…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for the ‘Artikel’ Category

Teisho Intensive 2017 (1): Dogen Zenji

In januari 2017 stond de Izen Intensive te Eerbeek geheel in het teken van de Japanse zen meester Dogen Zenji (1200 – 1253) en zijn Genjo Koan uit 1233, ‘Het leven van de uiteindelijke werkelijkheid’. Eerwaarde Ben Claessens heeft de teisho’s of voordrachten die ik op de avonden tijdens deze intensive uitsprak opgenomen en uitgetypt.

Dogen’s naam staat voor ‘Inzicht in de Weg’. Deze retraite gebeurt in zijn geest. Het meeste van wat we hier doen gaat terug naar deze grote zenleraar: de setting van een sesshin, de wijze waarop we zazen doen, de service. Ceremonies zoals shuke tokudo staan in zijn traditie. Dogen is de grondlegger van de eerste zelfstandige Zenschool in Japan.

Dogen werd geboren in 1200 in Kyoto, de toenmalige keizerlijke hoofdstad van Japan. Zijn jonge jaren zijn deels in mist gehuld. We weten bijvoorbeeld niet precies wie zijn vader was. Er zijn verschillende teksten over. Mogelijk was hij een buitenechtelijk kind van de keizer. Wat we weten is dat zijn moeder hem aan het Keizerlijk Hof van Kyoto opvoedt. Op 7-jarige leeftijd slaat het noodlot toe, zijn moeder overlijdt. Zijn moeder, aldus de overlevering, vraagt hem op haar sterfbed monnik te worden. Hij schrijft erover. Bij het sterfbed ziet hij het wierookstokje opbranden, een symbool van vergankelijkheid dat in hem vragen over het leven en een verlangen naar inzicht wakker roept.

De oudere broer van zijn moeder neemt de voogdij op. Dogen voelt zich er niet thuis. Op 12-jarige leeftijd verhuist hij naar een jongere broer van zijn moeder, een kluizenaar aan de voet van de berg Hiei. Hij leert er het Tendai boeddhisme kennen, een van de eerste boeddhistische scholen in Japan die in de 6e eeuw van China naar Japan kwam. Het was destijds een tamelijk militante sekte. De verschillende Tendai tempels stonden elkaar geregeld naar het leven. Op onderdelen gaat de school terug tot het Lotus soetra. In deze school vinden we ook de herkomst van zogenaamde marathonmonniken die duizend dagen van elk een marathon van 60 km moesten lopen en dit onder strikte regels. Het kent een esoterische traditie, vormen waarin werd gechant, en we zien er invloeden van de oud Chinese Ossenkop zenschool. Van de oprichter daarvan kennen we een koan:

Tot zijn verlichting kwamen de vogels hem altijd voedsel brengen. Na zijn verlichting hielden de vogels daarmee op.

Dogen maakte kennis met het Lotus soetra dat stelt: alle wezens zijn boeddhanatuur. Het intrigeerde hem zeer. Als dat zo is, waarom is het nodig boeddhisme te praktiseren? Die vraag blijft hem bij. Hij wordt tot monnik gewijd als hij 13 jaar is. Hij begint zijn reis. Hij belandt bij de tempel Kennin-ji en Myosen, zenleraar en een opvolger van Eisai, de Rinzaileraar die zen naar Japan bracht. In 1223 besluit hij met Myosen naar China te gaan.
Na twee jaren van omzwervingen komen ze terecht bij Tiantong Rujing met wie het klikt en bij wie Dogen in training gaat. Rujing laat zijn monniken lange tijd zazen beoefenen. Een van de monniken valt in slaap tijdens zazen. Rujing brult: ‘Waarom slaap je? Weet je niet dat zazen het afwerpen van lichaam en geest is?’ Bij die woorden valt bij Dogen het kwartje.

Die ervaring van het wegvallen van lichaam en geest is een typische zenervaring. Wat is het wegvallen van lichaam en geest? Het is heel dichtbij en heel concreet. Hij is die uitroep op dat moment. Dogen was volkomen ontwaakt. Hij ging direct naar de kamer van de abt en offerde wierook. De meester vroeg waarom hij wierook offerde. Dogen antwoordde: ‘Lichaam en geest zijn weggevallen.’ De abt bevestigt het. Waarop Dogen zegt: ‘Maar dit is slechts tijdelijk. U moet me niet zonder reden bekrachtigen.’ Rujing zegt: ‘Ik bekrachtig je niet zonder reden.’ Dogen: ‘Waarom bekrachtig je me niet zonder reden?’ Rujing: ‘Lichaam en geest zijn weggevallen.’ De meester boog en zegt: ‘’ Zelfs wegvallen is weggevallen.’

Dogen stelt zijn vraag aan Rujing over de bekrachtiging omdat hij bevestiging zoekt. Hij twijfelt over wat er was gebeurd. Als je in een moment van ontwaken echt aanwezig bent, realiseer je je niet echt wat er gebeurd is, je bent immers echt aanwezig. Dogen kan dit derhalve niet zelf vaststellen. Hij heeft daarvoor de leraar nodig. Hij schrijft hierover in zijn latere werk Genjokoan. Als boeddha’s werkelijk boeddha’s zijn, werkelijk aanwezig zijn, merken ze niet noodzakelijkerwijs op dat ze boeddha’s, dat ze aanwezig zijn. De interactie tussen leraar en leerling is essentieel om het ontwaken vast te stellen.

In 1227 keert hij terug naar Japan. Daar schrijft hij de Fukanzazengi – ‘De Aanbevelingen voor het Beoefenen van Zazen’, een van oorsprong Chinese tekst. Drie jaar later gaat hij van de tempel Kennin-ji naar Kyoto waar hij een oude tempel renoveert, de eerste Soto tempel in Japan. Daar begint hij te werken aan de Shobogenzo, een klassieke en beroemde zentekst, ‘De Schatkamer van het Ware Inzicht in de Dharma’. Hij zal er 20 jaar over doen. In die tijd kende Japan behalve zen en Tendai diverse boeddhistische tradities zoals Nichiren, de Zuivere Land traditie. De protesten en de dreiging van Tendai nopen hem in 1245 de wijk te nemen naar het noorden van Japan waar hij begint aan de bouw van wat het beroemde Eiheij Soto zenklooster zal worden. Een ziekte brengt hem terug naar Kyoto waar hij op 28 augustus 1253 overlijdt.

Enkele lijnen uit zijn leven zijn:

Waarom is de zenpraktijk nodig als we al boeddhanatuur zijn?

Een tweede rode draad: de paradox van het wegvallen van lichaam en geest. Dit lichaam, deze omgrensde vorm is tegelijkertijd een niet te bepalen, onbegrensde openheid. Van deze sterfelijke vorm is in de tijd niet te bepalen waar het begint of eindigt. Het is doodloos, ongeboren. Het is tegelijk strikt bepaald en volkomen open. Het is volledig afhankelijk en volkomen vrij. Het is door en door vergankelijk en tegelijk ongeboren. Weerstand is een solide wand waar je op stuk loopt, tot het moment dat je de wand wordt en de hele zaak open gaat. Die vorm is tegelijkertijd openheid.

Een derde lijn is de precisie wat de vorm betreft. Dogen beschrijft heel precies hoe je zit en oefent. Hij beschrijft later ook het leven in een klooster in alle details. Een geritualiseerd leven. Geen handeling is zomaar, elke handeling is een geleide handeling. Het doel is het wegvallen van lichaam en geest in die handeling, het laten ontwaken van de student. Het gaat om overgave, je losmaken en laten dragen. Door telkens de handeling te doen op een voorgeschreven wijze kan zich op zeker moment de ware aanwezigheid openbaren. Zo wordt (en is) een dagelijkse handeling een verlichte handeling waarin alles samenvalt als zijnde de ene ervaring. Je oefent en oefent en oefent totdat je ophoudt met oefenen en je in feite enkel doet wat je hebt te doen. Alles gebeurt in één lichaam. Het is een kosmische ervaring. Het is een grote uitdaging voor het ego dat zich verzet. Maar als je doorheen het verzet het ritueel uitvoert ontstaat grote intimiteit.

Ik heb in een jazzband gespeeld en daarbij enkele ervaringen gehad waarin we elkaar moeiteloos vonden. Je bent zo intiem met elkaar, je voelt elkaar blindelings aan. Het is vooral je eigen wil die tot weerstand leidt. De weerstand zit ‘m vooral in het oefenen en bespelen van je instrument. Maar de weerstand is ook de energie die in de handeling zit waarin alles openbreekt. (Wordt vervolgd.)

 

Op maandag 25 september begint de nieuwe Zen Cirkel in Utrecht. Ook daar staat Dogen Zenji centraal, dit maal met zijn tekst over zijn en tijd, Uji. Als je erbij wilt zijn, check dan de gegevens in de agenda op deze site en schrijf je in!

De volle maan en maansverduistering van 7 augustus 2017

De volle Graanmaan geeft aan dat de eerste giften van de Aarde zichtbaar zijn en kunnen worden geoogst. Het thema ‘overvloed en bestemming’ kun je herkennen in het gerijpte graan op het land, maar sta ook stil bij de vruchten van jouw eigen arbeid en groei. Zoals de natuur het proces van groei en rijping heeft doorlopen, zo kun je die ook in jezelf herkennen. Welk proces heb je doorlopen de afgelopen periode? Welke eerste vruchten kun je daardoor nu plukken?

De volle maan staat in Waterman, wat nieuwe inzichten geeft in gevoelens en emoties Ineens kan iets op zijn plek vallen, kun je jouw originaliteit waarderen, besef je dat je invloed hebt op je eigen lot of hoe je jouw bestemming kunt bijstellen. De Zon schijnt licht op de Maan vanuit het sterrenbeeld Leeuw, waardoor eigenheid en creativiteit nog eens een extra boost krijgen.
Er is deze avond ook een maansverduistering: als de Zon, de Aarde en de Maan op één lijn staan, komt de Maan in de schaduw van de Aarde te staan. Het zonlicht schijnt op de Aarde en bereikt de Maan maar gedeeltelijk. De invloed van een maansverduistering speelt zich in eerste instantie af in het onderbewuste. In het begin kan het dus juist meer onduidelijkheid geven over je gevoel, want daar valt als het ware de schaduw deels overheen. Maar gedurende het komende half jaar kun je actuele thema’s uitwerken, emoties bijstellen en oude emotionele bagage van het afgelopen half jaar opschonen.
Mars staat recht tegenover de Maan en dat kan ongeduldig maken en sneller irritatie geven. Impulsief actie (Mars) ondernemen op je gevoel (Maan) kan leiden tot discussies of ruzies. Het is constructiever om je energie te gebruiken om een project of werkzaamheden af te ronden, zodat je daarna een tevreden gevoel hebt.
Jupiter vergroot ieder gevoel van optimisme en kan succes brengen. Maar Pluto staat vierkant Jupiter, wat de maansverduistering neurotisch kan kleuren. Pas dus op voor machtsmisbruik en fanatisme (zowel in jezelf als in je omgeving).

De maansverduistering is tussen 17.48 en 22.53 uur. De Maan komt bij ons echter pas om 21.10 uur op, dus kunnen we alleen het einde van de eclips zien.

Petra Stam

http://www.petrastam.nl/

Voorbij gehechtheid en verslaving

Wat een genoegen is het toch om ouder te worden en om die vernauwende omcirkeling van het ‘ik’ steeds minder te voelen. De tijd dat de persoonlijkheid zich intern en extern wenste af te tekenen ligt in hoge mate achter me. Daarmee ook het meten, vergelijken, opzien, neerzien, opblazen, voegen en de verkrampend-kritische zelfschouwing. Het interne team van cameramensen, geschiedschrijvers, boekhouders, juryleden, rechters en trendwatchers is opgeheven. Heerlijk wel!
Toen dat team nog actief was leefde ik in gehechtheid aan beelden: zelfbeelden, toekomstbeelden, denkbeelden en natuurlijk angstbeelden. Angst voor de ontmaskering van de constructie, angst voor het innerlijk niets-zijn.

Is daarmee ook de zelfbeoordeling helemaal weg? Nee, maar die is wel ‘natuurlijker’ geworden, liefdevol, open oordelend en niet meer veroordelend. Als hij opkomt dan valt er wat bewust te worden, dan wordt er aandacht gevraagd en mogelijk aanpassing. Waar het dan meestal over gaat is een aanpassing in de praktijk, om bewust vaardig te handelen – een boeddhistisch begrip waar je doet wat nodig is, met de middelen die je hebt, met wie je bent. Je gaat zo intelligent mogelijk om met je zelfkennis en je inzicht in de situatie.

Maar wat is nu die verandering van de gehechte en verkrampte man naar de open mens van nu die niet meer dwangmatig iets nodig heeft om zich goed te voelen? Is de enige aanwijzing die ik kan geven ‘word nog maar wat ouder’?

Als ik die overgang wil begrijpen dan kijk ik als eerste naar het effect dat mijn leraren op mij hebben gehad. Ik heb kunnen oefenen, spelen, mislukken, opkrabbelen binnen de context van training, liefdevolle geestelijke begeleiding en inspiratieve aanwezigheid. Ook hier geldt, net als bij de opvoeding van kinderen, dat het levende voorbeeld de meest wezenlijke leerweg biedt. Een vrije, onthechte leraar of begeleider is zo’n levend voorbeeld.
En wat heb ik verlangd naar bevrijding! Wat heb ik er mijn best voor gedaan – maar ik begrijp heel goed waar Jeff Foster het over heeft als hij stelt dat de hoop op bevrijding ook beperking met zich mee brengt, namelijk een hechting van het voelen-denken (Het idee dat DIT alles is wat er is, dat dit moment de enige betekenis van het leven is, dat dit moment alles is wat we hebben, is erg uitdagend voor een geest die is opgesloten in de hoop op een toekomstige bevrijding – Jeff Foster).

Een ander weten dat mij voorbij hechting en verslaving heeft gebracht is de primaire acceptatie van het leven zoals het zich aandient, de dood, het menselijk tekort, mijn eigen tekortkomingen en angsten, van het lot. Het schept op een diep niveau een enorme openheid als we  niet meteen het ongewenste weg duwen, niet alles scheiden in goed en slecht, dit wel – dat niet. De werking van acceptatie gaat voor ons ‘leven’ als we onze mentale activiteit ontspannen in het zich voortdurend ontvouwende levensmysterie.
Ik heb geleerd om de donkere wolken die zich in mijn geest konden samen pakken, zich te laten samen pakken, zoals dat zich in de natuur ook voltrekt. Dat ik verveling niet direct hoefde uit te bannen, ziekte of ongemak niet meteen wilde genezen. Dat open moment, die toelating, is de bron van onthechting – het is het feitelijk samen vallen met wat is, met wat gegeven wordt.

Voorlopig eindig ik met zelf-vertrouwen als een bestanddeel dat ons kan ondersteunen om voorbij gehechtheid en verslaving te komen. Wat schijnbaar in tegenstelling is tot wat ik hiervoor schrijf over aanvaarding: zelfvertrouwen groeit niet uitsluitend in het yin van het toelaten. Het yang van schifting, afwerping en scheiding maakt er net zo goed onderdeel van uit. Strijd, confrontatie, actieve onthechting, actieve ontslaving, met inzet niet luisteren naar de stem van de angst, doortastend demonen ontmaskeren, met passie en inzet de stem van het hoogste weten volgen – het vraagt iets wat we vaak diep uit onszelf moeten halen. Aan deze strijd om tot actieve zelfexpressie te komen kleven vaak allerlei gevoelens en gedachten, dat we ons ongeliefd maken en als lastig gezien worden. Of dat we te hard zijn voor onszelf (als mensen zoiets zeggen als ‘ik ben zó hard voor mezelf’, denk ik wel eens ‘nou, er mag best wel een tandje bij’).

In het open moment kan de dwanggedachte, de kwade aandrift, angst of zelfkritiek opkomen – die zien/horen/voelen we (aanvaarding!), we herkennen hem (het is bijna altijd een oude bekende) en even vlot wijzen we hem af, ‘fuck off’ – kastje open, poppetje gezien, kastje dicht!
‘Ja, maar, het lukt me niet’ – dat is precies wat ik bedoel: sommige ongewenste gasten moet je telkens weer de deur wijzen. Er is geen methode, geen weg, geen psychologische truc: de oefening ligt in het doen: de deur wijzen.

Yin en yang…aanvaarding – actie, vaardig handelen.

Een ritme is geboren: open aanvaarding – actie….

(Het voorgaande is een lichte bewerking van een artikel dat eerder op de oude website is verschenen naar aanleiding van het thema Gehechtheid en verslaving)

Voor wie geïnteresseerd is in het proces van ontslaving; zie http://www.ontslaving.nl/

Een spiritueel moment

De wil van God

Er is nogal wat aan de hand in de wereld. Op het journaal zien we de gruwelijke burgeroorlogen in Syrië, Zuid-Soedan en Afghanistan langskomen, natuurrampen (al dan niet als gevolg van de klimaatverandering), terroristische aanslagen, milieurampen en verkeersongelukken met vele doden. De paradox is dat we bang zijn voor de dood, maar dat een gebeurtenis pas op het journaal komt als er minstens een paar doden bij zijn gevallen. We gruwen ervan, maar we willen het wel zien en horen. Op de camping in Frankrijk hebben we geen tv, maar daar kunnen we altijd nog terugvallen op een spannende detective over een moordenaar die de dood een handje helpt.

Om onze fascinatie voor ellende, pijn en dood een beetje te compenseren, gaan we er op gezette tijden met zijn allen de strijd mee aan. Op bescheiden wijze, dat wel. We maken een bedrag over op een gironummer of gooien een duit in een collectebus. Toen er deze week een collectant aanbelde voor een donatie, stond ik een tijdje te aarzelen. Het was een gênant moment. De collectant keek me vriendelijk en hoopvol aan, maar ik kwam niet in beweging. De intentie om te geven was er (althans, die kwam als gedachte langs), maar er gebeurde niets. Eigenlijk had ik willen zeggen: ‘Ik wacht op een impuls om te geven, maar die komt niet.’ Zo’n uitspraak valt echter zo buiten de sociaal aanvaarde kaders dat hij hoogstwaarschijnlijk niet of verkeerd begrepen zou worden. De collectant zou denken dat hij met een malloot van doen had. Uiteindelijk schudde ik ‘nee’ met mijn hoofd terwijl ik er een schuldig gezicht bij trok. Teleurgesteld draaide de collectant zich om en ging hij op weg naar de buren.

Ramesh Balsekar, de Indiase spirituele leraar, raadde zijn leerlingen aan om in de omgang met anderen gewoon te doen alsof de vrije wil bestaat, maar tegelijkertijd beter te weten. Hij illustreerde dat keer op keer aan de hand van een uitspraak van Boeddha: “Gebeurtenissen vinden plaats, handelingen worden uitgevoerd, maar er ligt geen individuele doener aan ten grondslag.”

Onze zogenaamde vrije wil is nooit iets anders dan de wil van God. Om dat te zien hoef je noch gelovig te zijn, noch aan een hedendaagse universiteit gestudeerd te hebben. Bijna tweeduizend jaar geleden schreef de Romeinse keizer Marcus Aurelius al: “Alles wat harmonie is voor u, o Universum, is ook in harmonie met mij. Niets wat op het juiste moment komt voor u, is te vroeg of te laat voor mij. Alles is vrucht voor mij wat uw seizoenen voortbrengen, o Natuur. Alle dingen komen uit u voort, kennen hun bestaan in u, en keren terug tot u.”

Maar de christelijke mysticus Meester Eckhart voegde daar nog een essentieel inzicht aan toe: “Zolang jullie nog de wil hebben”, schreef hij in Over de armoede van geest, “om de wil van God te vervullen, en ergens nog iets te begeren – al is het de eeuwigheid, al is het God – zijn jullie niet werkelijk arm.” Armoede van geest betekende voor Eckhart werkelijk vrij zijn van ieder verlangen en zo bewust samenvallen met de wil van God. Het betekende voor hem ook zuiver van geest zijn, vrij van het ego dat claimt over vrije wil te beschikken.

Maar of dat gezien en begrepen wordt of niet, maakt voor de wil van God niets uit. Alles wat gebeurt is de wil van God. Dat is wat mij betreft bij wijze van spreken. Je zou evengoed kunnen zeggen dat alles spontaan gebeurt zonder dat daar een intentie, plan of logica achter zit, en zonder dat er iets of iemand is die het laat gebeuren, en dat maakt ons volkomen vrij om te doen wat we doen. We lijden niet door de dingen die gebeuren, maar door de angst, twijfel en zorgen die het denken er aan vasthangt. “Als je loopt”, zei zenmeester Unmon tegen zijn leerlingen, “loop dan alleen maar. Als je zit, zit dan alleen maar. Wat je ook doet, wiebel niet.”

Twijfel niet, maar doe, is wat Unmon tegen zijn leerlingen zegt. Doe wat je hart je ingeeft, ongeacht de mening van anderen, ongeacht je eigen mening, je twijfels en zorgen, ongeacht het resultaat. Leef en kijk niet om. Probeer de wereld te verbeteren, probeer iets te doen aan oorlog en geweld, of blijf thuis zitten en lees een boek. Geef de collectant een donatie, of knik nee en doe de deur dicht. Leef naar de wil van God, dat wil zeggen, zie dat de dingen niet door jou gebeuren, dat ze doelloos en onpersoonlijk zijn, en accepteer hoe ze gaan, ook al was het niet wat je voor ogen had. Dat is wat de zesde zen-patriarch in lang vervlogen tijden aan zijn leerlingen meegaf toen hij beschreef wat je van de verlichte mens kunt verwachten:

 

Kalm en verheven staat hij boven rechtvaardigheid;

nobel en onbewogen doet hij niemand kwaad;

vredig en rustig ziet en hoort hij niets;

evenwichtig en gebalanceerd verblijft zijn geest nergens.

 

The Mysticism of Music

What is music? What happens when music touches us? If we could somehow float above planet Earth and hear the abundance and diversity of music rising up from around the globe — monks chanting in cloisters, rappers hip-hopping in Detroit, mothers humming lullabies in China, string quartets performing in Vienna, distant lovers singing of their longing — what would we be witnessing? What is it that enchants us in the mingling of sounds? What is happening that moves us so?

I am not sure these questions have reliable answers. Of course, we might say music comforts us, or calms us, or excites us, or inspires us, but we still wouldn’t be any nearer to answering what music is, or what is behind the mystery of its capacity to touch us in so many ways.

My purpose here is not to dream up answers to these questions about music’s mystery, but to suggest another way of experiencing what is behind the questions. In aid of this purpose I would like to point to another mystery, what the great 13th century sufi mystic Ibn ‘Arabi called “the Breath of the Merciful.” This is a mystery on the scale of the cosmos and its origins. Yet its awesome majesty can be experienced within the intimate mystery of music itself.

The Breath of the Merciful

The Breath of the Merciful is understood as the cosmic dynamic that vitalizes the many in the One. It is the ever-present ‘Breathing’ that makes it possible for this infinite universe of duality to come into being while never being other than the nondual essence of the One. Seeing the nature of this dynamic gives us a chance to intuitively understand how there can simultaneously be the one indivisible essence of the Real and the endless proliferation of phenomena. This understanding, if it occurs, is not conceptual and is not simply a metaphysical nicety. ‘Getting’ the relation between the relative and the absolute is at the heart of all experiences of spiritual awakening.

There is a well-known Tradition of the sayings of the Prophet Mohammed in which God says, “I was a Hidden Treasure and I longed to be known, so I created the Cosmos.” This saying reveals that the essence of God (the Hidden Treasure) contains within it a fundamental yearning for self-realization. The essence longs to know the essence. It is this longing that pervades all of existence. It is what calls you to read this sentence, to appreciate a spring morning, to love someone, or to want to know God.

Ibn ‘Arabi suggests this primordial longing is “relieved” by a vast cosmic Mercy — the Breath of the Merciful. We can imagine this cosmic dynamic has two aspects — an exhalation and an inhalation. Through the infinite generosity of the Merciful Breath, the cosmos flows into actuality. This is the divine exhalation that brings the universe into being each instant. It is the very principle of creation manifesting the potentialities latent “within” the Oneness of Being. Through the birthing of polarities and multiplicity, of otherness, the Breath makes possible relationship, and thus knowledge and love. Now the primal longing of the Hidden Treasure has a direction in which to flow.

And yet, as we know all too well, the dimensions of duality can be a trap in which otherness is experienced as the only reality. Separation rules. As seemingly separate entities we thirst for connection, but with what? As the Buddha said, our thirst, our craving, becomes the cause of suffering.

Here we may sense how the Breath of the Merciful continues in its Mercy by drawing the existence of the many back to union with the essence. This is the divine inhalation, of return to unity, of homecoming. In one sense this inhalation occurs every moment as the entire cosmos passes away to make room for the new. In another sense, the divine inhalation is expressed in the call to awakening, to realization of the Hidden Treasure. The conscious recognition of our true identity is the consummation of cosmic longing.

Yet while this return to Unity is a movement of love, it also destroys otherness, and therefore the possibility of relationship. Union with the Beloved annihilates the lover. Here we see the universal paradox of Becoming and Being, and the necessary tension between otherness and non-otherness that makes possible divine self-realization.

To summarize, the two aspects of the Breath of the Merciful represent, on the one hand, the creation of the cosmos through the divine exhalation, and on the other hand, the resolution of the separation implicit in the polarities of the cosmos through the divine inhalation.

We can appreciate the paradoxical nature of this view by recognizing that the image of the Breath is not sequential like the breath of animals, but instead the two aspects of the Merciful Breath are eternally co-existent, the exhalation including the inhalation, and vice versa. Thus we can glimpse the many in the One and the One in the many, and the contradictory simultaneity of time and the timeless, of the created and the uncreated, of the other and the not-other.

The Mystery of Music

With this admittedly condensed and abstract introduction to Ibn ‘Arabi’s concept of the Breath of the Merciful, let us return to our contemplation of the nature of music. Holding for a moment in our awareness this recognition of the function of the divine Breath, we can perhaps allow for the possibility that as we create or listen to music we are actually witnessing the creation of the cosmos.

For example, before a melody or rhythm begins there is silence. Then the first sound appears. From where does it come? Where was it before it manifested its sound? We may notice how the first sound, and the second, and the third, and so on, are each given freely into the moment. They appear out of silence, out of not-being. We may also notice how the note that will be played in a few moments doesn’t yet exist… and suddenly it is here! What gives it existence?

We can only say it is birthed from the infinite potential of the void. And then, what happens? It vanishes! Where does it go? It returns back into the emptiness of silence, into not-being. Yes it may linger a moment or two in memory as its fleeting presence touches the fleeting presence of the sounds that follow, but silence precedes it and silence finishes it.

If we listen closely to the coming-into-and-passing-out-of-being of each sound we can recognize that here is the very creation and renewal of the cosmos. What we are calling the Breath of the Merciful makes possible the arrival of each sound out of nowhere. And equally miraculous the Breath resolves this coming-into-being of the sound by instantly drawing it back beyond being, into pure essence.

When we listen to or create music that is fresh and living, we are struck by how what is played or sung is both unexpected and inevitable. Each curl of melody, each unresolved chord or playful syncopation replicates the longing of the Hidden Treasure to be known. The melody rises, gathers, soars, and calls for its resolution.

Could it be possible that music in its most authentic function replicates the primal cosmic drama of creation by its own creation of the beautiful thing, the beautiful sound (the exhalation), and then the re-absorption of that thing-sound into no-thingness (the inhalation), touching our heart as it does so with this gift of the play between existence and non-existence? Or is it even more than that? As our heart is touched by the beautiful thing, does it not make possible the cosmically longed-for event of the Hidden Treasure becoming known?

And what is this “knowing” anyway? Can the Hidden Treasure be known as a thing is known? Or do we not open to the essence of the Hidden Treasure by letting go of knowing altogether, just as we let go of each note in music so that its essence will be revealed? As the 2nd century Buddhist master Nagarjuna commented, “Nirvana is the letting go of what arises and passes.” In some way this is what happens when music awakens us.

The text content of this post was previously published on Open Path/Sufi Way website as The Mysticism of Music.

Wijzer dan wijzelf

Een zwoele avond in de tuin. De langste dag nadert, de planten en bloemen geuren en de vogels laten zich uitbundig horen. Onze kat laat het onaangedaan over zich heenkomen en speurt meedogenloos naar een potentiële prooi. Even is nergens een dissonant te bekennen. Alles is een uiting van het ene dat leeft. Hoe helder maakt het zich nu kenbaar. Tegelijkertijd is er ook het besef dat we eigenlijk horende doof en ziende blind zijn. En is dat eens niet het geval, dan moeten we zoeken naar woorden die logica en intellect omzeilen; woorden die uitdrukken wat we voelen en weten buiten iedere ratio om; woorden die meer uitdrukken dan we weten, die wijzer zijn dan wijzelf en de waarheid beter tot uitdrukking brengen dan we zelf ooit zouden kunnen.

Ook in de stilte van deze avond wordt het bestaan zo sterk en anders gevoeld dat ik op zoek ga naar woorden, maar ik vind ze niet. Wat er in me opkomt is die prachtige regel van William Blake:

Voor mij is de zon geen gouden schijf ter grootte van een shilling,

maar een eindeloze heerschare heilige engelen die ‘Halleluja’ zingt.

De vogels in mijn tuin als heilige engelen die het mysterie van het bestaan bezingen. Misschien zat de Engelse dichter Coleridge een paar eeuwen geleden net als ik ’s avonds naar de maan te kijken toen hij schreef:

Het maanlicht gedompeld in stilheid,

de roerloze windvaan.

Zoals de geest van Coleridge ondergedompeld werd in stilheid, baadde in het maanlicht en even roerloos werd als de windvaan op het dak van zijn huis, zo viel het denken van een groepje monniken stil toen ze terecht werden gewezen door Enô, de zesde zenpatriarch. Die dag wapperde er een vlag op het dak van het klooster. Een van de monniken zei: “De wind beweegt.” Een andere zei: “De vlag beweegt.” De groep monniken raakte in discussie en kwam er niet meer uit. Toen greep Enô in. “De wind beweegt niet”, zei hij, “en ook de vlag beweegt niet. Wat beweegt is jullie geest.”

Zelfs een wapperende vlag kan verwijzen naar de stilheid in onszelf, maar slechts dan als het denken stilvalt en de innerlijke leegte gevoeld en ervaren wordt, als we ten volle doordrongen raken van het onvermijdelijke der dingen, van de zo-heid van het bestaan. Die zo-heid is oneindig neutraal, en dus niet rechtvaardig of onrechtvaardig, schitterend of afschuwelijk, liefdevol of harteloos. “Alleen het denken maakt dat ervan”, zoals Shakespeare in een van zijn stukken opmerkte.

Laat ik het niet bijzonderder maken dan het is. We kennen allemaal momenten waarin we de dingen in hun eenheid ervaren, waarin het onderscheid tussen het Ene en het vele wegvalt en alleen het mysterie overblijft. Rutger Kopland, de dichter der gewone dingen,  inspireerde het tot de volgende regels:

niet weten

van het geritsel, de geuren, het duister

onder de bomen, het geschreeuw

in de verte, de verdwijnende

sporen, van niets weten

wat het betekent.

Er van doordrongen zijn dat je van niets weet wat het betekent, dat alles een ondoorgrondelijk mysterie is waar geen naam of eigenschap zich aan hecht: het kan zomaar gebeuren, in een flits van inzicht, voordat alles weer in de duisternis van de woordenwereld verdwijnt. Alles zal daarna anders zijn, ook al is er niets gebeurd.

One Love

I once asked my mother when she was washing dishes at the sink, “Mommy, who do you love more, Daddy or us kids?”

She paused in her washing and said, “Ducky, love doesn’t come in quantities. It just touches us in different ways.”

It’s taken a long time but now I know what she meant. She was right — you can’t have more or less of love. For example, it’s not like time — you can have a lot of time, or you can run out of it. Love isn’t like that. Love is more like the present moment, like now. You can’t have more now or less now, can you? Right now?

Or perhaps we could say it’s like what is looking out of our eyes. Can we have more or less of that? What is it that is looking, or listening to the sounds around us? Did the Buddha have more of that than we do? What is it? Does whatever it is come in quantities?

My son left a phone message last night that I just picked up. He ended by saying, “Sending you lots of love.” Lots. A friend of mine always concludes his emails with the salutation, “Big love.” We want to tell each other we really mean it, so we turn to words that emphasize scale. How dear we are! And what else can we do? We’re trying to express something that escapes definition.

My sense is that love is like an invisible light that continuously ignites our being and all being everywhere. Love is the very radiance of each moment’s becoming — it’s that generous. That may sound abstract, but it’s actually so intimate and immediate we don’t know we know it, like the story of the little fish who doesn’t know what the ocean is.

Love is how and why emptiness bursts forth as form, how clear presence shows up as all these myriad presences. It’s the impulse of universal becoming, the élan vital, what the Tibetans call the sambhogakaya, the clear, luminous presence that gifts all manifestation — your existence, my existence, the earth spinning, all of it given fresh every instant.

When we feel love for someone or something it’s as if a channel opens in our heart to this great love that’s at the beginning of everything. At its source it’s unconditional. Once we start layering conditions on it, well, then the channel narrows into likes and dislikes. This is why my teacher, Murshid Fazal Inayat-Khan, said, “You can always love more.” Not more in quantity but in embrace. When our heart opens in love it doesn’t stop with a single love object — wherever we turn we see with the eyes of love.

To see with the eyes of love doesn’t mean that we are blind to the meanness and violence of the world. The infinite love I’m speaking of, the love beyond all ideas of quantity, is not blind. It sees all, knows all, embraces all. This is not something that’s easily understood with our normal way of perceiving the world, and it’s certainly beyond the scope of these words. Perhaps all we might appreciate here is how our recognition of the world’s injustice, ignorance, and brutality functions for us as a teacher — it shows us what matters, what we care about, what is worth saving.

We listen to the news and don’t approve.
Things are worse than we thought.
Though that may be, may we never forget
the love our pain is faithful to.

My mother’s instruction to me about love concluded with the words: It just touches us in different ways. Of course, this is obvious, but it may help us to see how love can appear in so many guises and still be one. It’s like water — here it’s a raindrop, here an ocean, here a tear, here it flows in the veins of a bird in flight, here it makes possible each movement of our bodies. One love!

Of all the guidance I have received in my life, the guidance of love is the most reliable. It’s not always easy to follow — self-pity, disappointment, and outrage can obscure love’s path — but when the dust clears, love is what remains. To the extent we can open ourselves to the one love, the love without quantity, our lives become beautiful and of benefit, part of the great gift of now.

Ja toch?

‘Onfeilbaar inzicht’ en ‘wolk van Dharma’

Wat zoek je als er niets meer is te zoeken? Wat doe je als er niets meer is te doen?

Vanuit het veld waarin niets meer is te zoeken en niets meer is te doen, elke handeling meditatie is en elke situatie ontwaken, treedt de bodhisattva het negende veld binnen, ‘onfeilbaar inzicht’ genaamd (sadhumati). Hier werkt de bodhisattva met elke persoon die hij ontmoet en elke situatie die zich aandient als kwaliteiten en aspecten van zijn eigen incarnatie. Als mensen worstelen met aspecten van zichzelf, ervaart de bodhisattva aan den lijve dat deze worstelingen niet alleen van de ander zijn, maar ook de zijne. De ander presenteert een andere kant van de bodhisattva zelf. In daisan, de formele ontmoeting tussen leraar en leerling, van hart tot hart en van aangezicht tot aangezicht, ontmoet ik altijd een deel van mezelf en dat waarmee de leerling heeft te werken, daarmee heb ik ook zelf te werken. Daisan is eigenlijk een gesprek van wakkere aanwezigheid tot wakkere aanwezigheid dat aan het onderscheid tussen jou en mij voorbij gaat. Emoties, patronen, gedachten, oordelen die hinderen, worden in de ontmoeting van ‘Boeddha tot Boeddha’ aangesproken. In beider aanwezigheid komen ze op, krijgen ze de ruimte, treden ze in het licht, worden ze door en door beleefd, resoneren ze in elke porie van beider lijven en worden ze tenslotte bekrachtigd als facetten van de eigen stralende incarnatie, zowel die van de leraar, als die van de leerling. Zo is het. Deze worsteling, deze angst, dit patroon, deze eindigheid, afhankelijkheid, eenzaamheid, kwetsbaarheid, zelfgenoegzaamheid, dit egocentrisme, deze onmacht en tekortkoming zijn intiem gedeelde kwaliteiten van beider existenties en ze worden volledig toegeëigend en bekrachtigd. Zo is het. Dit zijn de expressies van de Ongeborene die zich hier en nu in mijn lichaam en geest incarneert.

Het zijn deze vermogens waarop de bodhisattva vaart in zijn functioneren in de wereld. Een voor een worden ze aangesproken in de ontmoeting met de ander, en met zichzelf, treden ze in het licht en krijgen ze hun plaats in mijn grenzeloze aanwezigheid. Candrakirti schrijft: ‘In dit veld is elk vermogen volledig gezuiverd’ (Madhyamakavatara 9 (4 c – d)). De vermogens functioneren ongehinderd en stellen de bodhisattva in staat ze vrijelijk te benutten. Zo beoefent hij ‘kracht’ (balaparamita) en dient hij vanuit zijn volle en van nature aangeboren potentie.

Zoals een rijpe vrucht valt uit een boom, belandt de bodhisattva in het tiende en laatste veld, genaamd ‘wolk van Dharma’ (dharmamegha). Dit is het veld van bekrachtiging, van Vairocana Boeddha, de Zon Boeddha, het grenzeloze Licht waarin alles verschijnt. De bodhisattva is dit Licht en dit Licht is wat hem beweegt en waarin hij zich beweegt, en dat alle levende wezens draagt. Hij onderhoudt jnana, ‘het Licht waarin alles verschijnt’. Hij heeft nu het vertrouwen en de kracht om andere bodhisattva’s te bekrachtigen als levende Boeddha’s, de ene Aanwezige, de alomtegenwoordig Eeuwige, die rondloopt met de benen, zwaait met de armen, kijkt met de ogen, hoort met de oren, grijpt met de handen en denkt met het hoofd. Hij wordt gedragen als een ‘wolk van Dharma’ en gaat waarheen de stroming hem brengt… Candrakirti schrijft: ‘Zoals de regen valt uit een donderwolk, zo valt de regen van de Dharma spontaan van de zoon van de overwinnaars om het gewas van de deugd in alle levende wezens te laten rijpen.’ (Ibidem 10 (5)) Hiermee is het grondeloze vertrouwen van de mens in zijn eigen paradoxale existentie volkomen herstelt.

Tot besluit en zeker niet in de laatste plaats, schrijft de grote Indiase filosoof Candrakirti nog dit (Idem 11 (15)): ‘De bodhisattva drukt in elke porie zijn inzicht uit dat alle velden van zijn onderhoud, van de eerste gedachte aan ontwaken (bodhicitta, het eerste veld) tot en met de essentie van ontwaken, de intrinsieke aard bezitten van een magische illusie, en dat hij zelf niet anders is.’ Wat een trip heeft de bodhisattva gemaakt en tegelijkertijd is er helemaal niets gebeurd.