…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Archive for the ‘Artikel’ Category

Een kroon voor iedereen

Onze wereld gaat veranderen. Maar hoe? En waarheen?

Jarenlang is ‘het oude normaal’ opgerekt tot een breekpunt, als een touw dat steeds strakker wordt gespannen. Toch, totaal onverwacht, is het uiteindelijk geknapt. We zijn overvallen en verbaasd: de wereld is opeens niet meer normaal. Nu dat is gebeurd, is de vraag: Knopen we de eindjes van het touw weer aan elkaar? Of: Rafelen we het touw verder uiteen om iets nieuws te maken van de draden?

Het coronavirus laat ons in ieder geval één ding helder zien. Wanneer de mensheid zich verenigt rond een gezamenlijk doel, is er razendsnel verandering mogelijk. Technisch gezien zijn alle wereldproblemen op te lossen. De oorsprong van veel van die problemen ligt immers bij onenigheid tussen mensen, maar het creatieve vermogen van de mens is onbegrensd. Een paar maanden geleden leek een voorstel om een einde te maken aan commerciële luchtvaart nog belachelijk. Hetzelfde geldt voor de radicale veranderingen die we nu doorvoeren op sociaal en economische vlak. En op dit moment speelt de overheid opeens een allesbepalende rol in ons leven. Corona toont ons de kracht van onze collectieve wil, als we het eens zijn over wat belangrijk is. Wat kunnen we nog meer bereiken door samen te werken? Wat willen we? Wat voor een wereld gaan we creëren? Zulke vragen komen altijd naar boven wanneer mensen zich bewust worden van hun kracht.

Corona is een afkickprogramma dat onze verslaving aan het oude normaal doorbreekt. Als je met een gewoonte breekt, wordt die voelbaar. De gewoonte verandert van dwanghandeling in een keuze. We kunnen kiezen. Keren we na corona terug naar hoe het was, of kijken we of er iets nieuws is ontstaan? Iets nieuws wat we kunnen gebruiken voor een andere toekomst? Nu zoveel mensen niet kunnen werken of zelfs hun baan kwijt zijn, kunnen we ons afvragen of al dat werk wel nodig was. Kunnen onze arbeid en creativiteit niet ergens anders beter worden ingezet? Nu we het een tijdje zonder dat luchtverkeer, die plezierreisjes, zonvakanties en festivals hebben moeten doen, kunnen we ons toch afvragen of we dat wel allemaal nodig hebben. Welke delen van de economie willen we herstellen? Welke delen kunnen we missen? Er was een gerucht dat een Amerikaanse militaire operatie het Venezolaanse regime omver zou werpen. Wat daar ook van waar is, de corona-uitbraak heeft er een stokje voor gestoken. Kan het voeren van imperialistische oorlogen iets zijn wat we voortaan opgeven in een toekomst van wereldwijde samenwerking? Nu, in deze coronacrisis, zijn ons burgerlijke vrijheden afgenomen, zoals vrijheid van samenkomst, zeggenschap over ons lichaam, allerlei fysieke samenkomsten (zelfs handen schudden en knuffelen), bewegingsvrijheid in de openbare ruimte en nog veel meer. Welke daarvan hebben we weer nodig en op welke termijn, om onze politieke, sociale en persoonlijke wil weer te kunnen uitoefenen?

We zijn verbluft door wat we al die tijd al voelden aankomen
Het grootste deel van mijn leven heb ik het gevoel gehad dat de mensheid een kruispunt naderde. De crisis, de instorting of de breuk dreigde altijd en was altijd net om de hoek. Stel je voor dat je op een weg loopt en in de verte het kruispunt ziet, net voorbij een heuvel. Bovenop de heuvel ontdek je dat je het mis had. Het was maar een luchtspiegeling, het kruispunt ligt verder dan je dacht. Je blijft lopen. Soms krijg je het kruispunt in zicht, soms is het uit beeld. Dan lijkt de weg weer eindeloos. Misschien is er toch geen kruispunt… Nee, daar is het weer! Altijd lijkt het vlakbij, maar nooit ben je er.

Nu zijn we plotseling een bocht om gegaan en staan we midden op het kruispunt. We zijn bijna niet in staat om te geloven dat we er zijn, om te geloven dat we, nadat we jarenlang de weg van onze voorgangers gevolgd hebben, eindelijk een keuze hebben. We hebben groot gelijk dat we stilstaan. We zijn verbluft hoe nieuw de situatie is. Het blijkt niet zomaar een kruispunt, want er liggen honderden wegen voor ons. Sommige leiden in dezelfde richting als waar we al naartoe liepen. Sommige leiden naar de hel op aarde. En sommige leiden naar een wereld die gezonder en mooier is dan we ooit voor mogelijk hielden.

Ik schrijf dit stuk met als doel om hier, op dit punt van uiteenlopende wegen, samen met jou te staan. Verbijsterd, of bang misschien, of  hoopvol over nieuwe mogelijkheden die zich nu voordoen. Laten we een paar van die mogelijkheden bekijken. Wie weet kunnen we dan zien waartoe ze kunnen leiden.

* * *

Een vriendin van mij was vorige week in de supermarkt. Er stond een vrouw te snikken tussen de schappen. Tegen de regels van het afstand houden in ging ze naar die vrouw toe en gaf haar spontaan een knuffel. ‘Dank je’, zei de vrouw, ‘dit is de eerste keer in tien dagen dat ik van iemand een knuffel krijg’. Niet knuffelen lijkt een klein offer om een epidemie tegen te gaan die al honderdduizenden levens heeft gekost. Er is een sterk argument voor de anderhalve-meter-regel op de korte termijn: het helpt de piek van coronabesmettingen af te toppen. Dan wordt de medische zorg minder zwaar belast. De autoriteiten zinspelen erop dat social distance nog eindeloos door moet gaan, op z’n minst totdat er een vaccin is. Ik wil dit argument graag in een ruimere context plaatsen, vooral vanwege de lange termijn. Laten we ons bewust blijven welke keuze we maken en waarom. Zodat we niet uit angst de samenleving klakkeloos herinrichten volgens de regels van ‘social distancing’. En dat geldt ook voor andere veranderingen door corona.

Sommige critici wijzen erop dat de maatregelen tegen de coronapandemie inspelen op een totalitaire agenda. Een bange samenleving accepteert makkelijker maatregelen die vrijheden inperken, maatregelen die onder normale omstandigheden moeilijk te rechtvaardigen zijn. Het voortdurend volgen van ieders bewegingen, gedwongen medische behandelingen, onvrijwillige quarantaine, reisbeperkingen, de beperking van vrijheid van samenkomst, censuur van wat de autoriteiten als desinformatie beschouwen, het opschorten van de wetten om mensen te beschermen tegen onrechtmatige gevangenneming, militair toezicht op burgers, dit zijn allemaal maatregelen die in veel landen zijn ingesteld om de corona-uitbraak te beteugelen. Veel van deze maatregelen waren al op komst vóór het coronavirus; sinds de virusuitbraak lijken ze niet meer tegen te houden. Hetzelfde geldt voor de automatisering van handel, de omzetting van actieve deelname aan sport en entertainment naar alleen passief toekijken, de vervanging van buurtscholen door online onderwijs, de afname van het aantal fysieke winkels en de verplaatsing van werk en vrije tijd naar computerschermen. Corona versnelt zulke trends.

Hoewel maatregelen op korte termijn gerechtvaardigd kunnen zijn om de epidemiologische groeicurve af te vlakken, wordt er ook veel gesproken over ‘het nieuwe normaal’. Dat zou weer kunnen betekenen dat die maatregelen helemaal niet zo tijdelijk zijn. Tenslotte is de dreiging van een of andere besmettelijke ziekte er altijd. Daardoor kunnen maatregelen gemakkelijk permanent worden, zoals ook veel maatregelen na 9/11 nog steeds van kracht zijn. Als we die richting op gaan, moet de huidige rechtvaardiging van al die maatregelen zijn ingegeven door een dieperliggende impuls. Ik zie daar drie elementen in: de controlereflex, de samenzweringsgedachte en het niet accepteren van de dood.

De controle-reflex
Het einde van april 2020 nadert. Volgens de officiële statistieken zijn er tot dusver ongeveer 150.000 mensen gestorven aan het coronavirus. Als de crisis eenmaal voor bij is, zou het dodental wel tien, honderd of zelfs duizend keer zo hoog kunnen zijn. En al die mogelijke slachtoffers hebben geliefden, familie en vrienden. Gewetensvol en met compassie doen we wat we kunnen om het lijden waar mogelijk te beperken. Dit raakt mij ook persoonlijk: mijn eigen dierbare moeder, fragiel als ze is, behoort tot de mensen die het meest kwetsbaar zijn voor deze ziekte.

Hoe hoog zal het uiteindelijke sterftecijfer zijn? Die vraag is op dit moment onmogelijk te beantwoorden. De eerste berichten waren ronduit alarmerend: wekenlang bedroeg het officiële sterftecijfer uit Wuhan, zoals dat in de media eindeloos werd herhaald, maar liefst 3,4%. In combinatie met de grote besmettelijkheid van het virus zou dat wereldwijd neerkomen op tientallen miljoenen tot wel honderd miljoen doden.

Inmiddels zijn de schattingen een stuk minder hoog, omdat duidelijk is geworden dat er in de meeste gevallen alleen sprake is van milde klachten, of zelfs van het ontbreken van symptomen. Vooral ernstig zieke mensen werden getest en daardoor gaf dat hoge sterftepercentage een vertekend beeld. Volgens een recent artikel in Science blijft 86% van de infecties ongedocumenteerd, wat erop wijst dat de mortaliteit veel lager is dan het huidige sterftecijfer aangeeft. Een recenter artikel gaat zelfs nog verder en schat dat er in de VS honderd keer meer mensen geïnfecteerd zijn dan het aantal officieel bevestigde gevallen (wat een sterftepercentage van 0,1% zou betekenen). Deze artikelen zijn gebaseerd op het nodige epidemiologische giswerk, maar uit een recent onderzoek in Santa Clara, Californië, waarbij getest werd op antistoffen, bleek de onderrapportage (niet-geregistreerde infecties), 50 tot 85 procent te zijn.

Het verhaal van het cruiseschip de Diamond Princess bevestigt dit. Van de 3.711 mensen aan boord bleek ongeveer 20 procent, zo’n 750 mensen, besmet door het virus. Daarvan had minder dan de helft ook symptomen en slechts acht mensen zijn vervolgens overleden (iets meer dan een vijfde procent). Een cruiseschip is een ideale omgeving voor besmetting. Er was voor het virus ruim voldoende tijd om zich aan boord te verspreiden voordat iemand er iets aan deed. En toch raakte slechts een vijfde van alle mensen aan boord besmet. Bovendien bestond de populatie uit overwegend ouderen (zoals op de meeste cruiseschepen): bijna een derde van de passagiers was boven de zeventig en meer dan de helft was ouder dan zestig.

Een onderzoeksteam concludeerde op basis van het hoge aantal gevallen zonder symptomen, dat het werkelijke sterftepercentage in China ongeveer een half procent bedraagt. Recentere data geven een sterftecijfer van omstreeks 0,2% (zie de Diamond Princess). Dat is nog steeds twee tot vijf keer zo hoog als bij een gewone griep. Gebaseerd op het bovenstaande schat ik dat het (gecorrigeerd voor de leeftijdsopbouw van de bevolking in Afrika en Zuid- en Zuidoost-Azië) zou kunnen uitkomen op tweehonderdduizend doden in de VS en twee miljoen wereldwijd. Dat zijn serieuze cijfers, vergelijkbaar met die van de uitbraak van de Hongkonggriep in 1968/69.

Elke dag doen de media verslag van het totale aantal coronagevallen, maar niemand heeft enig idee hoeveel het er echt zijn. Immers, een miniem deel van de bevolking wordt getest. Als tientallen miljoenen mensen het virus onder de leden hebben maar geen symptomen vertonen, dan weten we dat niet. Wat de zaak verder compliceert, is dat er mogelijk te veel corona gerelateerde sterfgevallen worden gerapporteerd. (In veel ziekenhuizen wordt iemand die met corona overlijdt, geregistreerd als overleden door corona.) Of er is juist sprake van ten onrechte niet meegetelde sterfgevallen. (Sommige mensen overlijden thuis).

Ik zeg het nog maar eens: niemand weet wat er echt gebeurt, ik ook niet. We moeten ons ervan bewust zijn dat we als mens twee tegenstrijdige neigingen hebben. De eerste is de neiging tot een zichzelf versterkende hysterie, waarbij feiten die de angst kunnen verminderen, worden genegeerd. Dit leidt tot ongefundeerde paniek. De tweede neiging is het ontkennen van een akelige waarheid, je afsluiten voor informatie die de rust en regelmaat verstoort. Dit leidt tot ongefundeerd gevoel van veiligheid. Zoals Daniel Schmactenberder zich afvraagt: hoe weet je dat wat je gelooft waar is?

Dergelijke cognitieve vooroordelen zijn met name venijnig in een sfeer van politieke polarisatie. Aanhangers van progressieve partijen zullen bijvoorbeeld de neiging hebben om alle informatie die in een pro-Trumpverhaal past, af te wijzen, terwijl conservatieven eerder geneigd zullen zijn om die informatie juist te omarmen.

Over dit soort onzekerheden doe ik een voorspelling: de crisis zal erop uitdraaien dat we er nooit achter komen hoe het nu echt zit. Als het uiteindelijke sterfcijfer, dat op zichzelf al onderwerp van discussie zal zijn, lager uitvalt dan gevreesd, dan zullen sommigen zeggen dat het komt doordat de controlemaatregelen hebben gewerkt. Anderen zullen juist zeggen dat het komt doordat de ziekte niet zo gevaarlijk was als ons werd voorgehouden.

Het meest raadselachtige voor mij is momenteel dat er geen nieuwe gevallen in China lijken te zijn. Pas geruime tijd nadat het virus was ontdekt, heeft de Chinese overheid de lockdown ingesteld. Het had zich overal moeten verspreiden tijdens Chinees Nieuwjaar, normaliter een periode waarin alle vliegtuigen, treinen en bussen vol zitten met mensen die door het hele land reizen. Wat is hier gaande? Nogmaals, ik weet het niet en jij ook niet.

Wat ook het uiteindelijke dodental wordt, laten we andere cijfers erbij betrekken om enig perspectief op de zaak te krijgen. Ik beweer niet dat corona niet zo erg is en dat we niks hoeven te doen, maar volg mij nog even. Volgens de FAO (de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties) stierven er wereldwijd vanaf 2013 elk jaar vijf miljoen kinderen van de honger. In 2018 waren er 159 miljoen kinderen met groei- en ontwikkelingsachterstand en 50 miljoen met ondergewicht. (Honger nam tot voor kort af, maar is de laatste drie jaar weer aan het toenemen.) Vijf miljoen kinderen, dat is een veelvoud van het aantal coronadoden tot nu toe. Toch heeft geen enkele regering de noodtoestand afgekondigd of opgeroepen om onze levensstijl radicaal te veranderen om die kinderen te redden. Wat betreft zelfmoord, slechts het puntje van een ijsberg aan wanhoop en depressie, wordt er ook niet op een vergelijkbaar niveau alarm geslagen en ingegrepen. Suïcide nota bene, waar wereldwijd meer dan een miljoen mensen per jaar aan sterft, waarvan vijftigduizend in de VS. Er wordt evenmin alarm geslagen bij de problematiek van drugsoverdosissen, met alleen al zeventigduizend Amerikaanse doden. En ook niet rond de epidemie aan auto-immuunziektes, die 23,5 miljoen (volgens het Amerikaanse National Health Institute) tot 50 miljoen (volgens de American Autoimmune Related Diseases Association) mensen treft. Er wordt ook geen groot alarm geslagen vanwege obesitas, waarbij het om ruim honderd miljoen mensen gaat. En waarom zetten we niet als een gek alles opzij om een nucleaire catastrofe of de totale ecologische ondergang te voorkomen? Waarom blijven we maar keuzes maken die deze gevaren juist vergroten?

Begrijp me goed, het punt hier is niet dat we niets tegen de coronapandemie hoeven te doen, omdat we ook niets hebben gedaan om ondervoeding onder kinderen tegen te gaan. Ik beweer in feite het tegendeel. Als we zo radicaal kunnen ingrijpen vanwege corona, dan kunnen we dat ook in al die andere kwesties. Laten we ons afvragen waarom we wel in staat zijn om onze collectieve wilskracht te bundelen om dit virus te bestrijden, maar niet om andere grote bedreigingen voor de mensheid aan te pakken. Waarom houdt de wereldbevolking zo vast aan zijn gebruikelijke routines?

Het mogelijke antwoord is even veelzeggend als eenvoudig. Ten opzichte van vraagstukken als wereldwijde honger, verslavingen, auto-immuunziektes, zelfmoord of het teloorgaan van de ecologie, weten we als samenleving gewoon niet wat we ermee aan moeten. Onze gebruikelijke crisisreacties, allemaal varianten van ‘onder controle krijgen’, zijn in dat soort omstandigheden niet erg effectief. Maar nu komt er een besmettelijke epidemie voorbij en kunnen we eindelijk in actie komen. Dit is een crisis waarbij controlemaatregelen wel werken: quarantaines, lockdowns, isolatie, handen wassen – respectievelijk: beperking van bewegingsvrijheid, controle over informatie, beheersing van ons lichaam. Dat maakt corona een geschikte vergaarbak voor onze basisangsten. We voelen ons in toenemende mate hulpeloos tegenover wereldwijde dreigingen. De coronapandemie eist dat we snel en gericht in actie komen. Corona is nu eens een dreiging waar we wel raad mee weten. In tegenstelling tot vele van onze nachtmerries laat Corona ruimte voor een plan van aanpak.

Een probleem dat we kunnen aanpakken
De gevestigde instituten van onze samenleving zijn steeds minder goed opgewassen tegen de uitdagingen van onze tijd. Wat zijn ze opgetogen over een crisis die ze wel aankunnen. Wat zijn ze gretig om deze coronacrisis eens stevig aan te pakken. Als vanzelfsprekend geven hun managementinformatiesystemen een selectie van de meest alarmerende voorstelling van zaken. En het publiek gaat gemakkelijk mee in die paniek, blij met een wereldwijd gevaar dat de autoriteiten deze keer eens kunnen managen, in plaats van de onbeschrijfelijke dreigingen die ze nu eenmaal niet aankunnen.

Hedendaagse uitdagingen laten zich niet meer bedwingen met brute kracht. Medicijnen en de medische techniek zijn niet in staat om de toenemende crises in de gezondheid – zoals auto-immuunziektes, verslaving en overgewicht – aan te pakken. Onze wapens, gemaakt om hele legers te verslaan, zijn nutteloos om buitenlandse haat weg te nemen of om huiselijk geweld buiten de deur te houden. Politie, justitie en het gevangeniswezen kunnen de broedplaatsen voor criminaliteit niet saneren. Pesticiden kunnen vernielde landbouwgrond niet herstellen.

Corona doet de goede oude tijden herleven. Toen werden infectieziektes uitgeroeid door moderne geneeskunde en betere hygiëne. En ook de natuur zelf leek zich gewonnen te geven – althans, zo leek het – aan de technologische overheersing en vooruitgang. Het herinnert aan de dagen dat onze wapens nog wel werkten en de wereld inderdaad erop vooruit leek te gaan met elke controletechniek.

Welk soort probleem verdwijnt door dominantie en controle? Het soort dat veroorzaakt wordt door iets van buitenaf, iets ‘anders’. Als de oorzaak van het probleem dicht bij onszelf ligt, zoals dakloosheid of ongelijkheid, verslaving of obesitas, dan is er niets om oorlog tegen te voeren. We kunnen hooguit proberen om er een vijand bij te slepen, door bijvoorbeeld de miljardairs de schuld te geven, of Vladimir Poetin, of de duivel. Maar dan missen we cruciale informatie, zoals bijvoorbeeld welke basisvoorwaarden in de eerste plaats het mogelijk maken dat miljardairs (of virussen) zich vermenigvuldigen.

Als er één ding is waarin onze samenleving goed is, dan is het een vijand bestrijden. We grijpen elke gelegenheid aan om te doen waar we goed in zijn. Dan wordt ook het nut bewezen van onze systemen en technologieën, en ons beeld van de wereld. Daarom fabriceren we vijanden. We gieten problemen zoals criminaliteit, terrorisme en ziekte in wij-versus-zij-termen zodat we ons daar collectief tegen kunnen verzetten. Zo vatten we corona uitsluitend op als een oproep om ten strijde te trekken, om de maatschappij reorganiseren alsof we een oorlogsinspanning moeten leveren. En dat doen we terwijl we tegelijkertijd met een eventuele nucleaire ramp, de verwoesting van de ecologie en vijf miljoen doodgehongerde kinderen omgaan alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Maar corona kunnen we onder controle brengen, denken we.

Complottheorieën
Omdat het coronavirus zoveel punten van het totalitaire verlanglijstje afvinkt, zijn er mensen die geloven dat het gaat om een opzettelijk machtsspel. Het is niet mijn bedoeling om voor die theorie te pleiten of haar te ontmaskeren, maar ik wil er wel een paar opmerkingen op metaniveau over maken. Eerst een kort overzicht.

Er zijn theorieën (in vele varianten) over een zogeheten Event 201, gesponsord door onder andere de Gates Foundation en de CIA. En er is een witboek van de Rockefeller Foundation uit 2010 dat spreekt van een scenario genaamd ‘Lockstep’. Beiden theorieën geven een verklaring voor de autoritaire reactie op een hypothetische pandemie. Ze merken op dat hiervoor de infrastructuur, de technologie en het wetgevingskader al jaren in voorbereiding zijn. Het enige wat nog nodig is, zeggen ze, is een manier om de mensen een autoritaire reactie te laten accepteren. Die is er nu. Of de huidige controle nou wel of niet permanent is, er wordt weldegelijk een precedent geschapen voor:

  • Het continu volgen van ieders bewegingen (vanwege het coronavirus)
  • De opschorting van de vrijheid van samenkomst (vanwege het coronavirus)
  • Militaire handhaving en toezicht op burgers (vanwege het coronavirus)
  • Buitengerechtelijke opsluiting voor onbepaalde tijd (quarantaine, vanwege corona)
  • Het verbieden van contant geld (vanwege corona)
  • Censuur van het internet (om desinformatie tegen te gaan, vanwege corona)
  • Verplichte vaccinatie en andere medische behandeling, waardoor de staat zeggenschap krijgt over onze lichamen (vanwege corona)
  • De indeling van alle activiteiten en bestemmingen in uitdrukkelijk toegestaan of uitdrukkelijk verboden (je kunt hiervoor wel je huis verlaten, maar daarvoor niet), waardoor het oncontroleerbare, niet-juridische grijze gebied wordt opgeheven.

Dit alles bij elkaar is feitelijk de essentie van totalitarisme en het is nu alleen even noodzakelijk, vanwege dat coronavirus. Dit is sappig materiaal voor complottheorieën. Zo’n theorie zou ook best waar kunnen zijn, maar dat weet ik niet. Deze opeenvolging van gebeurtenissen kan door een onbewuste kanteling van het maatschappelijk systeem echter wel uitlopen op steeds verder toenemende controle. Waar komt zo’n kanteling vandaan? Die staat geschreven in het DNA van de beschaving. Millennia lang heeft onze beschaving vooruitgang opgevat als het uitbreiden van controle over de wereld: het domesticeren van wilde dieren, het onderwerpen van de barbaren, het beheersen van natuurkrachten, het ordenen van de samenleving met rationele wetgeving.

Is het coronavirus een biologisch wapen?
De toename van controle werd versneld door de wetenschappelijke revolutie, die ‘vooruitgang’ naar nieuwe hoogten tilde: het ordenen van de werkelijkheid in objectieve categorieën en kwantiteiten en het beheersen van materie met technologie. Ten slotte beloofden de sociale wetenschappen om soortgelijke middelen en methoden te ontwikkelen en in te zetten om een perfecte samenleving tot stand te brengen. Dit is overigens een behoorlijk oude menselijke ambitie: Confucius en Plato waren daar ook al mee bezig.

Degenen die de samenleving beheersen, verwelkomen elke kans om hun controle te versterken. Tenslotte staat die controle, als het goed is, in dienst van een grotere visie op de bestemming van de mens: de perfect geordende wereld, waarin ziekte, misdaad, armoede en misschien wel het lijden zelf uit het bestaan weggeregeld kunnen zijn. Die controle hoeft dus niet uit snode motieven nagestreefd te worden. Natuurlijk willen ze iedereen in de gaten houden – des te beter om het algemeen belang zeker te stellen. Volgens de machthebbers toont corona aan hoezeer nodig dat is. ‘Kunnen we ons democratische vrijheden veroorloven in het licht van het coronavirus?’ vragen ze. ‘Moeten we deze nu niet opofferen aan onze veiligheid?’ Dit is een bekend liedje. Het klonk ook tijdens andere crises uit het verleden, zoals bij 9/11.

Om een bekende metafoor te gebruiken: stel je een man met een hamer voor die op zoek is naar een reden om hem te gebruiken. Ineens ziet hij ergens een spijker uitsteken. Hij was al een hele tijd op zoek naar een spijker, onderwijl meppend op schroeven en bouten zonder veel te bereiken. In zijn wereldbeeld zijn hamers het beste gereedschap en kan de wereld verbeterd worden door het inslaan van spijkers. En ja hoor: daar is een spijker! We zouden kunnen vermoeden dat hij de spijker daar uit gretigheid zelf heeft geplaatst, maar dat doet er nauwelijks toe. Misschien is het niet eens een spijker die uitsteekt, maar lijkt het er genoeg op om erop te slaan. Met het gereedschap in de aanslag doet zich altijd wel een mogelijkheid voor om het te gebruiken.

Voor degenen die autoriteiten wantrouwen, wil ik er dit aan toevoegen: misschien is het deze keer echt een spijker. In dat geval is de hamer het juiste gereedschap en zal het principe van de hamer steeds sterker worden, klaar voor de schroef, de knop, de klem en de scheur. Hoe dan ook, het probleem waarmee we hier te maken hebben is veel groter dan bijvoorbeeld het omverwerpen van het kwade gezelschap van de Illuminati, een geheim genootschap van verlichte geesten dat de wereld eigenlijk aanstuurt en overheerst. Zelfs als die Illuminati bestaan (wat zeer twijfelachtig is), zou ook zonder hen dezelfde trend doorgaan, gezien de kanteling van de beschaving die op dit moment gaande is. En anders zouden er nieuwe Illuminati opstaan om de functies van die oude over te nemen.

Waar of niet waar, het idee dat de epidemie een monsterlijke aanslag is, door kwaadwilligen gepleegd op de mensheid, staat niet zo ver af van de mentaliteit achter de zoektocht naar het pathogeen. Het is een strijdlustige mentaliteit, een oorlogsmentaliteit. Het plaatst de bron van een sociaal-politieke ziekte in een pathogeen waar we vervolgens tegen kunnen vechten, een doelwit buiten onszelf. Dit houdt een risico in: je kunt dan omstandigheden negeren die de samenleving tot een vruchtbare voedingsbodem voor complottheorieën hebben gemaakt.

Sommigen beweren dat het coronavirus een genetisch gemanipuleerd biologisch wapen is, gerelateerd aan het uitrollen van 5G, en dat het gebruikt wordt om ‘openbaarmaking’ van staatsgeheimen tegen te gaan. Anderen beweren dat het een Trojaans paard is van een totalitaire wereldregering. Weer anderen zeggen dat het virus dodelijker is dan ons verteld is en anderen juist dat het minder dodelijk is dan ons werd voorgesteld. Er zijn mensen die het ontstaan van het virus in een laboratorium in Wuhan lokaliseren. Nee, zeggen weer anderen, het is ontstaan op Fort Detrick. Ten slotte zijn er mensen die afgaan op wat de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention en de Wereldgezondheidsorganisatie van de VN vertellen. Zelfs wanneer iedereen het bij het verkeerde eind heeft met betrekking tot de rol van het SARSCoV-2 virus in de huidige epidemie, kan ik één ding zeggen: ik ben er tijdens deze crisis achter gekomen  dat ik gewoon niet goed weet wat er nu gebeurt. Ik zie niet in hoe iemand dat wel kan weten. Wie zich bevindt in deze mengelmoes van nieuws, nepnieuws, geruchten, onderdrukte informatie, complottheorieën, propaganda, gepolitiseerde verhalen op het internet, kan maar één ding zeggen: ik weet het niet.

Ik zou willen dat veel meer mensen het niet-weten omarmen. Dat zeg ik tegen degenen die achter het dominante, traditionele verhaal staan, maar ook tegen hen die geloven in afwijkende verhalen. Welke informatie filteren we misschien uit om overtuigd te blijven van ons eigen standpunt? Welke informatie laten we toe of hebben we toegelaten om tot ons huidige standpunt te komen? Laten we bescheiden zijn in onze overtuigingen. Het is immers een kwestie van leven en dood.

Hoe kun je waardig sterven?
Mijn zoon van zeven heeft al twee weken geen ander kind gezien, laat staan samen gespeeld. Miljoenen andere kinderen zitten in hetzelfde schuitje. De meeste mensen vinden ongetwijfeld dat een maand zonder interactie voor kinderen een redelijk offer is voor het redden van miljoenen mensenlevens. Maar als het gaat om honderdduizend mensenlevens? En als het niet een maand duurt, maar een jaar? Of vijf jaar? Hier zullen veel mensen vast van mening over verschillen.

Laten we de voorgaande vragen daarom vervangen door een persoonlijker vraag, die het niet-menselijke nuttigheidsdenken doorprikt. In dat denken worden mensen tot cijfers en statistieken gereduceerd, en daarbij soms zelfs zomaar opgeofferd. De relevante vraag is volgens mij: zou ik alle kinderen in het land vragen om een seizoen lang af te zien van spelen, als dat het risico zou verminderen dat mijn moeder overlijdt? Of als dat bijvoorbeeld mijn eigen overlijdensrisico zou beperken? Ik kan me ook afvragen: zou ik een verbod op knuffelen en handen schudden eisen als ik daarmee mijn eigen leven red? Ik bedoel dit niet om mijn moeders leven of dat van mij onder te waarderen; die zijn me beide dierbaar. Ik ben heel dankbaar voor elke dag dat we nog bij elkaar zijn. Maar deze vragen brengen wel diepe kwesties naar voren. Wat is leven op een goede manier? Hoe kun je waardig overlijden?

Het antwoord op zulke vragen (of ze nu gesteld worden door iemand over zichzelf, of door een hele samenleving) hangt af van hoe we de dood zien. Het hangt af van hoeveel waarde we hechten aan spelen, aanraking en samenzijn. En van de waarde die we hechten aan burgerlijke en persoonlijke vrijheden. Er is geen formule om deze ongelijksoortige waarden goed in een evenwicht te brengen.

Tijdens mijn leven werd er in onze samenleving steeds meer nadruk gelegd op veiligheid, zekerheid en risicovermindering. Dit beïnvloedt vooral de kindertijd. Toen ik een jochie was, mocht ik zonder begeleiding rondzwerven in een cirkel van een kilometer of twee rond het huis. Als dat nu zou gebeuren, konden mijn ouders rekenen op bezoek van de kinderbescherming. De nadruk op veiligheid manifesteert zich ook in de vorm van latex handschoenen in steeds meer beroepen, overal desinfectiemiddelen, beveiligde en bewaakte scholen, strikte bewaking aan de luchthavens, meer grensbewaking, verhoogde juridische aansprakelijkheid, metaaldetectors en fouillering bij de ingang van sportstadions, enzovoort, enzovoort. De mantra ‘veiligheid voorop’ komt voort uit het waardesysteem waarin overleven topprioriteit is. Andere waarden zijn ondergeschikt, zoals spelen, plezier maken, op avontuur gaan, de grenzen opzoeken. Dit is een duidelijke ontwikkeling in onze westerse cultuur. Andere culturen hebben andere prioriteiten. Traditionele en inheemse culturen zijn bijvoorbeeld veel minder beschermend naar kinderen, zoals beschreven is in Jean Liedhoff’s klassieker The Continuum Concept. Ze staan hun kinderen risico’s en verantwoordelijkheden toe die voor de meeste moderne westerse mensen absurd lijken. Maar in die tradities gelooft men dat zo’n aanpak noodzakelijk is voor kinderen en de ontwikkeling van hun zelfvertrouwen en beoordelingsvermogen. Ik denk dat de meeste moderne mensen, vooral als ze jong zijn, nog iets van deze oorspronkelijke risicobereidheid in zich hebben en bereid zijn om veiligheid op te offeren om ten volle te kunnen leven. Echter, de gangbare westerse cultuur indoctrineert ons onophoudelijk om in angst te leven. In haar systemen wordt die angst voortdurend weerspiegelt: het is van doorslaggevend belang om veilig te zijn. Zo hebben we een medisch systeem waarin de meeste beslissingen gebaseerd zijn op risicocalculaties en waarin de slechtst denkbare uitkomst de dood is. En die dood staat bovendien voor het ultieme falen van de arts. Toch weten we dat ons hoe dan ook die dood wacht. Een leven dat door artsen en medische wetenschap behouden is, is in feite slechts een uitgestelde dood.

Daarom zou de uiteindelijke vervolmaking van het maatschappelijk programma om alles onder controle te krijgen, het overwinnen van de dood zijn. Zolang dat nog niet kan, neemt de samenleving genoegen met een surrogaat: ontkenning. Onze maatschappij is er een van doodsontkenning, van het verstoppen van lijken, de collectieve obsessie met jong blijven, tot het verbergen van ouden van dagen in verpleeg- en verzorgingshuizen. De westerse obsessie met geld en bezit, vertegenwoordigt een poging tot het tijdelijke zelf permanent te maken door middel van materiële verworvenheden. Dit is onvermijdelijk, want de theorie over het zelf in deze moderne tijd zegt ons dat we allemaal afzonderlijke individuen zijn in een wereld van vreemden. We worden omringd door sociale en economische concurrenten. Het individuele zelf moet zichzelf beschermen en anderen domineren om vooruit te komen. Het moet alles doen wat het kan om de dood te voorkomen, want dat is (voor het afgescheiden zelf) de totale vernietiging. De biologie leert zelfs: we zijn voorgeprogrammeerd om te overleven en ons voort te planten.

Ik heb een vriendin die als arts enige tijd bij de Q’ero in Peru heeft gewerkt. De Q’ero zijn een kleine groep oorspronkelijke bewoners van een geïsoleerd gebiedje in de Andes. Men denkt dat ze afstammen van de Inca’s. Ik vroeg mijn vriendin of de Q’ero, als ze dat konden, een zieke zouden intuberen om zijn of haar leven te verlengen. ‘Natuurlijk niet’, zei ze. ‘Ze zouden de sjamaan roepen om de zieke te helpen goed te sterven.’ Goed doodgaan, wat niet hetzelfde hoeft te zijn als pijnloos doodgaan, heeft geen betekenis in het hedendaags medisch woordenboek. Er wordt in ziekenhuizen niets bijgehouden over de kwaliteit van overlijden. Overlijden kan natuurlijk nooit als een positief resultaat tellen. In onze wereld, de wereld van het afgescheiden zelf, is de dood de ultieme catastrofe.

Maar is dat echt zo? Neem deze visie van Dr. Lissa Rankin eens in overweging: ‘Niet ieder van ons wil zonder meer in een IC-bed terechtkomen, afgezonderd van geliefden, aan een machine die onze ademhaling overneemt, met het risico om in eenzaamheid te sterven – zelfs niet als dat een grotere kans op overleving zou betekenen. Sommigen van ons willen liever thuis in de armen van dierbaren vastgehouden worden, ook als het betekent dat onze tijd gekomen is. Besef goed dat de dood geen einde is. De dood is naar huis gaan.’

Als het zelf begrepen wordt als iets wat alleen in relaties tot anderen bestaat, in wederzijdse afhankelijkheid, en als iets wat slechts bestaat in wisselwerking met ander bestaan, dan vloeit het zelf over in de ander, en de ander in het zelf. Als je het zelf begrijpt als een bewustzijn in een samenspel van relaties, dan leidt dat ertoe dat je niet langer zoekt naar een vijand als de kern van elk probleem. Dan kijk je eerder naar onbalans in de relaties. De strijd tegen de dood maakt dan plaats voor de zoektocht naar het goede leven dat ten volle geleefd kan worden. Dan zien we in dat angst voor de dood in wezen angst voor het leven is. Van hoeveel leven willen we afzien om in veiligheid te verkeren?

Totalitarisme – de perfecte controle – is het onvermijdelijke eindpunt van de mythe van het afgescheiden zelf. Bedreiging van het leven, zoals in een oorlog, rechtvaardigt de totale controle. Daarom ook schetste George Orwell in zijn beroemde boek 1984 de leer van de eeuwige oorlog als een onontbeerlijk onderdeel van het regime van de Partij.

Tegen de achtergrond van het controleregime, doodsontkenning en het afgescheiden zelf, spreekt het voor zich dat algemeen beleid moet zijn: het aantal doden beperken. Alle andere waarden – spelen, bewegingsvrijheid, zelfbeschikkingsrecht, enzovoort, zijn aan dat doel ondergeschikt. Corona biedt ruimte om die visie uit te breiden. Dus ja, laten we het leven echt als heilig beschouwen, heiliger dan ooit. De dood leert ons dat. Laten we iedere persoon, jong of oud, ziek of gezond, serieus nemen als het heilige, kostbare, geliefde wezen dat hij of zij is. En laten we in ons hart ook ruimte maken voor andere heilige waarden. Het leven als iets heiligs zien, betekent niet alleen maar lang leven, het betekent ook goed leven; waarachtig en volledig leven.

De angst voor het coronavirus verwijst naar wat voorbij de angst kan liggen. Iedereen die ervaring heeft met het overlijden van een naaste, weet dat de dood een poort naar liefde is. Corona heeft de dood prominent in het bewustzijn en onder de aandacht gebracht in een maatschappij die de dood ontkent. Aan de achterkant van de angst kunnen we de liefde zien die de dood vrijmaakt. Laat dat zichtbaar stromen. Laat het de bodem van onze cultuur verzadigen, opwellen via de scheuren van onze korstige instituten, onze vastgeroeste systemen en vermolmde gewoontes. Sommige daarvan mogen ook uitsterven.

In wat voor een wereld willen we leven?
Hoeveel van het gewone leven willen we offeren op het altaar van veiligheid? Als het ons meer veiligheid geeft, zijn we dan bereid te leven in een wereld waarin mensen nooit samenkomen? Willen we voortdurend maskers dragen in het openbaar? Willen we elke keer als we op reis gaan, medisch onderzocht worden als dat een paar levens per jaar scheelt? Zijn we bereid om medicalisering van het hele leven te accepteren, wat inhoudt dat we de uiteindelijke zeggenschap over ons lichaam overdragen aan medische autoriteiten (die op hun beurt geselecteerd zijn door politieke autoriteiten)? Willen we dat elk evenement een virtueel evenement wordt? Hoeveel angst vinden we aanvaardbaar in ons leven?

Het coronavirus zal uiteindelijk afzwakken, maar de dreiging van besmettelijke ziektes blijft. Onze reactie hierop bepaalt de koers voor de toekomst. Het openbare leven, het gemeenschapsleven, oftewel het fysiek gedeelde leven, is de laatste generaties afgenomen. In plaats van te winkelen in winkels krijgen we dingen thuisbezorgd. In plaats van groepjes buiten spelende kinderen, hebben we tegenwoordig speelafspraken en digitale avonturen. In plaats van het openbare marktplein hebben we het online forum. Willen we doorgaan met onszelf steeds verder te isoleren, afgescheiden van elkaar en van de wereld?

Het is niet moeilijk voor te stellen, zeker wanneer de anderhalve meter afstand houden werkt, dat corona ook na verloop van de verwachte anderhalf jaar, langer zal voortduren. Je kunt je voorstellen dat in die periode nieuwe virussen zullen opduiken. Het is ook niet moeilijk in te denken dat de huidige noodmaatregelen standaard worden om een nieuwe uitbraak te voorkomen. De acute noodtoestand die na 9/11 werd uitgeroepen is tot op de dag van vandaag nog grotendeels van kracht. Het is mogelijk, wordt ons verteld, om bij herhaling besmet te worden. Dan wordt de ziekte nooit uitgeroeid. Dus de tijdelijke veranderingen in onze manier van leven nu, worden uiteindelijk misschien permanent.

Kiezen we ervoor om voortaan te leven zonder knuffels, high fives en handen schudden, om de kans op een volgende pandemie te verkleinen? Zullen we kiezen voor een samenleving waarin we nooit meer massaal samenkomen? Zouden concerten, sportwedstrijden en festivals verleden tijd zijn? Zullen kinderen nooit meer met andere kinderen spelen? Zal elk menselijk contact verlopen via computers en maskers? Wordt het nooit meer danslessen, karatelessen, conferenties en ook nooit meer naar de kerk? Is terugdringing van de dood de norm waarmee we vooruitgang meten? Betekent menselijke vooruitgang alleen staan, afgescheiden zijn? Is dat de toekomst?

Dezelfde vraag geldt voor de registratiemiddelen die nodig zijn om de bewegingen van mensen en de stroom van informatie te controleren. Op het moment dat ik dit schrijf beweegt het hele land, de VS, richting lockdown. In sommige landen moet men een formulier van een overheidswebsite uitprinten om het huis uit te mogen. Het doet me denken aan een school waar steeds moet worden ingestemd met waar iemand zich bevindt. Of aan de gevangenis. Zien we een toekomst voor ons vol elektronische pasjes, een systeem waarbij de bewegingsvrijheid permanent en voortdurend beheerst wordt door hoeders van de staat en hun software? Waar voortdurend alles gevolgd wordt, toegestaan of niet? En waar, om ons te beschermen, informatie die onze gezondheid bedreigt (zoals vastgesteld, opnieuw, door verschillende autoriteiten) gecensureerd wordt voor ons eigen bestwil? In noodsituaties, zoals bij oorlog, accepteren we zulke restricties en geven we tijdelijk onze vrijheden op. Net als bij 9/11 zorgt het coronavirus er nu voor dat de bezwaren verdwijnen als sneeuw voor de zon.

Voor het eerst in de geschiedenis is het technisch mogelijk om zo’n visie in praktijk te brengen, ten minste in de ontwikkelde wereld (bijvoorbeeld, het gebruik van telefoonlocatiedata om het houden van afstand af te dwingen; zie ook hier). Na een hobbelige transitie zouden we kunnen leven in een samenleving waar bijna al het leven online plaatsvindt: winkelen, elkaar ontmoeten, entertainment, kletsen, werken. Ja, zelfs daten. Is dat wat we willen? Hoeveel behouden levens is dat waard?

Ik weet zeker dat veel van de controlemaatregelen die op dit moment van kracht zijn, binnen een paar maanden gedeeltelijk versoepeld zullen worden. Gedeeltelijk versoepeld, maar nog steeds snel inzetbaar. Zolang er besmettelijke ziektes zijn, worden die maatregelen vast in de toekomst steeds weer opgelegd. Of we leggen ze onszelf op, als nieuwe gewoontes. Deborah Tannen zegt het als volgt in haar bijdrage aan een Politico-artikel over de permanente verandering van de wereld door het coronavirus: ‘We weten nu dat dingen aanraken, met andere mensen zijn en het inademen van lucht in een afgesloten ruimte, riskant kunnen zijn.(…) Het kan onze tweede natuur worden om terug te deinzen voor het schudden van handen of het aanraken van onze gezichten – en we zouden allemaal ten prooi kunnen vallen aan een maatschappijbrede dwangstoornis, een samenleving met een obsessive compulsive disorder, als niemand van ons kan ophouden met handen wassen.’ Is het toppunt van menselijke vooruitgang, na honderdduizenden jaren van aanraking, contact en samenzijn, dat we daarmee stoppen omdat het te riskant is?

Het gevaar van buitensporige hygiëne en afstand houden
De paradox van het totale-controle-beleid is dat het ons zelden dichter bij het beoogde doel brengt. Ondanks veiligheidssystemen in vrijwel ieder huis van de hogere middenklasse zijn mensen niet minder bang dan een generatie geleden. Ondanks vergaande beveiliging op scholen zien we niet minder massale schietpartijen. Ondanks de fenomenale medische vooruitgang zijn mensen minder gezond dan dertig jaar geleden. Chronische ziektes nemen hand over hand toe. De toename van de gemiddelde levensverwachting stagneert. In de VS en Engeland neemt de levensverwachting de laatste jaren zelfs af.

De maatregelen die ingesteld zijn om het coronavirus onder controle te krijgen, kunnen net zo goed leiden tot meer leed en sterfte dan ze voorkomen. Sterfte beperken betekent in dit geval de sterfte beperken die we kunnen voorspellen en meten. Het is onmogelijk om het aantal bijkomende sterfgevallen te meten die zich voordoen door bijvoorbeeld depressie als gevolg van de sociale isolatie, of door de wanhoop veroorzaakt door werkeloosheid, of door verminderde weerstand en aantasting van de gezondheid die chronische angst kan veroorzaken. Eenzaamheid en gebrek aan sociaal contact verhogen aantoonbaar de hoeveelheid ontstekingen, depressie en dementie. Volgens medicus Lissa Rankin verhoogt luchtvervuiling het risico op overlijden met 6%, overgewicht met 23%, alcoholmisbruik met 37% en eenzaamheid met 45%.

Een gevaar dat buiten de administratie blijft, is de verzwakking van het immuunsysteem door buitensporige hygiëne en afstand houden. Niet alleen sociaal contact is nodig voor onze gezondheid, maar ook het contact met micro-organismen. In het algemeen zijn microben niet onze vijanden, maar de bondgenoten in onze gezondheid. Een gevarieerde darmflora met bacteriën, virussen, gisten en andere micro-organismen is essentieel voor een goed functionerend immuunsysteem. Die gevarieerdheid wordt onderhouden door contact met andere mensen en de levende natuur. Extreem vaak handen wassen, overdadig gebruik van antibiotica, steriliteit als norm voor hygiëne en gebrek aan menselijk contact zouden wel eens meer kwaad dan goed kunnen doen. De allergieën en auto-immuunziektes die hieruit voortkomen, kunnen erger zijn dan de infectieziektes die we proberen te voorkomen. Sociaal en biologisch komt gezondheid voort uit gemeenschappelijkheid. Leven gedijt niet in isolatie.

Door de wereld uitsluitend te bekijken in wij-versus-zij-termen worden we blind voor het feit dat het leven in samenhang plaatsvindt. En dat de gezondheid van het menselijk organisme afhankelijk is van die samenhang. Neem de infectieziektes. We kijken daarbij niet veel verder dan de akelige ziekteverwekker. We vragen ons bijvoorbeeld niet af: Wat is eigenlijk de rol van virussen in de microbiologie? (Bekijk ook deze link). Wat zijn de fysieke omstandigheden waaronder schadelijke virussen gedijen? Waarom hebben sommige mensen milde symptomen en andere ernstige? Welke positieve rol zouden griep, verkoudheid en andere niet-dodelijke ziektes spelen in het handhaven van gezondheid?

Oorlogsdenken tegen ziektekiemen levert vergelijkbare resultaten op als de Oorlog tegen Terrorisme, de Oorlog tegen Criminaliteit, de Oorlog tegen Onkruid en de eindeloze oorlogen die we op politiek vlak en onderling, als individuen, met elkaar uitvechten. Ten eerste betekent dit altijd oorlog, ten tweede verliezen we uit het oog door welke omstandigheden ziekte, terrorisme, criminaliteit, onkruid en dergelijke kunnen ontstaan.

Ondanks de voortdurende claim van politici dat ze oorlog voeren voor de vrede, brengt oorlog juist meer oorlog voort. Als je bombardeert om terroristen te doden, kijk je niet naar de oorzaken van terrorisme. Je verergert die oorzaken. Sluit je criminelen op en laat je het daarbij, dan ga je voorbij aan de omstandigheden waaruit criminaliteit voortkomt. Dat opsluiten creëert nou net die omstandigheden: families en gemeenschappen worden kapotgemaakt. Degenen die gevangen zitten, krijgen een cursus crimineel gedrag. En antibioticakuren, vaccinaties, antivirale middelen en andere medicijnen verwoesten het lichamelijke ecosysteem van darmflora en andere nuttige microben, wat het fundament is van een sterke weerstand. Buiten het lichaam teistert het excessieve gebruik van bestrijdingsmiddelen het natuurlijke ecosysteem op mondiale schaal. Dat heeft onder andere uitbraken zoals die van zika, knokkelkoorts (dengue) en nu corona mogelijk gemaakt. Heeft er überhaupt iemand nagedacht over het effect op het mondiale ecosysteem als we dat volpompen met antivirale middelen? Dit is beleid dat toegepast werd op verschillende plaatsen in China en India. Zo’n aanpak is alleen denkbaar als je niet begrijpt dat virussen integraal onderdeel zijn van het leven.

Om het punt over de basisomstandigheden te begrijpen, kunnen we de sterftecijfers uit Italië van het Nationaal Gezondheidsinstituut bekijken, gebaseerd op een analyse van honderden coronasterfgevallen. Van de geanalyseerde sterfgevallen had minder dan 1% geen ernstig chronisch gezondheidsprobleem. Ongeveer 75% had hoge bloeddruk, 35% had suikerziekte, 33% een hartaandoening, 24% had hartritmestoornissen en 18% een verminderde nierfunctie. Bijna de helft van de overledenen had drie of meer van deze ernstige ziektes. Amerikanen zijn waarschijnlijk minstens zo kwetsbaar als Italianen. Onder hen komen obesitas, diabetes en andere chronische ziektes opvallend vaak voor.

Moeten we dan het virus de schuld geven, ook al heeft het maar een beperkt aantal gezonde mensen gedood? Of moeten we vooral kijken naar de onderliggende gezondheidsproblemen van de aan corona overledenen? Hier is weer de analogie van het strakgespannen touw van toepassing. Miljoenen mensen in de westerse wereld zijn zorgwekkend ongezond. Door iets wat normaal gesproken onbeduidend kan zijn, worden ze vanwege hun slechte conditie over de rand geduwd. En natuurlijk willen we op korte termijn hun leven redden, maar het gevaar is dat we ons verliezen in een eindeloze reeks van korte termijnen. Dan bevechten we de ene na de andere infectieziekte en pakken we nooit de fundamentele omstandigheden aan die mensen zo kwetsbaar maakt. Dat is een veel lastiger probleem. Die onderliggende condities veranderen niet door te vechten. Er is geen ziekteverwekker die diabetes of obesitas veroorzaakt, noch verslaving, depressie of PTSS. De oorzaak van deze aandoeningen is niet iets ‘anders’, niets iets wat van buiten ons komt, niet een of ander vreemd wezen zoals een virus.

Maar zelfs bij ziektes als corona, waarin we een ziekmakend virus kunnen aanwijzen, is het niet gewoon een strijd tussen virus en slachtoffer. Volgens een alternatieve theorie maken ziektekiemen deel uit van een groter proces. Als de omstandigheden goed zijn, vermenigvuldigen ze zich in het lichaam. Vervolgens doden die ziektekiemen geregeld de gastheer. Maar in aanleg verbeteren ziektekiemen ook de omstandigheden die hun onderkomen bieden, bijvoorbeeld door giftig afval op te ruimen (via slijmafscheiding) of (metaforisch gesproken) door het te verbranden met koorts. Volgens de zogeheten terreintheorie zijn ziektekiemen eerder symptoom dan oorzaak van een ziekte. Op internet wordt dat zo uitgelegd: ‘Probleem: je vis is ziek. Volgens de ziektekiemtheorie: isoleer je vis. Volgens de terreintheorie moet je dan de vissenkom schoonmaken’.

Verbannen naar de vluchtige wereld van wellness
De modern gezondheidscultuur wordt geteisterd door een soort schizofrenie. Aan de ene kant is er een opkomende gezondheidsbeweging die alternatieve en holistische geneeskunde omarmt. Die bepleit het gebruik van kruiden, meditatie en yoga om je gezondheid te stimuleren. De emotionele en spirituele dimensies van gezondheid worden daarin gewaardeerd, zoals de kracht van iemands houding en denken. Die kunnen ziek maken, maar ook helen. Dit lijkt allemaal verdwenen onder de wereldwijde tsunami van corona. De samenleving valt terug in de oude orthodoxie.

Voorbeeld: Californische acupuncturisten zijn genoodzaakt om te sluiten, omdat ze zijn bestempeld tot ‘niet essentieel’. Dit is volkomen begrijpelijk vanuit het perspectief van de conventionele virologie. Maar zoals een acupuncturist op Facebook opmerkte: ‘Hoe zit het met een patiënt met wie ik werk om van zijn opiaatverslaving af te komen? Vanwege zijn rugpijn zal hij opnieuw opiaten moeten gebruiken.’ In het wereldbeeld van medische autoriteiten past een alternatieve aanpak niet, is sociale interactie van ondergeschikt belang, en dragen yogalessen, voedingssupplementen, meditatie en aanverwante moderne varianten van goed voor je gezondheid zorgen, niet wezenlijk bij als het aankomt op echte ziektes, veroorzaakt door echte virussen. Ze zijn vanwege de coronacrisis verbannen naar de vluchtige wereld van wellness. De opleving van orthodoxe opvattingen onder druk van corona is heel intens. Iets wat ook maar enigszins onconventioneel lijkt, zoals het intraveneus toedienen van vitamine C, werd in de Verenigde Staten compleet van tafel geveegd. Ook heb ik de CDC (Centers for Disease Control and Prevention) niet de voordelen horen aanprijzen van vlierbessenextract, medicinale paddenstoelen, minder suiker consumeren, NAC (N-acetyl L-cysteine), atragalus of vitamine D. Dit zijn niet zomaar wat sentimentele speculaties over ‘wellness’, maar op uitgebreid onderzoek gebaseerde zaken met fysiologische verklaringen. Van bijvoorbeeld NAC is aangetoond (algemene informatie, dubbelblind placebogecontroleerd onderzoek) dat het bij griepachtige ziektes de mate waarin die voorkomen radicaal vermindert, en ook de symptomen zijn dankzij NAC beduidend minder ernstig.

Zoals blijkt uit de statistieken over auto-immuunziektes, overgewicht en dergelijke waar ik eerder naar verwees, staan Amerika en de moderne wereld in het algemeen voor een gezondheidscrisis. Is het antwoord dan om nog grondiger te werk te gaan, grondiger dan we al deden? De reactie op corona is tot dusver geweest om met dubbele kracht recht in de leer te zijn, en onconventionele praktijken en afwijkende gezichtspunten van tafel te vegen.

Het zou daarentegen een heel andere reactie zijn als we onze blik verruimden en ons gezondheidssysteem in zijn totaliteit bekeken. Dan kunnen we meenemen wie ervoor betaalt, hoe de toegang tot de zorg is geregeld en hoe belangrijk medisch onderzoek wordt gefinancierd. En als we dan toch uitzoomen, laten we dan ook terreinen aan de zijlijn meenemen, zoals plantaardige geneesmiddelen, functioneringsgerichte geneeswijzen en energetische heelkunde. Misschien kunnen we deze gelegenheid benutten om de heersende theorieën over ziekte, gezondheid en het lichaam opnieuw tegen het licht te houden. Ja, laten we de zieke vissen nu zo goed mogelijk beschermen, maar misschien hoeven we de volgende keer niet zoveel vissen te isoleren en van medicijnen te voorzien. De volgende keer kunnen we de vissenkom schoonmaken.

Ik zeg nu niet dat je naar buiten moet rennen om NAC of een ander supplement te kopen. Ik zeg ook niet dat we als samenleving abrupt onze reactie moeten bijstellen, onmiddellijk het afstand houden moeten afschaffen en in plaats daarvan supplementen moeten gaan slikken. Maar we kunnen de onderbreking van wat normaal is, deze pauze op een kruispunt, wel gebruiken om bewust te kiezen welk pad we voortaan kiezen. Wat voor systeem voor de volksgezondheid, wat voor gezondheidsparadigma, wat voor samenleving willen we? Deze herwaardering is al aan de gang, nu ideeën zoals gratis gezondheidszorg voor iedereen in de VS vaart krijgen. En dit pad leidt ook naar splitsingen. Wat voor gezondheidszorg zal gangbaar worden? Zal die beschikbaar zijn voor iedereen, of verplicht worden voor iedereen? Elke burger een patiënt, misschien met een getatoeëerde barcode van onzichtbare inkt die bewijst dat iemand alle verplichte vaccinaties en controles heeft gehad. Dan pas mag je naar school, aan boord gaan van een vliegtuig of een restaurant binnenlopen. Dit is een van de mogelijkheden voor de toekomst.

Een andere mogelijkheid is nu ook bereikbaar. In plaats van de controle te verdubbelen, kunnen we holistische paradigma’s en praktijken verwelkomen die aan de zijlijn klaarstaan. Ze waren al beschikbaar, in afwachting van het falen van de orthodoxe aanpak. In alle bescheidenheid kunnen we ze nu onder de aandacht brengen. Misschien kunnen we nieuwe systemen bouwen op basis van alternatieve mogelijkheden.

Wat wordt onze leidraad?
Er is voor het controleparadijs, dat we als samenleving zo lang hebben nagestreefd, een alternatief dat bij elke stap vooruit een beetje verder van ons verwijderd raakt, als een luchtspiegeling aan de horizon. Natuurlijk, we kunnen doorgaan zoals we gewend zijn, op weg naar nog grotere isolatie, overheersing en afscheiding. We kunnen nog meer afscheiding en controle als standaard normaliseren, geloven dat het nodig is voor onze veiligheid. We kunnen genoegen nemen met een wereld waarin we bang zijn om bij elkaar in de buurt te komen. Of we kunnen zinvol gebruik maken van deze pauze, deze onderbreking van ‘het normaal’ om een nieuw pad van hereniging in te slaan. Een holistisch pad van heling en herstel van verloren verbanden en gemeenschappen en een pad naar opnieuw deelnemen aan het web van het leven.

Beschermen we het afgescheiden zelf met dubbele kracht, of nemen we deze uitnodiging aan om een wereld te maken waarin we solidair met iedereen zijn? Deze vraag betreft niet alleen de medische wereld, maar ook de politiek, de economie en ons persoonlijk leven. Neem bijvoorbeeld het hamsteren. Daar kun je op twee manieren over nadenken. De ene manier is: ‘Er is niet genoeg voor iedereen, dus zorg ik ervoor dat er genoeg is voor mijzelf.’ De andere is: ‘Sommige mensen hebben niet genoeg, dus ik deel met hen wat ik heb.’ Moeten we overleven of helpen? Waar leven we eigenlijk voor?

Op grote schaal stellen mensen zich nu vragen die tot voor kort hooguit als bijzaak op de loer lagen of beperkt bleven tot activistische kringen. Wat doen we in coronatijd met betrekking tot daklozen? Wat moeten we regelen voor de mensen in de gevangenis? En in krottenwijken in de derde wereld? Wat moet er gebeuren voor de werklozen? En hoe zit het met alle hotelbedienden, taxichauffeurs, loodgieters, conciërges, buschauffeurs en kassamedewerkers die niet vanuit huis kunnen werken? Zo bloeien nu eindelijk ideeën op over studieschuldverlichting en een algemeen basisinkomen. De vraag ‘hoe beschermen we de mensen die vatbaar zijn voor corona?’ nodigt uit tot de verdergaande vraag ‘hoe zorgen we voor kwetsbare mensen in het algemeen?’

Dit is de impuls die ons beweegt, los van oppervlakkigheden als onze mening over de ernst, de oorsprong of de beste aanpak van het coronavirus. Het betekent: laten we de zorg voor elkaar serieus nemen. Laten we niet vergeten hoe kostbaar we allemaal zijn en hoe kostbaar het leven is. Laten we onze samenleving in kaart brengen, haar ontdoen van wat niet essentieel is en bezien hoe we er een mooiere wereld van kunnen maken.

Nu corona ons medeleven aanwakkert, beseffen we steeds meer dat we niet terug willen naar ‘het oude normaal’ waar mededogen in alle vormen ontbreekt. We hebben de mogelijkheid om ‘een nieuw, compassievol normaal’ te creëren.

Hoopvolle tekenen dat dit aan het gebeuren is, zijn er in overvloed. De Amerikaanse regering, die lang de gevangene leek te zijn van harteloze, zakelijke belangen, heeft honderden miljarden dollars uitgetrokken voor rechtstreekse steun aan gezinnen. Donald Trump, niet bepaald een toonbeeld van mededogen, heeft een verbod ingesteld op gedwongen huisverkoop en uitzettingen. Natuurlijk kan je met een cynische blik naar deze ontwikkelingen kijken; dat neemt niet weg dat ze gestalte geven aan het principe van zorg voor de kwetsbaren.

Van over de hele wereld horen we verhalen over helen en solidariteit tonen. Een vriend van me schreef dat hij honderd dollar had geschonken aan tien vreemden die in grote nood waren. Mijn zoon, die tot een paar dagen geleden bij Dunkin’ Donuts werkte, zei dat mensen fooien gaven die wel vijf keer hoger waren dan normaal – en dat het veelal om arbeiders ging, vaak Latijns-Amerikaanse vrachtwagenchauffeurs, die zelf in financiële onzekerheid verkeren. Dokters, verpleegkundigen en andere mensen in ‘cruciale beroepen’ riskeren hun leven om de mensheid te dienen. Hieronder nog een paar voorbeelden van deze uitbarsting van liefde en vriendelijkheid, met toestemming van ServiceSpace:

Misschien zitten we middenin de transitie naar dat nieuwe verhaal. Stel je voor dat de Italiaanse luchtmacht Pavarotti laat horen, Spaanse militairen burgers helpen en dat een wijkagent gitaar speelt om te ‘inspireren’. Bedrijven die onverwacht loonsverhoging geven. Canadezen die ‘vriendelijkheid zaaien’. Een zesjarige in Australië die haar tandenfee-geld weggeeft, een brugklasser in Japan die 612 mondkapjes maakt en studenten die overal ter wereld boodschappen doen voor ouderen. Cuba stuurt een leger artsen om Italië te helpen. Een huisbaas die zijn huurders geen huur laat betalen, een gedicht van een Ierse priester dat viraal gaat, gehandicapte activisten die ontsmettingsmiddel produceren. Stel je voor. Soms weerspiegelt een crisis onze diepste impuls – dat we altijd kunnen reageren met compassie.

Rebecca Solnit formuleert het in haar geweldige boek A Paradise Built in Hell zo: rampspoed maakt vaak solidariteit los. Een mooiere wereld schemert vlak onder het oppervlak en komt steeds weer bovendrijven als de systemen die deze wereld onder water houden, hun greep verliezen.

Lange tijd stonden we als collectief hulpeloos tegenover een steeds zieker wordende samenleving. Of het nou de verslechterende gezondheidstoestand is, op omvallen staande infrastructuur, depressie, suïcide, verslaving, ecologische teloorgang of de concentratie van rijkdom bij een heel kleine groep: de symptomen van de beschavingsmalaise in de ontwikkelde wereld zijn onmiskenbaar. We hebben vastgezeten in de systemen en patronen die deze symptomen veroorzaken. Nu schenkt deze coronacrisis ons een nieuwe start.

Oneindig veel uiteenlopende wegen liggen voor ons. Het basisinkomen zou een einde kunnen maken aan economische onzekerheid en kunnen leiden tot het opbloeien van creativiteit, wanneer miljoenen mensen bevrijd worden van het werk dat door corona minder noodzakelijk is gebleken dan gedacht. Maar de coronacrisis kan ook leiden tot de verwoesting van kleine bedrijven, waardoor grote groepen mensen afhankelijk worden van een uitkering van de staat, met strenge eisen en meer controle. De crisis kan dus een voorbode zijn van totalitarisme, maar ook van meer solidariteit. De crisis kan leiden tot een medische staat van beleg of tot een holistische renaissance in de geneeskunde. Tot een grotere angst voor de microbiële wereld of tot een grotere veerkracht door het contact ermee aan te gaan. Tot permanente normen voor sociale afstand of tot een hernieuwd verlangen om samen te komen.

Wat wordt onze leidraad, als individuen en als samenleving, wanneer we door deze tuin van zich vertakkende paden lopen? Bij elke splitsing kunnen we kiezen waardoor we ons laten leiden: angst of liefde, zelfbescherming of vrijgevigheid. Kiezen we voor een angstig bestaan in een op angst gebaseerde samenleving, waarin we kunnen vasthouden aan ons afgescheiden, geïsoleerde zelf? Gaan we de crisis gebruiken als wapen tegen onze politieke vijanden?

Dit zijn geen alles-of-niets-vragen, met ‘angst’ of ‘liefde’ als absoluut antwoord. Het gaat erom dat een volgende stap, in de richting van de liefde, in het verschiet ligt. Die stap voelt gedurfd, maar is niet roekeloos. Het is een stap naar waardering voor het leven en respect voor de dood. En dat alles in het vertrouwen dat bij elke stap de volgende zichtbaar wordt.

Een inwijding in soevereiniteit
Denk niet dat de keuze voor liefde boven angst door pure wilskracht kan worden afgedwongen. Dat angst op dezelfde manier overwonnen kan worden als een virus. Het werkelijke virus waarmee we te maken hebben, is angst. Angst voor corona of voor de totalitaire reactie erop. En ook dit virus heeft zijn habitat. Angst, samen met verslaving, depressie en een groot aantal fysieke kwalen, gedijt goed in een omgeving van afscheiding en trauma. Dit kan geërfd trauma zijn, een jeugdtrauma, trauma door geweld, oorlog of misbruik, een trauma door verwaarlozing of door schaamte, trauma ten gevolge van straf of door aanhoudende armoede. Maar het kan ook het stilzwijgende, genormaliseerde trauma zijn dat op bijna iedereen invloed heeft. Iedereen die leeft in een geldeconomie zoals onze westerse, die modern onderwijs heeft gevolgd, die niet deel uitmaakt van een gemeenschap, of geen verbinding heeft met zijn omgeving. In dat opzicht is verandering mogelijk. Door genezing van trauma’s op een persoonlijk niveau en door systeemverandering naar een samenleving met meer mededogen. Maar ook door het transformeren van het basisverhaal van afscheiding, waarin het afgescheiden zelf leeft in een wereld van andere afgescheidenen, ik los van jou, de mens los van de natuur. Alleen zijn is een oerangst. In de moderne samenleving zijn we steeds meer alleen. Maar nu breekt de tijd van de hereniging aan. Elke daad van compassie, vriendelijkheid, moed of vrijgevigheid, geneest ons van het verhaal van afscheiding. Zulke daden verzekeren zowel gever als ontvanger ervan dat we met elkaar verbonden zijn.

Tot slot wil ik attenderen op nog een andere dimensie van de relatie tussen mensen en virussen. Virussen zijn onlosmakelijk verbonden met de evolutie. Niet alleen met de evolutie van de mens, maar met die van alle organismen met een celkern in iedere cel, de zogeheten eukaryoten. Virussen kunnen DNA overbrengen van organisme op organisme, waarbij het soms in de kiembaan terechtkomt en daardoor erfelijk wordt. Dit is een primair evolutionair mechanisme en staat bekend als horizontale genoverdracht. Aan de hand van dit mechanisme kan leven veel sneller evolueren dan mogelijk is door willekeurige mutaties. Zoals Lynn Margulis het ooit formuleerde: we zijn onze virussen.

Laat me nog verder speculeren. Misschien hebben de grote beschavingsziektes onze biologische en culturele evolutie versneld, door ons cruciale genetische informatie te verschaffen die voor ons zowel individueel als collectief als initiatie fungeert.

Kan de huidige coronapandemie niet zoiets zijn? Nieuwe RNA-codes verspreiden zich van mens op mens en voorzien ons zo van nieuwe genetische informatie. Tegelijkertijd ontvangen we daarbij andere esoterische ‘codes’ die als het ware meeliften met de biologische. Deze esoterische codes beïnvloeden onze verhalen en systemen op een vergelijkbare manier als ziekte onze lichaamsfysiologie verandert. Dit fenomeen volgt het patroon van een initiatie: we worden uit ons normale bestaan gehaald, vervolgens geconfronteerd met een dilemma, instorting of beproeving, waarna we een nieuwe situatie scheppen door te herbouwen en re-integreren en ten slotte vieren we dat we zijn ingewijd.

Nu rijst echter de vraag: ingewijd in wat? Om wat voor soort initiatie gaat het en wat is het doel ervan? De gangbare naam voor de pandemie geeft een hint. ‘Corona’ betekent kroon. ‘Coronapandemie’ zou je kunnen vertalen als ‘een kroon voor iedereen’.

We voelen de kracht van wie we kunnen worden. Nu al. De ware vorst is moedig en gaat het leven of de dood niet uit de weg. De ware heerser domineert niet en verovert niet. (Het schaduwarchetype van de heerser is de tiran). De ware koning(in) dient het volk, dient het leven en respecteert de soevereiniteit van alle mensen. De kroning markeert de geboorte van het onbewuste naar bewustzijn, de kristallisatie van chaos naar orde, de ontstijging van dwang naar keuze. We worden heersers over wat ons beheerst heeft. De Nieuwe Wereldorde waar complotdenkers zo bang voor zijn, is maar een schim van de fantastische mogelijkheden die zich voor soevereine wezens openen. Nu we niet langer dienaren van de angst zijn, kunnen we orde scheppen in het koninkrijk waarin ieder van ons een kroon draagt. We kunnen de samenleving die ons voor ogen staat, bouwen op een fundament van liefde. De liefde die al door de kieren van de oude wereld heen schijnt.

Vertaling: Eva Heijnen en Herman-Jan Stroes
Redactie en bewerking: Kees Beentjes
Eindredactie: Ton Maas

Boerenopstand Farmers Defence Force

Vorige week liet Farmes Defence Force weer luid en duidelijk van zich horen. Zij blokkeerden de supermarkten uit protest dat het dierenvoer eiwitarmer moet worden om zodoende de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen; deze nieuwe regel zal in september ingaan. Ook in het najaar van 2019 trokken de boeren met hun tractoren naar het Malieveld, toen stond de inkrimping van de veestapel ter discussie. De tractoren zijn het symbool geworden van een primitieve oer woede die onder de boeren heerst

Vorige week schreef ik over de wetenschap die te veel doorgeschoten is in het denken en vaak geen ruimte over laat voor nuance. Bij de opstand van de boeren kun je een ander soortgelijk verband leggen, een verband dat ook een eenzijdigheid aangeeft in het element dat dominant is.
Wanneer we het over boeren hebben dan hebben we het over het element aarde; het vuur, de intuïtie, ligt dan in het onbewuste en werkt dus minder goed. Vuur dat niet goed werkt, geeft kille niets ontziende woede en de intuïtie kan niet meer ingezet worden zoals het eigenlijk zou moeten werken.

In Nederland kennen we een lange traditie van boeren en landbouwers, een belangrijke groepering die voor ons hedendaagse voedsel zorgt; dit verdient dankbaarheid en respect. De hedendaagse opstanden van de boeren heeft dan ook een geschiedenis die met veel meer te maken heeft dan wij nu oppervlakkig denken. Deze voorgeschiedenis begint direct na WOII toen Sicco Mansfelt minister van landbouw 1945-1958 een geheel nieuwe impuls gaf aan de landbouw in Nederland. Hij werd aangesteld vanwege zijn goede organisatorische kwaliteiten en hem werd gevraagd om de voedselvoorziening weer op orde te brengen, daar het nijpende probleem zich voordeed, dat bij zijn aanstelling nog slechts voor één week voedsel in Nederland aanwezig was. Met een krachtig inkoopbeleid, strakke voedseldistributie en beheersing van de prijs wist hij de situatie te stabiliseren in een tijd dat er in Nederlandse gezinnen honger werd geleden. [Bron: Wikipedia]. Een prachtig initiatief dat zoals alle mooie initiatieven ook een schaduwkant heeft en die schaduwkant zat hem vooral in de prijs van wat iets kost die door een ingewikkeld subsidie beleid in het leven werd gehouden.

Wat gebeurde er nu door de decennia heen, tot nu toe? De prijs van de grondvoedselvoorziening, melk, graan vlees en tuinbouwproducten bleef steeds onrealistisch laag en werd voor de boer en tuinder aangevuld met allerlei subsidies die tijdens financiële crises vaak vrij willekeurig weer werden ingetrokken; echter de consument bleef op vrijwel gelijke voet consumeren, en ongemerkt sloop er een onrealistisch beeld over voeding en dat wat het écht kost, in ieders hoofd. Met andere woorden: eten moet vooral goedkoop zijn om zoveel mogelijk geld over te houden voor leuke dingen te doen. Een andere kant van de zaak was dat juist door de subsidies de blik meer naar het buitenland gericht werd bij de boeren en de export het nieuwe verdienen werd, wat tot resultaat heeft dat ongeveer 75% van de geproduceerde grondstoffen voor voedsel in Nederland, naar het buitenland wordt geëxporteerd.

Analyseer je nu deze situatie naar de elementen dan zie je dat de aarde waar de boeren rentmeester van zijn geworden, door een onrealistisch vuur wordt opgestookt. De vraag die naar boven komt is namelijk: moet één van de kleinste landen op aarde zo’n grote producent van voedsel zijn? Wanneer je dit wilt, dan gaat automatisch de kwaliteit van de aarde, zonder dat we dit überhaupt door hebben,  achteruit. De aarde raakt uitgeput en dieren leiden een onwaardig dierenbestaan in de grote megastallen en wacht alleen nog een vaak wrede dood aan het eind.

Het opmerkelijk nu van de maatregelen die de regering wil nemen is, dat het echte probleem waar het hier om gaat niet als zodanig wordt geregistreerd; het wordt vertaald naar het fenomeen lucht; immers CO2 gaat over de luchtkwaliteit. Toch is het eigenlijke probleem dat we onze aarde hebben verziekt en dat de voedingswaarde van ons voedsel alarmerend achteruit gaat en verziekt is door pesticiden. Het CO2 is een probleem dat eigenlijk van een geheel andere orde is en omdat het gevoel bij lucht in het onbewuste zit, luisteren we niet naar ons gevoel maar denken alles te kunnen analyseren met slim te denken. De lucht wordt vervuild omdat de aarde door en door verziekt is door ons allen omdat we alleen maar op groei en winst uit zijn (inferieur vuur), de natuurlijke intuïtie om een goede beheerder van de aarde te zijn is naar onbewuste regionen verdwenen.

Terug naar de boeren. Persoonlijk vind ik dat ze hun opstand vrij onsympathiek brengen; als de voorzitter van Farmers Defence Force de groep boeren vergelijkt met de joden vernietiging van de WOII [herfst 2019] dan zie je dat vuur op zijn meest onbewuste kant naar buiten is getreden. Maar ook dit is maar één kant van het verhaal; rechtovereind staat dat een groep die ons steeds gediend heeft in onze grote basale behoeften aan voedsel, nu gesteund moet worden met een ruimhartige tegemoetkoming; waarom gaan we niet de prijs betalen wat voedsel écht kost? Ikzelf koop alleen maar biologische producten niet zo zeer voor mijn gezondheid maar om vooral de aarde dankbaar te vieren! Kortom iedereen kan wat doen om boze boeren weer wat realistischer te maken!

Wilma ter Mull

https://wilmatermull.nl/

De beperktheid van het wetenschappelijke denken

Met veel interesse heb ik de discussies tussen Maurice de Hond, Ab Osterhuis en Andreas Voss virologen over de besmettingsgevoeligheid van het Covid-19 virus, gevolgd. Maurice de Hond deed onderzoek naar het belang van schone lucht met luchtfilters die de aerosolen uit de lucht moeten halen. De virologen willen in deze discussies bewijzen dat de anderhalve meter afstand meer resultaat opleveren, dan het zuiveren van lucht.

Dan is er nog een strijd tussen de onderlinge virologen zelf, waarvan de een onderzoekt hoe vochtdruppeltjes zich verspreiden, en de andere groep wil zich alleen maar richten op hoeveel besmettelijk virus er in die druppeltjes zit. [Bron: Volkskrant 7 juli 2020].
Zelf ben ik gefascineerd geraakt in kaartjes van intensieve veeteelt en luchtvervuilings gebieden in Nederland, waar tevens ook het Covid-19 virus het meest heeft toegeslagen! Maar deze visie ben ik vrijwel niet tegengekomen in de media. Het zou ook grote gevolgen hebben voor de landbouw en de industrie. Waar ik voor zou willen pleiten is niet te duaal te denken, het één tegenover het ander, maar breder te kijken naar wat dit virus ons te zeggen heeft.
Wat nu zo bijzonder is, is dat in principe iedereen voor een deel gelijk heeft, maar dat de discussie een ondertoon heeft van gelijk willen hebben; dit is zie je bij Maurice de Hond, waarschijnlijk omdat hij zich niet gehoord voelt; dus wel begrijpelijk.
Wat überhaupt opvalt in discussies over welke ziekte dan ook, is dat er niet verder wordt gekeken dan naar de fysieke verschijnselen van een ziekte; weerstand opbouwen en waarom de één de besmetting als een licht griepje ervaart, terwijl de ander op vreselijke manier stikkend er aan dood gaat.
Persoonlijk ben ik nog altijd verwonderd over het feit dat er tijdens de lockdown, bij de demonstratie op de Dam tegen rassendiscriminatie, er geen besmettingen hebben plaatsgevonden, terwijl de anderhalve meter afstand regel, met voeten werd getreden; dit pleit in principe voor de visie van Maurice de Hond, maar ook dat is wat eenzijdig.

In mijn boek: Ziekte een weg naar bewustwording beschrijf ik dat het coronavirus een uitwas zou kunnen zijn van een eenzijdige vorm van (wetenschappelijk) denken; zoals de ziekte dementie te maken heeft met pijnlijke gevoelens die diep zijn weggestopt zijn in het onbewuste, en zich openbaren op latere leeftijd. In mijn boek: Dementie de ziekte van het verleden, beschrijf ik dit proces. Mijn theorie vindt zijn oorsprong in de elementenleer waar vooral de psychiater C.G Jung veel onderzoek naar heeft gedaan. De vader van de temperamentenleer is Paracelcus die leefde in de vijftiende eeuw. Jung die deze studie verder uitwerkte, wees er op dat ieder mens een neiging heeft een bepaalde voorkeur voor één van de elementen te hebben, zich vertalend in een temperament. Hij maakte de volgende indeling:

  • de intuïtie die zich uitdrukt in vuur; de onbewuste invloed is aarde.
  • de gewaarwording die zich uitgedrukt in de aarde; de onbewuste invloed is vuur.
  • het denken dat zich uitdrukt in het lucht element; de onbewuste invloed is water
  • het gevoel dat zich uitdrukt in het water; de onbewuste invloed is lucht.

In een horoscoop kun je zien welk van de vier element het sterkst is; automatisch ligt het polaire teken dan in het onbewuste en werkt trager, inferieurder.
Het kan in sommige gevallen zo zijn, dat twee polaire elementen om de voorrang strijden en dat kan dan de kans op problemen en of ziekte, vergroten. Vaak is het teken waar de Zon in staat toonaangevend voor het bepalen van het sterkste element in de horoscoop. Omdat de tijd waarin we nu leven haastig is en weinig geconcentreerd, bestaat er een grote kans dat het dominantste element zich sterk in het leven van de betreffende uitvergroot. Dientengevolge kan het ziekteverwekkend werken.

Zo zie je dat bij de corona uitbraak in de lockdown, vooral de oudere mens het slachtoffer werden; niet alleen door het virus, maar ook door grote eenzaamheid. Vanuit de regelgeving van de overheid was weinig gevoel en empathie voor deze stille niet direct actieve groepering. Een groep die heel bewust gevoelsmatig door de jongere generatie gedragen zou moet worden.

Als denken dominant dreigt te worden, dan ligt volgens Jung, het voelen automatisch in het onbewuste en kan niet goed zijn werk doen. De strenge maatregelen bedacht door wetenschappers, neigen er dan ook naar onbewust gevoelloos te zijn. Dit is niet alleen nu bij de corona-uitbraak, maar is de tendens van de wetenschap an sich, gewoon omdat het denken te veel is doorgeschoten in zijn eenzijdigheid. Daarom zou het goed zijn dat de holistische wetenschappen, die overigens niet erkend worden als wetenschap, – en dat is in het kader van eenzijdigheid van het element lucht verklaarbaar -, meer betrokken zouden moeten worden in de wetenschap.

In mijn jarenlange samenwerking met mijn echtgenoot die antroposofisch arts was, hebben we vele diepere verbanden gevonden. Zo ben ik bij elke ziekte er van overtuigd dat je naar de biografie van de betreffende zou moeten kijken om een goed zicht te krijgen op de diepere oorsprong van ziekte. Zoals eerder gezegd, is dit niet mogelijk als een huisarts maar krap tien minuten voor een consult heeft. Hierdoor krijg je vervlakking en oppervlakkigheid en wordt een arts gedegradeerd tot een soort ‘fietsenmaker’ die het betreffende blokkerende onderdeel weer aan de gang moet krijgen.

Nu er op dit moment zoveel planeten retrograde lopen ten opzichte van de positie van de aarde, en we net uit de onze isolatie ontwaakt zijn, is een retrospectieve kijk op ons leven belangrijker dan ooit te voren. De titel van de nieuwsbrief is: de beperktheid van de wetenschap, betreft niet alleen de medische wetenschap, dit proces van eenzijdigheid is eigenlijk op elke vorm van wetenschap in ons leven van toepassing. Het is tijd om onze eigen eenzijdigheden te analyseren niet alleen in het denken maar ook hoe onze intuïtie soms los gezongen raakt van de gewaarwording. Wordt vervolgd zullen we maar zeggen.

Bron: https://wilmatermull.nl/

Bevrijding van het Verhaal van Afscheiding

Een transformatie van bewustzijn
Soms voel ik me weemoedig over de culturele mythologie van mijn jeugd, een wereld waarin niets mis was met frisdrank, waarin Amerika democratie naar de wereld bracht, waarin de dokter je kon genezen, waarin de wetenschap het leven steeds beter zou maken, en ze gewoon een mens op de maan konden zetten.

Het leven was logisch. Als je hard had gewerkt, kon je goede cijfers halen, naar de middelbare school gaan, een goede universiteit volgen, of een ander beroepsroute volgen, en je zou gelukkig zijn. Op een paar ongelukkige uitzonderingen na, zou je succesvol zijn als je je aan de regels van onze samenleving hield: als je het laatste medische advies opvolgde, op de hoogte werd gehouden door de New York Times, je een goede opleiding volgde, de wet gehoorzaamde, voorzichtig investeerde en wegbleef van slechte dingen zoals drugs. Natuurlijk waren er problemen, maar de wetenschappers en deskundigen werkten hard om die op te lossen. Al snel zouden een nieuwe medische vooruitgang, nieuwe wetten, en een nieuwe onderwijstechniek de verdere verbetering van het leven voortstuwen. De manier waarop ik mijn jeugd ervoer maakte deel uit van een verhaal dat ik het ‘Verhaal van de Mensheid’ noem, waarin de mensheid voorbestemd was om een ​​perfecte wereld te creëren met behulp van wetenschap, rede en technologie: om zo de natuur te veroveren, onze dierlijke oorsprong te overstijgen, en om een rationele samenleving te ontwikkelen.

Vanuit mijn standpunt leken de uitgangspunten van dit verhaal onbetwistbaar. Mijn opleiding, de media en vooral de gewoonheid van de routines om me heen werkten samen om uit te drukken: ‘Alles is in orde.’ Tegenwoordig wordt het steeds duidelijker dat dit een luchtbelwereld was die gebukt ging onder massaal menselijk lijden en de aantasting van het milieu. Maar in die tijd kon men in die luchtbel leven zonder veel zelfbedrog. Het verhaal dat ons inkapselde was robuust. Het hield gemakkelijk afwijkende gezichtspunten buiten schot.

Beter weten
Desalniettemin voelde ik, (zoals vele anderen), een onjuistheid in de wereld, een onjuistheid die door de kieren van mijn bevoorrechte, geïsoleerde jeugd heen sijpelde. Ik heb nooit volledig geaccepteerd wat mij als normaal werd voorgehouden. Ik wist dat het leven vreugdevoller zou zijn dan dit, reëler, zinvoller. En de wereld zou mooier zijn. Het was niet de bedoeling dat we doordeweekse dagen zouden moeten haten, en dat we naar het weekend en feestdagen toe zouden moeten leven. Het was niet de bedoeling dat we onze vingers zouden moeten opsteken om te mogen plassen. Het was niet de bedoeling dat we op een mooie dag, dag in dag uit, binnen zouden moeten worden gehouden.

En toen mijn horizon zich verbreedde, wist ik dat miljoenen mensen niet zouden mogen verhongeren, dat kernwapens niet boven onze hoofden zouden mogen hangen, dat de regenwouden niet zouden mogen krimpen, dat de vissen niet zouden mogen sterven, en dat condors en adelaars niet zouden mogen verdwijnen.

Ik kon het gebruikelijke verhaal over hoe mijn cultuur met deze dingen omging echter niet accepteren: als fragmentarische problemen die moesten worden opgelost, als ongelukkige feiten van het leven om te betreuren, of als grenzeloze taboe-onderwerpen die eenvoudigweg konden worden genegeerd.

Op een bepaald niveau weten we allemaal beter. Deze kennis vindt zelden een duidelijke beklemtoning, en in plaats daarvan drukken we het indirect uit door heimelijke en openlijke rebellie. Verslaving, zelfsabotage, uitstelgedrag, luiheid, woede, chronische vermoeidheid en depressie, het zijn allemaal manieren waarop  we volledige deelname aan het levensprogramma dat ons wordt aangeboden uit de weg gaan. Als de bewuste geest geen reden kan vinden om nee te zeggen, zegt het onbewuste op zijn eigen manier nee. Steeds meer mensen kunnen het niet langer aanzien om in het ‘oude normaal’ te blijven.

Het verhaal van normaal
Dit verhaal van normaal brokkelt ook op een systemisch niveau af. We leven vandaag op een overgangsmoment tussen werelden. De instellingen die ons door de eeuwen heen hebben ondersteund, hebben hun vitaliteit verloren; alleen met groeiend zelfbedrog kunnen we doen alsof we duurzaam leven. Onze systemen op het gebied van geld, politiek, energie, medicijnen, onderwijs en nog veel meer, leveren niet langer de voordelen op die ze ooit hadden, (of leken te hebben). Hun utopische belofte, die een eeuw geleden zo inspirerend was, verdwijnt elk jaar verder uit het zicht. Miljoenen van ons weten dit; in toenemende mate doen we nauwelijks de moeite om ons anders voor te doen. Toch lijken we niet in staat om te kunnen veranderen, onvermogend zelfs om te stoppen met onze deelname aan de industriële beschaving die in een hoog tempo richting van de afgrond raast.

Ik heb in mijn eerdere werk een herformulering aangeboden van dit proces, waarbij ik de menselijke culturele evolutie zie als een verhaal over groei, gevolgd door een crisis, gevolgd door instorting, gevolgd door een wedergeboorte: De opkomst van een nieuw soort beschaving, een tijdperk van hereniging, volgend op het tijdperk van afscheiding. Misschien vindt diepgaande verandering alleen plaats door ineenstorting. Dat geldt zeker voor velen op een persoonlijk vlak. Je weet misschien verstandelijk dat je levensstijl niet duurzaam is en dat je je manier van leven moet veranderen. “Ja, Ja. Ik weet dat ik moet stoppen met roken, meer moet bewegen en moet stoppen met kopen op krediet.”

Maar hoe vaak verandert iemand zonder te zijn wakker geschud, of zelfs na een hele reeks wakkerschuddingen? Onze gewoonten zijn immers ingebed in een manier van zijn die alle aspecten van het leven omvat. Vandaar het gezegde: “Je kunt één ding niet veranderen zonder alles te veranderen.”

Ontwaken in onderlinge verbondenheid

Op collectief niveau geldt hetzelfde. Als we ons bewust worden van de onderlinge verbondenheid van al onze systemen, zien we dat we bijvoorbeeld onze energietechnologieën niet kunnen veranderen zonder het economische systeem dat ze ondersteunt te veranderen. We gaan ook inzien dat al onze externe instellingen, onze basispercepties van de wereld weerspiegelen, evenals onze onzichtbare ideologieën en geloofssystemen. In die zin kunnen we zeggen dat de ecologische crisis – zoals al onze crises – een spirituele crisis is. Daarmee bedoel ik dat het helemaal tot op de bodem gaat, en alle aspecten van onze menselijkheid omvat.

En wat is er precies op die bodem? Wat bedoel ik met een ‘overgang tussen werelden’? Op basis van onze beschaving ligt een verhaal, een mythologie. Ik noem het Verhaal van de Wereld, of het Verhaal van de Mensheid – een matrix van verhalen, overeenkomsten en symbolische systemen, die de antwoorden bevat die onze cultuur biedt op de meest fundamentele vragen van het leven:

  • Wie ben ik?
    • Waarom gebeuren dingen?
    • Wat is het doel van het leven?
    • Wat is de menselijke natuur?
    • Wat is heilig?
    • Wie zijn wij als volk?
    • Waar komen we vandaan en waar gaan we heen?Onze cultuur beantwoordt ze min of meer als volgt. Ik zal deze antwoorden zuiver uitdrukken, dit Verhaal van de Wereld, hoewel het in feite nooit volledig toonaangevend is geweest, zelfs niet toen het zijn hoogtepunt bereikte in de vorige eeuw. Je zou kunnen toegeven dat sommige van deze antwoorden wetenschappelijk achterhaald zijn, maar deze achterhaalde negentiende, en twintigste-eeuwse wetenschap, genereert nog steeds onze kijk op wat echt, mogelijk en praktisch is. De nieuwe fysica, de nieuwe biologie, de nieuwe psychologie zijn nog maar net begonnen om onze opvattingen te infiltreren.

Hier zijn de oude antwoorden:

Wie ben je? Je bent een afzonderlijk individu tussen andere afzonderlijke individuen, in een universum dat ook van jou gescheiden is. Je bent een cartesiaans stuk bewustzijn dat naar buiten kijkt door de ogen van een robot van vlees die door zijn genen geprogrammeerd is op maximaal reproductief zelfbelang. Je bent een bubbel psychologie, een geest, (al dan niet op de hersenen gebaseerd), gescheiden van andere geesten, en gescheiden van de materie. Of je bent een ziel, omhuld door vlees, gescheiden van de wereld, en gescheiden van andere zielen. Of je bent een stukje massa, een opeenhoping van deeltjes die werken volgens de onpersoonlijke krachten van de natuurkunde.

Waarom gebeuren dingen? Nogmaals, de onpersoonlijke krachten van de natuurkunde werken in op een generiek materiaalsubstraat van fundamentele deeltjes. Alle verschijnselen zijn het resultaat van deze wiskundig bepaalde interacties. Intelligentie, orde, doel en ontwerp zijn illusies; onder dit alles is er slechts een doelloze wirwar van krachten en massa’s. Elk fenomeen, elke beweging, al het leven, is het resultaat van de som van de krachten die op objecten inwerken.

Wat is het doel van het leven? Er is geen doel, uitsluitend oorzaak. Het universum is in z’n oorsprong, blind en dood. Het denken is slechts een elektrochemische impuls; liefde slechts een hormonale cascade die onze hersenen opnieuw van bedrading voorziet. Het enige doel van het leven, (anders dan dat wat we er zelf van maken), is simpelweg om te leven, te overleven en te reproduceren, om daarmee het rationele eigenbelang te maximaliseren. Omdat we fundamenteel van elkaar gescheiden zijn, gaat mijn eigenbelang hoogstwaarschijnlijk ten koste van jouw eigenbelang. Alles dat niet ‘zelf’ is, is op zijn best onbelangrijk voor ons welzijn, en in het ergste geval zelfs vijandig.

Wat is de menselijke natuur? Om ons te beschermen tegen dit vijandige universum van concurrerende individuen en onpersoonlijke krachten, moeten we zoveel mogelijk controle uitoefenen. We zoeken alles wat dat doel bevordert; bijvoorbeeld geld, status, beveiliging, informatie en macht. Alle dingen die we ‘werelds’ noemen, de basis van onze natuur, onze motivaties en onze verlangens, zijn wat alleen maar wat het kwaad kan worden genoemd. Het is een meedogenloze maximalisatie van eigenbelang.

Wat is daarom heilig? Aangezien het blinde, meedogenloze streven naar eigenbelang asociaal is, is het belangrijk om onze biologische programmering te overwinnen en ‘hogere dingen’ na te streven. Een heilig persoon bezwijkt niet voor de verlangens van het vlees. Hij of zij kiest het pad van zelfverloochening, van discipline, opklimmend naar het rijk van de geest of, in de seculiere versie van deze zoektocht, naar het rijk van de rede en de geest, principes en ethiek. Voor de religieuze mens is heilig zijn bovenaards; zijn ziel is gescheiden van het lichaam, en God leeft hoog boven de aarde. Ondanks hun oppervlakkige tegenstellingen zijn wetenschap en religie het erover eens: het heilige is niet van deze wereld.

Wie zijn wij als volk? We zijn een speciaal soort dier, het hoogtepunt van de evolutie. Met hersenen die zowel de culturele als de genetische overdracht van informatie mogelijk maken. We zijn uniek vanwege het bezit van een ziel, (vanuit een religies standpunt beschouwd), en van een rationele geest, (gezien vanuit een wetenschappelijk standpunt). In ons mechanische universum hebben alleen wij bewustzijn, en beschikken we over de middelen om de wereld tot op zekere hoogte te vormen naar ons ontwerp. De enige beperking om dit uit te voeren is de hoeveelheid kracht die ons ter beschikking staat, en de nauwkeurigheid waarmee we die kunnen inzetten. Hoe beter we daarin slagen, in dit onverschillige en vijandige universum, hoe comfortabeler en veiliger de wereld voor ons kan zijn.

Waar komen we vandaan en waar gaan we heen? We zijn begonnen als naakte, onwetende dieren, die nauwelijks bewust bezig waren met overleven. We leefden een bestaan dat smerig, ruw en kort was. Gelukkig veranderde, dankzij onze grote hersenen, bijgeloof in wetenschap en nam technologie de plaats in van rituelen. We klommen op tot de heersers over en de eigenaren van de natuur, domesticeerden planten en dieren, maakten gebruik van natuurlijke krachten, overwonnen bepaalde ziektes, en legden de diepste geheimen van het universum bloot. We zijn vastbesloten om die overwinning te voltooien: onszelf te bevrijden van arbeid, van alle ziektes, zelfs van de dood, en om op te stijgen naar andere hemellichamen, en de natuur helemaal achter ons te laten. 

Het verhaal van de mensheid

De antwoorden op deze vragen verschillen per cultuur. Ze dompelen ons zo verregaand onder dat we ze als werkelijkheid zijn gaan zien. Deze antwoorden veranderen tegenwoordig, samen met alles wat daarop is gebaseerd. Wat neerkomt op onze hele beschaving. Daarom krijgen we soms het duizelingwekkende gevoel dat de hele wereld in brokstukken uit elkaar valt. Als we de leegheid zien van wat ooit zo echt, praktisch en duurzaam leek, geeft dat ons dat een gevoel alsof we op de rand van een afgrond staan. Wat komt hierna? Wat is belangrijk? Wat is het doel van mijn leven? Hoe kan ik heel worden? De oude antwoorden vervagen, terwijl het verhaal van de mensheid dat ooit de antwoorden in zich droeg, rondom ons uiteenvalt.

Net als de crisis gaat de transitie die voor ons ligt helemaal tot op de bodem. Innerlijk is het niets minder dan een transformatie van de manier waarop we het leven ervaren. Uiterlijk is het niets minder dan een transformatie van de rol van de mensheid op de planeet Aarde. Ik bied deze tekst niet aan als iemand die deze transitie zelf heeft afgerond. Verre van dat. Ik beschik niet over meer autoriteit dan welke andere man of vrouw ook. Ik ben geen avatar of heilige. Ik ben geen kanaal voor verlichte meesters of ET’s. Ik beschik niet over buitengewone geestelijke krachten of intellectuele genialiteit. Ik heb geen opmerkelijke moeilijkheden of beproevingen doorstaan. Ik beheers geen diepe spirituele vaardigheden of sjamanistische training. Ik ben een gewone man. Je zult mijn woorden op waarde moeten taxeren.

En als mijn woorden hun doel bereiken, namelijk het katalyseren van een volgende stap, groot of klein, naar een mooiere wereld, waarvan ons hart weet dat die wereld mogelijk is, dan wordt mijn gewoon mens zijn belangrijk. Het laat zien hoe dicht wij allemaal, wij gewone mensen, bij een diepgaande transformatie staan van bewustzijn en bestaan. Als ik, een gewone man, dat kan zien, moeten we er bijna zijn.

Dit is het bewerkte eerste hoofdstuk uit Een betere wereld waarvan we in ons hart weten dat die mogelijk is van Charles Eisenstein

Vertaling: Hansjelle Dijkstra

 

 

Een ‘levend geloof’ scheppen

Weten waar je commitment ligt

In mijn eerste les als leerling-non kondigde een forse Litouwse priester-jezuïet met een zwaar accent ons het volgende aan:

  “ Je geloof bestaat uit een geheel van overtuigingen die je door de kerk zijn aangereikt. Je spiritualiteit en je geloof zijn aangelegenheden die je zelf creëert, gebaseerd op je verbondenheden en je ultieme belangstelling. Je moet weten waar je aan bent toegewijd, als je geloof echt iets voor je wil gaan betekenen.

Er waren 30 postulanten in de zaal, allemaal nog geen twintig, en ik vermoed dat niemand begreep waar hij het over had. We hadden allemaal de Baltimore Catechismus uit ons hoofd geleerd, en we hadden overal onze uit ons hoofd geleerde antwoorden op. Maar deze opvatting over een spiritualiteit die los stond van religie was nogal verwarrend. We hadden geleerd wat we moesten denken, niet hoe we moesten denken. Hoe verwachtte hij dat we zouden kunnen weten waar onze ultieme belangstelling lag?

Zelf nadenken

Het kostte pater Grabys een heel semester om ons te leren hoe we zelf konden nadenken, hoe we in onze eigen diepten moesten afdalen, en hoe we konden vaststellen waar we voor wilden leven, en zelfs waarvoor we zouden willen sterven. Het was slopend. Ik wilde dat religie religie bleef, zoals ik die kende. Ik wilde niet iets voor mezelf creëren. Ik hield niet van zijn ideeën. Maar week in week uit betraden we onbekende diepten, doorzochten we onze eigen geschiedenis, groeven we naar onze hoop, en tenslotte, tegen het eind van de opleiding, vonden we allemaal onze diepste belangstelling.

Ik herinner me meer niet de levensdoelen van anderen, maar ik richtte mij op sociale rechtvaardigheid en vredestichting. “Ik zal mijn broeders en zusters hoeder zijn”, zei ik tegen mijn klasgenotes. Ik zal me uitspreken tegen onrecht, en ik zal waar dan ook vrede stichten.”

Vijftig jaar later kijk ik terug, en constateer dat die vastberadenheid er nog steeds is. Alles wat ik doe komt voort uit die bron. Wat ik ook creëer, het is altijd verbonden met wie ik spiritueel ben. En wie ik spiritueel ben is degene die handelt vanuit rechtvaardigheid en vrede. Dit is mijn levende geloof. Het heeft niets te maken met religie, en ik heb daar ook geen kerk voor nodig. Het is een actieve spirituele kracht, waar ik ook ben.

Hoe je de bedenker kunt zijn van je eigen spirituele overtuigingen

Als iemand me vroeg hoe ik een levend geloof heb gecreëerd, dan zou ik twee stappen suggereren. Laat eerst de overtuigingen los die je hebt geërfd, en die niet langer bij je passen. Kijk wat er in je opkomt als je nadenkt over het Goddelijke, het Oneindige, of de Kosmos. Schrijf je eigen geloofsbelijdenis. Ervaar hoe het voelt om de auteur te zijn van je eigen spirituele overtuigingen. Die hoeven niet te kloppen. Er valt niets te verdedigen. Je bent uniek en je spiritualiteit komt voort uit jouw unieke zijn.

Je geloof is je persoonlijke schepping. Het is je persoonlijke verbond met de Bron van het Leven, met Degene Die Jou Ademt. Gebaseerd op alle levenservaringen waarvan je weet dat die waar zijn, beslis je waar je volkomen aan bent toegewijd.

Het is als een huwelijksgelofte die je aflegt aan de Grote Geliefde, de Geest, God, of aan wie of wat je maar wilt volgen. Het maakt niet uit wat je maatschappelijke status is, in welke religie je bent opgegroeid, waar je woont, welke vreselijke dingen je zijn overkomen, onderliggend is er het geloof dat je steunt, gebaseerd op de pijlers van je ultieme betrokkenheid.

Je hoeft niets meer te weten, geen nieuwe boeken te lezen, of met welke priester, rabbijn, of predikant ook te praten; je moet uitsluitend voor jezelf vaststellen waar je je aan toewijdt. Als je daarvanuit leeft, dan zal dat je Levende Geloof zijn. Als de Dalai Lama zegt: “Mijn religie is vriendelijkheid”, leren we iets over zijn ultieme toewijding. En we zien aan zijn optredens dat hij dit geloof dagelijks in de praktijk brengt.

De tweede stap, nadat je je oude overtuigingen hebt losgelaten en je je toewijding hebt bevestigd, is te beginnen met een mindfulness oefening. Dit kan vijf minuten per dag zijn. Het gaat niet om hoe lang dit duurt, maar om meditatie-trouw. Dit is de tijd die je doorbrengt met jouw ‘God’. Stel je voor dat je van iemand houdt, maar dat je voortdurend je afspraken moet afzeggen omdat je ‘geen tijd had’ om elkaar te ontmoeten. Als mensen tegen me zeggen: “ik heb geen tijd om te mediteren”, doet dat me denken aan een moeder die zegt: “ik had geen tijd om mijn baby te voeden.”

Oefenen, oefenen, oefenen

Je kunt een levend geloof creëren zonder beoefening, maar dan ondersteun je het niet. Net zoals je lichaam voeding nodig heeft, heeft je geest stilte en afzondering nodig. Je geest heeft gemeenschapstijd nodig met het ons overstijgende. 

Je beoefening bestaat uit het ademen van leven naar je ziel. Het vergt tijd van je en liefdevolle aandacht om echt te laten te gedijen.

Ik begon mijn beoefening in 1990, met twintig minuten per dag. Ik had een kaars aangestoken, en keek daarnaar tot de tijd verstreken was. Geen telefoons, papieren, computers. Alleen de kaars en ik. Als mijn gedachten afdreven, keerde ik terug naar mijn ademhaling, en besteedde daar mijn aandacht aan. Ik had geen ander doel dan beginnen met de meditatie, omdat mijn leven onevenwichtig was, en een spiritueel leraar tegen me gezegd had dat ik zonder meditatie nooit evenwicht zou vinden.

Sindsdien zijn tijdens mijn meditaties de meest ongelooflijke gedachten, creaties en ervaringen opgetreden, maar ik kan er geen genoeg van krijgen. Ik breng nu elke dag een uur in stilte en eenzaamheid door.

Dat lijkt misschien veel, maar het is niets vergeleken met de Dalai Lama’s zes uur per dag. We kunnen allemaal onderzoeken wat voor ons het beste werkt, maar het begint met een nieuwe gewoonte. En daarom zeg ik: begin met vijf minuten. Je bent de baas over je tijd. Als je niet vijf minuten kunt besteden aan je eigen welzijn, moet je je echt afvragen: ‘hoe toegewijd ben je om je goed te voelen?’

Dit is dus mijn blauwdruk voor het creëren van een levend geloof. Niets om te zoeken. Je hoeft nergens heen. Het leeft nu in je, wachtend om gezien, erkend en beoefend te worden. Je bent een heilig vat dat een helder en heilig licht in zich draagt. Het is nu tijd om het te laten stralen. 

Door Jan Phillips

Vertaling: Hansjelle Dijkstra

Vier Mantra’s van Thich Nhat Hanh over volkomen aanwezigheid

Thuiskomen bij Elkaar

Als je van iemand houdt, zal je er helemaal voor hem of haar willen zijn. Ik ken een jongen van tien die door zijn vader bevraagd werd wat voor cadeautje hij op zijn verjaardag zou willen krijgen. Maar hij wist niet wat hij moest antwoorden. Zijn vader is uitgesproken bemiddeld, en zou zich bijna alles kunnen veroorloven wat zijn zoon maar zou wensen. Maar de jongen zei alleen maar, “Pappa, ik wil jou!” Zijn vader heeft het veel te druk – hij heeft geen tijd voor zijn vrouw en kinderen. Om ware liefde te laten zien, moeten we beschikbaar zijn. Als die vader zou leren om bewust in- en uit te ademen, en aanwezig te zijn voor zijn zoon, kan hij zeggen “Natuurlijk, ik ben er helemaal voor jou.”

Het grootste geschenk dat we iemand kunnen geven is onze beschikbaarheid. “Ik ben er hier voor jou” is een mantra die in totale toewijding moet worden uitgesproken.

Als je geconcentreerd bent – zowel geestelijk als lichamelijk-

ben je Volkomen Aanwezig,

en alles dat je dan zegt is een mantra

 

 

1e Mantra: “Geliefde, ik ben er hier voor jou.”

Dat hoef je niet in het Sanskriet of het Tibetaans te zeggen. Een mantra kan je in je eigen taal uitspreken: “Geliefde, ik ben er hier voor jou.” En als je echt aanwezig bent zal deze mantra voor een wonder zorgen. Jij wordt echt, de andere persoon wordt echt, en het leven zelf wordt op zo’n moment echt. Je brengt jezelf en de ander geluk.

 

2e Mantra: “Ik weet dat je er bent, en dat maakt me gelukkig.”

“Ik weet dat je er bent, en dat maakt me gelukkig” is de tweede mantra. Als ik naar de maan kijk, adem ik diep in en uit en zeg ik: “Volle maan, ik weet dat je daar bent, en ik ben erg gelukkig.” Ik doe hetzelfde met de morgenster. Afgelopen voorjaar wandelde ik in Korea tussen de magnoliabomen. Ik keek naar de magnoliabomen, en zei: “Ik weet dat je daar bent, en ik ben erg blij.” Om echt aanwezig te zijn, en te weten dat de ander er ook is, is een wonder.

Als je een prachtige zonsondergang ziet, en je totaal aanwezig bent, zal je dat ten diepste herkennen en ondergaan. Door  naar de zonsondergang te kijken, voel je je volkomen gelukkig. Steeds wanneer je echt aanwezig bent, zal je in staat zijn om de aanwezigheid van het andere te herkennen en te ondergaan – de volle maan, de Noord Ster, magnoliabloesems, of de mens van wie je het meeste houdt.

Eerst adem je diep in en uit om bij jezelf te komen, en vervolgens ga je dichtbij degene zitten van wie je houdt, en spreek je in een diepe staat van concentratie de tweede mantra uit. “Ik weet dat je er bent, en dat maakt me gelukkig.” Je bent gelukkig en de persoon van wie je houdt is het op datzelfde moment óók. Deze mantra’s kunnen een vast onderdeel worden van je leven van alledag. Om een waarachtige ‘minnaar’ te zijn, moet je mindfulness beoefenen, en moet je in stilte zitten en lopen, om Volkomen Aanwezig te kunnen zijn.

 

3e Mantra: “Geliefde, ik weet dat je lijdt.”

De derde mantra is: : “Geliefde, ik weet dat je lijdt.” Daarom ben ik er hier voor jou. Als je opmerkzaam bent, voel je het aan als de persoon van wie je houdt lijdt. Als wij lijden, en de persoon van wie we houden zich ons lijden niet bewust is, zullen we nog meer lijden. Ga diep ademhalen, ga dicht bij die ander van wie je houdt zitten, en zeg: “Geliefde, ik weet dat je lijdt. Daarom ben ik er hier voor jou.” Alleen al je aanwezigheid zal haar of hem verlichting brengen. Ongeacht of je oud of jong bent, dat lukt je.

 

4e Mantra: “Geliefde, ik lijd. Help me alsjeblieft.”

De vierde mantra is het moeilijkst. Deze komt van pas als je zelf lijdt en je gelooft dat de oorzaak van je lijden degene is van wie je houdt. De mantra is: “Geliefde, ik lijd. Help me alsjeblieft.” Het zijn maar zes woorden, maar veel mensen kunnen dit niet zeggen omdat ze daar te trots voor zijn. Als iemand anders zoiets tegen je gezegd of gedaan heeft, zal je daar niet hevig onder lijden, maar omdat je van die persoon houdt, is dat heel pijnlijk. Je wilt je terugtrekken in je kamer, en huilen. Maar je houdt echt van hem of haar, en als je op die manier lijdt moet je om hulp vragen. Je moet je trots overwinnen.

 

Thuiskomen

Er bestaat een verhaal dat in mijn land bekend is, over een echtgenoot die naar een oorlogsgebied werd uitgezonden en zijn zwangere vrouw moest achterlaten. Drie jaar later werd hij uit het leger ontslagen, en keerde hij naar huis terug. Zijn vrouw kwam naar de dorpspoort om hem te verwelkomen, en ze nam hun zoontje mee. Toen man en vrouw elkaar zagen konden ze hun vreugdetranen niet bedwingen. Ze waren hun voorouders zo dankbaar vanwege hun bescherming, dat de jongeman zijn vrouw vroeg om naar de markt te gaan om fruit, bloemen en andere cadeaus te kopen, om die op het altaar van hun grootouders te leggen.

Toen de moeder aan het winkelen was, vroeg de jonge vader zijn zoon om hem “pappa” te noemen, maar de kleine jongen weigerde. “Meneer, u bent mijn vader niet! Mijn vader kwam elke avond thuis, en mijn moeder praatte met hem, en huilde. Als mijn moeder ging zitten, ging hij ook zitten. Als mijn moeder ging liggen, ging hij ook liggen.” Toen hij deze woorden hoorde, veranderde het hart van de jonge vader in steen.

Toen zijn vrouw thuiskwam, kon hij zelfs niet naar haar kijken. De jongeman offerde fruit, bloemen en wierook aan de voorouders, knielde neer, rolde zijn mat op, en stond zijn vrouw niet toe hetzelfde te doen.

Hij geloofde dat zij niet waardig genoeg was om zich te presenteren aan de voorouders. Zijn vrouw was diep gekwetst. Ze kon niet begrijpen waarom hij zich zo gedroeg. Hij bleef niet thuis. Hij bracht zijn tijd door in de dorpskroeg, en kwam pas diep in de nacht thuis. Na drie dagen kon ze er niet meer tegen, sprong in de rivier, en verdronk.

Die avond, na de begrafenis, toen de jonge vader de olielamp ontstak, schreeuwde de kleine jongen: “Daar is mijn vader.” Hij wees op de schaduw op de muur en zei “Mijn vader kwam zo elke nacht thuis, en mijn moeder praatte dan met hem en ze huilde veel. Als mijn moeder ging zitten, ging hij zitten. Als mijn moeder ging liggen, ging hij ook liggen. “Geliefde, je bent veel te lang weggeweest. Hoe kan ik mijn kind alleen opvoeden?” Ze huilde tegen haar eigen schaduw. Op zekere avond vroeg het kind waar zijn vader was. Ze wees naar de schaduw op de muur en zei, “Dit is je vader.” Ze miste hem zo verschrikkelijk…

Plotseling begreep de jonge vader alles, maar het was te laat. Als hij gisteren naar zijn vrouw was toegegaan en gevraagd had “Geliefde, ik lijd zo vreselijk. Onze kleine jongen zei dat er elke avond een man kwam met wie je praatte, en je huilde samen met hem, elke keer als jij ging zitten, ging hij ook zitten. Wie was die man?”

Als dat gebeurd was had ze een kans gehad om alles uit te leggen en een tragedie te voorkómen. Maar dat deed hij niet. Uit trots.

De vrouw gedroeg zich ook zo. Ze was diep gekwetst door het gedrag van haar man, maar ze vroeg hem niet om hulp. Ze had de vierde mantra in de praktijk moeten brengen. “Geliefde, ik lijd. Help me alsjeblieft.” Ik begrijp niet waarom je niet meer naar me kijkt en niet meer met me praat. Waarom mocht ik geen offers aanbieden aan onze voorouders? Heb ik iets verkeerd gedaan?” Als ze dat gedaan zou hebben, zou haar echtgenoot haar hebben kunnen vertellen wat de kleine jongen had gezegd. Maar dat deed ze niet, omdat ze gevangen zat in trots.

 

Onze Liefde Versterken

In echte liefde bestaat er geen ruimte voor trots. Val alsjeblieft niet in die valkuil. Als je pijn ervaart vanwege de persoon van wie je houd, als je pijn lijdt en gelooft dat je lijden wordt veroorzaakt door degene van wie je het meeste houdt, denk dan aan dit verhaal. Gedraag je niet zoals de vader, de moeder, of de kleine jongen. Sta jezelf geen trots toe. Breng de vierde mantra in de praktijk, “Geliefde, ik lijd. Help me alsjeblieft.”

Als hij of zij degene is van wie je in je leven het meeste houdt, is dat wat je moet doen. Als die ander jouw woorden hoort, komt hij of zij tot zichzelf, en zal diep bij zichzelf naar binnen kijken. Dan zullen jullie er samen uitkomen, je diepgaand met elkaar verzoenen, en het misverstand oplossen.

Bron:  Uplift

Vertaling Hansjelle Dijkstra

Pinksteren en zijn betekenis

Niemand weet precies wanneer het vissentijdperk teneinde loopt en het watermantijdperk begint. In ieder geval wordt het de laatste decennia wel duidelijk dat het heel aanstaande is. Het lijden dat onder meer vissen eigen is, ging tweeduizend jaar geleden ons handelen bepalen, beginnend met het archetype van het lijden Jezus Christus, en eindigend met het bewust worden van het lijden in de wereld in zijn algemeenheid. Nu Pinksteren nadert met de symboliek van het neerdalen van spirituele waarheden, die in het denken kunnen worden geïntegreerd, is het goed om hier even bij stil te staan.

De uitbraak van het coronavirus heeft ons wakker geschud in de eenzaamheid die heerst (ouderen) en aan de afstand die beleefd wordt door veel mensen door de anderhalve meter regeling. Wat voorheen  aan eenzaamheid en leed niet werd geregistreerd en waar amper bewustzijn voor was, wordt het ons nu indringend onder de neus gewreven doordat we in een verdunde mate er zelf mee te maken krijgen. Nu het watermantijdperk aanbreekt is het de bedoeling dat we na gaan denken over het leed dat we mensen onbewust vaak aandoen. Het vissentijdperk stond in het teken van het voelen, waterman is het teken van het denken. Denken en voelen zijn elkaars tegenvoeters, dat wil zeggen als één van de twee dominant is, zit automatisch de ander in het onbewuste en werkt minder goed. In mijn nieuwe boek: Ziekte een weg naar bewustwording ga ik dieper op deze materie in omdat onbewuste energieën doordat ze niet primair ervaren worden, potentiële ziekmakers zijn.

Evolutionair gezien wordt de dierenwereld in zijn ontwikkelingsweg onder de mens geplaatst. De mens is primair een denkend wezen en een dier primair een voelend wezen. De vraag die de laatste decennia steeds prangende wordt is: hoe gaan we om met de dierenwereld? Onder de dierenwereld zit de plantenwereld, de etherische bron van ons bestaan en de plantenwereld kan niet bestaan zonder de aarde. Ook hier zien we dat er in deze tijd een bewustzijnsvraag wordt gesteld: hoe gaan we om met de aarde.

Nog nooit in het bestaan van de aarde hebben we zo’n gigantisch gebruik/misbruik gemaakt van: de aarde, dieren en plantenwereld, niet in de laatste plaats omdat we met zoveel zijn; de ongelijkheid tussen arm en rijk wordt steeds maar groter. Een afspiegeling er van is wat er nu in de slachthuizen gebeurt, het is een drama waar maar weinig bewustzijn voor is. Wat blijkt nu, niet alleen dieren hebben daar geleden, maar ook de seizoenarbeiders worden uitgebuit en leven dicht op elkaar tot meerdere glorie van de consument die zo nodig zijn goedkope stukje vlees op de barbecue moet hebben. Je ziet een soort verschuiving waar vroeger het dier werd gebruikt/misbruikt wordt nu de mens ook als een soort ding ingezet om de massa zogenaamd te laten genieten en dat terwijl wij als EU lid democratisch willen zijn. Het lijkt nog verre toekomstmuziek dat dit gaat gebeuren.

What goes the around comes around of meer calvinistisch uitgedrukt: Wat je zaait, zal je oogsten. Het coronavirus is niet alleen ellende, het biedt de kans door zijn grillige ondoorzichtige patroon om bewustzijn voor dit soort dingen te ontwikkelen. Het zou goed kunnen zijn dat die ondoorzichtigheid, – lees geen vat krijgen op de werkelijke bestrijding van het virus-, in principe een zegen voor ons is, omdat we echt moeten gaan nadenken en niet in materialistisch kortetermijndenken verzanden, wat we nu dus nog veel teveel doen. Dit vraagt de nieuwe tijd van ons; we zullen een betere rentmeester moeten worden van de aarde, planten en dierenwereld!

Met toestemming overgenomen van https://wilmatermull.nl/wp/

Een blaffende hond

De toestand van ‘ontkoppeling’ maakte U.G. extreem impulsief en onberekenbaar, en zijn gedrag grillig en onvoorspelbaar. Hij liet alles van het moment afhangen, had ontzag voor niemand en zei altijd precies waar het op stond, ongeacht de mogelijke gevolgen. Hij hechtte zich aan niemand, beschouwde niemand als zijn leerling en tolereerde de constante aanwezigheid van zoekers en vrienden alleen omdat er zelden een impuls in hem opkwam om ze weg te sturen. Zoals hij het zelf zag, was de persoon U.G. in 1967 gestorven en was alleen zijn lichaam in leven gebleven.

In mijn huis hangt een grote poster, getekend door Nic Grey, een nauwelijks bekende outsider-kunstenaar, woonachtig in Phnom Penh, Cambodja. Ik kreeg hem ooit van een vriend die indertijd ook in Cambodja woonde en hem van Grey had gekocht. Het is om meerdere redenen een opmerkelijke tekening. Het afgebeelde tafereel beslaat de onderste helft van de poster en laat zes mensen zien die rond een salontafel bijeen zitten. Ze kijken wat wezenloos voor zich uit. Op de grond bevinden zich twee op dieren gelijkende wezens die je in de echte wereld nooit zult tegenkomen. Erboven staat in sierlijke letters: A Portrait of Uppaluri Gopala Krishnamurti, July 9, 1918 – March 22, 2007. Dwars over de personen rond de tafel loopt een tekst in grote kapitalen: THIS DOG BARKING. De bovenste helft van de poster wordt in beslag genomen door een in priegelig handschrift geschreven tekst die helemaal doorloopt langs de randen van de tekening. Het is de tekst die U.G. uitsprak tijdens de eerste en enige openbare lezing die hij gaf na zijn ‘ontwaken’. Zelf heeft hij het altijd omschreven als “the calamity” (de ramp), en daar had hij zijn redenen voor: “Voor mij is het geen ramp, maar wel voor degenen die het idee hebben dat ze iets fantastisch zullen gaan meemaken.”

Aanloop en nasleep 

Om enig idee te krijgen wat voor iemand U.G. was, is het nodig om te weten waar hij over sprak als hij het over ‘the calamity’ had. Sterker nog, in de ogen van U.G. zelf was alles wat er vóór 9 juli 1967 in zijn leven gebeurde slechts een aanloop naar of voorbereiding op ‘de ramp’, en alles wat erna gebeurde slechts de nasleep ervan. Gelukkig heeft hij zich in de toespraak die hij kort erna hield en tijdens informele bijeenkomsten in die tijd zeer gedetailleerd uitgelaten over wat er op die zomerdag in 1967 met hem gebeurde en hoe hij sinds die dag onafgebroken heeft gefunctioneerd.

Bijna zijn hele leven lang was U.G. op zoek geweest naar het antwoord op de vraag: wat is die toestand waar alle heiligen en verlichten het over hebben? In de loop van zijn leven zocht hij talloze goeroes op, onder wie Ramana Maharshi. Op U.G.’s vraag of Ramana die toestand op hem kon overdragen, had Ramana geantwoord: “Ik kan je hem wel geven, maar kun je hem ontvangen?” Via de Theosophical Society, waar hij al vroeg in zijn leven mee in contact kwam, richtte U.G. zich in zijn zoektocht uiteindelijk op zijn naamgenoot,  Jiddu Krishnamurti. Met hem voerde U.G. vanaf eind jaren ’40 vaak gesprekken en discussies. Hun levens liepen in vele opzichten parallel, maar U.G.’s bewondering voor J. Krishnamurti sloeg uiteindelijk om in een openlijke afkeer van hem.

Doodservaringen 

De laatste keer dat U.G. een droom had, was een maand vóór de ramp. Hij droomde dat hij door een cobra gebeten werd en stierf, en dat zijn lichaam op een brandstapel verbrand werd. In diezelfde tijd droomde hij niet alleen over de dood, maar had hij ook verschillende ‘doodservaringen’, zoals toen hij tijdens het kijken naar een film waarin geschoten werd plotseling dood op de grond lag. Hij lag erbij “alsof hij neergeschoten was”, gaf een van de getuigen later aan. Zijn handen en voeten waren ijskoud, zijn lichaam was verstijfd en hij haalde raspend adem. Toen hij niet veel later zijn ogen weer opendeed, begon hij te bewegen als een pasgeboren baby. Later in zijn leven kwamen de doodservaringen nog een paar keer voor. In hun verschijningsvorm leken ze veel op de doodservaringen die Ramana Maharshi enkele keren onderging. Volgens U.G. was het de natuurlijke manier van het lichaam om zichzelf te vernieuwen, een proces dat bij iedereen ongemerkt plaatsvindt omdat het denkproces de bewuste waarneming ervan verstoort.

In de laatste weken voor de ramp transformeerde U.G.’s basisvraag tot een andere: hoe weet ik zeker dat ik me in die toestand bevind? U.G. verbleef toen in Saanen, de plek in Zwitserland waar hij lang daarvoor al met zijn gezin had willen gaan wonen (tot zijn huwelijk op de klippen liep) en dezelfde plaats waar J. Krishnamurti tot U.G.’s verbazing  jaarlijks een serie lezingen was gaan geven. Een vriend overtuigde U.G. om nog één keer naar zijn naamgenoot te gaan luisteren, nu hij toch al in Saanen was. Dat deed hij, maar al gauw kreeg hij het onmiskenbare gevoel dat J. Krishnamurti bezig was niet zijn eigen staat van zijn te beschrijven, maar die van U.G. als hij sprak over ‘bewegingen’, ‘gewaarzijn’ en ‘stilte’. “Ik bevind me al in die toestand,” zei U.G. tegen zichzelf. “Waar ben ik de afgelopen veertig jaar in godsnaam mee bezig geweest?” Hij liep de tent uit waar de lezing gehouden werd en besloot voortaan alleen nog zijn eigen weg te volgen. 

De ramp

De volgende dag, de dag waarop hij 49 jaar werd, zat hij op een bankje onder een boom toen de vraag die al wekenlang door zijn hoofd spookte plotseling in het niets oploste. Het verdwijnen van de vraag bracht een ongekende kettingreactie teweeg. Daarover zei hij later: “Binnenin vond plotseling een explosie plaats. Iedere lichaamscel, iedere zenuw en iedere klier ontplofte. Het was een fysiek uiterst pijnlijke soort kernexplosie die de hele chemische werking van mijn lichaam radicaal veranderde.” Zijn huid werd in de weken daarna zijdezacht en hij at alleen nog als hem eten werd voorgehouden (zoals ook bij Ramana Maharshi na diens ontwaken het geval is geweest), hij knipperde niet meer met zijn ogen en zijn zintuigen begonnen een volkomen eigen leven te leiden. Over zijn veranderde visus zei hij: “Er is geen ‘ik’ dat kijkt; bergen, bloemen, bomen, koeien, alles kijkt naar mij. Dingen die op me afkomen gaan mij binnen en dingen die van achter mij tevoorschijn komen, komen uit mij tevoorschijn” (een ervaringsmodus die jaren later eveneens beschreven is door Douglas Harding en Suzanne Segal). Geluiden werden uitsluitend ervaren als betekenisloze trillingen en leken allemaal uit hemzelf voort te komen, en niet uit de wereld om hem heen (iets wat ook door Rupert Spira is ervaren toen diens leraar Francis Lucille aan hem vroeg waar het geluid van een blaffende hond (!) vandaan kwam). Hij voelde geen voorwerpen meer, of zelfs maar zijn eigen lichaam, maar slechts “losse punten van contact” die niet meer door het denken aaneen werden gesmeed tot een lichaam of een voorwerp.

Ontkoppeld 

De verdere rest van zijn leven wist U.G. niet meer wat hij zag, hoorde, voelde, rook of proefde, tenzij iemand hem dat vertelde. Hij bevond zich permanent in een toestand die hij “psychologisch ontkoppeld” noemde. De continuïteit van het gedachteproces was voorgoed doorbroken, waardoor zijn zintuigen onafhankelijk van elkaar en los van het denken functioneerden. Het ‘ik’, de centrale coördinator, was verdwenen; zintuiglijke waarnemingen werden niet meer automatisch vertaald in concepten, namen of gedachten, tenzij de situatie daar specifiek om vroeg. Het merendeel van de tijd bevond hij zich in een toestand van leegte of niet-weten, die hij “de natuurlijke toestand van de mens” noemde. Hij zei daarover: “Die toestand is er een waarin een mens zich op een unieke manier kan uiten en waarin hij een levend contact heeft met de mensen en dingen om hem heen. Dan functioneert het oorspronkelijke bewustzijn, dat vrij is van de ballast van het verleden en onaangeraakt is door het denken. Het denken is dan alleen nog nuttig om met elkaar te communiceren. Daarvoor is het denken ook bedoeld. Iemand die het leven zijn eigen gang laat gaan zonder de bescherming van het denken, heeft geen zelf om te verdedigen. De natuurlijke toestand is geen toestand zonder gedachten. Om te overleven moet je kunnen denken. Maar in de natuurlijke toestand word je niet meer door het denken verstikt; het valt dan in zijn natuurlijke ritme. Als je ook maar één seconde, één keer in je leven, bewust aanwezig zou zijn, zou de continuïteit doorbroken worden, zou de illusie van de ervarende entiteit, het ‘ik’, ineenstorten en zou alles in zijn natuurlijke ritme vallen. In die toestand weet je niet waar je naar kijkt – dat is bewuste aanwezigheid.”

Daar is ook hier 

De bewuste aanwezigheid waar U.G. het over heeft was zo allesbepalend dat hij geen onderscheid of afscheiding meer ervoer tussen hemzelf (zijn lichaam) en de wereld om hem heen. “Wat daar gebeurt, gebeurt ook hier,” zei hij daarover. “Ik kan daar niets tegen doen, om de eenvoudige reden dat het harnas dat ik ter bescherming om me heen had gebouwd vernietigd is. Dat maakt me erg bevattelijk voor alles wat er om me heen gebeurt.” Dat ging zelfs zover dat als iemand zich in zijn nabijheid bezeerde of verwondde, de fysieke gevolgen daarvan op zijn eigen lichaam zichtbaar waren. Maar zodra het contact verbroken werd (als iets bijvoorbeeld uit zijn gezichtsveld verdween), maakte het geen deel meer uit van zijn bestaanswereld. Opmerkelijk genoeg heeft ook J. Krishnamurti met name in zijn dagboeken vaak precies zo’n zelfde staat van zijn beschreven.

De toestand van ‘ontkoppeling’ maakte U.G. extreem impulsief en onberekenbaar, en zijn gedrag grillig en onvoorspelbaar. Hij liet alles van het moment afhangen, had ontzag voor niemand en zei altijd precies waar het op stond, ongeacht de mogelijke gevolgen. Hij hechtte zich aan niemand, beschouwde niemand als zijn leerling en tolereerde de constante aanwezigheid van zoekers en vrienden tijdens zijn leven na de ramp alleen maar omdat er zelden een impuls in hem opkwam om ze weg te sturen. Zoals hij het zelf zag, was de persoon U.G. in 1967 gestorven en was alleen zijn lichaam, zij het in sterk gewijzigde vorm, in leven gebleven, als een robot waarvan de batterijen maar niet leeg raakten. Pas op zijn 88e hield het op te functioneren en kwam er een einde aan zijn opmerkelijke leven.

Geen houvast 

U.G. tolereerde, zoals gezegd, de mensen die jaar in, jaar uit in zijn nabijheid verbleven, maar hij bood ze in antwoord op de vragen die ze hem stelden geen enkel houvast. Vast als ze in zijn ogen zaten in de tentakels van het massadenken, daagde hij ze uit hun eigen vragen te stellen en probeerde hij ze op basis van zijn antwoorden duidelijk te maken dat ieder antwoord niet meer waarheid bevatte dan willekeurig welk ander antwoord, opdat de vragen ten slotte zouden oplossen in niet-weten en de persoon die de vraag stelde in het niets zou verdwijnen. Over zijn houding tegenover de zoekers om hem heen zei hij: “Ik heb geen boodschap om aan de wereld te geven. Wat er met mij gebeurd is, kan ik niet met de wereld delen. Dat is de reden waarom ik niet op een podium klim of lezingen geef. En ik zit ook niet graag op een en dezelfde plek met mensen om mij heen die steeds dezelfde vragen stellen. Ik begin nooit een gesprek; de mensen komen om mij heen zitten – ze kunnen tenslotte doen wat ze willen. Als iemand mij een vraag stelt, probeer ik antwoord te geven door erop te wijzen en er de nadruk op te leggen dat er op die vraag geen antwoord is. Dus zeg ik het met andere woorden, draai de vraag om en vuur hem weer op de ander af.” Tijdens zijn openbare lezing na de ramp zei hij: “Mijn doel is om je het bos in te sturen. Ik blokkeer iedere nooduitgang. Als me dat lukt, ga je nooit meer naar iemand luisteren.”

In de laatste jaren van zijn leven werden zijn reacties op de mensen om hem heen steeds extremer, ontbrak vaak iedere logica en grensde zijn gedrag aan complete waanzin, zoals de Amerikaan Louis Brawley laat zien in zijn intrigerende boek Goner – The Final Travels of U.G. Krishnamurti. Niettemin bleven mensen hem tot het allerlaatst opzoeken, aangetrokken als ze werden door U.G.’s geweldige onbevreesdheid, onafhankelijkheid en nonchalance, en misschien ook wel door zijn ultieme onvoorspelbaarheid. Zelf leek het hem allemaal weinig uit te maken. “Alles wat ik zeg,” zei hij ooit, “is als het huilen van een jakhals, het blaffen van een hond, het balken van een ezel.” Zo zou je U.G.’s onderricht kunnen kenschetsen, maar het is onwaarschijnlijk dat er in de geschiedenis van de mensheid ooit iemand is geweest die zo heeft gehuild, geblaft en gebalkt als U.G. Krishnamurti.

 

Han van den Boogaard (1956) is psycholoog, schrijver en vertaler. Hij schreef een zestal boeken, waaronder Sprekende stilte, Herinneringen aan het Nu (beide uitgegeven bij uitgeverij Juwelenschip) en Zen en de kunst van het kijken (uitgeverij Samsara Books). Herinneringen aan het nu werd ook in het Engels uitgegeven onder de titel Memories of Now (uitgeverij Non-duality Press). Daarnaast was hij tien jaar eindredacteur van InZicht en vertaalde hij meer dan twintig boeken over non-dualiteit, o.a. van Tony Parsons, Jeff Foster en Rupert Spira. Han is jarenlang werkzaam geweest als psycholoog/behandelaar in het Centrum voor Doofblinden in Beek-Ubbergen, maar zag zich vanwege gezondheidsproblemen gedwongen met zijn werk te stoppen. Incidenteel geeft hij lezingen over non-dualiteit.

Met toestemming over genomen uit het tijdschrift InZicht.

Wil je meer lezen over deze auteur, vraag dan een gratis exemplaar aan van het tijdschrift Inzicht door een mail te sturen naar: info@inzicht.org

Het ‘ontstaan’ van Ramana Maharshi over gewaarzijn

Het volgende is een kort verslag van het ontstaan van de vertaling van Guru Vachaka Kovai door de eindredacteur van het vertalerscollectief dat hier vele jaren aan heeft gewerkt.

Al enige decennia was ik op zoek naar wat echt belangrijk is in het leven, toen ik een jaar of twintig geleden op het spoor kwam van Ramana Maharshi, een indiase guru die zich van kinds af aan intensief met die zoektocht heeft beziggehouden. Tot zijn dood in 1950 verbleef hij, zonder enig bezit, aan de voet van de berg Arunachala bij het stadje Tiruvannamalai in Zuid-India en ontving daar zoekers van over de hele wereld.

Heel kort door de bocht is zijn overtuiging dat wij mensen onszelf te kort doen, doordat wij niet leven vanuit het ‘gewaarzijn’ dat we ten diepste zijn, maar ons tevreden stellen met een namaak-bewustzijn in de vorm van ons denken, waaraan wij in de loop van ons leven verslingerd zijn geraakt. Dit ‘ego-denken’ heeft ons, volgens Ramana, wijs gemaakt dat ik een lichaam ben met gedachten en gevoelens en dat ik geboren ben en ook weer dood moet. De zin van het leven, volgens Ramana Maharshi, is diepgaand onderzoeken wie ik werkelijk ben. Wanneer ik dat intensief en vasthoudend doe, dan kan het niet anders dan dat ik uiteindelijk ‘sterf’ als het individu dat ik denk te zijn, en weer één word met het Gewaarzijn dat ik in feite altijd al was.

Een Indiase dichter, een zekere Muruganar, tekende 30 jaar lang dagelijks uit de mond van de meester op wat hem van belang leek in verband met de vraag naar de zin van het leven. Hij gaf deze uitspraken weer in verzen die hij vervolgens op juistheid liet checken door meester Ramana zelf. Zo ontstond er tussen 1920 en 1950 langzamerhand een gezaghebbende bundel uitspraken van Ramana Maharshi in versvorm, de ‘Guru Vachaka Kovai’, een guirlande van uitspraken van de guru.

Een jaar of twintig geleden vond ik een Engelse vertaling van deze verzenbundel bij de toenmalige spirituele boekhandel Au Bout du Monde in Amsterdam. Ik werd er erg door gegrepen, omdat de verzen veel praktische psychologische handvatten aanreiken om los te komen van het dwingende denken dat ons klein houdt en vaak ook ongelukkig maakt.

Ik gaf het boek ook aan enkele vrienden en allen vonden de teksten zo inspirerend dat het idee ontstond om de verzen te gaan bestuderen en weer te geven in het Nederlands. Na enig zoeken vonden we nog twee andere Engelse vertalingen van de verzen met uitgebreide commentaren. Op basis van die drie beschikbare vertalingen begonnen we eind 2010 regelmatig bij elkaar te komen met een groepje van acht vrienden en een jaar later kwamen daar nog zeven andere vrienden bij.

Van 2010-2017 bestudeerden we in ongeveer 70 sessies iedere keer 20 verzen. Na elke sessie kwam ik als ‘eindredacteur’ middels een strenge redactie tot een ‘semi-definitieve’ vertaling die in de volgende sessie door de groep werd bijgesteld, voordat we weer aan een nieuwe serie van 20 verzen begonnen.

Deze bijeenkomsten waren behalve gezellig, voor ieder van ons ook erg inspirerend, omdat wat er aan de orde kwam heel precies uitnodigde om te onderscheiden wat meer tot het denken, tot het ego en het automatische behoort en wat meer tot het vibrerende, levende domein van Gewaarzijn. De teksten leerden ons keer op keer dat we naast het golfje aan de oppervlakte waarmee we zo bekend zijn, ook de peilloze oceaan daaronder zijn, waar we gedurende ons dagelijks leven meestal maar weinig weet van hebben.

Maar ook voor wie wel inziet dat wij uiteindelijk meer Gewaarzijn zijn dan bijvoorbeeld ons lichaam, is het niet makkelijk om daadwerkelijk vanuit dat inzicht te leven. Daarvoor is het ego met zijn automatische en dwingende denkreflexen veel te machtig. Om los te komen van het ego is het in de eerste plaats nodig telkens opnieuw in te zien hoe het ons gevangen houdt en dagelijks tijd vrij te maken om open te staan voor Gewaarzijn.

‘Het bekijken van het medicijn is niet voldoende’, zegt Ramana, ‘je moet het ook daadwerkelijk innemen.’ En niet één of twee keer, nee je moet dat inzicht keer op keer op je in laten werken, er mee oefenen, zoals je om een goeie pianist, zanger, medicus of wat dan ook te worden, flink moet studeren. En juist dit kan, zo is mijn ervaring, in hoge mate zin aan het leven geven.

In 2017 was de hele verzenbundel vertaald. Daarna heb ik nog een jaar besteed aan de definitieve redactie, mede aan de hand van een vierde vertaling direct uit het Tamil, die ik bij toeval ontdekte op internet. Deze maand is het boek uitgekomen bij Uitgeverij Juwelenschip onder de titel ‘Ramana Maharshi over Gewaarzijn’. De vreugdevolle voleinding van een langdurig project.

 

Gerard van Hooff
Eindredacteur

 

Voor gezondheid is persoonlijke macht noodzakelijk

Het tweede principe: voor gezondheid is persoonlijke macht noodzakelijk

Op een dag belde Norman me op voor een beoordeling van een vrouw die leed aan depressiviteit en een chronische pijn in haar nek en haar onderrug. Norman vroeg me of ik dacht dat ze baat zou hebben bij elektro­ magnetische behandelingen. ‘Absoluut niet,’ antwoordde ik. ‘Ze heeft de kracht niet in zich om baat bij die apparaten te hebben.’

Dit was de eerste keer dat ik iets had gezegd over iemands persoonlijke kracht in relatie tot genezing. Norman vroeg me er meer over en pas toen besefte ik wat ik had gezegd. Opeens had ik een geheel nieuw idee over het menselijk energiesysteem als uitdrukking van persoonlijke kracht.

Ik legde Norman uit dat deze vrouw door haar opvattingen de macht in haar leven was kwijtgeraakt. Ze voelde zich ontoereikend, zei ik, was altijd op zoek naar goedkeuring en ontzettend bang om alleen te zijn. Haar eigenwaarde was uitsluitend gebaseerd op haar vermogen anderen onder de duim te houden, voornamelijk haar kinderen. Haar angst en ontoereikendheid werkten als een zwart gat dat iedereen, vooral haar kinderen, naar zich toe trok en hen uiteindelijk verpletterde. Onophoudelijk bekritiseerde ze haar kinderen in een poging om hen van haar afhankelijk te laten zijn, aangezien zwakke kinderen het moeilijk vinden om het nest te verlaten. Op alles wat ze deden, had ze wel iets aan te merken, of het nu ging om school of sport, omdat ze het niet waagde om hen via emotionele steun sterk te maken. Aangezien het ontzettend veel energie kost om anderen klein te houden en zij nooit het gevoel had dat zij de touwtjes in handen had, was ze altijd uitgeput. Ook haar chronische pijn kwam voort uit het feit dat ze geen macht over anderen had. Tegen de tijd dat ze in Normans praktijk kwam, zag ze er verslagen uit.

Deze vrouw kon niet omgaan met de onvermijdelijkheid dat haar kinderen het huis zouden verlaten en hield vol dat ze het beste met haar kinderen voorhad. In haar eigen ogen was ze een steunende moeder omdat ze haar kinderen voorzag van een schoon huis, gezonde voeding en nette kleren. Toch trachtte ze systematisch hun emotionele ontwikkeling te ondermijnen, al kon ze dat niet toegeven.

Aangezien ze bij conventionele medische behandelingen geen baat had gehad, overwoog Norman een alternatieve benadering met psychotherapie, schedelstimulatie via een elektrisch apparaat en kleur- en licht­ therapie. Als ze die technieken had gebruikt, besefte ik, dan zou ze er een week of misschien een maand iets aan hebben gehad maar helemaal: genezen zou ze nooit zolang ze haar ziekelijke drang naar macht niet opgaf. Wil een alternatieve therapie slagen, zo zag ik die middag in, dan moet  de patiënt beschikken over een innerlijk begrip van macht – een vermogen om innerlijke energie en emoties aan te boren, zoals een geloof in zijn of haar onafhankelijkheid. Deze vrouw had alleen een extern begrip van macht die ze onttrok aan een externe bron: haar kinderen. Deze patiënt zou zeker in psychotherapie kunnen gaan. Maar zolang ze niet eerlijk naar zichzelf keek, zou ze alleen een uur per week haar klachten ventileren. Een daadwerkelijke genezing zou zich niet voordoen. Zoals M. Scott Peck in De andere weg (Servire, 1993) heeft uitgelegd, is het voor genezing van cruciaal belang dat we de waarheid over onszelf, onze rol in het creëren va onze problemen en de wijze waarop we ons met anderen verstaan, inzien en toegeven.

Via het beoordelen van deze vrouw ging ik de rol van kracht en macht in ons leven en ons energiesysteem inzien. Macht (power) ligt ten grondslag aan de menselijke ervaring. Onze opvattingen en overtuigingen, positief of negatief, zijn alle uitvloeisels van onze definitie van macht en hoe we die gebruiken of juist niet gebruiken. Niemand van ons is vrij van machtskwesties. Misschien proberen we om te gaan met het gevoel dat we tekortschieten of machteloos staan, of misschien proberen we de macht te behouden over mensen of situaties waaraan wij macht menen te moeten ontlenen, of misschien proberen we een gevoel van veiligheid (een synoniem van macht) in persoonlijke relaties te handhaven. Veel mensen die iets verliezen dat voor hen macht vertegenwoordigt – geld, een baan, een spelletje – of iemand verliezen in wie ze hun gevoel van eigenwaarde of macht hebben gevestigd – een partner, ouder, kind – ontwikkelen een ziekte. Onze relatie tot macht is de kern van onze gezondheid.

Denk maar eens na over het eerste principe – biografie wordt biologie – in combinatie met dit tweede principe – voor gezondheid is persoonlijke macht noodzakelijk. Macht bemiddelt tussen onze innerlijke en uiterlijke wereld, waarbij de communicatie in een taal van mythen en symbolen verloopt. Denk bijvoorbeeld eens aan het meest algemene symbool van macht: geld. A1s iemand zich geld eigen maakt als een symbool van macht, komt het verkrijgen en beheren van geld symbool te staan voor de gezondheid van die persoon: haar biologische systeem/ontvangt de signalen dat het lichaam macht krijgt. Onbewust zendt ze de boodschap uit: ‘Ik heb geld, dus ik ben veilig. Ik heb macht en alles is goed.’ Als deze positieve boodschap door het biologische systeem wordt ontvangen, creëert dat gezondheid.

Uiteraard is het verdienen van veel geld geen garantie voor gezondheid, maar armoede, machteloosheid en ziekte hebben onmiskenbaar een verband. Als je moeite hebt met geld verdienen of plotseling geld verliest, kan dat je biologische systeem verzwakken. Zo herinner ik me een man met gouden handen in de jaren tachtig. Het ging almaar beter met zijn bedrijf en hij had energie voor tien. Hij werkte tot laat in de avond door, ging uit tot vroeg in de ochtend, verscheen als eerste op het werk, was altijd alert en opgewekt en zat overal met zijn neus bovenop. In oktober 1987 crashte de beurs – en daarmee zijn bedrijf. Binnen enkele maanden ging zijn gezondheid achteruit. Hij kreeg migraine, toen onderrugpijn en uiteindelijk een vrij ernstige darmstoornis. Hij kon niet meer tegen de late uren op het werk of in de kroeg en hield zich alleen nog bezig met het redden van zijn financiële imperium.

Deze man was zich er niet van bewust dat hij zijn gezondheid had ‘af­ gestemd’ op het verdienen van geld. Toen hij echter ziek werd, zag hij het verband meteen. Hij besefte dat geld voor hem stond voor vrijheid en het vermogen een leven te leiden waarvan hij altijd had gedroomd. Toen hij zijn fortuin verloor, raakte hij zijn macht kwijt, en binnen een aantal weken stortte zijn biologie ook in. Uiteraard kost het iedereen kracht om een noodlijdend bedrijf in leven te houden, maar deze man had onder net zo veel spanning gestaan toen zijn bedrijf succes had en toen had die spanning hem kracht gegeven.

Ieder van ons heeft talloze machtssymbolen en al die symbolen hebben een biologische tegenhanger. De tandarts met alvleesklierkanker had ook een machtssymbool: zijn baan. Maar toen hij zijn baan was gaan haten, raakte hij dagelijks kracht kwijt. Dit zorgde voor een biologische reactie die voortduurde tot een ongeneeslijke ziekte was ontstaan.

Ons leven is gestructureerd rondom machtssymbolen: geld, gezag, status, schoonheid, veiligheid. De mensen in ons leven en de keuzen die we elk moment van de dag maken, zijn uitdrukkingen en symbolen van onze persoonlijke macht. Vaak aarzelen we met een confrontatie met iemand aan wie we meer macht toedichten dan we zelf hebben en regelmatig stemmen we ergens mee in omdat we geloven dat we de macht niet hebben om te weigeren. In talloze situaties en relaties is de onderliggende dynamiek de omgang met macht: wie heeft het en hoe kunnen we ons deel ervan houden?

De symbolische taal van energie leren, betekent een beoordeling leren maken van de machtsdynamiek in jezelf en anderen. Energetische informatie is altijd waarheidsgetrouw. Iemand kan in het openbaar verbaal ergens mee instemmen maar zijn energie zal zeggen wat hij er werkelijk van vindt, zijn ware gevoelens zullen zich uiten in een soort symbolische verklaring. Onze biologische en spirituele systemen geven altijd uitdrukking van de waarheid en vinden ook altijd een manier om dat te doen.

Je dient je ervan bewust te worden waaruit je macht put. Genezen van een ziekte wordt eenvoudiger als je je machtssymbolen en je symbolische en lichamelijke relatie tot die symbolen kent en als je acht slaat op de boodschappen die je lichaam en je intuïtie erover sturen.

Uit: Anatomie van de ziel van Caroline Myss