De grootste illusie inzake de beoefening van meditatie is dat we denken dat we door te mediteren ergens vanaf kunnen komen. We denken de beperkingen van ons lichaam (ziekte, ouderdom, dood) met meditatie te kunnen overwinnen. We denken de tekortkomingen van onze communicatiemiddelen ermee te kunnen slechten. En we denken dat we middels meditatie onze seksuele begeerten kunnen controleren. De Santengo, of ‘De drie kardinale punten’ van Sung-yuan (China, 12e eeuw na Christus), brengen ons deze illusie in herinnering en meer dan dat, ze leiden ons naar een plek waar we eigenlijk helemaal niet willen zijn.
‘Waarom kan zelfs de meest verlichte Zen Meester niet uit een volle lotus opstaan zonder zijn handen te gebruiken?
Waarom kan zelfs de meest verlichte Zen Meester niet spreken zonder zijn tong te gebruiken
Waarom kan zelfs de meest verlichte Zen Meester de rode draad niet breken door er met beide voeten op te trappen?’
Zoals Deshans ‘dertig klappen’ is ook deze drietrapsraket in het formele onderhoud tussen leraar en leerling gemakkelijker te passeren dan in ons dagelijkse leven. We blijven immers aanlopen tegen de beperkingen van ons lichaam. Hoe lang we ook mediteren, we zullen onze handen moeten gebruiken als we willen opstaan uit een volle lotus meditatie houding. Telkens gaat het over de vraag hoe we ons verhouden tot de onbuigbare feitelijkheden van ons lichaam. Hoe verhouden we ons tot onze fysieke pijn en ons onvermogen? Tot onze ziekten en gebreken? Tot het gegeven dat onze krachten en mogelijkheden onafwendbaar afnemen, we meer en meer alleen komen te staan en afhankelijker worden met het verstrijken van de jaren? Hoe verhouden we ons tot de eindigheid van ons lijf?
Dezelfde vraag kunnen we stellen over onze middelen ter communicatie. Juist op basis van onze meditatie beoefening weten we hoezeer onze taal tekort schiet. Ons intiem ervaren van wat er in onze aanwezigheid verschijnt, toont ons dat we onmogelijk kunnen benoemen wat zich voordoet. Al onze woorden keren terug van wat we aan den lijve ervaren. Ook onze diepste emoties en meest ingrijpende ervaringen kunnen we niet onder woorden brengen. Toch hebben we taal nodig om met elkaar te communiceren. We kunnen niet spreken zonder onze tong te gebruiken. Ofschoon we het eigenlijk nergens over hebben, kunnen we niet anders dan ons in taal uitdrukken. Ook dit schrijven getuigt hiervan.
Het moeilijkste ‘kardinale punt’ om in ons dagelijkse leven te passeren is onze seksualiteit. Het niet kunnen breken van onze rode draad, hoe hard we er ook op trappen, confronteert ons met onze eigen taaie illusie en met de hooggespannen verwachtingen van anderen. Taai is onze illusie dat we door te mediteren meer onthecht raken van onze seksuele aandriften. Hooggespannen zijn de verwachtingen van anderen over de ethische invloed van meditatie op ons seksuele gedrag. De verlichte zen beoefenaar rijdt nooit meer een scheve schaats. Hij heeft zijn seksuele aandriften volledig in de hand. Hij is sereen, terughoudend, gelijkmoedig, beheerst, galant en stelt zichzelf altijd op de laatste plaats als het gaat om het bevredigen van zijn seksuele behoeften. Kortom, de meditatie beoefenaar is de voorbeeldige asceet, de model-heilige, de Opper Lama en iedereen houdt hem scherp in de gaten. Maar wanneer de beoefenaar op zijn meditatiekussen zit, krijgt hij ongevraagd bezoek van opwindende, seksuele fantasieën. En de controle over zijn seksuele behoeften en neigingen neemt niet bepaald toe, integendeel. Ja, zelfs de meest verlichte meester rijdt seksueel een scheve schaats – nee, we noemen geen namen. Het is ontluisterend. Het is stuitend. Het is ontoelaatbaar. Het is zo. De wakkere, alomvattende aanwezigheid, de Ene die ons beweegt en waarin wij ons bewegen, incarneert in dit weke, klamme vlees. Hij kan niet uit een volle lotus opstaan zonder zijn handen te gebruiken, hij kan de rode draad niet breken door er met zijn voeten op te trappen. Hij is een mens en zal zijn weerbarstige menselijkheid voor zichzelf moeten bekrachtigen om werkelijk vrij en wakker te zijn.