…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘zen humor’

Humor in zen. Het is erger dan je denkt

Teisho uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi voor de Zen Cirkel Lelystad op 2 november 2019. Deel 3.

Een van de allerbeste zen grappen die ik ken, komt uit het boekje van Jan Willem van de Wetering, de Lege Spiegel. Van de Wetering was een van de eerste die over zen schreef. Hij is in de jaren ’50 een succesvol zakenman met een fijn gezin en een mooi huis. Maar in een jaar tijd verliest hij alles. Hij blijft achter met schulden en levensvragen. Hij hoort van zen en reist naar Japan. Hij trekt langs kloosters maar nergens spreken ze Engels. Totdat hij belandt in een kleine tempel nabij Kyoto. Daar kan hij terecht bij Harada Roshi. Hij komt bij de leraar op dokusan, de formele individuele begeleiding en doet in een half uur uitgebreid zijn beklag over zijn trieste lot. Roshi luistert geduldig en vervolgens valt er een pijnlijke stilte. Minuten lang. Van de Wetering vraagt zich af of deze Japanse Roshi wel een woord heeft verstaan van wat hij in het Engels zojuist heeft gezegd. Dan zegt Harada Roshi plotsklaps: ‘Weet je, het is veel erger dan je denkt!’

Dit briljante, bevrijdende antwoord heeft Van de Wetering ertoe gebracht een tijd bij Harada Roshi te blijven. Trungpa noemt dit ‘een genadeloze compassie’. En wat een humor ook.

Een ander mooi voorbeeld en dit is een klassieker. Het komt uit een toespraak van meester Kyogen. “Ons leven is als een mens die in een boom hangt. De voeten vinden nergens steun. De handen kunnen niets vastgrijpen. Maar met de kaken heeft deze mens zich stevig vastgebeten en daar hangt hij dan. Hij kan geen kant meer op. Onder de boom staat een zenleraar en die roept: ‘He jij daar! Kan jij me nu eindelijk eens zeggen waar het in jouw leven nu echt over gaat?’”

Het is een treffend zinnebeeld van onszelf. We vinden nergens steun, we hebben geen grond om op te staan, we kunnen niets vastgrijpen, want alles glipt tussen onze vingers door. Maar onze de kaken hebben we ons stevig vastgegrepen in een tak. Die tak, waarvoor staat ie? Voor onze geloofssystemen, onze concepten, neigingen, oordelen, patronen, overtuigingen, enzovoort. Het is de illusie dat we het leven op deze wijze kunnen vasthouden.

Herken je het beeld? Dan is er nog die zenleraar die de prangende vraag stelt. Wat staat de figuur die daar met zijn kaken vastgebeten aan de tak hangt te doen? Het geniale in dit beeld is dat, wil je die vraag kunnen beantwoorden, je vrij van al je vooronderstellingen een antwoord moet geven. Je zult alles waaraan je je vasthoudt moeten loslaten, al je voorwaarden, je overtuigingen, je concepten. Dit is niet wat uit het eigen aan den lijve ervaren voortkomt. Je zult moeten vallen en zo voelt het ook als we onze mentale handvaten loslaten. Dit beeld is een haarscherpe spiegel voor onszelf, vol humor en vol tragiek, het toont de ultieme condition humaine. Zo zitten we allemaal te rommelen. Dit gaat over jou, dit gaat over mij.

Er is nog een derde voorbeeld, van de grote Ch’an meester Mazu, een van de geniale zen geesten uit de zevende eeuw na Chr. Het verhaal gaat als volgt. Mazu zit op een warme zomerdag met de benen uitgestrekt te ontspannen op een dijkje tussen de rijstvelden. Over dat smalle dijkje komt leken-leerling Feng hijgend aangelopen met een kruiwagen vol houtblokken, op weg naar het klooster. Feng ziet in de verte zijn leraar zitten en dichterbij gekomen, vraagt hij: ‘Zou de eerwaarde meester zijn benen willen intrekken?’

Waarop Mazu zegt: ‘Wat eenmaal is uitgestoken, wordt niet meer ingetrokken.’

Feng zegt dan: ’Wat eenmaal in beweging is gezet, wordt niet meer tot stilstand gebracht.’

En hij rijdt pardoes over de benen zijn leraar. Mazu kreunt van de pijn: ’Au, au!’ Feng rijdt door. De volgende dag komt Mazu in de dharmahal, strompelend en met een bijl in zijn hand. Hij neemt plaats op de verhoogde leraarszetel en zegt: ‘Zou degene die de benen van deze  arme monnik heeft verwond, naar voren willen komen?’

Uit het gevolg van monniken komt Feng naar voren en loopt naar Mazu. ‘Hier ben ik’, zegt hij. Mazu zegt: ‘Leg je hoofd maar op dit houtblok’. En Feng doet dat. Mazu heft de bijl, houdt die boven het hoofd van Feng en loopt vervolgens weg, de dharmahal uit.

Hilarisch, prikkelend, schurend. Waar verwijst dit verhaal naar? Om te beginnen is er de dialoog in het eerste deel. Zo’n uitspraak als ‘Wat eenmaal is uitgestrekt, wordt niet meer ingetrokken’, waar gaat dat over? Dit gaat over karma en onze diep ingesleten patronen waaraan we op onze levensweg, dat smalle sawadijkje tussen de rijstvelden waarop ieder van ons zich beweegt, niet kunnen ontsnappen. Wat in dit verhaal zo schuurt, is de herkenning: we zijn allemaal Feng en we rijden allemaal over de benen van ander heen. We volgen onze diep ingesleten sporen en rijden, al dan niet daarvan bewust, over de benen van anderen heen.

De gebeurtenis in het verhaal schuurt omdat het ons iets wezenlijks over onszelf toont. Dat is waarom we dit een upaya noemen, een pedagogisch middel. Karma gaat niet over schuld, maar over oorzaak en gevolg, waarbij we ons karma uitleven, ook ten koste van de ander, zoals Feng dat doet.

In het tweede deel van het verhaal gaat het om: sta je voor je eigen leven, neem je je verantwoordelijkheid? Het proces van aannemen, het buigen voor jouw patronen, leidt ertoe dat ik mijn leven ga leiden zoals het is. Dit is de enige concrete vrijheid die ik ken. Mezelf helemaal doorslikken en verteren, onvoorwaardelijk erkennen en belichamen: dit ben ik.

Er is nog een verhaal, van een monnik die na twintig jaar meditatie tot een groot inzicht ontwaakte en drie dagen lang zo hard moest lachen dat iedereen in zijn omgeving tijdelijk doof was. Wat is hier de grap? Je hebt twintig jaar lang je ziel en zaligheid gegeven, je bezittingen, je tijd, je energie, je hele hebben en houden en ineens valt het kwartje, en dan blijkt dat wat je met zoveel inzet hebt nagestreefd, al die tijd op het kussen heeft gezeten. Dat kan een grote grap zijn. Tegelijkertijd kan het ook heel pijnlijk zijn. Dat die hele spirituele weg, met die immense berg vol rituelen en symbolen, uitsluitend gaat om de bekrachtiging van jou als persoon, kan zeker leiden tot een totale verbijstering. Hoe kan ik dit gemist hebben?

Dit is het verhaal van de mens dat in tal van culturen en religies is bezongen. Neem het heldenepos Gilgamesj uit ca. 2100 v.Chr, een de oudste verhalen uit de geschiedenis van de mens, waarin Gilgamesh wordt geconfronteerd met existentiële vragen en met name met het besef van zijn sterfelijkheid. Na een lange, lange zoektocht, vol gevaren, beproevingen en strijd, staat hij weer voor de muren van Uruk, de stad waarvandaan hij ooit vertrok. Zijn reis laat hem achter met twee lege handen. Maar als hij kijkt naar de muren van Uruk, dan ziet voor het eerst van zijn leven hoe fraai uitgevoerd het voegwerk is. Dat is alles. En dat is groots! En dat is óns verhaal.

Slot. Een nieuwe Zen Cirkel onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi begint op maandagavond 9 maart 2020. Voor meer informatie en opgave, klik hier: https://izen.nl/zen-meditatie/ Maurice Knegtels nieuwste boek ‘Het afdalen van de berg’ verschijnt in maart 2020 bij Uitgeverij Juwelenschip.

Humor in zen. Brandende Boeddha’s

Teisho uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi voor de Zen Cirkel Lelystad op 2 november 2019. Deel 2.

Deze groteske figuren zetten de toon binnen Ch’an. Je krijgt in de bloeitijd van Ch’an, in Tangdynastie (7 en 8e eeuw na Christus), de anekdotes van meesters die met bizarre gebaren en woorden onderricht gaven. Een exemplarisch verhaal gaat over de leraar die in een barre winter het houten beeld van de Boeddha van het altaar haalt en in brand steekt. Een andere leraar komt net de zendo binnen, ziet het tafereel en brult ontstelt: ‘Wat doe je nou?’

De meester buigt zich over de as en begint met zijn staf te zoeken. Zijn collega vraagt: ‘Wat zoek je nu eigenlijk?’ De meester antwoordt: ‘Ik zoek de heilige relikwieën van dit beeld’.

Zoals in de de monstrans van de Christenen, vindt men in de beelden en stupa’s van Boeddhisten heilige relikwieën. In stupa’s doorheen heel Azië bevinden zich relikwieën van de historische Boeddha. De bezoekende leraar roept uit: ‘Maar die vind je toch niet in de verbrande resten van dit beeld!’

Waarop de meester zegt: ‘In dat geval kan ik ook wel die twee andere beelden gebruiken, het is zo koud!’ en zo gaan ook de andere beelden in vlammen op.

Het zijn veel geciteerde verhalen met humor en spot ten aanzien van de eigen traditie. Er zit ook een mate van blasfemie in, wat eigenlijk niet kan. Dat rebelse in Ch’an sprak de jongere generatie in de jaren ’60 van de vorige eeuw in Amerika, de ‘beat generation’, enorm aan. Boeddhabeelden verbranden, dat voelde pas bevrijdend!

In een syllabus die ik in 1994 voor het Zen Centrum Amsterdam schreef rond het thema Upaya, ‘behendige middelen’,  heb ik enkele dialogen uit die bloeitijd van Ch’an in China verzameld. Een ervan gaat als volgt:

Meester Yün-men sprak tot zijn studenten: ‘In zen is er absolute vrijheid. Soms negeert of ontkent het, soms affirmeert of bevestigt het’. Een monnik vroeg daarop aan Yün-men: ‘Maar hoe negeert het dan?’ Yün-men zei: ‘Met het voorbij gaan van de winter, komt de lente.’

Waarop de monnik vroeg: ‘Wat gebeurt er als de lente komt?’

Yün-men antwoordt: ‘Een stok dragend over de schouders, laat hem zwerven over de velden.’

Dit is een antwoord dat niemand verwacht. Het zet je op het verkeerde been. Of liever, het andere been: het werkt bevrijdend. Een andere anekdote.

Meester Fa-yen vroeg een leerling: ‘Wat versta je hieronder? Laat het verschil slechts een tiende van een millimeter zijn en het groeit zo wijd als hemel en aarde.’

De leerling dacht slim te zijn en herhaalde de vraag: ‘ Wat versta je hieronder: laat het verschil slechts een tiende van een minimeter zijn en het groeit zo wijd als hemel en aarde.’

Fa-yen was niet onder de indruk en sprak: ’Dit antwoord is ontoereikend’.

De leerling erkende dat hij geen ander antwoord wist en vroeg: ‘Maar wat versta jij hier dan onder?’

Fayen zegt: ‘Laat het verschil slechts een tiende van een minimeter zijn en het groeit zo wijd als hemel en aarde.’

Nog een. Een leerling vroeg aan meester Pao-fu: ‘Wat is de bron van het ongeschapene?’

Pao-fu zweeg enige tijd en zei toen: ‘Wat vroeg de monnik ook al weer?’

De in verwarring gebrachte monnik herhaalde zijn vraag en de meester schreeuwde: ‘Ik ben niet doof!’

De leraar laat de leerling in een fuik lopen, de fuik sluit en dan kan het zijn er iets zichtbaar wordt. Of niet.

Meester Ling-yün werd gevraagd hoe de dingen waren voor het verschijnen van de Boeddha in de wereld. Hij hief zijn stok. Toen hij vervolgens werd gevraagd hoe de dingen na het verschijnen van de Boeddha in de wereld waren, hief hij andermaal zijn stok.

Fa-yen had als leraar een leerling genaamd Hsüan-tse, die hoofdambtenaar was van het klooster. Hij bezocht zijn meester nooit en op een dag bezocht Fa-yen hem en vroeg Hsüan-tse: ’Waarom ben jij nou nooit op gesprek gekomen?’ Hsüan-tse antwoordt daarop: ‘Toen ik studeerde onder mijn vorige leraar, meester Ch’ing-feng, kreeg ik een inzicht in de waarheid van zen.’

‘O’, zei Fa-yen, ‘wat zag je dan?’

Hsüan-tse sprak: “Toen ik de meester vroeg wat de Boeddha was, zei hij: ‘De vuurgod komt vuur halen.’”

‘Mooi antwoord’, zei Fa-yen. ‘Maar misschien zie je het verkeerd. Hoe zou jij het uitleggen?’

Hsüan-tse zei: ‘Als de vuurgod zelf vuur komt halen, is hij net als ik die, een Boeddha van het begin af aan, wil weten wie de Boeddha is. Geen vraag is dan nodig, want ik bén de Boeddha al.’

‘Juist’, concludeerde de meester. ‘Precies wat ik dacht. Je zit er compleet naast.’

Hevig beledigd verliet Hsüan-tse het klooster. Maar na een tijd kwam hij toch terug en vroeg zijn leraar voor het eerst om onderricht. Hij was nu niet meer zo zeker van zijn zaak. Fa-yen zei: ‘Jij vraagt, ik antwoord.’

Hsüan-tse vroeg: ’Wat is de Boeddha?’ En Fa-yen antwoordde: ‘De vuurgod komt vuur halen.’ Pas nu zag Hsüan-tse waar het om ging.

Het gaat hier om humorvolle woorden en handelingen die openend kunnen werken en de traditie zelf wordt er soms bij op de hak genomen. Maar er zijn ook verhalen waarin de hofnar om de hoek komt kijken, waarbij leerlingen en daarmee ook de lezer, op een genadeloze manier een spiegel wordt voorgehouden. Ik noem hiervan drie voorbeelden.

Wordt vervolgd. Een nieuwe Zen Cirkel onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi begint op maandagavond 9 maart 2020. Voor meer informatie en opgave, klik hier: https://izen.nl/zen-meditatie/ Maurice Knegtels nieuwste boek ‘Het afdalen van de berg’ verschijnt in maart 2020 bij Uitgeverij Juwelenschip.