. Je ellebogen naar voren, je zit breeduit, als een Toren, ‘Hier ben ik!’ Je mond is gesloten, je tong tegen je gehemelte, je ademt door je neus zoals het vanzelf komt en vanzelf gaat en je ogen zijn geloken, niet wijd geopend, niet dicht, maar half geopend en je laat je blik rusten op een plek voor je op de grond. Probeer niet te staren, probeer niet te kijken, maar laat je blik eenvoudigweg rusten. Het is vakantie van de zintuigen, even hoeven ze helemaal niets te doen, alleen te ontvangen. Zend niet uit! Wees hier en nu aanwezig. En om hier en nu aanwezig te zijn, hoef je helemaal niets te doen, alleen te laten. Laat en zit als een Toren, stevig geworteld in deze concrete grond. Alles wat zich voordoet is welkom.

Alles wat zich voordoet, doet zich voor in deze Toren. Niets is uitgesloten van deze Toren in dit moment. Jouw Toren heeft een duidelijk bepaalde vorm, hij heeft een bepaalde lengte en een bepaalde breedte. En toch reikt jouw Toren tot aan de verste verten van dit universum en daaraan voorbij. Ik kan niet bepalen waar deze Toren begint en waar deze Toren eindigt. En toch heeft jouw Toren strikte maten. Alles is bevat in deze Toren. In deze Toren vind je elk geluid, elk flikkeren van het licht, de geur van de wierook, de druk op je billen en benen. Dit is niet buiten de Toren, het IS de Toren, het vult de Toren volledig, zonder andere ervaringen te hinderen. In deze Toren vind je elke andere Toren van deze meditatieruimte. Die Torens bestaan niet buiten jouw Toren, ze zijn jouw Toren, elke Toren op zijn hoogst eigen wijze, ongehinderd en alle Toren tezamen, zonder elkaar in de weg te zitten. Alle Torens ZIJN jouw Toren en jouw Toren IS elke andere Toren. Elke Toren is al binnen, voordat ik ‘Ik’ kan zeggen. En mijn Toren is binnen in elke andere Toren, voordat ik ‘hij’ of ‘zij’ kan zeggen.

Als je diep bent geworteld in deze concrete grond, als je zit met geheel je lichaam, fysiek en je IN je lichaam zit, in elke porie van je huid, dan zit je in de meest concrete realiteit. Alles wat je ervaart, is precies zoals het is, voordat de woorden komen en de reflectie het vormgeeft. Het is onbepaald en onuitsprekelijk zo. Maar een ding is volkomen klaar: ofschoon jouw Toren exacte afmetingen heeft, reikt ze verder dan de verste sterren en bevat ze elke Toren in dit wijde universum. Jouw Toren is het thuis van de gehele schepping, jij bent de verzamelplaats van al wat is. Wonderlijk, dit aan den lijve ervaren, zonder te weten wat het is en zonder het te benoemen. Wonderlijk, hoe alles hier samenkomt en alles in alles wordt weerspiegeld, hier, op deze plek, in deze wonderbaarlijke Toren. Jouw Toren is de verblijfplaats van alle levende wezens en ze zijn je ongenoemd het dichtst nabij. Ze stralen in je ogen, ze resoneren in elke porie van je huid, ze trillen in je oren, ze tintelen op je tong. Omdat helemaal niets buiten jouw Toren is, is alles zuiver intimiteit. Jouw Toren draag alles, zoals jouw Toren door alles wordt gedragen. Wederzijdse doordringing, wederzijdse verbinding. Het waarlijk wonderbaarlijke van je dagelijkse ervaren!

Maurice Genko Knegtel Roshi’s vertaling van het Avatamsaka soetra wordt besproken in de Zen Cirkel te Utrecht die op 21 september 2020 begint. Wil je daarbij zijn, klik dan op https://izen.nl/zen-meditatie/ . De komende weken volgen de blogs op deze website de inhoud van de avonden van de Zen Cirkel Utrecht.

Het Avatamsaka soetra. Een introductie

Het Avatamsaka of ‘Bloemenkrans’ soetra is de meest opzienbarende tekst van alle Mahayana soetra’s. Het schrijft op een duizelingwekkende wijze de dagelijkse realiteit die we aan den lijve ervaren uit. Hiermee wordt onze ‘doodgewone’ werkelijkheid buitengewoon bijzonder: niets is wat het lijkt te zijn. Tijdens de lock-down van afgelopen voorjaar, vertaalde Maurice Genko Knegtel Roshi de meest pregnante gedeelten van het Avatamsaka soetra uit het Sanskriet in het Nederlands. Deze ‘Corona-vertaling’ is ons uitgangspunt voor een adembenemende reis naar het alledaagse.

Het Mahavaipulya Buddhavatamsaka Surtra of het Avatamsaka soetra wordt in fasen geschreven tussen het jaar nul en de vierde eeuw na Christus, waarschijnlijk in Centraal Azië. In de tweede eeuw na Christus verschijnen al de eerste vertalingen in het Chinees, met name van de Dasabhumika, ‘de Tien stadia van de Bodhisattva’, een van de hoofdstukken van het Avatamsaka. De eerste volledige vertaling in het Chinees verscheen in 420 door Buddhabhadra, in vierendertig hoofdstukken (delen), drie eeuwen later uitgebreid tot veertig hoofdstukken. Van deze veertig hoofdstukken worden de Gandavyuha (deel 39) en de Dasabhumika (deel 26) gezien als de meest oorspronkelijke delen van het Avatamsaka.

De Gandavyuha beslaat een-vierde deel van het Avatamsaka soetra, dat de pelgrimage van Sudhana onder leiding van de Bodhisattva Manjusri beschrijft. Sudhana bezoekt meer dan vijftig leraren met de vraag ‘Wat is verlichting?’ Feitelijk is dit de vraag: ‘Wat is dit?’, ‘Wie ben ik?’ of ‘Waar kom ik vandaan?’

Het Avatamsaka soetra kent een totaal andere sfeer en taal dan bijvoorbeeld de Prajnaparamita soetra’s (de Wijsheidssoetra’s, zoals het Hart soetra en het Diamant soetra), het Lankavatara (boeddhistische psychologie), het Saddharma-Pundarika (het Lotus soetra, met onder andere het verhaal van de verloren zoon) en het Sukhavativyuha (het Zuivere Land soetra van het devotionele boeddhisme). Het is overrompelend, schitterend, stralend, voorbij elke begrenzing, beperking en duisternis. Hier vinden we geen wijdse leegte en niets heiligs, maar een grond geplaveid met diamanten, pilaren, balken, trappen, alle belegd met sieraden die elkaar weerspiegelen.

De situatie die het beschrijft is de volgende: Boeddha Shakyamuni gaat in de aanwezigheid van vijfhonderd Bodhisattva’s en vijfhonderd Arhats te Jetavana een samadhi binnen en het paviljoen waarin hij zich bevindt, breidt zich plotsklaps uit naar de buitenste grenzen van het universum. Het universum zelf is de Boeddha en de Boeddha is het universum.

De Gandavyuha biedt geen wereld in ruimte en tijd, maar alles in de ruimte en alles in de tijd is in elkaar bevat. Heden, verleden en toekomst zijn in dit ene moment van aanwezigheid bevat; er is geen lineaire tijd meer. Niets is solide, alles is in flow en in elkaar bevat; dit moment bevat alle tijd. Zo presenteert de Gandhavyuha de spirituele wereld bij uitstek.

In de ruimte doordringt alles elkaar wederzijds en toch behoudt elk ding zijn zelfstandigheid en individualiteit. Waar de tijd in flow is, is de ruimte in fusion. Elk ding is ‘doorzichtig’ en ‘stralend’; dit zijn DE representaties die het onverwoordbare van de ervaring van ontwaken benaderen.

Het centrale thema van het Avatamsaka is wederzijdse doordringing. De wereld van het Avatamsaka is gekenmerkt door ‘schaduwloosheid’ (anabhasa), geen ding staat op zichzelf en wordt de Dharmadhatu genoemd, in tegenstelling tot de Lokadhatu, de wereld van de op zichzelf staande objecten. Toch zijn beide werelden niet gescheiden van elkaar. De Dharmadhatu is de wereld van ontwaakte aanwezigheid, van de dingen zoals ze zijn: wat je ziet, wat je hoort, wat je voelt. De Dharmadhatu is een mysterie, het gaat elke maat te buiten, is ‘niet te bevatten’ (acintya) en ‘onbeschrijfelijk’ (anabhilapya).

De reis die Sudhana maakt identificeert hem Samanthabhadra Bodhisattva, de laatste van de meer dan vijftig leraren die hij bezoekt. Samanthabhadra wordt gekenmerkt door jnanacaksus, ‘licht-oog’, carya ‘toewijding’ en pranidhana, ‘voornemens’. Samanthabhadra staat in een woord voor toewijding aan alles en iedereen.

De wereld van het Avatamsaka soetra lijkt een wereld van hallucinatie, maar feitelijk is ze de wereld van onze concrete, directe, zintuigelijke ervaring. Dit aan-den-lijve-ervaren wordt onmiddellijk verwoord, zonder symboliek of metaforen. De Gandavyuha, die een kwart van het Avatamsaka soetra beslaat en waaruit ik in de hierop volgende blogs passages zal vertalen, biedt deze directe expressie van ons aan-den-lijve-ervaren. Ze is de wereld van ontwaakte aanwezigheid; ze is de bron van waaruit alle licht zonder hindernis of beperking en zonder te vernietigen straalt en reflecteert in elk wezen individueel. Dit is het licht van Mahavairocana Boeddha, de Zon Boeddha, DE Boeddha van de Gandavyuha.

 

Maurice Genko Knegtel Roshi’s vertaling van het Avatamsaka soetra wordt besproken in de Zen Cirkel te Utrecht die op 21 september 2020 begint. Wil je daarbij zijn, klik dan op https://izen.nl/zen-meditatie/ . De komende weken volgen de blogs op deze website de inhoud van de avonden van de Zen Cirkel Utrecht.

Humor in zen. Brandende Boeddha’s

Teisho uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi voor de Zen Cirkel Lelystad op 2 november 2019. Deel 2.

Deze groteske figuren zetten de toon binnen Ch’an. Je krijgt in de bloeitijd van Ch’an, in Tangdynastie (7 en 8e eeuw na Christus), de anekdotes van meesters die met bizarre gebaren en woorden onderricht gaven. Een exemplarisch verhaal gaat over de leraar die in een barre winter het houten beeld van de Boeddha van het altaar haalt en in brand steekt. Een andere leraar komt net de zendo binnen, ziet het tafereel en brult ontstelt: ‘Wat doe je nou?’

De meester buigt zich over de as en begint met zijn staf te zoeken. Zijn collega vraagt: ‘Wat zoek je nu eigenlijk?’ De meester antwoordt: ‘Ik zoek de heilige relikwieën van dit beeld’.

Zoals in de de monstrans van de Christenen, vindt men in de beelden en stupa’s van Boeddhisten heilige relikwieën. In stupa’s doorheen heel Azië bevinden zich relikwieën van de historische Boeddha. De bezoekende leraar roept uit: ‘Maar die vind je toch niet in de verbrande resten van dit beeld!’

Waarop de meester zegt: ‘In dat geval kan ik ook wel die twee andere beelden gebruiken, het is zo koud!’ en zo gaan ook de andere beelden in vlammen op.

Het zijn veel geciteerde verhalen met humor en spot ten aanzien van de eigen traditie. Er zit ook een mate van blasfemie in, wat eigenlijk niet kan. Dat rebelse in Ch’an sprak de jongere generatie in de jaren ’60 van de vorige eeuw in Amerika, de ‘beat generation’, enorm aan. Boeddhabeelden verbranden, dat voelde pas bevrijdend!

In een syllabus die ik in 1994 voor het Zen Centrum Amsterdam schreef rond het thema Upaya, ‘behendige middelen’,  heb ik enkele dialogen uit die bloeitijd van Ch’an in China verzameld. Een ervan gaat als volgt:

Meester Yün-men sprak tot zijn studenten: ‘In zen is er absolute vrijheid. Soms negeert of ontkent het, soms affirmeert of bevestigt het’. Een monnik vroeg daarop aan Yün-men: ‘Maar hoe negeert het dan?’ Yün-men zei: ‘Met het voorbij gaan van de winter, komt de lente.’

Waarop de monnik vroeg: ‘Wat gebeurt er als de lente komt?’

Yün-men antwoordt: ‘Een stok dragend over de schouders, laat hem zwerven over de velden.’

Dit is een antwoord dat niemand verwacht. Het zet je op het verkeerde been. Of liever, het andere been: het werkt bevrijdend. Een andere anekdote.

Meester Fa-yen vroeg een leerling: ‘Wat versta je hieronder? Laat het verschil slechts een tiende van een millimeter zijn en het groeit zo wijd als hemel en aarde.’

De leerling dacht slim te zijn en herhaalde de vraag: ‘ Wat versta je hieronder: laat het verschil slechts een tiende van een minimeter zijn en het groeit zo wijd als hemel en aarde.’

Fa-yen was niet onder de indruk en sprak: ’Dit antwoord is ontoereikend’.

De leerling erkende dat hij geen ander antwoord wist en vroeg: ‘Maar wat versta jij hier dan onder?’

Fayen zegt: ‘Laat het verschil slechts een tiende van een minimeter zijn en het groeit zo wijd als hemel en aarde.’

Nog een. Een leerling vroeg aan meester Pao-fu: ‘Wat is de bron van het ongeschapene?’

Pao-fu zweeg enige tijd en zei toen: ‘Wat vroeg de monnik ook al weer?’

De in verwarring gebrachte monnik herhaalde zijn vraag en de meester schreeuwde: ‘Ik ben niet doof!’

De leraar laat de leerling in een fuik lopen, de fuik sluit en dan kan het zijn er iets zichtbaar wordt. Of niet.

Meester Ling-yün werd gevraagd hoe de dingen waren voor het verschijnen van de Boeddha in de wereld. Hij hief zijn stok. Toen hij vervolgens werd gevraagd hoe de dingen na het verschijnen van de Boeddha in de wereld waren, hief hij andermaal zijn stok.

Fa-yen had als leraar een leerling genaamd Hsüan-tse, die hoofdambtenaar was van het klooster. Hij bezocht zijn meester nooit en op een dag bezocht Fa-yen hem en vroeg Hsüan-tse: ’Waarom ben jij nou nooit op gesprek gekomen?’ Hsüan-tse antwoordt daarop: ‘Toen ik studeerde onder mijn vorige leraar, meester Ch’ing-feng, kreeg ik een inzicht in de waarheid van zen.’

‘O’, zei Fa-yen, ‘wat zag je dan?’

Hsüan-tse sprak: “Toen ik de meester vroeg wat de Boeddha was, zei hij: ‘De vuurgod komt vuur halen.’”

‘Mooi antwoord’, zei Fa-yen. ‘Maar misschien zie je het verkeerd. Hoe zou jij het uitleggen?’

Hsüan-tse zei: ‘Als de vuurgod zelf vuur komt halen, is hij net als ik die, een Boeddha van het begin af aan, wil weten wie de Boeddha is. Geen vraag is dan nodig, want ik bén de Boeddha al.’

‘Juist’, concludeerde de meester. ‘Precies wat ik dacht. Je zit er compleet naast.’

Hevig beledigd verliet Hsüan-tse het klooster. Maar na een tijd kwam hij toch terug en vroeg zijn leraar voor het eerst om onderricht. Hij was nu niet meer zo zeker van zijn zaak. Fa-yen zei: ‘Jij vraagt, ik antwoord.’

Hsüan-tse vroeg: ’Wat is de Boeddha?’ En Fa-yen antwoordde: ‘De vuurgod komt vuur halen.’ Pas nu zag Hsüan-tse waar het om ging.

Het gaat hier om humorvolle woorden en handelingen die openend kunnen werken en de traditie zelf wordt er soms bij op de hak genomen. Maar er zijn ook verhalen waarin de hofnar om de hoek komt kijken, waarbij leerlingen en daarmee ook de lezer, op een genadeloze manier een spiegel wordt voorgehouden. Ik noem hiervan drie voorbeelden.

Wordt vervolgd. Een nieuwe Zen Cirkel onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi begint op maandagavond 9 maart 2020. Voor meer informatie en opgave, klik hier: https://izen.nl/zen-meditatie/ Maurice Knegtels nieuwste boek ‘Het afdalen van de berg’ verschijnt in maart 2020 bij Uitgeverij Juwelenschip.

Humor in zen. Een barbaar in China

Teisho uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi voor de Zen Cirkel Lelystad op 2 november 2019. Deel 1.

Wanneer we spreken over humor in zen, hebben we het in eerste instantie over humor als upaya, een behendig middel dat wordt ingezet om mensen iets te laten realiseren. Maar feitelijk wordt alles in zen en boeddhisme gebruikt als upaya. Zitten in meditatie (zazen) bijvoorbeeld, is een manier om het lichaam stil te zetten en daarin iets te laten oplichten. De leraar zelf is een pedagogisch middel dat als een spiegel voor de leerling te fungeert. De teksten, zelfs alle sutra teksten, de heilige teksten, zijn pedagogische middelen. Een Boeddhabeeld is een pedagogisch middel, ook de hele hiërarchie binnen de traditie en de bloedlijn; je kunt zeggen dat het allemaal delen zijn van een groot vlot waarop je kunt varen om de zaak eens van andere oever te bekijken. De Boeddha zei: ‘Waar is wat werkt’. Zolang het iets doet wat bevrijding en realisatie bewerkstelligt, is het bruikbaar en waar. Als we praten over humor in zen kun je zeggen dat dit een bewust ingezet werktuig is.

Maar laten we eerst kijken naar deze vraag: wat doet humor met ons als mens?

Cursist: het werkt bevrijdend. Bijvoorbeeld wanneer je in de penarie zit.

Roshi: Absoluut! Als je boeddhisme beschouwt als een oefening en een traditie die gaan over bevrijding, dan is humor een wezenlijk onderdeel daarvan. Wat nog meer?

Cursist: Het verbindt, het relativeert.

Roshi: Zeker. Je kunt zelfs zeggen, als je zelf niet enigszins onthecht bent van je werkgebied, dan ben je niet in staat om daarover grappen te maken. En ook de ontvanger kan daardoor onthecht raken. Nog iets?

Cursist: Het is een vorm van zelfspot. Het toont dat je jezelf niet al te serieus moet nemen.

Roshi: Het houdt ons een spiegel voor, hetgeen een heel belangrijke functie is van humor. Het laat je iets zien wat je misschien niet wilt zien. Maar het kan op zo’n manier aan je worden gepresenteerd dat je er om kunt lachen, misschien als een boer met kiespijn. Het is de humor van de hofnar, de enige die in de middeleeuwen zonder consequenties de waarheid kon zeggen aan de machthebbers. Wat humor toont, kan heel pijnlijk zijn.

Als je kijkt naar de werkzaamheid van humor naar de ontvanger toe, dan kent humor een functioneren op drie verschillende niveaus: mentaal, energetisch en existentieel. Mentaal doordat het openend en onthechtend werkt, het komt immers van een plek van onthechting. Het werkt relativerend, het maakt je los van een preoccupatie. Boeddhistisch gesproken werkt het in op de hardheid van patronen en concepten. Energetisch, het bevrijdt vastgezette energie, laat die energie opnieuw stromen, het werkt vitaliserend. En existentieel kan het je een pijnlijke spiegel voorhouden: zo is het.

Als je in de breedte kijkt, vinden we niet zo veel humorvolle tradities in de wereldreligies. In de mystieke traditie van de Chassidim vinden we tal van voorbeelden waarin humor op een bevrijdende manier wordt gebruikt. De Soefi’s kennen dit ook. In het christendom zien we het minder. Een uitzondering vormen misschien de woestijnmonniken.

Cursist: Dat is droge humor!

Roshi: Het hindoeïsme kent enkele tradities die spaarzaam humor bevatten. Het Boeddhisme is niet echt een bron van humor. De Boeddha staat niet bekend als een man met veel humor. Indiase boeddhisten zoals Nagarjuni en Vasubandhu waren weliswaar goede psychologen, maar geen grappenmakers. Japanse zen is niet humoristisch, een enkele uitzondering daargelaten. Therevada Boeddhisme is vooral gericht op ethiek, niet op humor. Tibetanen zijn schaars met humor. De Dalai Lama lacht wel veel, maar een goede grap heb ik hem nog nooit horen vertellen. In de Chinese taoïstische traditie is Chuang-tzu een bron van verhalen met veel humor. Alle figuren die in zijn verhalen voorkomen zijn min of meer grotesk. Zijn humor heeft een grote invloed gehad op Ch’an, waarin we humor vinden als een pedagogisch middel.

Hoe gebruikt Ch’an die humor? Allereerst door het introduceren van figuren, ‘volgers van de Weg’, die veelal grotesk zijn. We komen er opvallend vaak situaties in tegen waarin een zenmeester of geleerde iemand ontmoet die hem de les leest, bij voorkeur in de persoon van een oud theevrouwtje. Er is een verhaal over zen meester Tokusan, als geleerde de autoriteit op het gebied van het Diamant Sutra. Op het toppunt van zijn roem reisde hij naar het Zuiden van China, waar Ch’an zich op nogal rebelse wijze ontwikkelde. Hij wilde daar zijn kennis laten gelden om de orde te herstellen. De man reisde naar het Zuiden en kwam langs een theekraampje. Hij bestelde thee en kreeg er cake bij. Het theevrouwtje zei: ‘Wacht u even met eten en drinken. U bent toch degene die gespecialiseerd is in het Diamant Sutra?’

Tokusan voelde zich gevleid en knikte. ‘Ik ben de autoriteit, inderdaad.’

Het theevrouwtje zei: ‘Als dat zo is, wil ik u een vraag stellen over iets wat in het soetra staat. Als u die vraag kunt beantwoorden, krijgt u de cake gratis.’

Tokusan zei: ‘Natuurlijk. Ik weet er alles van’.

Het theevrouwtje sprak: ‘Er staat ergens een regel in het Diamant Sutra: de geest van het verleden is ongrijpbaar, de geest van het heden is ongrijpbaar en de geest van de toekomst is ongrijpbaar. Die regel kent u wel.’

Tokusan knikte en het vrouwtje ging verder: ‘Dan wil ik u graag vragen: in welke geest gaat u nu deze cake eten?’

De geleerde Tokusan stond met zijn mond vol tanden. Hij had geen antwoord. Dit type personages komen in veel anekdotes van de eerste generaties zen meesters van Ch’an voor.

Een ander voorbeeld is de eerste Patriarch van zen in China, Bodhidharma. Hij kwam volgens de legende uit India aangelopen en bracht zen naar China. Ken je Bodhidharma? Een man met een grote baard, enorme oorbellen en rollende, uitpuilende ogen. Het verhaal gaat dat hij tijdens de meditatie niet in slaap wilde vallen. Daarom knipte hij zijn oogwimpers af. En zo wordt hij afgebeeld, zonder oogwimpers. Die oogwimpers zouden bovendien de zaden zijn geweest voor de eerste theeplantjes in China. Is dat niet hilarisch!

In het Noorden ontmoette Bodhidharma keizer Wu, een devoot boeddhist en stichter van zo’n 30.000 kloosters en tempels. De informatie over de groei van het boeddhisme in die tijd klopt historisch aardig. De eerste vraag van de keizer aan Bodhidharma is: ‘Wel Eerbiedwaardige, ik heb 30.000 kloosters en tempels gesticht. Wat is nu mijn verdienste’.

Bodhidharma antwoordde stoicijns: ‘Geen enkele verdienste.’

De keizer was ronduit ontsteld. Hij vroeg: ‘Maar waar gaat die leer, die Dharma, dan over?’

Bodhidharma antwoordde met de legendarische woorden: ‘Wijdse leegte, niets heiligs.’

De keizer was onthutst en vroeg: ‘Maar wie staat hier dan voor me?’

‘Ik weet het niet’, antwoordde Bodhidharma droog.

Bodhidharma werd daarop het keizerrijk uitgezet. Een raadgever van de keizer greep in en legde de keizer uit dat hij zojuist een groot boeddhist en vooraanstaand heilige het land uit had gestuurd. Keizer Wu bedacht zich alsnog en zond soldaten op pad om Bodhidharma terug te halen. En wat vonden ze uiteindelijk? Een sandaal! Deze werd overhandigd aan keizer Wu.

In het Zuiden aangekomen nam Bodhidharma zijn intrek in het Shaolin klooster, waar hij negen jaar voor een muur zat. Hij kreeg op een zeker moment gezelschap van Huike, een oud generaal, die zijn leerling wilde worden, maar Bodhidharma negeerde hem. De winter viel in en Huike wilde een daad stellen om zijn intentie te tonen aan de grote meester. Hij hakte een arm af en overhandigde deze aan Bodhidharma. Die daad overtuigde Bodhidharma van Huike’s inzet. Hij vroeg Huike: ‘Wat kan ik voor je doen?’

Huike vroeg in grote wanhoop: ‘Kunt u mijn geest tot rust brengen?’

Bodhidharma antwoordde: ‘Breng je geest maar hier.’

Huiko raakte in nu in hevige verwarring. Hij dacht: ‘Maar hoe dan?’ Hij vertrok, ging op zoek naar zijn geest en kwam een week later bij Bodhidharma terug. Hij moest erkennen: ‘Ik kan mijn geest nergens vinden.’

Waarop Bodhidharma zei: ‘Mooi, dan heb ik je geest tot rust gebracht.’

Huike wordt de opvolger van Bodhidharma en de tweede Chinese Patriarch. Bodhidharma vertrekt op een gegeven moment en gaat de grens van China naar India over. En wat ziet men als laatste van hem? Dat hij onderweg is met een sandaal op zijn hoofd! Daar zijn in zen meerdere anekdotes op gebaseerd. Een sandaal op het hoofd staat in China symbool voor het overlijden van een persoon.

Bodhidharma’s verhaal zet de toon voor een rij uitzonderlijke leraren binnen Ch’an, die groteske figuren waren en wonderlijke dingen deden. Een bekende figuur als Te-shan liep altijd met een stok door het klooster, greep de eerste de beste monnik bij diens pij, hief dan zijn stok en riep: ‘Als jij dit een stok noemt, krijg je dertig stokslagen, als je het geen stok noemt, krijg je ook dertig stokslagen. Hoe noem je het? Spreek, spreek!!’

En dit was zijn onderricht, zijn hele leven lang. Hier zijn ook meerdere ‘stokgrappen’ uit voortgekomen. Zoals die van zen meester Chao-chou, die zei: ‘Als iemand bij me komt met een stok, dan ontneem ik hem die en als iemand bij me komt zonder stok, dan geef ik hem er een.’

Wordt vervolgd. Een nieuwe Zen Cirkel onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi begint op maandagavond 9 maart 2020. Voor meer informatie en opgave, klik hier: https://izen.nl/zen-meditatie/ Maurice Knegtels nieuwste boek ‘Het afdalen van de berg’ verschijnt in maart 2020 bij Uitgeverij Juwelenschip.

De vleesjas en de camerawacht

Teisho’s uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi tijdens de Izen intensive 2019 in Eerbeek. Deel 7 (slot).

Maar dat is niet het enige dat we ons herinneren. We herinneren ons ook iets anders, namelijk dat die peilloze, oneindige aanwezigheid zich bevindt in een min of meer strakke vleesjas, strak in de zin dat die aanwezigheid is beperkt tot bepaalde afmetingen. Die aanwezigheid is niet te scheiden van deze vleesjas, die benen, voeten, armen en handen heeft. Die jas heeft andere eigenaardige eigenschappen, namelijk het vermogen visuele beelden te laten verschijnen, auditieve ervaringen te laten weerklinken, om koude en warmte te voelen, om de soep in de keuken te ruiken en te proeven en nog veel meer vermogens.  De jas werpt vensters open op de wereld in bepaalde emoties, woede opent een venster  naar de wereld, net als angst, verdriet, vreugde. Al naar gelang de situatie, of niet. Je kunt zeggen: we kunnen ons herinneren dat het eindeloze Licht dat we op het kussen ervaren tegelijkertijd in een vleesjas is verstopt, een vleesjas met wonderbaarlijke vermogens, waardoor die aanwezigheid zichzelf in talloze kwaliteiten tot uitdrukking brengt. Wat zie ik? Wat hoor ik? Wat ruik ik?

Die vleesjas heeft het vermogen zaken te overdenken en door de geest te laten trekken, hij heeft verbeeldingskracht. En die vleesjas heeft specifieke eigenschappen omdat hij mede is geweven uit diepe, diepe patronen van handelen. Patronen als taaie draden, diep ingesleten sporen die veel verder teruggaan dan de tijd waarin die vleesjas zelf is gemaakt. Ze gaan terug naar de makers, vader en moeder en diens vader en moeder enzovoort. Ze komen allemaal in deze vleesjas samen, als in een netwerk. Die vleesjas is precies wat hij is, bij sommigen is ie wat klein, bij anderen wat groter en met een bepaalde kleur, maar hij is precies goed zoals hij is. Die aanwezigheid zit in niets anders dan juist deze vleesjas. Daar is niets mis mee. Soms kraakt ie of piept ie, maar er is niets mis mee.

Er is iets dat grenzeloos en peilloos is, licht, in rust en niet stuk te krijgen. Aan de andere kant herinneren we ons deze krappe verpakking. Hoe noemen we deze paradox in het boeddhisme? De bodhisattva. Aanwezigheid, grenzeloos, grondeloos, Licht: Bodhi. Sattva is de vleesjas met een netwerk van patronen en sporen. Een levende paradox. Als je niets uit deze dagen hebt gehaald, neem dan dit mee naar huis: Ik ben een paradoxaal dubbelwezen en het functioneert ook nog allemaal. Maar er is nog iets, iets heel eigenaardigs. Uit die vleesjas steekt een hand met een mobiele telefoon en deze neemt voortdurend selfies. Wij als bodhisattva richten het mobiel op onszelf, de vleesjas en de daarin verpakte aanwezigheid. En er is meer. Er zit ook nog iets in m’n oor, een oortje, een apparaatje met een draadje. Het draadje gaat naar een camerawacht die huist in dit lichaam. Heeft iemand die wacht ooit gezien? Nee. En toch praat ie voortdurend in dat oortje. Die stem praat veel en fluistert ons voortdurend in wat we te doen hebben, niet zelden heel dwingend. Die stem geeft geregeld waardevolle tips en adviezen, maar hij zegt ook dingen die we vaak niet willen horen of weten. Het heeft volop oordelen over van alles en nog wat. Hij weerhoudt ons om stappen te ondernemen en wekt onzekerheid, of hij zet ons juist aan tot handelen en wekt overmoed. Het is deze stem die zich afvraagt, wat we hier in deze zendo op dit kussen deze dagen zitten te doen. Waarom we met aandacht een zendo binnenkomen en bepaalde regels in acht houden. Waarom we niet gewoon de zaal kunnen binnenlopen en langs de kortste weg naar ons kussen gaan. Die camerawacht vindt dat gedoe. En waarom zitten we eigenlijk op een kussen? Wat levert het op? Moeten we niet aan het werk? Of thuis de kinderen opvoeden? Of hij wekt hooggespannen verwachtingen over deze dagen. Enzovoort, enzovoort.

Wellicht herinneren we ons op enig moment zoiets als een camerawacht en dat we in ons leven onszelf en de wereld vooral via de waarnemingen en oordelen van de camerawacht hebben bekeken, maar dat dit niet de werkelijkheid zelf is. Die camerawacht noemen we ‘ego’. We kunnen ons op het kussen herinneren dat we eigenlijk lange tijd, soms ons leven lang, in een beeldscherm hebben zitten kijken en naar die stem van de camerawacht hebben geluisterd. En dat we zelf zijn gaan geloven in zijn rare verhalen, naast het goede advies dat nu en dan wordt gegeven. Die stem doet teveel, hij heeft de overhand genomen. Wij zijn over-beveiligd!

Wat is nu een goed advies aan iemand die zich dit herinnert? Je kunt zeggen: keer geregeld terug naar je jas en realiseer je wat er in die jas gebeurt en wat daar aanwezig is, met andere woorden wat ruikt met de neus, hoort met de oren, voelt met de handen, loopt met de voeten, praat met de mond enzovoort. Zit regelmatig op het kussen om je de situatie te herinneren zoals ze is. Het is in feite heel simpel. Keer terug naar je adem, terug naar je vleesjas. We hoeven in feite niet veel meer te doen dan de zaak op het kussen neer te zetten, en alle aspecten van onze situatie lichten in de loop van de tijd op. Je kunt zelf bepalen even niet te kijken naar het camerabeeld van jezelf en het oortje het oortje laten. Waarbij we de camerawacht niet in de ban doen, dat is niet de bedoeling. Hij beschermt ons. Maar als je de stem weer hoort, kun je gewoon zeggen: ‘Nu even niet!’ Wie is degene die praat met de camerawacht? De meester, degene die de vleesjas bewoont, degene die deze woorden hoort, de ongeborene. Het herinneren van die camerawacht, dit ego, is een belangrijke realisatie. Die realisatie kan ons helpen het functioneren van deze beveiliger weer in het juiste perspectief te zien.

Een belangrijk vraagstuk is tenslotte hoe we de paradox die we zijn de wereld in te brengen, waarbij we dienen om te gaan met onze sterfelijke, beperkte jas en onze aanwezigheid, de Eeuwige, het onbeperkte. Waar we ook gaan of wat we ook doen, alles zit hier, in deze vleesjas, de manifestatie van de oneindige aanwezigheid. Zodra we die ervaring hebben, begint een taai proces, het voorleven van deze paradox die we zijn. We kunnen prettig zitten op de top van de berg maar uiteindelijk staan we op en voelen we de effecten en kenmerken van die vleesjas, zoals pijn in onze benen. We botsen tegen iemand op en de camerawacht meldt zich weer: ‘Verdorie, kijk toch ui!’. En als we thuis zitten, worden we geroepen: ‘Het eten is klaar!’ Of, ‘Doe de vuilniszak even in de container.’ Alledaagse handelingen, we ontkomen er niet aan. We proberen waakzaam te zijn om niet in een van de polen van de paradox te blijven hangen. Dat kost veel tijd en energie, waarbij we steeds weer teruggaan naar de vleesjas, steeds weer de paradox herkennen en teruggaan naar wat is en geregeld het oortje het oortje laten. We leven een spanningsveld. We zitten compleet in vrijheid, in Licht en staan op, gaan de begrensde, versluierde wereld in. Dit is ons dagelijks leven, dit spanningsveld. Een spanningsveld dat we telkens weer tegenkomen in een intensive als deze.

 

Wil je zelf een intensive bijwonen? Op woensdag 22 januari 2020 start in Eerbeek een nieuwe Izen intensive. Kijk voor meer informatie op: https://izen.nl/izen-intensive/ en schrijf je in!