…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Elias Amidon’

De Intimiteit van de Veelheid met de Ene

Toen ik een jonge reiziger op het spirituele pad was verlangde ik naar vereniging met de Ene. Ik stelde me voor dat er een einde was gekomen aan deze reis.  Een definitief Thuiskomen in het Goddelijk Licht zodra mijn kleine zelf zou verdwijnen in God’s Zelf. De Soefi aanroeping “Tot de Ene!” was het gebed van mijn hart, mijn marsorde. En dat nam ik letterlijk.

Natuurlijk genoot ik van – en was ik gefascineerd door – de wereld van de zintuigen. Maar mijn metafysische opvatting was dat deze wereld van de Veelheid, hoe betoverend ook, blokken waren aan mijn spirituele benen. Ik dacht dat spirituele vrijheid zou kunnen worden bereikt als deze betovering me niet langer belemmerde.

Misschien was die opvatting dankzij het ouder worden veranderd. Het voelt niet langer een kwestie van “hier” en “daar” – dat onze levens zoiets zijn als verblijven in de school van Veelheid, waar we worden klaargestoomd om te kunnen worden toegelaten tot de Eenheid. Ik kwam tot het inzicht dat dat veel subtieler is en magischer, dan dat. Veelheid en Eenheid zijn niet twee, ook al zijn ze niet aan elkaar gelijk. Ze zijn innig en tegelijkertijd met elkaar verbonden, zoals vochtigheid dat is met water en de dans met de danser.

De Eenheid waar ik volgens mij naar op weg was is niet ver verwijderd – en wacht niet tot ik verlicht zou zijn, of zich voor mij zal openen als ik sterf. Eenheid is net zo aanwezig als het papier waarop ik deze woorden schrijf. De fysieke gewaarwordingen en mijn gevoelens en gedachten die door me heen stromen zijn uitdrukkingen van alomtegenwoordige Eenheid. Zelfs de bewering dat ze “uitdrukkingen” zijn van Eenheid is een beetje misleidend, omdat dat een scheiding suggereert tussen zowel ruimte en tijd; tussen dat wat daarmee wordt uitgedrukt en de uitdrukking zelf. Het is niet belangrijk om dit verstandelijk re kunnen begrijpen. Hoewel het grappig zou kunnen zijn als je van metafysische speculaties houdt. Wat belangrijker voor mij is geweest is om dit mysterie op te laten gaan in mijn moment-tot-moment ervaring.

Ik zal proberen uit te leggen hoe mij dat overkwam, zo kort en zo eenvoudig als ik kan, in de hoop dat dit ook nuttig voor jou zou kunnen zijn. Als ik naar mijn moment-tot-moment ervaring kijk, ondervind ik dat het onscheidbare van dit moment mijn bewustzijn ervan is. En mijn aanwezigheid erin. Mijn bewuste aanwezigheid ligt niet buiten dit moment. Het is precies hier. In feite kan ik niet beweren dat het “mijn” bewuste aanwezigheid is – alles dat wat dan ook uniek zou kunnen zijn voor mij als mens – mijn eigenheid, gevoelens, gedachten, herinneringen – maken deel uit van het mysterie van bewuste aanwezigheid.

Als ik kijk naar wat bewuste aanwezigheid eigenlijk is, vind ik niets definieerbaars op de manier waarop de dingen die in de wereld verschijnen definieerbaar zijn. Bewuste aanwezigheid is niet op dezelfde manier waarneembaar. En wat het ook moge zijn, het is duidelijk en vanzelfsprekend: bewuste aanwezigheid is altijd hier en nu. De dingen die ik waarneem veranderen voortdurend, terwijl ze noch  bewegen, noch stilstaan. Ze maken eenvoudig geen deel uit van ruimte of tijd waarin de dingen wèl bewegen of statisch zijn.

Het is hier steeds innig aanwezig in de steeds-veranderende verschijnselen. En er wordt niet van ons verwacht om afstand te doen van de wereld van de Veelheid om de Eenheid waar te nemen. We zijn het al.

Als je mij tot hier kunt volgen heb je ongeveer een beeld van wat ik “bewuste aanwezigheid” noem. Dit ondefinieerbare maar voor de hand liggende veld waarin alles verschijnt is identiek aan de Eenheid waar ik als jonge zoeker naar verlangde. Het “Ene” dat ik probeerde te benaderen stond niet aan het eind van de spirituele zoektocht op me te wachten. Het is hier steeds innig aanwezig in de steeds-veranderende verschijnselen. En er wordt niet van ons verwacht om afstand te doen van de wereld van de Veelheid om de Eenheid waar te nemen. We zijn het al.

Ik haast me om hier de volgende vanzelfsprekendheid aan toe te voegen: we zijn niet alleen de Eenheid die door onze bewuste aanwezigheid wordt onthuld, we zijn ook wezens van de Veelheid – ieder van ons zo uniek en bijzonder, ieder van ons verschijnend in deze levende veranderingen, van moment tot moment, ieder van ons vergankelijk en dierbaar.

Het lijkt misschien een tegenstrijdigheid – onze ervaring als vergankelijke en menselijke wezens (de Vele) en onze ervaring dat we onze persoonlijkheid overstijgen (de Ene) – maar zijn deze twee echt tegenstellingen? Zijn ze misschien op de een of andere manier met elkaar “verbonden”? Zoals de beroemde vraag van Yeats: “Hoe kunnen we de danser van de dans kennen?”

Als we over deze dingen spreken bestaat altijd het risico ons in abstracties te verliezen. Zoals ik hier al heb opgemerkt, dat het belangrijkste voor me was om het mysterie in de moment-voor-moment ervaring in me op te nemen, en me blijvend en steeds opnieuw te openen voor de intieme openbaring.

Het is altijd verrassend, altijd fris. De dans van de Ene en het Vele, van bewuste aanwezigheid en steeds veranderende ervaringen, is geen abstracte oefening- in tegendeel. Het is het meest intieme en liefdevolle spel dat we kunnen ervaren, hier en nu.

 

Schoonheid zal de wereld redden

Toen ik jong was zag ik mijn moeder elke dag lunches klaarmaken voor ongeveer dertig zwarte kinderen. Die gingen naar de kleuterschool bij ons in de buurt. Hun gezinnen hadden nauwelijks genoeg geld om hun kinderen eten te geven. Daarom zamelde mijn moeder geld in, of gebruikte ze haar eigen geld, om daarmee hun middageten, brood, pindakaas, eieren en melk te kopen. De jongste kinderen hielp ze bij het eten, ze snuitte hun neusjes en zong kleine liedjes voor ze. Ze vond dat allemaal vanzelfsprekend. ’s Morgens vroeg rook het in huis heerlijk naar gebakken brood. Ze deed alles in kartonnen doosjes die ze via de trap aan de achterkant van ons huis in de kofferbak van haar auto deed en ze reed naar school.

Mijn moeder is lang geleden overleden, maar als ik aan haar terugdenk zie ik, alsof het een film is, haar nijvere handen die boterhammen smeerden die ze twee aan twee rangschikte op het aanrecht, en hoe ze daarna de doosjes in de achterbak van haar auto deed -ik voel nog deze schoonheid- ik kan dit niet op een andere manier onder woorden brengen. Hoe mooi waren haar eenvoudige, zuivere handbewegingen! Ik bedoel niet alleen schoonheid in de betekenis van haar sierlijke gebaren, maar iets dat zowel de innerlijke als de uiterlijke verschijningsvorm ervan te boven ging. Goedheid.

Plotinus zei het treffend: “Geen enkele schoonheid is zo werkelijk als de Goedheid die je in iemand ziet.”

Mijn moeder overleed op een Nieuwjaarsdag, negenentwintig jaar geleden, en toch, –  hoe prachtig! – dat gevoel van herinnering aan haar onbaatzuchtige toewijding! En van een goedheid die zich niet beperkte tot ”die van haar”. Het was iets van een grotere allure die ze uitdrukte, die nog steeds springlevend is, en die mijn hart nog steeds in vervoering brengt. Ik weet dat als mijn moeder, een praktisch ingestelde vrouw, mij nu zou kunnen horen praten, me even aan zou kijken, en me zou aansporen om haar te helpen met het dragen van de kartonnen doosjes. Ze probeerde niet om de wereld te redden; ze deed alleen maar wat ze kon, omdat ze dat nu eenmaal kon.

De schoonheid die ik ervoer in haar daden redde de wereld wel degelijk. Dat doet schoonheid altijd. Voor mij is dit de betekenis van Dostojewski’s gevleugelde woorden, ”Schoonheid zal de wereld redden.” Als we deze mooie schoonheid in mensen om ons heen herkennen worden we aangeraakt door een kracht die de uiterlijke vormen overstijgt van wat we gewend zijn als we aan “mooi” denken. Inderdaad, in deze meer tastbare vormen van schoonheid hebben we kennis gemaakt met het mysterie en de kracht van schoonheid, en in hoe we dat kunnen blijven doen. Maar ze hebben ook de potentie om ons te begeleiden naar een nog dieper herkennen van de mogelijkheden van de menselijke evolutie en de menselijke geest.

Ik besef dat het gebruiken van woorden als “schoonheid” en “goedheid’ in deze nerveuze en cynische tijd kunnen worden afgedaan als louter sentiment en oppervlakkigheid. Onze cultuur is gefascineerd door het angstaanjagende, en heeft een weerbarstig realisme omarmd, en zelfs pessimisme, als meer betrouwbare methoden om met het leven om te gaan. Maar als het helen van de duisternis van ons menselijk egoïsme aanstaande is, zal dat niet het gevolg zijn van dat realisme en pessimisme.

Ik ben ervan overtuigd dat de meesten van ons de “mooie schoonheid” kunnen herkennen waar ik hier naar verwijs. Dit betekent niet dat de mensen die ons daarmee kennis willen laten maken, (en dat geldt óók voor onszelf), altijd mooi en goed zouden zijn. We reiken er naar uit, vallen, en reiken er opnieuw naar uit. Ik ben van mening dat juist deze schoonheid, en de goedheid waar die uit is voortgekomen, is wat de wereld geneest en “redt”, en dat we ons aan die waarheid kunnen toevertrouwen.

Het “is”  waar – het Goede, de Waarheid, het Mooie. We kunnen er vertrouwen in hebben, want ze hebben kosmische proporties, dat wat sommigen de Goddelijke Adem hebben genoemd, die onafgebroken alles tot leven brengt.

Maar om terug te keren naar de Aarde, en het beeld van mijn moeder die die boterhammen smeert, sluit ik hier af met de sierlijke woorden die ze bij feestelijke gelegenheden zong, op de melodie van “We Shall Overcome.”

 

Al ons eten is goed vandaag,

heel ons leven is goed vandaag,

alles is goed vandaag.

De toekomst opent zich

om door ons gecreëerd te worden,

laat ons vandaag in vreugde dankbaar zijn.

 

vertaling: Hansjelle Dijkstra

 

 

 

 

The Mysticism of Music

What is music? What happens when music touches us? If we could somehow float above planet Earth and hear the abundance and diversity of music rising up from around the globe — monks chanting in cloisters, rappers hip-hopping in Detroit, mothers humming lullabies in China, string quartets performing in Vienna, distant lovers singing of their longing — what would we be witnessing? What is it that enchants us in the mingling of sounds? What is happening that moves us so?

I am not sure these questions have reliable answers. Of course, we might say music comforts us, or calms us, or excites us, or inspires us, but we still wouldn’t be any nearer to answering what music is, or what is behind the mystery of its capacity to touch us in so many ways.

My purpose here is not to dream up answers to these questions about music’s mystery, but to suggest another way of experiencing what is behind the questions. In aid of this purpose I would like to point to another mystery, what the great 13th century sufi mystic Ibn ‘Arabi called “the Breath of the Merciful.” This is a mystery on the scale of the cosmos and its origins. Yet its awesome majesty can be experienced within the intimate mystery of music itself.

The Breath of the Merciful

The Breath of the Merciful is understood as the cosmic dynamic that vitalizes the many in the One. It is the ever-present ‘Breathing’ that makes it possible for this infinite universe of duality to come into being while never being other than the nondual essence of the One. Seeing the nature of this dynamic gives us a chance to intuitively understand how there can simultaneously be the one indivisible essence of the Real and the endless proliferation of phenomena. This understanding, if it occurs, is not conceptual and is not simply a metaphysical nicety. ‘Getting’ the relation between the relative and the absolute is at the heart of all experiences of spiritual awakening.

There is a well-known Tradition of the sayings of the Prophet Mohammed in which God says, “I was a Hidden Treasure and I longed to be known, so I created the Cosmos.” This saying reveals that the essence of God (the Hidden Treasure) contains within it a fundamental yearning for self-realization. The essence longs to know the essence. It is this longing that pervades all of existence. It is what calls you to read this sentence, to appreciate a spring morning, to love someone, or to want to know God.

Ibn ‘Arabi suggests this primordial longing is “relieved” by a vast cosmic Mercy — the Breath of the Merciful. We can imagine this cosmic dynamic has two aspects — an exhalation and an inhalation. Through the infinite generosity of the Merciful Breath, the cosmos flows into actuality. This is the divine exhalation that brings the universe into being each instant. It is the very principle of creation manifesting the potentialities latent “within” the Oneness of Being. Through the birthing of polarities and multiplicity, of otherness, the Breath makes possible relationship, and thus knowledge and love. Now the primal longing of the Hidden Treasure has a direction in which to flow.

And yet, as we know all too well, the dimensions of duality can be a trap in which otherness is experienced as the only reality. Separation rules. As seemingly separate entities we thirst for connection, but with what? As the Buddha said, our thirst, our craving, becomes the cause of suffering.

Here we may sense how the Breath of the Merciful continues in its Mercy by drawing the existence of the many back to union with the essence. This is the divine inhalation, of return to unity, of homecoming. In one sense this inhalation occurs every moment as the entire cosmos passes away to make room for the new. In another sense, the divine inhalation is expressed in the call to awakening, to realization of the Hidden Treasure. The conscious recognition of our true identity is the consummation of cosmic longing.

Yet while this return to Unity is a movement of love, it also destroys otherness, and therefore the possibility of relationship. Union with the Beloved annihilates the lover. Here we see the universal paradox of Becoming and Being, and the necessary tension between otherness and non-otherness that makes possible divine self-realization.

To summarize, the two aspects of the Breath of the Merciful represent, on the one hand, the creation of the cosmos through the divine exhalation, and on the other hand, the resolution of the separation implicit in the polarities of the cosmos through the divine inhalation.

We can appreciate the paradoxical nature of this view by recognizing that the image of the Breath is not sequential like the breath of animals, but instead the two aspects of the Merciful Breath are eternally co-existent, the exhalation including the inhalation, and vice versa. Thus we can glimpse the many in the One and the One in the many, and the contradictory simultaneity of time and the timeless, of the created and the uncreated, of the other and the not-other.

The Mystery of Music

With this admittedly condensed and abstract introduction to Ibn ‘Arabi’s concept of the Breath of the Merciful, let us return to our contemplation of the nature of music. Holding for a moment in our awareness this recognition of the function of the divine Breath, we can perhaps allow for the possibility that as we create or listen to music we are actually witnessing the creation of the cosmos.

For example, before a melody or rhythm begins there is silence. Then the first sound appears. From where does it come? Where was it before it manifested its sound? We may notice how the first sound, and the second, and the third, and so on, are each given freely into the moment. They appear out of silence, out of not-being. We may also notice how the note that will be played in a few moments doesn’t yet exist… and suddenly it is here! What gives it existence?

We can only say it is birthed from the infinite potential of the void. And then, what happens? It vanishes! Where does it go? It returns back into the emptiness of silence, into not-being. Yes it may linger a moment or two in memory as its fleeting presence touches the fleeting presence of the sounds that follow, but silence precedes it and silence finishes it.

If we listen closely to the coming-into-and-passing-out-of-being of each sound we can recognize that here is the very creation and renewal of the cosmos. What we are calling the Breath of the Merciful makes possible the arrival of each sound out of nowhere. And equally miraculous the Breath resolves this coming-into-being of the sound by instantly drawing it back beyond being, into pure essence.

When we listen to or create music that is fresh and living, we are struck by how what is played or sung is both unexpected and inevitable. Each curl of melody, each unresolved chord or playful syncopation replicates the longing of the Hidden Treasure to be known. The melody rises, gathers, soars, and calls for its resolution.

Could it be possible that music in its most authentic function replicates the primal cosmic drama of creation by its own creation of the beautiful thing, the beautiful sound (the exhalation), and then the re-absorption of that thing-sound into no-thingness (the inhalation), touching our heart as it does so with this gift of the play between existence and non-existence? Or is it even more than that? As our heart is touched by the beautiful thing, does it not make possible the cosmically longed-for event of the Hidden Treasure becoming known?

And what is this “knowing” anyway? Can the Hidden Treasure be known as a thing is known? Or do we not open to the essence of the Hidden Treasure by letting go of knowing altogether, just as we let go of each note in music so that its essence will be revealed? As the 2nd century Buddhist master Nagarjuna commented, “Nirvana is the letting go of what arises and passes.” In some way this is what happens when music awakens us.

The text content of this post was previously published on Open Path/Sufi Way website as The Mysticism of Music.

One Love

I once asked my mother when she was washing dishes at the sink, “Mommy, who do you love more, Daddy or us kids?”

She paused in her washing and said, “Ducky, love doesn’t come in quantities. It just touches us in different ways.”

It’s taken a long time but now I know what she meant. She was right — you can’t have more or less of love. For example, it’s not like time — you can have a lot of time, or you can run out of it. Love isn’t like that. Love is more like the present moment, like now. You can’t have more now or less now, can you? Right now?

Or perhaps we could say it’s like what is looking out of our eyes. Can we have more or less of that? What is it that is looking, or listening to the sounds around us? Did the Buddha have more of that than we do? What is it? Does whatever it is come in quantities?

My son left a phone message last night that I just picked up. He ended by saying, “Sending you lots of love.” Lots. A friend of mine always concludes his emails with the salutation, “Big love.” We want to tell each other we really mean it, so we turn to words that emphasize scale. How dear we are! And what else can we do? We’re trying to express something that escapes definition.

My sense is that love is like an invisible light that continuously ignites our being and all being everywhere. Love is the very radiance of each moment’s becoming — it’s that generous. That may sound abstract, but it’s actually so intimate and immediate we don’t know we know it, like the story of the little fish who doesn’t know what the ocean is.

Love is how and why emptiness bursts forth as form, how clear presence shows up as all these myriad presences. It’s the impulse of universal becoming, the élan vital, what the Tibetans call the sambhogakaya, the clear, luminous presence that gifts all manifestation — your existence, my existence, the earth spinning, all of it given fresh every instant.

When we feel love for someone or something it’s as if a channel opens in our heart to this great love that’s at the beginning of everything. At its source it’s unconditional. Once we start layering conditions on it, well, then the channel narrows into likes and dislikes. This is why my teacher, Murshid Fazal Inayat-Khan, said, “You can always love more.” Not more in quantity but in embrace. When our heart opens in love it doesn’t stop with a single love object — wherever we turn we see with the eyes of love.

To see with the eyes of love doesn’t mean that we are blind to the meanness and violence of the world. The infinite love I’m speaking of, the love beyond all ideas of quantity, is not blind. It sees all, knows all, embraces all. This is not something that’s easily understood with our normal way of perceiving the world, and it’s certainly beyond the scope of these words. Perhaps all we might appreciate here is how our recognition of the world’s injustice, ignorance, and brutality functions for us as a teacher — it shows us what matters, what we care about, what is worth saving.

We listen to the news and don’t approve.
Things are worse than we thought.
Though that may be, may we never forget
the love our pain is faithful to.

My mother’s instruction to me about love concluded with the words: It just touches us in different ways. Of course, this is obvious, but it may help us to see how love can appear in so many guises and still be one. It’s like water — here it’s a raindrop, here an ocean, here a tear, here it flows in the veins of a bird in flight, here it makes possible each movement of our bodies. One love!

Of all the guidance I have received in my life, the guidance of love is the most reliable. It’s not always easy to follow — self-pity, disappointment, and outrage can obscure love’s path — but when the dust clears, love is what remains. To the extent we can open ourselves to the one love, the love without quantity, our lives become beautiful and of benefit, part of the great gift of now.