…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘God’

God bestaat, en geloof en wetenschap komen ooit tot elkaar

Heel interessant en zeer actueel zijn opvattingen  waarin het bestaan van God zo moeilijk ligt. Herman van Veen gaat er recent vol in met de uitspraak “Iedereen die namens God spreekt, kletst uit zijn nek”; Stijn Fens houdt het beschaafd: “wat God precies is, weet ik niet, maar in ieder geval niet een almachtige regelneef” en typisch ook de opmerking van van Veen “niets is God, God is niets”. Ook zocht van Veen bevestiging bij de atheïst Stephen Hawkins (alle uitspraken zijn overigens gedaan in De Verdieping van Trouw van 13 mei 2017 in twee artikelen). Het statement van Hawkins  is wel erg beperkt voor een groot wetenschapper (zie verderop in deze opinie): “When people ask me if a god created the universe, I tell them that the question itself makes no sense. Time didn’t exist before the big bang, so there is no time for god to make the universe in.” Alle uitspraken hebben als kenmerk gemeen dat ze stellig zijn – wat merkwaardig is omdat die ontkennende uitspraken niet bewezen kunnen worden – daarentegen erg populair zijn en mensen zich dergelijke uitspraken heel gemakkelijk laten aanpraten. En zelfs mochten  wetenschappers best wat minder stellig zijn, al was het maar op basis van de stelling: “God creëerde de natuurkundigen, en de natuurkundigen creëren de wereld”.

Om het geheim van de schepping te kunnen ontrafelen mag worden geaccepteerd dat de schepping en materialisatie begonnen zijn na de oerknal, waarvan zelfs bekend is dat een-honderduizendste seconde na de immense oerknal de temperatuur enkele miljarden graden moet zijn geweest. Na de oerknal is er materie ontstaan uit energie; eenvoudig gesteld legt Einstein uit dat er een relatie is tussen Energie (E) en Massa (m) in de formule E = m.c2. Met een grote sprong vooruit in de tijd ontstaat de aarde uit sterrenstof. Het stof der aarde vormde met 90 stabiele chemische elementen als bouwstenen de anorganische constitutie van de hele aarde. Wijsheid 11:21 zegt: “Gij (God) hebt verordonneerd, dat alles is geschapen naar maat, gewicht en getal”. Dit is een mooie karakterisering van de chemische elementen waaruit de aarde in anorganisch opzicht is opgebouwd. Met deze elementen is alles ontstaan: aarde, water, lucht, planten en dieren, en ook de mens. “God schiep de mens uit het stof der aarde” volgens Genesis, is niet in tegenspraak met de evolutietheorie: de creationisten mogen wat meer chemicus en geoloog zijn om dit te volgen en te kunnen aanvaarden. Maar bij Adam, die volgens de Bijbelse chronologie circa 4000 jaar voor Christus leefde,” blies God zijn adem in de neus van Adam”, ten teken dat daarmee de mens met Adam zijn belangrijkste kwaliteit kreeg, namelijk een ziel, en daarmee ook het hoogste goed van de mens: een humaan bewustzijn. Als zodanig kan Adam naar het geloof worden gezien als de eerste mens met een ziel en een humaan bewustzijn. In meer materiële zin kan Adam uit de evolutie zijn voortgekomen, waarin de gelovige overigens ook de hand van God ziet in het bouwplan van de schepping. Er is geloof en er is wetenschap; ze horen juist bij elkaar, maar zijn ook wel dualistisch. In het dualisme staan exponenten van evolutionisten en creationisten tegenover elkaar. Het is daarbij een misvatting, dat fanatici altijd de wijsheid in pacht hebben. Het loopt fout, als de deskundigen van de ene stroming, maar niet deskundig op het andere gebied, toch de eigen zienswijzen tot absolute waarheid willen verheffen. Geloof is meer een bezieling van de werkelijkheid, en wetenschap verbeeldt ook wel de werkelijkheid.

Blijft de prangende vraag: “wat was er vóór de oerknal. Wat het ook zijn mag, er dient een relatie te zijn met Energie. Professor Nesterov legde daarvoor het even simpele als logische verband tussen Energie (E) en de materiële (!) grootheid Informatie (I) met de relatie I = E / √h  (h = constante van Planck). Volgens Nesterov is informatie opgeslagen in ‘deeltjes’ met een veld, maar zonder massa of lading. (Voor Hawkins: Informatie is een tijdsonhafhankelijke grootheid.)  Zelfs in de fysische kosmologie ligt er een grote uitdaging met de vraag: ‘wat was er vóór de ‘primordiale singulariteit’ ook wel de ‘Big Bang’ genoemd. Het antwoord zou kunnen zijn ‘Informatie’ ook wel te zien als ‘Bewustzijn’ of ‘Scheppend Vermogen’.  Denkbaar hierbij op het moment van de ‘Big Bang’ is de overgang van Informatie naar Energie, en vervolgens vanuit de immense samengebalde energie het proces van materialisatie van het heelal. Nesterov verklaart dat er vóór de Big Bang er Informatie bestond. In die Informatie lag het hele plan van de schepping besloten [Joh 1: In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.]. Ook komt de uitspraak van Einstein hier te pas dat God niet dobbelt. In de materialisatie is het Grote Plan van de schepping tot werkelijkheid geworden. God zou – met al onze beperkingen – voorgesteld kunnen worden als een Scheppend Vermogen en die zich manifesteert door een soort fysisch intelligent veld – of als Informatie – : het is er in alles en overal, en het zal er altijd zijn. Allemaal onzin zegt de niet-gelovige. Je kunt niet bewijzen dat er een God bestaat. Deze stelling kan afgedaan worden met: het is ook niet te bewijzen dat God niet bestaat. God laat zich niet bewijzen, wel een heel klein beetje begrijpen. Geloof is geloof en wetenschap is wetenschap; wellicht zullen ooit geloof en wetenschap  met wederzijds respect dichter bij elkaar komen.

In de wetenschap dat Informatie wordt omgezet in Energie, en Energie vervolgens in materie, leidt tot de intrigerende vraag of materie weer kan worden omgezet in Informatie, waarbij een voorzichtige hypothese kan zijn dat zwarte gaten deze omzetting zouden bewerkstelligen (prof. Matt Strassler: “Black holes can in principle be made entirely from massless things”). Het proces van schepping en destructie is dan rond.

Jan Ramakers,

Vessem 27 oktober 2017

Laat ons de mens maken

En God zegt: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
En God schept den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schept Hij hem; manvrouw schept Hij hem.
En God zegent hem, en God zegt tot hen: Wees vruchtbaar, en vermenigvuldig, en vervul de aarde, en onderwerp haar, en heb heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!
Genesis I, 26-28.
Door Evert Wagenaar

Deze woorden kunnen we – in een wat andere vorm – terugvinden in het boek Genesis, het eerste hoofdstuk. Dit hoofdstuk en het daarop volgende, gaat over de schepping van Goden, Hemel en Aarde, Mensen en alles wat zich daar tussenin bevindt.
Er lijkt iets merkwaardigs aan de hand te zijn met dit hoofdstuk, afgezien van alle vragen die dit scheppingsverhaal sowieso oproept: in elk van de nieuwe fasen die worden genoemd in Genesis I staat God vermeld als de schepper, maar dan wel als enige.
In den beginne schept God hemel en aarde en ook de Goden( Elohim) en alles daar tussenin. Dat gebeurt op de eerste dag en het gebeurt omdat Hij spreekt.
Op de tweede dag spreekt God opnieuw en het gaat over scheiding van de ‘wateren’ en een uitspansel dat daartussenin wordt geplaatst.
De derde dag gaat over de wateren die dan weer tezamen vloeien en het droge dat tevoorschijn komt, maar dat alles omdat God – ook weer als enige – dit alles beveelt.
En zo gaat het door: God spreekt op de vierde dag over de lichten aan de hemel, zon, maan en sterren.
Op de vijfde dag spreekt God opnieuw en wel over dieren, vissen en vogels, landdieren, tamme en wilde…
Steeds vertelt Genesis ons dat God dit alles alleen doet, Hij spreekt en dan gebeurt het…

Maar dat wordt anders bij het aanbreken van de zesde dag
Dan staat er plotseling: laat ONS de mens maken, naar ons beeld en onze gelijkenis….
Hoe zit dat…?
Mensen die iets meer weten over de oorspronkelijke teksten waarmee het boek Genesis is beschreven, weten dat dit gedaan is in de Hebreeuwse taal en dat deze oorspronkelijke teksten in hun originele staat ook heden ten dage nog steeds te vinden zijn in de Torah.
Ja, ook nog steeds heden ten dage, omdat volgens de Joodse wetten de Torah niet gewijzigd mag worden, geen letter en jota mag aangeraakt worden in tegenstelling tot onze tegenwoordig zo wijd en zijn verbreide Bijbelse vernieuwingsdrift.

Het is bekend dat deze oorspronkelijke Hebreeuwse teksten samengevat als de Pentateuch, de vijf boeken van Mozes, in het Grieks zijn vertaald en als de Septuagint bekendheid kregen, ook buiten Israël. Het verhaal gaat dat deze vertaling van het Hebreeuwse origineel door 72 (!) mensen in individuele afzondering tot stand is gekomen, waardoor een grote mate van vertrouwen is gerechtvaardigd dat deze vertaling zeer dicht bij de oorspronkelijke tekst staat. Ook toen al besefte men hoe lastig het is om een waarlijk passende vertaling te maken van een heilig boek, een boek waarvan de Joodse religie stelt dat dit boek de openbaring van God is.
Met de Torah heeft YHVH-Elohim de wereld geschapen…

De eerste algemeen gebruikte vertaling in het Nederlands is de Statenvertaling uit 1637. Deze vertaling is rechtstreeks uit de Brontekst (de Tenach, de Hebreeuwse Bijbel) tot stand gekomen. De Tenach bevat alle vijf boeken van de Pentateuch, de boeken van Mozes die tezamen de Torah vormen. Het zijn in elk geval deze vijf boeken die nog steeds de oorspronkelijke teksten bevatten van duizenden jaren terug.

Wanneer we nu terugkeren naar deze brontekst dan begint het boek Genesis met de zin:
Bereshith Bara ‘ Elohim Aleph-Tau Ha Shamayim Vau-Aleph-Tau Ha Aretz.

In de Statenbijbel (evenals in de meeste navolgers) vinden we de bekende vertaling:
In den beginne schiep God hemel en aarde…
Onze vertaling die – naar wij denken – dichter bij de brontekst staat, is echter anders:
Met wijsheid schept HET: de Elohim en alles tussen hemel en aarde.

Wat valt op:
Wij gebruiken niet de verledentijdsvorm (schiep), maar de tegenwoordigetijdsvorm (schept).
Waarom? Omdat God nog immer schept, van moment tot moment en nooit daarmee ophoudt.
Wanneer dat wel zou gebeuren, houdt de schepping op te bestaan.
Verder valt op dat er staat ‘HET’.
‘Het’ is een interpretatie van de komma die in de brontekst staat. Die komma wordt in het Hebreeuws weergegeven als de letter Yod, getalswaarde tien, en in onze betekenis overeenkomend met ‘het Heilige’, dat wil zeggen, de niet-bestaande-God.

Met deze eerste zin wordt dus aangegeven hoe die niet-bestaande-God tot bestaan, manifestatie, komt.
HET brengt zichzelf dus eerst als de Elohim tot bestaan en vervolgens brengt Hij zichzelf door die Elohim heen tot manifestatie door alles tussen hemel en aarde vorm te geven.
‘Elohim’ is in de Statenbijbel vertaald als ‘God’, maar dat klopt niet.
Elo of Ele of El betekent inderdaad God in een specifieke vorm, maar ‘him’ betekent meervoud. Dus Elohim betekent ‘Goden’.

Het ligt nu voor de hand om te stellen dat deze Goden, deze Elohim, aangeduid kunnen worden als ONS.

Daarmee zou een verklaring gegeven kunnen worden over het gebruik van dat woordje ONS in deze tekst..
Maar waarom wordt dat dan niet elke keer gebruikt? In het begin van dit verhaal is dat al opgemerkt; telkens staat er God, God doet dit, God doet dat….Steeds vind je daar het woordje Elohim terug, maar niet het woord ONS.
Alleen in het vers 26 wordt duidelijk gesproken over ONS.

Wie zijn dan toch die ONS?
Om een antwoord te kunnen geven op die vraag kunnen we naar mijn idee alleen maar te rade bij onszelf. Waarom is dat idee er? Omdat dit vers, vers 26, specifiek gaat over de schepping van de mens, van ons dus.
Klaarblijkelijk gaat het over iets gezamenlijks doen, dat is wel duidelijk. Het scheppen van de mens kan niet door God alleen worden gedaan, de mens moet geschapen worden door ONS.

Wie kunnen/moeten iets gezamenlijks doen wanneer het gaat over het scheppen, formeren en maken van de mens? Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden moeten we zeker weten wat er bedoeld wordt met ‘mens’.
Mens is niet de mens zoals u en ik, de mens van alledag.
Onder ‘mens’ verstaat Genesis de complete mens, de mens die als schepsel datgene is wat God voor ogen heeft, namelijk de mens als Zijn beeld en Zijn gelijkenis…
De mens dus, waarin de Ziel als Ruach volledig tot wasdom is gekomen. Het gaat dus over Adam/Eva die geplaatst wordt (ja, zeker…enkelvoud, Adam/Eva is nog één persoon, één entiteit), in het Paradijs. Dat is hun habitat, hun toegewezen plaats in de schepping. Het Paradijs is het zelfde als de Hemel, het Firmament, de Hemel die geplaatst wordt tussen de Wateren Boven en de Wateren Beneden.
Het is dus de mens die deze Wateren moet verbinden.

Wateren wat zijn dat?
In de mystieke taal hebben ‘wateren’ de betekenis van verschillende niveaus van bewustzijn, verschillende vormen van bewustzijn.
De Wateren Boven zijn dus een aanduiding voor de hogere vormen van bewustzijn, vandaar dat deze wateren geassocieerd worden met de hogere Hemelen. De Wateren Beneden zijn een aanduiding voor de lagere niveaus van bewustzijn, dus van het aardse bestaan. Tussen die twee niveaus van bewustzijn bevindt zich ‘het Firmament’, een soort tussen-Hemel, de oorspronkelijke habitat van de mens.

We kennen het verhaal van Adam/Eva, over hoe het verder gaat, wel.
Adam en Eva, hij/zij, die eerst een eenheid vormt en als zodanig ook in eenheid met God is, wordt gescheiden (het verhaal van de rib). Hij wordt gescheiden van zij, ze worden verleid door de Slang en worden vervolgens uit het Paradijs geworpen.
Op dat moment krijgen de Wateren Beneden eigenlijk pas hun bewoners: Adam en Eva komen terecht in de Wateren Beneden, kunnen dus niet langer deze Wateren verbinden met de Wateren Boven. Die wateren beneden worden even later ‘het veld’ genoemd, de wereld waarin Adam en Eva in het zweet van hun aanschijn moeten werken.
Dat is de mens zoals wij onszelf en allen om ons heen kennen.

Het Paradijs is verlaten.
De Wateren Boven zijn onbereikbaar.
Die Wateren Boven worden door ons vaak aangeduid als de ‘Verblijfplaats van de Gedachten van God’ en die zijn nu onbereikbaar geworden.
De mens verlaat dus die middenpositie van het Paradijs en daarmee kunnen de ‘Gedachten van God’ niet meer doordringen tot de mens in de Wateren Beneden, die we heel goed kennen als ‘de mens van alledag’.
Daar bevinden Adam en Eva zich, en ze zijn van God los.
Maar…
Gelukkig is dat niet het hele verhaal
God laat een stukje van Zichzelf met die mens meegaan. Iets van die ‘Gedachten van God’ zit in de mens en daarmee kan God die mens uiteindelijk door dat verblijf in de Wateren Beneden heen trekken en weer terugplaatsen in het Paradijs, het Firmament.
Dan wordt die mens weer ‘Mens’.

Waarom doet God dit?
Zeker, we herkennen dat stukje van ‘de Gedachten van God’ als de Godsvonk in ons. En we weten dat het de bedoeling is dat deze Godsvonk in ons actief wordt en dat deze Vonk in ons Gods beeld en gelijkenis gaat scheppen. ‘God werkt in ons’, dat zegt ook Eckhart en tegelijk zegt hij dat de mens ook moet werken. De mens moet werken aan zichzelf, hij/zij moet een vruchtbare akker worden waarin God kan zaaien en het zaad kan doen groeien.

Daarom staat er in Genesis I vers 26 terecht: laat ONS de mens maken, naar ONS beeld en Onze gelijkenis. Het beeld van de Mens is het beeld van God die daarmee tot bestaan komt. De gelijkenis van de Mens is de gelijkenis van hem/haar met God. De gelijkenis is de inhoud, het beeld is de vorm. Samen maken God en mens de Mens
.
En wanneer die mens dan Mens is geworden kan HIJ/ZIJ de taak verrichten die God voorbestemd heeft: om alles en iedereen tot beeld en gelijkenis te maken. De natuur en de mens als deel van die natuur, is een beeld van God. Maar de Mens heeft als opdracht die natuur en die mens – de ander dus – ook tot een gelijkenis te maken. Door die natuur en de ander met respect en liefde te bejegenen en ze te verbinden met God, waardoor de boom in het bos een heilige boom wordt, het landschap een heilig land, overvloeiend van melk en honing… en de andere Mens….
De natuur, de zeeën, de wateren, het uitspansel, de dieren, land- en zeedieren, vogels en alles wat daar staat tot vers 26 en wat alles te maken heeft met die mens die uit het Paradijs is gevallen, moet verbonden worden. Dat is wat de Mens moet doen, nadat hij/zij geschapen is in de diepe innerlijke samenwerking tussen God en Mens, tussen Mens en God: Laat ONS de Mens maken…
De mens heeft God nodig en God heeft de mens nodig. Dan is de nieuwe Mens geboren en wordt de schepping voltooid.

Nu willen wij het hebben over deze geboorte, hoe die in ons plaatsvindt en in de goede ziel wordt volbracht, telkens als God de Vader zijn eeuwige Woord in de volmaakte ziel spreekt. Want wat ik hier zeg, moet worden gezien als betrekking hebbend op een goede, volmaakte mens, die op Gods wegen heeft gewandeld en daarin volhardt, niet met betrekking tot een natuurlijke, ongeoefende mens, want die staat volkomen vreemd tegen-over deze geboorte en weet er niets van.
Uit: Meister Eckhart: Predigten, preek nr 57 DUM MEDIUM SILENTIUM,

Teteringen, september 2016