…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Han van den Boogaard’

Paradox

De mensheid lijkt zich er steeds bewust van te worden dat de waarheid een glibberig fenomeen is dat als een paling door de snot van ons bestaan glijdt. Tot voor kort gingen we er nog met zijn allen vanuit dat de waarheid bestaat uit feiten, maar sinds de uitvinding van alternatieve feiten lijkt de waarheid geen substantie meer te hebben. We kunnen ieder feit inmiddels opzoeken en verifiëren en in een verhaal passen, maar daar staan dan wel weer eindeloos veel andere feiten en verhalen tegenover. Uit gewoonte kiezen we één van de vele mogelijke versies van de waarheid als de ‘echte’ waarheid (bestaat er dan een onechte?), maar dat gebeurt bijna altijd niet op basis van argumenten, maar van onderbuikgevoelens die we vervolgens rationaliseren, of, erger nog, rechtvaardigen met behulp van geschreeuw en gescheld.

Dat roept de vraag op of er überhaupt een waarheid bestaat die boven al dat gekrakeel uitstijgt. Die zuiver is en waar we ons op kunnen verlaten. Velen van ons zijn er naar op zoek, maar willen niet in nieuwe discussies, argumenten en conceptuele bouwwerken terechtkomen. We willen de ‘echte’ waarheid, voor minder doen we het niet. En dus wenden we ons tot de wijsheidstradities waarvan beweerd wordt dat ze ons iets over de waarheid onthullen. Die tradities bevestigen dat ze daartoe in staat zijn, maar waarschuwen ons ervoor dat we dan wel onze normale visie op de waarheid moeten loslaten, omdat het bestaan altijd twee kanten heeft: een objectieve en een subjectieve, een absolute en een relatieve kant. De waarheid, zeggen de wijzen, heeft uitsluitend betrekking op datgene wat die  dualiteit, die twee kanten van het bestaan, overstijgt.

Woorden om daar uitdrukking aan te geven, zijn uiterst moeilijk te vinden. Taal is van zichzelf dualistisch en niet in staat twee dingen tegelijk te zeggen, de twee kanten van het bestaan tegelijkertijd ruimte te bieden. Toch wordt juist dat al eeuwen gedaan. De oude zenmeesters waren er in dat opzicht heel vroeg bij en zijn misschien wel nooit meer overtroffen. Joshu, een tempelpriester uit de 9e eeuw, zei: “Zodra je spreekt en woorden gebruikt, refereer je aan het relatieve of het absolute. Maar ik, Joshu, ben nergens te vinden in het gebied van het Absolute.” Daarmee wees hij de weg naar het domein dat buiten de dualiteit van relatief en absoluut, menselijk en goddelijk, wet en vrijheid valt. Hij gebruikte daarvoor de paradox, en betoonde zich daarmee een zeer wijs man. Want de paradox is zelf een voorbeeld van wat hij zichtbaar probeert te maken. De betekenis ervan overstijgt de woorden. De paradox legt niets uit omdat verklaringen ons steeds verder verwijderen van de waarheid. In plaats daarvan keert hij de logica de rug toe en is hij radicaal inconsequent, en zie: het ongrijpbare wordt gegrepen, het onzegbare wordt gezegd. De zenmeester spreekt ons aan op het meest wezenlijke deel van onszelf als hij vraagt: “Als je een meester op straat tegenkomt, moet je spreken noch zwijgen. Hoe begroet je hem dan?” De dichter Sodô deed hetzelfde toen hij de volgende haiku schreef:

In mijn hut deze lente

bevindt zich niets –

bevindt zich alles.

De haiku is om nog een reden een middel bij uitstek om de waarheid aan te duiden. Want het is niet zo dat de waarheid niet te zien is, onkenbaar is. We zien haar de hele dag zonder het te weten. Ze staart ons recht in het gezicht en we kijken niet terug. In plaats daarvan roepen we om water terwijl we er tot onze knieën in staan. De haiku drukt ons daarom met een minimum aan woorden met de neus op Wat Is:

Met één schrille kreet

heeft de fazant

het hele veld verzwolgen.

Of hij drukt een emotie uit die niet op een andere manier geuit kan worden. Zoals de zendichter Basho deed bij de vroege dood van zijn vriend Isshô:

Schud, o tombe!

Mijn jammerstem

is de herfstwind.

Het enige dat een haiku vermag, is een aha-erlebnis oproepen, een ‘Ja, natuurlijk!’, een ‘Ja, ik zie het!’. Of niet, en dat confronteert je met je dagelijkse blindheid die de gang door het leven zo zwaar maakt. Maar als het wel gezien wordt, wordt de gloeiendhete ijzeren bal van de paradox doorgeslikt en krijgen alle dingen ieder op zich een oneindige waarde.

Misschien is de waarheid alleen maar in woorden uit te drukken met behulp van een paradox. Want alles wat niet paradoxaal is, is relatief en daarmee onwaar. Gelukkig zijn er nog andere manieren. Toen Boeddha op het eind van zijn leven gevraagd werd wat de waarheid is, plukte hij een bloem, stak die omhoog zodat iedereen het kon zien, en zweeg. Niemand begreep het gebaar, behalve Ananda, zijn belangrijkste leerling. Ook hij zweeg en glimlachte om de levende, onuitsprekelijke waarheid van dat moment, en ontsteeg daarmee voorgoed de wereld van de dualiteit.

 

Als ik er niet ben.

Voor zover de tijd bestaat loopt hij niet gelijkmatig meer door mijn leven. Sommige dingen liggen inmiddels ver achter me, andere zitten me op de hielen en dreigen over me heen te vallen. Meer dan eens vraag ik me af of het me gaat lukken om overeind te blijven. Maar ik sta nog. En ik schrijf nog, godzijdank. Veel andere dingen die me lief zijn ben ik echter kwijtgeraakt. Voorgoed, zo lijkt het. Mijn alertheid, mijn emotionele en fysieke evenwicht, mijn lichamelijke gezondheid. Ze hebben te lijden gehad, zijn kapot gegaan, van me af gevallen of opgehouden te bestaan. Wat soms vanzelfsprekend was, daar moet ik nu soms behoorlijk mijn best voor doen. Wat ik altijd aantrekkelijk of interessant vond, kan me nu nog maar matig boeien, of staat me zelfs tegen.

Mijn wereld is kleiner geworden. Ik ben gedwongen om langzamer te gaan en zorgvuldiger om me heen te kijken. Dat zeggen de artsen ook vaak tegen me. “U moet het rustiger aan gaan doen. U kunt maar beter accepteren dat u niet alles meer kunt. Daar zijn cursussen en trajecten voor. Als u wilt, kan ik u eventueel wel verwijzen. Mindfulness bijvoorbeeld. Hebt u daar al eens aan gedacht?” Ik knik dan braaf en zeg dat ik daar al mee bezig ben. En dat is niet helemaal onwaar. Ik loopt weliswaar geen traject en ik doe geen cursus, maar ik probeer wel degelijk de dingen te nemen zoals ze zijn en mijn aandacht te houden bij wat ik doe. Ik moet ook wel, want mijn kompas is ondeugdelijk geraakt. Mijn gedachten schieten vaak alle kanten op. Mijn aandacht laat zich moeilijk richten en mijn concentratie is bijna altijd van korte duur.

Dat maakt het lastig om te lezen. Ik doe er lang over. Een zin moet ik twee, soms drie keer lezen voor hij tot me doordringt. Maar ik blijf lezen. Het verrijkt mijn leven en houdt mijn horizon open. En soms kom ik iets tegen dat me ongelooflijk raakt of dat ik als geen ander herken zonder dat ik er zelf woorden voor heb kunnen vinden. Dat overkwam me  nog niet zo lang geleden toen ik het gedicht De Sneeuwman van Wallace Stevens las. Stevens wordt beschouwd als een hermetisch dichter, iemand wiens werk en leven je goed moet kennen om tot zijn betekeniswereld te kunnen doordringen. Daar voel ik me niet van nature toe aangetrokken. Maar ik stuitte per toeval op dat gedicht, en bij de laatste vier regels stokte mijn adem. Dit is wat er staat:

Aan de luisteraar die in de sneeuw luistert,

en, omdat hij zelf niets is,

niets waarneemt dat er niet is

en het niets waarneemt dat is.

Mijn adem stokte omdat het zo helder en eenvoudig onder woorden brengt wat ik weet en voel. Niet constant, niet altijd, zeker niet. Ik raak dagelijks ontelbare keren de draad kwijt, verlies het zicht op de open horizon, geloof in het verhaal over mezelf. Dat zal bij Wallace Stevens ongetwijfeld net zozeer het geval zijn geweest. Maar soms, op onverwachte momenten, op mijn lange wandeltochten door de bossen en velden in mijn omgeving, of tijdens een gesprek, of als ik de hand van mijn vrouw aanraak, valt de kijker even weg, de luisteraar, degene die voelt, en neem ik het niets waar dat is. En hoe zuiver is het waarnemen dan, en hoe vol! Pas achteraf weet ik dan ook weer dat ik zelf niets ben; dat als ‘ik’ niet meer in de weg zit, de volheid van de Leegte wordt ervaren. Niet door mij, maar door zichzelf. En dat dat ook nu het geval is. Dat dat altijd het geval is. Ook het verhaal over ziekte, problemen, verlies, het verhaal over mij, maakt integraal deel uit van die volheid. Daarom kan ik alleen maar dankbaar zijn voor de momenten waarop ik er niet ben, en voor de woorden die die afwezigheid heel even voelbaar maken. Wat een wonder is dat. Dankjewel Wallace.

Ontwaken en bevrijding

Vaak wordt spiritueel ontwaken gezien als het einde van de zoektocht. Maar zoals het voorbeeld van de lucide droom laat zien, blijft er dan nog steeds ruimte voor twijfel en verwarring, en kan de persoon het ontwaken gaan claimen en het gaan gebruiken juist ter bevestiging van zijn denkbeeldige bestaan.

Ik zei in dien droom ‘nu weet ik zeker niet te dromen,

want zoiets helders en precies kan men niet dromen’,

en toen dat vreemde gevoel toch weer wakker te worden

en toch gedroomd te hebben.

Zouden wij ook zoo wakker worden uit dit leven,

dat ons nu zoo stellig geen droom lijkt?

Frederik van Eeden

Veel spirituele leraren houden ons voor dat het persoonlijke leven, het leven als ‘ik’, niet meer is dan een illusie. De eerste die ons daar in onze tijd expliciet op wees, was Ramana Maharshi. In talloze variaties gebruikte hij de verschijnselen van de slaap, de droom en het waken om te illustreren dat de wereld van de mens in de niet-gerealiseerde staat in feite onecht is: “Voor hen die de waarheid kennen, is alles verwant aan de droom. Tijdens de slaap heb je geen controle over dit lichaam. Je zwerft rond op allerlei plaatsen met verschillende lichamen. Je doet er van alles. Op dat moment lijkt alles echt. Je doet alles alsof jij degene bent die handelt. Pas nadat je wakker bent geworden heb je het gevoel dat wat je meemaakte in de droom niet echt was en dat het maar een droom was.” Maar ten aanzien van ons gewone leven in de waaktoestand is in feite hetzelfde aan de hand. Ook daarvan is het denkbeeldige karakter erg moeilijk te herkennen, zegt Ramana: “De droom als droom staat je niet toe te twijfelen aan de werkelijkheid ervan. In de waaktoestand geldt hetzelfde, want je bent niet in staat de werkelijkheid te betwijfelen van de wereld die je ziet als je wakker bent. Hoe kan het denken, dat zelf de wereld geschapen heeft, die wereld als onwerkelijk accepteren? Daarom is het belangrijk om een vergelijking te maken tussen de wereld van de waaktoestand en de droomwereld. Beide zijn creaties van het denken, en zolang het denken door een van beide in beslag wordt genomen, is het niet in staat zich aan de illusoire werkelijkheid ervan te onttrekken. Het kan zich niet onttrekken aan de werkelijkheid van de droomwereld tijdens het dromen, en het kan zich niet onttrekken aan de werkelijkheid van de waakwereld tijdens het wakker zijn.”

Lucide leven

We zitten dus gevangen in een hardnekkige illusie, en het doorbreken ervan kan in elk geval niet door en binnen de kern van die illusie, het ‘ik’ en ‘zijn’ of ‘haar’ persoonlijke leven, teweeg gebracht worden. Toch kan de illusie plotseling en onverwacht worden doorzien. Ramana zegt daarover: “Je bestond zowel in de waaktoestand als in de droomtoestand, en ook in de slaaptoestand. Als je in staat bent te begrijpen dat je aldoor aanwezig was, zul je ook begrijpen dat  heel de rest niet meer is dan een droom”. Na hem is deze mogelijkheid door talloze andere leraren eveneens verwoord. Zo schrijft Leo Hartong in zijn boek Ontwaken in de droom: “Lucide of helder dromen is een term die verwijst naar het ontwaken in een droom, beseffen dat je droomt om dan vervolgens met dit inzicht verder te dromen. Doorzien dat de wereld van afzonderlijke objecten en individuen een illusie is, zou je lucide leven kunnen noemen. Het gaat hier dan ook niet over jouw persoonlijke ontwaken uit de droom.”

De vergelijking van spiritueel ontwaken met het hebben van een lucide droom is in dit verband inderdaad een zeer ter zake doende en bruikbare. In beide gevallen wordt beseft dat datgene wat ervaren wordt niet ‘echt’ is, maar denkbeeldig, niet meer dan een droom. Maar op een nauwelijks eerder benoemde, subtiele manier verschaft de lucide droom ons nog meer inzicht over wat ontwaken eigenlijk is, en over de valkuilen die met ontwaken gepaard gaan. Om dat te illustreren, kunnen we misschien het beste kijken naar wat Frederik van Eeden ons te vertellen heeft over de lucide droom.

Schijnontwaken

Van Eeden was in het begin van de vorige eeuw een bekend en gerespecteerd psychiater en schrijver. Hij werd vooral bekend als de stichter van Walden, een socialistische commune op basis van gemeenschappelijk grondbezit. Vanaf 1889 maakte hij er een gewoonte van om al zijn dromen te noteren in zogenaamde droomcahiers, die een motto van Novalis droegen: “Wir sind dem Aufwachen nahe, wenn wir traümen dass wir traümen.” Dat motto verwees naar een fenomeen dat van Eedens bijzondere belangstelling had: heldere of, zoals hij ze noemde (en ze sindsdien ook algemeen betiteld worden), lucide dromen. Het waren dromen waarin hij het gevoel had wakker te zijn en de droom te kunnen sturen of op zijn minst te kunnen beïnvloeden. Ze waren gedetailleerder dan gewone dromen en werden als uiterst helder beleefd. Daarnaast kon hij tijdens het dromen ook reflecteren op de inhoud van de droom, de herkomst ervan en de verborgen verlangens die er mogelijkerwijs aan ten grondslag zouden kunnen liggen.

Van Eeden wist tijdens heldere dromen dat hij aan het dromen was. Maar dat wil niet zeggen dat hij dat feit in al zijn consequenties doorzag. Zo zei hij in een van zijn heldere dromen tegen zijn zoon Hans: “Ik droom, ik was erg moe, ik ben ergens in slaap gevallen. Wie weet waar ik lig te slapen, misschien wel ergens op straat of op een trap, aangekleed.” Dromen zoals deze riepen vaak de wens op om wakker te worden, maar dat liep meestal uit op een “schijnontwaken”, waarbij hij slechts droomde dat hij wakker werd. Als hij dan werkelijk wakker werd, stelde hij verbaasd vast dat hij toch nog aan het dromen was geweest. Veel mensen twijfelden hierdoor aan het waarheidsgehalte van zijn claim helder te kunnen dromen. Daarom zocht hij naar mogelijkheden om de buitenwereld een bewijs te leveren van de echtheid van zijn lucide dromen. In een van zijn droomcahiers beschrijft hij bijvoorbeeld dat hij een man tegenkomt met roodachtig haar, een bril, een bleek gelaat en een kromme neus. Hij spreekt hem aan, legt hem uit dat hij op dat moment ligt te slapen en vraagt hem dan: “Schrijf mij nu een brief, aan mij, Dr. Frederik van Eeden, dat ik in den droom tegen u gesproken heb. Dat is dan voor mij een evidentie.” Even later droomt hij dat hij die man aan ziet komen lopen om hem de brief persoonlijk te overhandigen. Hij denkt al blij ‘Kijk, daar is hij al!’, om vervolgens na het wakker worden te moeten vaststellen dat ook dat onderdeel van de droom had uitgemaakt.

Werkelijke bevrijding

Van Eeden geeft hiermee onbedoeld een veelzeggend voorbeeld van wat er bij spiritueel ontwaken kan gebeuren. Er wordt, zoals Ramana en Leo Hartong hierboven al aangaven, begrepen en beseft dat de normale beleving van de werkelijkheid te vergelijken is met een droom. Maar in veel gevallen gaat het dan slechts om een mentaal inzicht dat (nog) niet is ingezonken, dat nog geen onomstotelijk weten is, waardoor het gevoel van afgescheidenheid intact blijft of op z’n minst de meeste dagelijkse situaties blijft domineren. Het ego is nog niet vernietigd en blijft volharden in de realiteit van zijn eigen bestaan. En dat is op zichzelf niet vreemd, want hoe zou een illusie zichzelf kunnen doorzien? Het ego, de persoon, claimt het ontwaken, probeert er een begrijpelijke verklaring voor te vinden (‘Ik heb niet voor niets dertig jaar lang dagelijks gemediteerd’) en het te gebruiken om ‘zijn’ of ‘haar’ leven meer kwaliteit en inhoud te geven. Er wordt ingezien dat het bestaan als persoon een illusie is, maar desondanks worden anderen, de droomfiguren die eveneens voorkomen in de droom van het persoonlijke leven, nog steeds volkomen serieus genomen. Er wordt met hen gesproken, gelachen en geleefd, en als ze iets ‘doen’ wat niet de bedoeling is of wat niet gewaardeerd wordt, kan er heel gemakkelijk ergernis of boosheid ontstaan, ook al wordt mentaal gezien en begrepen dat deze ‘personen’ slechts verschijnselen binnen het ‘eigen’ Zijn zijn. En daarmee komt er aan het lijden dat gekoppeld is aan het bestaan als persoon nog steeds geen eind. Ondanks de ogenschijnlijke helderheid van het ontwaken blijft er sprake van verwarring en een gebrek aan echte ongebondenheid aan het leven zoals zich dat in de vorm van een droom aandient, zoals ook bij het schijnontwaken van Frederik van Eeden het geval was. Dat lijden houdt pas op als de onschuld van iedere persoon onherroepelijk en altijd wordt herkend en beleefd, als alle ‘doen’ van ‘anderen’ bij voorbaat wordt vergeven omdat het binnen jezelf (je Zelf) plaatsvindt.

Om die reden wordt er vaak gezegd dat spiritueel ontwaken geen einde is, maar een begin. Het consequent leren doorzien van het leven als een droom, en daarmee het omzeilen van de geconditioneerde identificatie met de persoon, zou je om die reden een proces kunnen noemen dat soms relatief gemakkelijk verloopt, maar in de meeste gevallen langdurig en moeizaam is. Jan van Delden noemt dat proces “sneller leren schieten dan je schaduw”, en het belangrijkste deel van zijn onderricht is precies daar op gericht. Want pas als er in elke situatie geen plaats meer blijkt te zijn voor een afzonderlijk individu dat die situatie beleeft, en er daarmee een definitief einde is gekomen aan het gevoel van afgescheidenheid, is er sprake van werkelijke bevrijding – van werkelijk vrij zijn van het individu en het persoonlijk doenerschap. Er komen weliswaar nog steeds geconditioneerde reflexen, emoties en gedachten op, maar die worden niet meer door ‘iemand’ beleefd. Bewustzijn als onpersoonlijke werkelijkheid wordt niet meer versluierd door de illusie van een veronderstelde persoon die het gevoel heeft dat hem of haar overkomt wat zich voordoet.

Een volmaakt geïntegreerd geheel

Bij ontwaken kan er dus nog sprake zijn van een getuige, van ‘iemand’ die ziet en beleeft wat er gebeurt (en zelfs vóór het ontwaken kan dat het geval zijn), maar in bevrijding zit zelfs niets meer wat zich bewust is van wat zich voordoet. Er is dan alleen nog Zijn, dat-wat-is. In die zin moet ook het advies van Ramana Maharshi begrepen worden dat hij zijn volgelingen zo vaak gaf: “Als je je aandacht volledig uit de wereld terugtrekt en haar naar binnen gericht houdt, dat wil zeggen: als je altijd het Zelf in de gaten houdt, dat de basis vormt van alle ervaringen, zul je merken dat de wereld waarvan je je nu bewust bent net zo onwerkelijk is als de wereld waarin je leefde in je droom. Tijdens het dromen vormde de droom een volmaakt geïntegreerd geheel. Dat wil zeggen: als je dorst had in een droom, leste het denkbeeldig drinken van denkbeeldig water je denkbeeldige dorst. Maar dat alles was echt en niet denkbeeldig voor je zolang je niet wist dat de droom zelf denkbeeldig was. Hetzelfde geldt voor de wereld tijdens het wakker zijn. De prikkels die je nu ontvangt worden samengevoegd om je de indruk te geven dat de wereld echt is”.

Ontwaken tijdens het leven is, net zoals de lucide droom tijdens de slaap, geen garantie dat de dromer als persoon volledig en definitief doorzien wordt. Tot dan is er twijfel en verwarring mogelijk. In een heldere droom, beschreven door de Romeinse arts Gennadius in het jaar 415, verschijnt er een jongeman aan hem die hem begint te ondervragen. Waar bevindt je lichaam zich nu? In mijn bed, antwoordt Gennadius. Weet je dat de ogen in dat lichaam van jou nu gesloten zijn en dat je met die ogen niets meer ziet? Dat moet hij beamen. Maar wat zijn dan de ogen waarmee je mij nu ziet? Gennadius moet het antwoord schuldig blijven. Hij zwijgt. En dan legt de verschijning uit dat het ook zo zal zijn na het sterven: de lichamelijke ogen zijn gesloten, maar er zullen nog steeds ogen zijn waarmee je kunt waarnemen. Dat waarnemen, niet-fysiek en onpersoonlijk, is de enige werkelijkheid. Pas als de persoon echt gestorven is, zal er sprake zijn van bevrijding en zal het Bewustzijn dat we zijn altijd en uitsluitend zichzelf ervaren in alles wat zich voordoet.

Han van den Boogaard

Han van den Boogaard is psycholoog en als behandelaar werkzaam in een instelling voor doofblinden. Daarnaast is hij vertaler, en heeft hij enkele boeken geschreven, waaronder Sprekende Stilte, de biografie van Ramana Maharshi, en Herinneringen aan het Nu  (beide uitgegeven bij uitgeverij Juwelenschip), en Leven zonder tranen (over het werk van de mysticus Wei Wu Wei) en Dat wat Is (een verzameling interviews), beide bij uitgeverij Samsara. Verder stelde hij het boek Alles over Niets samen (uitgeverij Samsara).

Han beschouwt veel spirituele leraren als een bron van inspiratie, met nadruk op de leraren die momenteel levend onderricht geven.

www.hanvandenboogaard.nl