In januari van het jaar 2000, meteen na de onverwacht voorspoedige afloop van de millenniumcrisis, zag de wereld er veelbelovend uit. Het ging allemaal goed en het zou alleen nog maar beter worden. Maar in 2001 kwam de eerste tegenvaller. De internetbubbel knapte. Daarna volgde de ene tegenslag na de andere. Tien jaar na het veelbelovende begin van de 21ste eeuw is er aan alle kanten verwarring; misschien kunnen we hier zelfs spreken over een verholen paniek. De ene crisis rolt over de ander heen. Er is maar één samenvattende conclusie mogelijk: onze cultuur, onze beschavingsvorm, is in een essentiële en existentiële crisis. En onze beheersinstituten hebben geen antwoord op de steeds groeiende wanorde. Hoe kan dat nu mogelijk zijn? En wat is er aan te doen? De realiteit is dat het antwoord op de ene crisis veelal een verergering geeft van een andere crisis. Zo zou de financiële problematiek zich kunnen oplossen door nieuwe economische ‘vooruitgang’, wat inhoudt dat de productie en consumptie moeten groeien. Maar dit zou als effect hebben dat de klimaatcrisis nog dieper en nog nijpender wordt. Wat goed is in de ene moeilijke situatie, is vaak schadelijk voor een andere prangende toestand.
Niemand schijnt nog een totaaloverzicht te hebben. Door de specialisatiedrift van met name de vorige eeuw heeft een deskundige op een bepaald terrein steeds méér kennis over een steeds kleiner gebied. Van de gespecialiseerde kennis is geen oplossing voor de grote problematiek te verwachten. In alle geledingen van onze maatschappij, of het nu ons bestuur betreft, of het bedrijfsleven, zelfs in de wereld van de wetenschap, overal worden de beslissingen genomen door deskundigen, door de specialisten. En mensen met een algemenere visie, zij die we generalisten noemen, hebben geen posities binnen de gespecialiseerde instituties. Generalisten leveren namelijk geen diréct aanwijsbaar resultaat op. Zij vormen echter wel een kostenpost; en vooral: zij dragen niet bij aan de winst op de korte termijn, noch aan de ‘efficiency’. De discussie gaat altijd over ‘ons belang’, het gaat nooit meer over ‘het geheel’. De westerse cultuur ziet door de bomen het bos niet meer. Wij staan met een mond vol tanden.
Is dat nu wel zo verbazend, deze onverwachte en plotselinge omslag? Eerlijk gezegd, eigenlijk niet. Het is al eerder gebeurd. In de twintiger jaren van de vorige eeuw was er ook een dergelijke hoogconjunctuur; de zogeheten ‘Roaring Twenties’. Dat hoogtepunt kwam onvoorzien aan zijn einde met de beurskrach van 1929. Daarop volgde ‘de Grote Crisis’ van de dertiger jaren. De ontreddering was groot, het menselijk leed dat er mee gepaard ging is niet te beschrijven. Als direct of indirect gevolg daarvan volgde daarop de Tweede Wereldoorlog. Een crisis is dus eigenlijk niet zo’n nieuw verschijnsel. De overeenkomsten tussen wat er toen gebeurde en wat er nu aan de hand is, zijn behoorlijk verontrustend. Maar ja, het enige wat er valt te leren van de geschiedenis, is dat de mens niet leert van de geschiedenis.
Weer dringt de vraag zich op: hoe kan dat nu zo zijn? Eén van de factoren die daar deel in heeft, is ons algemeen gangbare denkmodel. Om daar zicht op te krijgen, moeten wij kijken naar de ontwikkeling van onze cultuur. Vroeger, in de middeleeuwen beheerste de kerk het denken. Sinds de helft van de achttiende eeuw brak er een vernieuwing in dat denken door: de ‘Verlichting’. De grondlegger van deze richting was René Descartes. Hij was een filosoof die het denken zag als bewijs van het bestaan. Zijn credo was: ‘ik denk, dus ik ben’. Het mysterie dat er sowieso leven is, was voor hem niet van het eerste belang. In zijn filosofie wordt de gehele natuur gereduceerd tot een machinaal werkend geheel. Zo hebben dieren bijvoorbeeld geen gevoelens in het denken van Descartes. Dus ook geen werkelijke gewaarwordingen; zij zijn niet meer dan door God geschapen machines, zij zijn niet meer dan automaten. Eigenlijk is het hele universum, met uitzondering van de mens, mechanisch. In die visie is de schepping als een wekker, die door een geniale geest ontworpen en opgewonden is en daarna langzaam maar onontkoombaar afloopt. Deze opvatting werd aanvaard en voortgezet door de hoofdstroom van de Verlichting. En daar waar verklaringen over bepaalde fenomenen niet mogelijk waren werd een hogere sturende macht verondersteld, een ‘Deus ex Machina’. De organische eigenschappen van het leven, en daarmee de flexibiliteit daarvan, worden niet erkend. Dus ook niet gekend.
Buiten de mens wordt de natuur dus als een machinaal werkend fenomeen gezien. Zelfstandige, min of meer autonome eenheden bestaan niet in dit denken. Alles in de natuur, buiten dan de mens, heeft een mechanisch en gedetermineerd bestaan. Hiermee wordt een interactie van iets met zijn omgeving of zijn omstandigheden op organische wijze gereduceerd tot Gods wil, of als het niet anders kan, toeval. De natuur en de onderdelen van de natuur zijn niet in staat tot verandering van zichzelf, noch kunnen zij hun processen aan de omstandigheden aanpassen. Dat staat haaks op het latere darwinisme. Want het darwinisme gaat er van uit dat het aanpassingsvermogen van de soort bepalend is voor de overlevingskansen, the survival of the fittest (de overleving van de best passende). Even zogoed blijft de hoofdrichting van het denken causaal, het gaat alleen over oorzaak en gevolg. Dat gaf de Engelse wetenschapper Joseph Needham aanleiding om te spreken over ‘de kenmerkende schizofrenie van het Europese denken’. Dat deed hij in het tweede deel van zijn monumentale ‘Science and Civilization in China’. In dat boek introduceert hij een alternatieve denkwijze, die hij ‘Organicisme’ noemde. Deze term ontleende hij aan het Chinese denken.
De Chinese denkwereld
Het Chinese denken heeft geen Verlichting meegemaakt. In het binnenkort te verschijnen ‘I Tjing Essenties’ schrijf ik het volgende over het denken van die cultuur:
Er is geen rationalisme van welke soort dan ook, die alle biologische verschijnselen langs mechanische weg zou kunnen verklaren; dus ook geen ‘logische noodzakelijkheid’. In het organische denken van China is geen plaats voor de determinerende denkwijze van de oorzaak-gevolg wetmatigheid. Logische noodzakelijkheid is on-chinees, daar ze in menselijke aangelegenheden niet bestaat. De Chinese traditie wantrouwt definities en heeft een instinctieve weerzin tegen stelsels en theorieën. De menselijke beleving is meer dan de formulering van wetmatigheden.
Het uitgangspunt van dat denken is, wat we tegenwoordig noemen, holistisch. Holisme is een denkwijze die anders is dan onze gangbare analytische manier van denken. Onze wetenschap analyseert, wij halen iets uit elkaar en door bestudering van de delen verwerven wij meer kennis over het onderzochte onderwerp. Dat levert inderdaad veel kennis op, maar…, er is een maar. Je kunt bijvoorbeeld een dier uit elkaar halen, wat leidt tot meer kennis over de delen van dat dier. Maar we hebben geen enkele kennis verworven wat betreft het meest bijzondere van het dier, namelijk zijn levenskracht.
Het holisme stelt tegenover de analytische benadering een schouwen van het geheel. Dat het geheel meer is dan de delen; namelijk de interactie tussen die delen. Het is juist die interactie die de kwaliteit van dat geheel bepaalt. Holisme denkt in en over samenhangen. En dat is nu juist datgene waarvan we in het begin van dit stuk constateerden dat dit ontbreekt in ons denken. Het is dus de moeite waard om hier op in te gaan. Daarom is een nadere oriëntatie op de Chinese cultuur zinvol.
Aan de basis van het Chinese wereldvisie ligt iets dat de Dao (of Tao) genoemd wordt. Dao is het absolute geheel; er is niets bestaanbaar, zelfs niet denkbaar, buiten Dao. Het is een mysterieus gegeven, dat in principe onkenbaar is voor de mens. Dao genereert twee kosmische krachten, Yang en Yin. Alle verschijningsvormen in het universum hebben hun specifieke Dao en dus ook hun eigen manifestaties van Yang en Yin. Dat brengt met zich mee dat alles in het universum op een bepaalde overeenkomst heeft met het universum. In het holisme is die overeenkomst de ultieme basis van het bestaan en daarmee de essentie van alles. Deze benadering is eigenlijk niet echt nieuw voor ons, we kenden die al als de hermetische regel ‘zo boven, zo beneden’. Die ideeën kwamen sterk naar voren in de tijd van de Renaissance. Maar deze denktrant raakte met het analytisch rationalisme van de Verlichting weer ‘uit de gratie’.
Binnen de denktrant van het traditionele China is dat dus niet gebeurd. Daar is het een vast gegeven dat alles in de wereld op de een of andere manier past in de universele orde. Hoe kun je zo’n model nu zien?
Het beeld van het heelal is dus niet zozeer één van een verzameling materiële melkwegstelsels met sterren, planeten en andere delen. Het is vooral een beeld van samenhangende en energetische eenheden, die binnen een levend patroon bestaan. En dat patroon heeft cyclische eigenschappen. De samenhang gebeurt door middel van resonanties, door energetische uitwisseling. Het patroon kan daardoor zelf-organiserend en zelf-regulerend zijn. Door dat kolossale patroon is het universum een holistische eenheid, een ‘holon’.
De delen van het holistisch universum zijn zelf ook weer holons. Ieder holon is op zichzelf ook weer cyclisch, het kent zijn ‘eigen tijd’. Al naar het stadium van zo’n cyclus regelt het zijn zaken. Je zou ruwweg kunnen stellen: soms is actie mogelijk, het is dan energetisch sterk; dat is Yang. In een andere fase is rust noodzakelijk, het is energetisch zwak; dat is Yin. Nu is het niet mogelijk om dit beeld in kort bestek te voltooien, als dat sowieso al mogelijk zou zijn. Maar wellicht is het u wel mogelijk om op basis van deze weinige gegevens een beeld van dit model te maken. U ziet dan een vibrerend, bijna zoemend universum, met allemaal organische delen die zichzelf en elkaar door trillingen beïnvloeden. Alles bestaat in een soort van vraag- en antwoordspel. En alles gebeurt tegelijk. China hanteert hiervoor een begrip: ‘huntun’, oersoep.
Een mooie vergelijking van een holistisch systeem geeft het functioneren van de mens en diens lichaam. Ook de mens is te beschouwen als een holon. Talloze cycli beheersen het lichaam. De ademhalingscyclus, het hartritme, de spijsverteringscyclus, de craniosacrale cyclus, de hormonale cycli, en wat al niet. Waarschijnlijk zijn er nog meer cycli die we nog niet ontdekt hebben. Al die cycli beïnvloeden elkaar en ze worden geregeld zonder dat wij daar bewust bij stilstaan. De mens en zijn lichaam is een universum in het klein en een wonder op zich. Gaat alles zijn natuurlijke gang, dan voelen wij ons goed; treden er storingen op, dan wordt dat minder en bij grotere verstoring worden we ziek. Daarnaast, hoe sterk iemands geest ook moge zijn, de geest leeft niet afzonderlijk van het lichaam. Maar de geest reageert ook weer op de setting waarin de mens leeft. Het hoe en waarom van het een en ander is vaak een mysterie.
De Chinese geest zegt daarover dat het bepalend is of iemand binnen zijn Dao leeft. Dat is mooi gezegd, maar wat kun je nu met zo’n mededeling? Hoe kun je weten hoe je er voor staat, en nog belangrijker, wat kun je doen? Daarvoor heeft de Chinese traditie een systeem ontwikkeld om te weten hoe in een bepaalde situatie te handelen. Of juist niet te handelen. Dat systeem, dat de mogelijke handelswijzen per situatie ondersteunt, is in oude tijden neergelegd in het Boek der Veranderingen, de I Tjing.
Omdat het Chinese wereldbeeld een holistische strekking heeft is dit boek niet alleen te gebruiken door het individu met twijfels of problemen, alle holistische eenheden kunnen het gebruiken. Dus ook de staat. Nog sterker, het Boek der Veranderingen is oorspronkelijk gemaakt juist om de staat te besturen. De schrijvers van de I Tjing, koning Wen en zijn zoon Dan, maakten in 1050 v. Chr. om de toenmalige tiran af te zetten en de staat daarna beter te besturen. Deze nieuwe dynastie, de Chou-dynastie, geldt in China als de meest voorbeeldige. Het is volgens deze visie dus ook een goed instrument voor crisisbeheersing.
De I Tjing is een orakelboek, een boek dat antwoord kan geven op vragen. Daarnaast is het ook een wijsheidsboek dat natuurlijke procesmatigheden beschrijft. In de verre oudheid is het gemaakt om de besturende elite bij te staan in hun beslissingen. En die elite had geen makkelijke taak. Want in het onmetelijke China was (en is) er altijd wel de een of andere ramp gaande. In de Chinese cultuur wordt van de leiding verwacht dat zij een voorbeeldfunctie heeft. Dat is in het westen trouwens niet anders. alleen bij ons zijn de normen ontleend aan de basis van onze cultuur, het christendom. China is daarentegen niet christelijk, de leiding wordt niet geacht gehoorzaam te zijn aan ‘de wil Gods’. Daar is het uitgangspunt dat de leiding in overeenstemming is met de Dao. De Chinese keizer had bijvoorbeeld als belangrijkste taak zekere rituelen uit te voeren zodat hij en daarmee het rijk in harmonie met het Dao was en bleef.
Daarmee komt er een belangrijk verschil tussen de beide culturen aan de orde. Het Goddelijk Plan van het christendom is in wezen gedetermineerd, het loopt van de schepping tot de Jongste Dag. Het Dao van het oosten is tijdloos en, dit is cruciaal, het is in staat tot zelfregulering. Dat houdt in dat er crisissituaties mogelijk zijn die zich natuurlijkerwijze weer zullen herstellen. En waarbij menselijk ingrijpen de zaken alleen maar zouden verergeren. In zo’n situatie is het dan beter om niets te doen. De Chinezen noemen dat ‘wei-wu-wei’, het handelen door niet te handelen. Maar als er wel gehandeld kan worden, dan is gericht handelen van belang. De basis van deze zienswijze ligt in de filosofie van het Boek der Veranderingen. Alhoewel het een feit is dat het boek in het westen vooral gebruikt wordt als orakel, is de ingebedde filosofie van grote waarde. Als voorbeeld kan de huidige financiële crisis dienen.
Toen de bankencrisis begon, was het voor mij niet nodig om een vraag te stellen aan het Boek der Veranderingen over wat er aan de hand was. dat was wel duidelijk; van de vierenzestig hexagrammen is er maar één die naadloos past, namelijk hexagram 23, de Versplintering. De Versplintering is een teken dat de ineenstorting van een instantie of een systeem weergeeft. De basistekst van het teken is: geen voordeel in het stellen van een doel Met andere woorden, je zult moeten dealen met de toestand zoals die is, repareren is niet meer mogelijk.
De zes streepjes die in het teken staan geven zes fasen van dit proces weer. Hexagram de Versplintering is een teken waarin het materialisme (attribuut van de vijf onderbroken yinne lijnen) zo sterk groeit dat het de structuur van een verband ondermijnt en vervolgens vernietigt. Dit is zondermeer te verbinden met het gedrag van de Amerikaanse bankenwereld van het laatste decennium. Het hele verloop van het proces vind je terug in het commentaar bij de zes lijnen.
De onderste lijn geeft het begin van de narigheid weer:
De tweede lijn heeft als tekst:
het bodem van het bed wordt vernield. Standvastigheid wordt uitgeput. Ongeluk.
De derde lijn ligt op de grens van binnen en buiten.
versplintering! Geen fout.
Mensen die geen deel willen hebben aan de ‘graaicultuur’ en vinden dat banken een sociale functie dienen te hebben, verlaten de banken of gaan er niet bij werken. De banken verliezen hun talenten.
Vierde lijn:
het beddengoed wordt vernietigd tot op de huid.
De crisis is nu onbeheersbaar geworden en er beginnen banken failliet te gaan.
De vijfde zegt:
een school vissen. Gunst van de hofdames. Niets is zonder Voordeel.
De instanties die afhankelijk zijn van het functioneren van de banken schieten te hulp.
De bovenste lijn heeft als tekst:
een rijpe vrucht is nog niet gegeten. De Leerling krijgt een voertuig. Het huis van de inferieure man wordt vernietigd.
De zelfzuchtige mentaliteit van het hogere bankpersoneel wordt losgelaten en de reële waarde van de maatschappij worden weer uitgangspunt voor het wereldbeeld. Doelen op de lange termijn tot het oplossen van de crisis worden gesteld. Iedereen die bijgedragen heeft aan het ontstaan van de crisis wordt van zijn macht ontdaan.
Deze laatste stap moet nog genomen worden. Gebeurt dat niet, dan zal de crisis zich alleen maar verdiepen. De werkelijke waarde van een maatschappij, de vrucht die nog niet gegeten is, wordt niet bepaald door de drukpers van de bankbiljetten, maar door de producten die de maatschappij voortbrengt. Voorwaarde is dat niet het consumptiepatroon leidmotief voor het denken wordt, maar het moet gaan over de werkelijke behoeften van de mensheid.
Hexagram de Versplintering is een teken dat past bij perioden waarin een cyclus zijn eindstadium bereikt. Maar het is niet het einde van de wereld, het is de noodzakelijke overgang naar een nieuwe cyclus. Alleen vanuit dat uitgangspunt is een effectief en vruchtbaar handelen mogelijk. Dat is de uiteindelijke conclusie die je kunt trekken aan de hand van het Boek der Veranderingen.