…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Maurice Genko Knegtel Roshi’

Een boeddhistische kijk op het Ik

Het Ego of het Ik speelt een belangrijke rol op ons spirituele pad. Maar wat is het eigenlijk? En moeten we het Ego op ons geestelijke pad zien kwijt te raken? Hoe zouden we dit Ego of Ik kunnen duiden vanuit de boeddhistische meditatiepraktijk en het boeddhistische gedachtengoed? Ik waag een poging en schuw daarbij onze ‘eigen’ Jungiaanse traditie in het beschouwen van het Ego niet.

Het Ik is een product van ons intentionele bewustzijn. Tegenover het bewustzijn van iets, het object, plaatst ons bewustzijn een actor, het subject. Dit noemen we ‘ik’. ‘Ik’ zie, ‘ik’ hoor, ‘ik’ denk, ‘ik’ loop, et cetera.

Ons zelf-bewustzijn, een andere functie van ons bewustzijn, identificeert ons lichaam-en-geest (de eenheid die men in het boeddhisme namarupa noemt) met een Ik. We wijzen naar ons lichaam en zeggen: ‘Dit ben ik.’

Het Ik of Ego is een gegroeide structuur van voelen, ervaren en handelen op basis van diep ingesleten patronen van karma en onbewuste overlevingsmechanismen.

Het bewustzijn van een Ik hebben we nodig om sattva, de eenheid van lichaam-en-geest (namarupa), door te wereld heen te leiden en te laten overleven. Ons Ik beschermt, behoudt, stuurt, stuurt aan en controleert ons sattva.

Het Ik als stuurman naast de Meester, de kapitein

Als stuurman is ons Ik een van de verlichte kwaliteiten die ons leven dienen. Maar als het Ik onbewust en in onwetendheid functioneert, dan gaat het ondergronds en bestiert het als een guerrilla alle andere verlichte kwaliteiten zoals onze waarneming, onze emoties, onze wil, ons denken en onze intuïtie.

Het Ik wordt als stuurman en controller gevormd in wisselwerking met zijn omgeving. Het voegt zich in de patronen van de vader en van de moeder en in hun eigen patronen die worden doorgetrokken uit generaties daarvoor. Het Ik slijt nieuwe patronen in in een reactie op de omgeving in de eerste drie levensjaren. Aldus ontstaat de samenhangende, psychische structuur die we Ik noemen.

Het Ik stuurt, stuurt aan en controleert op basis van de diep ingesleten patronen (samskara, een van de vijf levenscondities) van karma (invloeden van spreken, denken en handelen). Deze diep ingesleten patronen zijn als een net vervlochten met onze ‘vleesjas’ sattva, ons lichaam-en-geest (namarupa). Ons sattva ligt voor een groot deel vast in onze genen en patronen.

Het Ik is de stuurman die ons door de wereld en de loop van ons eigen leven laat reizen. Bij onvoldoende ego-ontwikkeling staat de stuurman te wiebelig. Het Ik zal eerst moeten worden verstrekt om aan het stuur te gaan staan. Bij te veel ego, verstijft de stuurman en wordt onze gang door de wereld strak en stroperig. De werking van de Meester, degene die nu deze woorden leest, wordt in beide gevallen niet meer gevoeld en daardoor we zijn niet meer afgestemd op onze omgeving en ons eigen bestaan. Het geestelijke pad maakt het Ego losser, meer wendbaar; het Ik is meer bereid zijn juiste plek in te nemen, namelijk die van stuurman naast de Meester, de kapitein van het schip.

Het Ik als centrum, of zonder centrum

Als sattva draait rond een hard centrum dat we Ik noemen en als het dit solide centrum dient, dan is er geen ruimte meer voor het vrije functioneren van sattva binnen zijn gegeven patronen. Dit is duhkha, de eerste edele waarheid van het boeddhisme, ons leven stokt.

Maar als sattva geen centrum heeft, dan is het wat het in wezen is: deze unieke vorm van bodhi, de ongeboren, onbeperkte aanwezigheid. Als het Ik deze onbeperkte aanwezigheid dient als een instrument naast alle andere instrumenten (waarnemen, emoties, wil, denken, intuïtie), dan is er alle ruimte voor het functioneren van sattva binnen zijn gegeven patronen. Dit is de enige concrete vorm van bevrijding (nirvana, ‘de onverstoorbare vrijheid van geest’) die ik ken. Dit is een bevrijding van het Ik, maar niet zonder het Ik.

De diep ingesleten patronen en het Ik als stuurman en controller zijn als de rails en de machinist waarmee de trein, de bodhisattva, zich in de wereld begeeft. Het onbeperkt aanwezige heeft precies deze beperkte vorm en beperkte actieradius om zich in de wereld tot uitdrukking te brengen. Dit is de betekenis van de bodhisattva.

De bevrijding van het Ik (nirvana) is niet het verlies van het Ik, maar de herinnering van de natuurlijke orde (sangha), waarin het Ik vrij functioneert in de onbeperkte, verlichte aanwezigheid van bodhi, jouw aanwezigheid.

Wordt het Ik gezien als centrum, dan staat het ware Zelf, de Meester die nu deze woorden leest, ten dienste van het Ik. Wordt het ware Zelf gezien als basis, dan staat het Ik ten dienste van het ware Zelf, zoals de stuurman de kapitein dient.

Het Ik dient de Meester, maar als de Meester niet in beeld is (niet wordt herkend en herinnerd), dan dient het Ik alleen zichzelf (egoïsme) en dienen alle andere verlichte kwaliteiten (waarnemen, emoties, wil, denken, intuïtie) alleen het Ego (egocentrisme).

Echter, als ik naar het Ik ga zoeken, dan kan ik het nergens vinden. Als ik dichtbij mijn aan den lijve ervaren blijf, dan ervaar ik dat het Ik telkens te laat is. Wat ervaren wordt is al voorbij, de ander en het andere zijn al binnen, nog voordat ik ‘Ik’ kan zeggen. Dit is de betekenis van Boeddha’s anatmavada, het onderricht van de zelveloosheid: er is een zelf, maar dit zelf is zelveloos. Het bestaat als een beeld in de spiegel. Het is er, maar je kunt het nergens vinden.

 

Maurice Genko Knegtel Roshi leidt een zen weekend op 12 en 13 juni aanstaande in het Graalhuis te Utrecht met als thema ‘Tussen zien en doen’. Voor meer informatie en opgave, klik hier: https://izen.nl/zen-meditatie/

Karma, patronen en bevrijding (slot). Hij ontkent de wet van karma niet

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Maar er is ook een ander kader waarvan uit we karma kunnen bekijken. Wat zo mooi is, als je tien of twintig keer dezelfde verhalen hoort, dan ontdek je er telkens weer iets nieuws in. Dat merkte ik op in mijn voorbereiding van deze intensive, bij een ander verhaal. De hoofdfiguur in dat verhaal, Baizhang, is namelijk de leerling van Mazu, de centrale figuur in het eerste verhaal. Het verhaal van Mazu en Feng gaat in een rechte lijn over in het verhaal van Baizhang. Baizhang kennen we in eerste instantie uit de anekdote waarin de leraar Mazu en de leerling Baizhang wandelen in de bergen. Er vliegt plotseling een vlucht wilde ganzen over. Mazu vraagt “‘ Wat zijn dat?’ Baizhang zegt:  ‘Wilde ganzen’. En Mazu vraagt: ‘Waar vliegen ze heen?’ Baizhang zegt: ‘Ze zijn al weg.’ Mazu pakt Baizhang bij de neus en draait deze stevig om. ‘Au! Au!’ brult Baizhang. Mazu zegt: ‘Hoe kun je zeggen dat de ganzen zijn weggevlogen, terwijl ze al die tijd hier zijn geweest’. Waar? Hier!

In het verhaal waar het me nu om gaat, is Baizhang zelfstandig leraar en dit is een van de meest vreemde verhalen in de zen traditie. Baizhang overigens, is de eerste binnen de traditie die de regels voor een zen klooster opstelt. Het verhaal gaat als volgt:

Telkens als Meester Baizhang de Dharma onderwees, verscheen er een gestalte die met de monniken toehoorde. Als ze weggingen, ging hij ook weg. Op een dag bleef hij echter alleen achter. Toen vroeg de Meester hem: ‘Wat voor een mens ben jij die hier voor me staat?’ De gestalte antwoordde: ‘Waarlijk, ik ben geen mens. Lang geleden, in de tijd van Kashapa Boeddha, leefde ik op deze berg als zen priester. Eens vroeg een monnik  me: ‘Blijft een volmaakt ontwaakte gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg, of niet?’ Ik antwoordde: ‘Een volmaakt ontwaakte is niet aan de wet gebonden.’ Vanwege dat antwoord viel ik voor vijfhonderd levens terug in de toestaand van een vos. Nu vraag ik u, Meester, geef me een keerwoord en verlos me uit dit lichaam van een vos.’ Daarop vroeg hij: ‘Blijft een volmaakt ontwaakte gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg, of niet?’

De Meester antwoordde: ‘Hij ontkent de wet van oorzaak en gevolg niet.’

Bij het horen van die woorden verkreeg de vos onmiddellijk een diepe realisatie. Hij boog en zei: ‘Nu ben ik van het lichaam van een vos bevrijd en zal achter de berg wonen. Slechts om één ding vraag ik de Meester nog: begraaf me volgens de ritus voor een overleden monnik.’ De Meester droeg de Ino op met de hamer op een houten aambeeld te slaan en aan de monniken te verkondigen dat na de maaltijd een crematieplechtigheid voor een gestorven monnik zou plaatsvinden. Verbaasd vroegen de monniken: ‘Iedereen is toch gezond? Er ligt niemand in de ziekenzaal. Wat heeft dit te betekenen?’

Na de maaltijd leidde de Meester de monniken achter de berg naar de voet van een rots en haalde met zijn stok het dode lichaam van een vos tevoorschijn. Daarna voltrok hij de ceremonie van de lijkverbranding. ’s Avonds nam de Meester plaats op de Patriarchenzetel in de Dharmahal en vertelde de monniken het hele verhaal. Dadelijk vroeg zijn leerling Huangbo: ‘De priester kreeg vanwege een verkeerd keerwoord de straf vijfhonderd maal in een vossenlijf te worden wedergeboren. Aangenomen dat hij met zijn antwoord geen fout had gemaakt, wat was er dan gebeurd?’

De Meester zei: ‘Kom dichterbij, dan zal ik het je zeggen’. Huangbo liep op de Meester toe en sloeg hem in het gezicht. De Meester klapte in zijn handen en zei met een luide lach: ‘Ik dacht dat alleen de baard van die ene barbaar rood was, maar hier is nog een barbaar met een rode baard.’ (Uit: Wu-men kuan, casus 2)

Prachtig verhaal! Is het een probleem om als vos terug te keren? Nou, vijfhonderd levens is wel heel veel. Hoe was hij in die situatie terecht gekomen? Hij had een antwoord gegeven op een vraag: ‘Blijft een volmaakt ontwaakte gebonden aan de wet van oorzaak en gevolg, of niet?’ Hij zei: ‘Deze is niet aan de wet gebonden.’

We hebben het over de ‘volmaakt ontwaakte’, dat is degene die deze woorden leest. Hij is altijd wakker. Wat betekent dat? Aanwezig zijn. Hier. Volledig aanwezig. Volledig in mijn lijf. Misschien ken je dat deze dagen wel, dat als je zit en je in je lichaam zakt, er een sensatie ontstaat dat jouw aanwezigheid nergens eindigt. En waar begint ze? Bij de voordeur? Bij het bordje van de gemeente Hall? Ze dijt uit. Je kunt nergens een begin van jouw aanwezigheid vinden. Alles is hier, intiem, zeer dichtbij. De vlucht ganzen. ‘Gak, gak!’, die zit hier.  Je bent totaal aanwezig. Wat is het? Als je denkt ‘Wilde ganzen’, dan is dat altijd achteraf. ‘Gak, gak!’,  dat verschijnt in je aanwezigheid, maar je hebt geen idee wat het is. Het komt nergens vandaan, het gaat nergens heen; het ontstaat niet, het vergaat niet. Alles is volkomen ongrijpbaar, je hebt geen idee. Wat is het? Het is precies wat het is.

Deze volmaakt aanwezige, is deze vrij van karma, of niet? Inderdaad, er is geen karma, er is geen oorzaak en gevolg te vinden. Dit is de top van berg, volstrekt onbepaald, volstrekt ondoorgrondelijk en lucide, absolute aanwezigheid, helemaal samengevallen met jezelf. Enkel licht.

Maar wat gebeurt er als je opstaat? Is er dan voor deze volmaakt ontwaakte echt geen oorzaak en gevolg? Sommigen blijven in satori hangen. Wat gebeurt er dan? Je voelt je God, je bent onbeperkt en eeuwig. Je kent geen karma, geen oorzaak en gevolg, je kunt lekker over de benen van de ander heen rijden. Sommigen blijven in die staat hangen. Wat gebeurt er dan, wanneer je oorzaak en gevolg, dus karma ontkent? Je slijt vijfhonderd levens als vos! Totdat je terugkomt in de gedaante van vos noch mens en vraagt: ‘Kun je mij een verlossend keerwoord geven?’ Baizhang zegt: ‘Hij ontkent de wet van oorzaak en gevolg niet.’ In een andere vertaling staat: ‘Hij wordt niet gehinderd door de wet van oorzaak en gevolg.’ En dan valt het kwartje…

Welk kwartje valt hier? Wat is die open, onbeperkte aanwezigheid? Dat ben jij! Die eindeloze ruimte slaat om naar dit vehikel, dit eindige lijf, deze beperkte vleesjas. Met alles erop en eraan. Mijn leven is door en door bepaald door karma, deze onbepaalde aanwezigheid IS karma. DAT kwartje valt dan!

De vraag die Huangbo stelt, is ook interessant. Hij vraagt: ‘De priester kreeg vanwege een verkeerd keerwoord de straf vijfhonderd maal in een vossenlijf te worden wedergeboren. Aangenomen dat hij met zijn antwoord geen fout had gemaakt, wat was er dan gebeurd?’

Stel dat de vraag juist was beantwoord, wat was er dan gebeurd? Maar er is geen juist antwoord! Beide antwoorden zijn waar. Als ik in mijn lijf zak, voorafgaand aan de woorden en de reflectie blijf, dan is er slechts onbepaalde aanwezigheid. En als ik opsta van het kussen, dan begeef ik me onmiddellijk in het diepe spoor van mijn patronen. Het is tegelijkertijd. Jouw leven is ongeboren, doodloos. En ja, jouw leven is ergens begonnen en het eindigt ergens. Jouw ruimte is onbeperkt en ja, je bent beperkt tot de maten van jouw lichaam. Het punt in zen is: je kunt het nooit goed zeggen. Dat heb ik zo vaak meegemaakt! Heel veel van wat ik in mijn training bij Roshi naar voren bracht, werd door hem weggewuifd: ‘Meer zazen!’

Tot slot, de openingsregel van de Dhammapada: ‘De dingen worden voorafgegaan door de geest, hebben de geest als voorman, worden door de geest gemaakt.’

De Dhammapada is het meest gelezen geschrift in Azië, de essentie van de Leer voor leken. ‘Geest’ staat hier voor totale aanwezigheid. Het moment dat je ergens een ruimte binnengaat, creëer je ter plekke de situatie. We spraken eerder over situaties, ze liggen niet vast, ze zijn niet gegeven, ze worden elk moment ter plekke gecreëerd. Je komt een ruimte binnen en je hoeft niet eens iets te zeggen, en je creëert ter plekke de situatie, met al je patronen. Door je fysieke houding, je energetische werking, je manier van doen, je creëert ter plekke de situatie, heel wonderlijk. Wat zo interessant is, wellicht ken je dat, dat doorheen de tijd situaties zich herhalen, bepaalde werksituaties bijvoorbeeld. Je ziet steeds hetzelfde ontstaan en denkt: ‘Dat moet mij weer overkomen’. We weten inmiddels dat jij iets binnenbrengt, je creëert mede de situatie. Dat ervaar je bewust, als je je realiseert hoe het werkt, en dat brengt je op weg te gaan naar een Amor fati. Ga eens bij jezelf na die momenten waarop je zegt: ‘Daar loop ik altijd tegen aan’. Ga eens terug in je herinnering en onderzoek wat je daar binnen brengt, welk patroon, welke conditie? Wat neem je mee de situatie in? Wat breng je zelf in? Wat doe jij, opdat een situatie ‘is zoals ze is’?

 

Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Karma, patronen en bevrijding. Amor fati

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Zoals je wellicht weet, is de zen traditie, net zoals het Chassidisch Jodendom en tot op zekere hoogte ook de Soefi traditie, een traditie met veel humor. Van alle zen grappen springt er voor mij één uit, een grap uit de Nederlandse analen die speelt op Japans grondgebied. Het verhaal is echt gebeurd. Jan Willem van de Wetering, de auteur van de detectiveserie ‘Grijpstra en de Gier’ verbleef enige tijd in een zen klooster in Japan en schreef er enkele boeken over. Hij was een succesvol zakenman, had een gelukkig gezin, een mooi huis, alles erop en eraan. We spreken over de begin jaren ’50 van de vorige eeuw. In een jaar tijd verloor hij alles – zijn onderneming, zijn kapitaal, zijn huis en zijn huwelijk. Dit plaatste hem voor het zeer indringende vraagstuk over de zin van zijn bestaan en dit bracht hem tot zen. Hij moest ervoor naar Japan, want in die tijd was er nog geen plek voor zen in Europa. Hij kwam uiteindelijk bij een tempel, die van Harada Roshi, die wat woorden Engels sprak. In dokusan deed hij zijn verhaal. Hij deed een half uur lang zijn beklag en wachtte op wat de Roshi erop te zeggen had. Deze was een tijd stil, waarna hij de volgende legendarische woorden sprak: ‘Weet je, het is veel erger dan je denkt!’

Een geniale reactie. Jan Willem werd voor een tijd de leerling van Harada Roshi. Het is veel erger dan je denkt. Is dit een grap of is het precies wat het is? Laten we eens kijken naar Mazu, een zenmeester uit de achtste eeuw in China. Het is het verhaal van Mazu en lekenbroeder Feng. Mazu betekent overigens letterlijk ‘Meester Paard’.

Op een dag toen lekenbroeder Feng een zware kruiwagen voortduwde, zat zijn leraar Mazu vlakbij zijn klooster in Zuid China op een zwoele zomerdag met uitgestrekte benen op een sawadijkje. Feng vroeg: ‘Zou de eerwaarde zijn benen willen intrekken?’ Mazu antwoordde: ‘ Wat eenmaal is uitgestrekt, wordt niet ingetrokken.’ Waarop Feng antwoordde: ‘Wat eenmaal in beweging is gezet, kan niet tot stilstand worden gebracht’ en hij reed met de zware kruiwagen over de benen van Mazu. ‘Au, au!’, schreeuwt Mazu. Met verwondde benen ging Mazu terug naar zijn klooster. De volgende dag kwam hij de Dharma hal binnengestrompeld met in zijn hand een bijl. Hij nam plaats op de Patriarchenzetel en sprak: ‘Degene die de benen van deze oude monnik verwondde, kome naar voren.’ Feng stond op en zei: ‘Hier ben ik’. Hij liep naar voren, naar Mazu, die hem gebood zijn hoofd op een houtblok te leggen. Feng strekte zijn nek uit voor Mazu. Mazu hief de bijl omhoog en liep vervolgens weg.

Waar gaat dit over? Wat eenmaal is uitgestoken wordt niet meer ingetrokken. Wat eenmaal in beweging is gezet, kan niet tot stilstand worden gebracht. Waar hebben ze het over?

Student: Karma.

Roshi: Karma, patronen, in een groef zitten. Kortom, het leven zoals we dat leiden.

Het tweede deel van de anekdote, waar staat dat voor? Gaan staan voor de zaak! Dat deed Feng. Hier ben ik! Dit verhaal gaat over wat Nietzsche ‘Amor fati’ noemde. Heb je lot lief. De hele zen traditie gaat uiteindelijk over één kwestie. Dit leven. MIJN leven! Al die jaren van beoefening, het gaat maar om een zaak en dat ben jij. Niet ‘het’ leven, maar veel concreter: MIJN leven.

Als we realistisch zijn, is er maar een leven en dat is jouw leven. Wie voelt? Wie ervaart? Wie heeft pijn? Dat is niet je buurvrouw, dat ben jij. Alles wat je ziet, hoort, voelt, jezelf voorstelt, dat ben jezelf. Als je het gebroken been van je buurvrouw ziet, dan voel je de pijn in je eigen been. Alles is bij jou.

Je hoort in spirituele tradities wel eens: ‘Alles is één’. Wat is dat? Wat is ‘één’ in des Boeddha’s naam? Dat is zo vaag. Maar wat is het concreet? Mijn leven! Kan niet anders! Waar komt alles nu samen? Juist, hier, in dit lichaam. Ieder van ons is het verzamelpunt.

De hele zen traditie verwijst naar één persoon, dat ben jij. Wat is hiervan de implicatie? Dit betekent dat deze training jouw bestaan bevestigt, precies zoals jij bent. Precies zo! Zonder uitvlucht. Deze hele training is een grote oproep tot amor fati, in eerste instantie. Hier begin je. Er is niets anders. Het is geen kwestie van ‘Ik kan er ook niets aan doen’. Of ‘Zo ben ik nou eenmaal’. Dat is niet wat Feng zegt. De realisatie dat het echt helemaal over jou gaat, is een andere. Als je je echt realiseert dat dit allemaal over jou gaat, geeft dat een enorme kracht. Maar het geeft ook een probleem. Ik moet daarbij denken aan een uitspraak van de Poolse zen lerares Joanna Lasota, die ik ontmoette in Bar Harbor, Maine, in de beginjaren van de Kanzeon Sangha van Genpo Roshi in de VS. De eerste Irakoorlog was juist gestart. De sneeuw in Maine lag meters hoog. Zij gaf een introductiecursus in zen meditatie. En ze deed alles heel traag. Haar eerste woorden die ze heel langzaam uitsprak waren: ‘In… Buddhism… there… is… no… hope’. Geweldig! Hoe vaak heb ik daar niet aan teruggedacht. Het is zo waar. Want als alles is, precies zoals het is, dan zit er geen enkele jota aan ruimte tussen. Dan is het precies DIT.

Wordt vervolgd. Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Karma, patronen en bevrijding. Wederzijdse afhankelijkheid

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Als je teruggaat naar je lichaam, is dit wat je ervaart: pratityasamutpada, ‘optreden in afhankelijkheid van condities’. Interessant is, het begrip waarheid bij Hindoes is satya. Letterlijk vertaald: ‘wat is.’ Waarheid ‘is’, dit is een absoluut gegeven. Maar als je denkt aan dat beeld in de spiegel, is er dan iets dat ‘is’? Dat lijkt me niet het geval. Er is niets solide en niets blijvend. Het boeddhistische begrip voor waarheid is bhuta, ‘wat is geworden’. Zelfs in het boeddhistische waarheidsbegrip, zit een proceselement. Als je dit alles toepast op je leven, wat ervaar je dan aan den lijve? Wat je aan den lijve ervaart, is de geestelijke en fysieke activiteit en de invloed daarvan. Dit heeft in het Sanskriet een naam: karma. Letterlijk betekent het: ‘invloed van handelen’. Alles wat je zegt, denkt of doet, heeft vroeg of laat een invloed op je eigen leven en dat van anderen, en die invloed ervarend, handel je opnieuw en bepaal je daarmee je handelen, denken en spreken in de toekomst. Met andere woorden, elke handeling, elke uitspraak, elke gedachte doet er toe.

Als je pratityasamutpada in de betekenis van invloed van fysieke en geestelijke activiteit in relatie tot anderen gaat brengen, krijg je een lsd-achtige situatie. In het Avamtasaka Soetra wordt het aldus verwoord: ‘En binnen deze toren bevinden zich ontelbare torens. Waarvan elke toren net zo schitterend is versierd als die waarin Sudhana (de hoofdpersoon in het verhaal) is binnengetreden en net zo ruimtelijk is als de hemel. En deze torens hinderen elkaar geenszins. Elk van de torens behoudt zijn eigenstandigheid in volmaakte harmonie met de rest. Er is niets wat de eigenheid van een toren beperkt in relatie tot elke andere toren en het geheel aan torens. Er is hier een toestand van een volmaakte wederzijdse doordringing en natuurlijke orde. De jonge pelgrim Sudhana ziet zichzelf in alle torens en in elke toren afzonderlijk, waarin alle torens zijn bevat en elke afzonderlijke toren weer alle torens bevat.’

Als je een hallucinerende paddenstoel hebt gegeten, krijg je ongeveer deze ervaring. Maar toch, als je teruggaat naar je lichaam, naar je onderbuik en simpelweg ervaart, is het niet zo moeilijk om te zien dat dit klopt als een bus. Dit gaat over invloed van fysieke en geestelijke activiteiten, optredend in afhankelijkheid van condities, maar dan in interactie tussen jou en mij. Tussen jou en de rest van de groep. Als ik om me heen kijk en ik kijk alleen maar, of ik luister alleen maar, dan is mijn ervaring dat ieder van jullie in deze, mijn aanwezigheid zit, hoe zou ik je anders kunnen zien, hoe zou ik je anders kunnen horen? Maar ik zit ook in jullie aanwezigheid, want hoe zou je mij anders kunnen zien en horen? Jullie zitten allemaal hier. En ik zit in ieder van jullie. En jullie zitten in ieder ander en ieder ander weer in jullie.

De toren van Maitreya, die ene toren die alle andere torens bevat, maar die zelf ook weer wordt bevat in elke andere toren, dat zie je als je om je heen kijkt. Wat ik zie, is dat iedereen hier zit, in mijn fysieke aanwezigheid. Als je praat hoor ik je hier. En omgekeerd. Je kunt ook zeggen, als je teruggaat naar je onderbuik, naar wat je echt ervaart, dan is elke ander al binnen voordat ik ‘ik’ kan zeggen. Als ik jou zie, ben jij al hier en pas daarna zeg ik ‘ík’ of heb ik mijn oordeel of conclusie gevormd. Het ‘ik’ zeggen, gebeurt in een reflectie op wat ik aan den lijve ervaar.

Het mooie van meditatie is dat je het werken van je geest praktisch kunt onderzoeken, het is geen vaag of theoretisch gezweef. Als je zit en er snottert iemand in de zendo, dan zit dat hier, in mijn lichaam. Vervolgens denk je: ‘Zou die figuur niet wat zachter kunnen snotteren?’ Daarna komt er een verantwoording over waarom ik dat vind: ‘Snotteren stoort mijn meditatie’. Nu ben ik al drie stappen verder. Het aan den lijve ervaren, is dat de snotterende ander al binnen is nog voordat er ook maar een gedachte is opgekomen.

Met andere woorden, nirvana is de bevrijding van mijn patronen.

Als we niet zien hoe de geest werkt, verkeren we in een grote blur, een mistige situatie. We herkennen niet wat wat is, noch hoe het werkt. Als je op het kussen zit, kun je voor jezelf een onderscheid leren maken tussen de fysieke ervaring, de reflectie van het bewustzijn en wat je daar verder mee doet. Dat onderscheid heet prajna, ‘wijsheid’.

De basis van ons bestaan is, dat we door en door afhankelijk zijn, we dragen elkaar. Dit heeft implicaties voor mijn verantwoordelijkheid. Ik ben meer verantwoordelijk dan ieder ander, immers jullie zitten hier. Ik draag jullie. Als ik bijvoorbeeld vanuit mijn raam een oude man buiten van zijn fiets zie vallen, maakt mij dat verantwoordelijk. En dat kan ik alleen voor mezelf zeggen en niet voor mijn buurvrouw die de oude man wellicht ook van zijn fiets ziet vallen.

Karma kan ook telkens weer worden herhaald in situaties, omdat deze geestelijke en fysieke activiteit mij laat overleven of omdat dat wenselijk voor anderen is. Dat karma, die invloed van mijn activiteit, kan inslijpen tot een steeds dieper spoor, het graaft zich steeds verder in. Als je door ervaring leert dat iets werkt of niet werkt, dan herhaal je dat. Wiebe Veenbaas (de oprichter van Phoenix) noemt dat ‘magische bewegingen’. Het kan zelfs generaties teruggaan en overgeleverd worden. Dit heet in het boeddhisme samskara, ‘onze diep ingesleten patronen’, ofwel ons karma dat zich keer op keer herhaalt, dat bij het ontstaan functioneel is, maar op den duur beperkend werkt. Het is een van de vijf skandha’s, de vijf componenten van ons mens zijn, en het is de belangrijkste. Samskara is datgeen waaruit we geweven zijn, wat ons letterlijk maakt tot wie we zijn. Het is een cruciaal begrip: de traditionele omschrijving van nirvana is sarvasamskarasamatha. Dit betekent ‘het tot rust brengen van al mijn patronen.’ Met andere woorden, nirvana is de bevrijding van mijn patronen.

 

Wordt vervolgd. Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Karma, patronen en bevrijding. Oorzakelijkheid

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Ten eerste, wat is pratityasamutpada niet? Het is niet de relatie tussen oorzaak en gevolg. Er leefde een groot wijsgeer, die ook wel de tweede Boeddha wordt genoemd, Nagarjuna genaamd, in de 2e eeuw na Chr in India. Hij schreef het filosofische meesterwerk Mulamadhyamakakarika, ‘de Fundamentele Verzen van de Middenweg’. In zesentwintig regels tekst slaat hij alle houvast dat je dacht te hebben weg.

Een regel uit dit werk stelt het volgende over oorzakelijkheid:

stel, de oorzaak van een appel is het zaad en het gevolg is de vrucht.

Als je dat zo stelt, is dan de vrucht reeds in het zaad aanwezig, of zijn vrucht en zaad twee gescheiden zaken? Als je zegt dat de vrucht in het zaad zit, dan kun je niet volhouden dat er een zaad en een vrucht is. Dan gaat het identiteitsprincipe van onze logica, waar we allemaal in ons dagelijkse leven vanuit gaan, namelijk ‘ik ben ik en jij bent jij’ onderuit.

Maar als je zegt dat ze niets met elkaar te maken hebben, hoe zou dan de vrucht uit het zaad kunnen voortkomen? Dan is het causaliteitsprincipe, waar we ook allemaal in ons dagelijkse leven vanuit gaan, immers ‘het kind komt voort uit de moeder’, niet langer houdbaar. Nagarjuna eindigt deze ontluisterende exercitie met de nuchtere conclusie: ‘Oorzaak en gevolg zijn noch hetzelfde, noch verschillend’. Daarmee haalt Nagarjuna alle fundamenten van onze werkelijkheidsopvatting onderuit. We hebben niets meer in handen.

Nagarjuna legt een zinkgat bloot. Onze opvatting van de werkelijkheid is in zichzelf logisch tegenstrijdig. De Boeddha bedoelde met pratityasamutpada niet de relatie tussen oorzaak en gevolg. Bij pratityasamutpada gaat het over een ander aspect van de betekenis van oorzakelijkheid. Oorzakelijkheid kun je vergelijken met een beeld in de spiegel. Dat beeld treedt op in afhankelijkheid van condities. Bijvoorbeeld het licht, de spiegel en de persoon die ervoor staat. Dat zijn drie condities. Als deze condities aanwezig zijn, treedt het beeld in de spiegel op. Als je een conditie verandert, verandert het beeld in de spiegel of verdwijnt het zelfs helemaal. Wat kun je zeggen over het beeld in de spiegel als een metafoor? Er is iets, dat is evident. Maar tegelijkertijd is er ook niets. Je kunt het beeld niet vastpakken. Het heeft geen substantie. Het heeft er de schijn van dat je iets concreets waarneemt. Maar het is een beeld, in afhankelijkheid van condities opgetreden, dat niet op zichzelf bestaat. Dat heet Maya in het Boeddhisme. Letterlijk vertaald uit het Sanskriet: ‘als een illusie’. Maar je ziet wel degelijk iets, in die zin is het geen illusie. Er wordt in het boeddhisme ook nooit gezegd: ‘De wereld is een illusie’. De formulering die men gebruikt is: ‘ALS een illusie’. Het is door en door afhankelijk van de condities om te kunnen verschijnen. Het bestaat niet op zichzelf.

De implicatie van oorzakelijkheid vat de Boeddha samen in de drie kenmerken van bestaan.

Ten eerste, anitya, ‘zonder duur’. Het beeld in de spiegel is zonder duur. Het is niet vergankelijk. Het is de tijdelijkheid zelf. Er komt niets, er vergaat niets, er blijft niets.

Ten tweede, anatman, ‘geen substantie, geen zelf, het bestaat niet op zichzelf’. Wat je in de spiegel ziet is er, maar het is door en door tijdelijkheid en heeft geen enkele substantie.

Ten derde, duhkha, ‘lijden’. Onze oorzakelijke werkelijkheid geeft wrijving omdat we iets in handen willen hebben, en houden. Dan loopt de as van ons bestaan aan.

Oorzakelijkheid is de kern van de Boeddha’s Leer. Het geniale is, dat hij niet zegt: ‘In oorzakelijkheid ontstaat iets en vergaat iets, er is een oorzaak en een gevolg’, Wat hij zegt is: ‘Wat we aan den lijve ervaren is oorzakelijkheid zelf’. De condities veranderen en er is een ander beeld. Wat we aan den lijve ervaren is tijdelijkheid zelf. Het is niet de tijdelijkheid van ‘iets’. Het is tijdelijkheid zelf. De Boeddha was de eerste procesdenker. Met pratityasamutpada verwoordt hij het proces zelf. Kijk vanuit dat perspectief eens naar je eigen levenssituaties, kijk er eens naar als zijnde opgetreden in afhankelijkheid van condities. De situatie zelf is geen hard en substantieel gegeven, ze is door en door afhankelijk van andere condities.

Interessant is het om jezelf af te vragen hoe het dan zit met toeval en het voorbestemde. Je kunt niet zeggen, het is toeval. Immers, de condities zijn gegeven, deze scheppen de situatie. Maar het is ook niet voorbestemd. Het treedt op in afhankelijkheid van condities.

Wat hiermee wordt aangeduid is de menselijke, fysieke ervaring die optreedt in afhankelijkheid van verschillende condities. Dat brengt ons tussen objectiviteit en subjectiviteit in. Je kunt ook zeggen, de menselijke, fysieke ervaring is een bekrachtiging van de realiteit, de situatie waarin we leven, die door en door afhankelijk is. Ons leven is breekbaar, broos, door en door tijdelijk, zonder een vaste kern.

 

Wordt vervolgd. Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Karma, patronen en bevrijding. Het voorwoordelijke verwoord

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Als je bij jezelf wilt zijn en met jezelf, voor jezelf en in jezelf, dan is de buik daarvoor noodzakelijk. In zazen is het belangrijk je anker in je onderbuik te hebben. Daartoe is je bekken enigszins naar voren gekanteld, als je zit op het puntje van je stoel of het puntje van je kussen. Je buik bolt dan vanzelf naar voren. De spieren in je onderbuik spannen zich vanzelf aan.

Als je zakt van je hoofd naar je onderbuik en daarmee in je lijf komt, heb je kans dat je op een gegeven moment voor het concept kunt blijven, voor het woord dat je geeft aan het ding. Als je in je hoofd leeft, benoem je alles. Dan spreekt het woord vanzelf. Maar als je uit je hoofd naar je onderbuik zakt, komt eerst de ervaring en dan pas het woord. Je ervaart het ding voor wat het is.

Twee stokken worden tegen elkaar geslagen en je denkt in een impuls: ‘houten stokken’. Als je in je onderbuik zit, ervaar je: tik, tik, aan den lijve. Pas daarna komt het woord ‘stokken’. Het concept komt later, wat het in feite altijd doet. Maar als je niet goed in je lijf zit en meer in je hoofd woont, dan merk je dat niet.

Zittend in je lijf, ervaar je in elke porie wat zich voordoet. Het is niet alleen de kunst om voor het concept te blijven, het is de kunst om voorbij het concept te gaan. Als ik geen concept meer gebruik voor wat ik ervaar, wat ervaar ik dan? Als dit geen stok is, wat is het dan wel?

Zenmeester Deshan komt op de gang een monnik tegen en pakt hem bij de lurven. Hij houdt zijn stok omhoog en roept: ‘Als je dit een stok noemt, dan krijg je dertig stokslagen. Noem je het geen stok, dan krijg je ook dertig stokslagen. Hoe noem je dit? Spreek, spreek!’

Wat zou jij zeggen? Voorbij niet weten. Wat zou jij zeggen, als je, blijvend bij jezelf, in je lijf, in een woord zou moeten zeggen, wat we ‘werkelijkheid’, ‘leven’, ‘existentie’ noemen? Wat ervaar je hier en nu aan den lijve? We kunnen in elk geval zeggen: een woord dekt nooit de lading.

Op deze avond wil ik in relatie hiermee een lofzang uitspreken op de genialiteit van Shakyamuni Boeddha. Het gaat om een enkel woord. In de Pali canon, vijf dikke boeken, op schrift gesteld in Sri Lanka, vind je een loftuiting van Ananda, de leerling die vijfentwintig jaar de Boeddha assisteerde en de woorden van de Boeddha letterlijk memoreerde. Ananda roept ergens: ‘Wonderbaarlijk eerbiedwaardige, fantastisch eerbiedwaardige, dat door middel van een enkel woord het totale onderricht van de Boeddha wordt uitgedrukt!’

Boeddha zelf zegt: ‘Wie dit ziet (hij noemt hier dat ene woord), die ziet mijn onderricht en de werkelijkheid, de Dharma.’ Dat ene woord waarover het hier gaat, is in Sanskriet pratityasamutpada. Dat is wat je ervaart, wanneer je in je lijf zit en in elke porie van je lichaam open staat voor wat hier gebeurt. Pratitya is oorzaak, samutpada is gevolg, dus letterlijk betekent het ‘oorzakelijkheid’. Maar het heeft een andere, bredere en diepere betekenis dan het op het eerste gezicht lijkt.

Wordt vervolgd.

Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Het Avatamsaka soetra (slot). Sudhana’s weg

Het Avatamsaka soetra gaat over de weg van de pelgrim Sudhana en deze staat voor de wording van de bodhisattva in het Mahayana boeddhisme. In feite is dit de weg van een ieder die van het meditatiekussen opstaat en het ondermaanse bestaan inloopt.

Sudhana’s weg begint met het brandende verlangen om wakker te worden, te zien, in het Sanskriet bodhicitta genoemd. Of beter gezegd, dit brandende verlangen begint met hem, nog voordat hij er zelf erg in heeft. Het verlangen naar ontwaken voert de pelgrim in achtendertig delen van het Avatamsaka soetra langs vijftig leraren en leraressen, die hem allemaal inzichten en tips voor beoefening geven, om hem tenslotte te brengen tot de toren van Maitreya in deel negenendertig van het soetra. Hier, in de Gandhavyuha, ziet Sudhana voor het eerst de wonderlijke realiteit van zijn aan den lijve ervaren. Hij ontwaakt voor het feit dat niets, maar dan ook niets, in ruimte en tijd is uitgesloten van zijn aanwezigheid in dit moment en op deze plaats. Alles komt hier samen, precies zoals het is, zonder elkaar te hinderen, in een natuurlijke orde en in volmaakte vrijheid. Deze wonderlijke maar o zo reële werkelijkheid, in feite de enige werkelijkheid die is, wordt ook wel de Dharmadhatu genoemd, de werkelijkheid van sunyata, ‘leegte’. Maar ze is verre van leeg! Ze is een werkelijkheid van overvloed en vervulling: alles is hier aanwezig, in dit moment, op deze plek, niets ontbreekt. We zouden sunyata daarom beter kunnen vertalen met ‘onbepaald’, want ik kan niet bepalen wat deze werkelijkheid is, noch wat erin verschijnt. Woorden schieten tekort, concepten keren ervan terug, mijn kennen heeft er geen vat op.

Met het horen van het knippen van Maitreya’s vingers, keert Sudhana weer terug naar zijn beperkte, door en door geconditioneerde, vergankelijke bestaan, compleet met zijn dualistische wijze van waarnemen en denken. Maar hij keert terug met twee vragen. Ten eerste, hoe ga ik de overvloed die ik heb ervaren en die ik amper kan houden, delen? En, hoe ben ik anderen van dienst? Waarmee deelt Sudhana de overvloed en waarmee dient hij? Dat kan maar een ding zijn: zijn door en door geconditioneerde, beperkte bestaan, precies zoals het is. In het terugkeren naar zijn individuele leven door het horen van het knippen van de vingers, neemt Sudhana voor het eerst van zijn leven zijn individuele bestaan bewust aan. Dit is het. Hiermee doe ik het. Dit is de pijp waardoorheen de vervulling stroomt, dit is het instrument ten bate van anderen.

Hiermee staat zijn individuele bestaan niet meer ten dienste van zijn ik, maar ten dienste van zijn wakkere aanwezigheid (jnana, het licht waarin alles verschijnt), adhisthana, het ‘iets gaat zijn gang’ dat door ons heen stroomt en… Pranidhana, zijn voornemen om alle levende wezens te dienen, dat tot de geboorte van de bodhisattva heeft geleid. Door pranidhana staan we op van ons kussen en lopen de wereld in om precies datgene te delen wat we zijn.

Is hiermee zijn brandende verlangen tot rust gekomen? Geenszins, zo stelt de laatste alinea van deel negenendertig van het Avatamsaka soetra: bodhisattva Maitreya sprak tot Sudhana: ‘Wanneer iemand enig werk wil verrichten, is het eerste waarop hij zich richt zijn eigen leven. Precies zo is het wanneer de Bodhisattva de beoefening van alle waarheden van de Boeddha wil uitvoeren, dan is het eerste waarop hij zich richt, zijn brandende verlangen om te ontwaken (bodhicitta) is. Wanneer iemand zijn eigen leven verliest, is hij niet meer in staat enig werk voor zijn ouders en vrienden te verrichten. Precies zo is het wanneer de Bodhisattva zijn brandende verlangen om te ontwaken verliest, dat hij zijn zicht (jnana) verliest en niet meer in staat is zijn Boeddha-inzicht voor alle levende wezens te gebruiken.’

De bodhisattva zal moeten blijven oefenen, onderzoeken, onderhouden, verlangen, om zijn zicht niet te verliezen. We vergeten snel en laten ons gemakkelijk meeslepen in onze bevangenheid. Daarom brengt Sudhana in het laatste deel van het Avatamsaka soetra een bezoek aan Samanthabadra bodhisattva, de bodhisattva van toewijding en beoefening, om tenslotte met hem samen te vallen en zich de rest van zijn wonderlijke weg te wijden aan onderzoek en realisatie, slijpen en rijpen, ontwaken en incarneren.

Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuiscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de pandit Pran Paul, de specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva).

Het Avatamsaka soetra. Je diepste, brandende verlangen

Sudhana pelgrimstocht langs tweeënvijftig leraren en leraressen en de wonderbaarlijke verschijning in de toren van Maitreya begonnen met bodhicitta, zijn verlangen tot ontwaken. In een oude Indiaas wijsheidsboek, de Brihadaranyaka Upanisad, staat over dit verlangen geschreven: ‘Je bent wat je diepste, brandende verlangen is. Zoals je verlangen is, zo is je wil. Zoals je wil is, zo zijn je handelingen. Zoals je handelingen zijn, zo is je bestemming.’ Voor Sudhana was zijn brandende verlangen de vraag naar verlichting: hij wilde ontwaken en zien. Maar dit brandende verlangen kent veel verschillende vormen. Wat is jouw diepste, brandende verlangen?

Het brandende verlangen drijft ons en het is zeldzaam om je eraan toe te vertrouwen. Maar nog zeldzamer is het, om vanuit het ontwaken, de bodhisattva geboren te laten worden en terug te keren naar de wereld van beperking en verval. Dit is wat Sudhana deed, zoals we in de voorgaande vertaling van dit deel van het Avatamsaka soetra hebben kunnen lezen. In de Toren-samadhi ervoer hij hoe zijn aanwezigheid op dit moment en op deze plek alles in ruimte en tijd bevatte en hij zag zichzelf terug in elk ander wezen en resoneerde met de situatie waarin elk andere levend wezen verkeerde. Vanuit deze overvloed en vervulling, die tegen de randen van zijn bestaan op klotste, kwam geheel vanzelfsprekend de vraag ‘Hoe deel ik dit met anderen?’ op. Maar daartoe moest Sudhana weer terugkeren tot zijn beperkte, strak geconditioneerde en eindige vleesjas, want alleen dit door diepe patronen getekende bestaan, kan hij inzetten om de overvloed en vervulling die hij heeft ervaren met anderen te delen. Dit is het paradoxale bestaan van de bodhisattva ten voeten uit. Sudhana verlaat de Eeuwige om terug te keren als doodgewone sterveling in dit ondermaanse bestaan. In de woorden van het Avatamsaka soetra:

Maitreya sprak tot Sudhana: ‘Ga naar Manjusri en vraag hem naar verlichting’. Sudhana dankte Maitreya uit de grond van zijn hart en vertrok. Sudhana trok langs meer dan honderdtien steden, ging naar Sumanamukha en verbleef daar terwijl hij aan Manjusri dacht. Hij wenste vurig hem te ontmoeten. Toen strekte Manjusri over honderdtien mijl zijn hand uit, legde die op Sudhana’s hoofd en zei: ‘Goed gedaan, goed gedaan, O zoon van een goede familie! Nu je het verlangen naar verlichting (bodhicitta) hebt laten ontwaken, zoek je naar het leven van de Bodhisattva. O zoon van goede familie, het is zeldzaam om iemand te zien wiens verlangen naar verlichting is ontwaakt, maar het is nog zeldzamer om iemand te ontmoeten die, nadat zijn verlangen naar verlichting is ontwaakt, op zoek gaat naar het leven van de Bodhisattva. Daarom, O zoon van een goede familie, als je het inzicht wil bereiken dat de Al-ziende Ene bezit, zorg ijverig dat je je met goede vrienden (kalyanamitra) inlaat.’

Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. Waar komt die wonderlijke werkelijkheid vandaan?

En dan ineens is die wonderbaarlijke manifestatie die Sudhana aan den lijve ervoer verdwenen. Wat heeft zich nu feitelijk voorgedaan? Waarom verdween die wonderlijke werkelijkheid zo plotsklaps? Waar is ze heengegaan? En waar kwam ze vandaan? En waar komt nu eigenlijk de bodhisattva vandaan… De antwoorden op deze en andere vragen vinden we in het onderstaande fragment van het Gandhavyuha deel van het Avatamsaka soetra.

‘Toen trad de bodhisattva Maitreya de Toren binnen, knipte met zijn vingers en sprak tot de jonge pelgrim Sudhana: ‘Sta op! Zo is de aard van alle dingen die optreden in afhankelijkheid van condities, dit is de eigenheid van alle dingen, die niet op zichzelf bestaan, maar als een droom zijn, een visioen, een reflectie in een spiegel.’

Toen Sudhana het geluid van de knippende vingers hoorde, eindigde zijn samadhi. Maitreya sprak tot hem: ‘Zag je het wonderbaarlijke spel van de magische kracht van ontwaakte aanwezigheid? Besef je het ondoorgrondelijke van de bevrijding van alle levende wezens? Heb je de samadhi van de Bodhisattva’s genoten?’ Sudhana sprak: ‘Ja, zeker, O eerbiedwaardige heer, door de wonderlijke, dragende kracht van een goede vriend. Maar zeg me, wat is dit voor een bevrijding?’

Maitreya antwoordde: ‘Dit is de Vyuhagarbha, de bovennatuurlijke manifestatie van de niet verwarde herinnering, die de kennis van alle objecten van verleden, heden en toekomst bevat. O, zoon van goede familie, deze bevrijding kent meer bevrijdingen dan kan worden beschreven en geteld, die uitsluitend bereikt kunnen worden door de Bodhisattva.’

Sudhana vroeg: ‘O eerbiedwaardige heer, waar is deze magnifieke manifestatie heengegaan?’

Maitreya sprak: ‘Naar waar ze vandaan komt.’

Sudhana vroeg: ‘Waar komt ze vandaan?’

Maitreya antwoordde: ‘Ze komt van het zicht (jnana) en de dragende kracht van de bodhisattva. Ze komt niet en ze gaat niet, ze kent geen vermeerdering, geen groei, geen verblijven, geen hechting, geen afhankelijkheid van aarde of lucht. Het is als met de Naga koning die de regen uitstort: hij komt niet voort uit zijn lichaam, noch uit zijn geest, noch is er enige hoeveelheid vloeistof in hem, maar hij komt voort uit de Naga’s aanwezigheid, deze neerslag over de gehele wereld. Dit gaat alle menselijke begrip te buiten. Zo is het met de opeenvolgende zaken die jij hebt gezien. Ze komen niet van binnenuit, noch van buitenaf en toch verschijnen ze recht voor je neus, dankzij de wonderlijke kracht van de bodhisattva verkregen door zijn beoefening. De wonderbaarlijke opeenvolging van zaken die jij hebt gezien, komt niet en gaat niet en verblijft nergens, maar is hier vanwege het dragende en alles doordringende zicht (jnana) en de voornemens van de bodhisattva.’

Daarop vroeg Sudhana: ‘Maar, O eerbiedwaardige heer, waar komt u dan vandaan?’

En Maitreya antwoordde: ‘De bodhisattva komt noch gaat, beweegt noch verwijlt, wordt geboren noch sterft, komt voort noch verdwijnt, verlangt noch hecht, doet noch oogst, ontstaat noch vergaat, is eeuwig noch eindig. En toch, o zoon van goede familie, het is op deze wijze dat de bodhisattva komt: hij komt waar een alles omvattende liefde is, omdat hij ernaar verlangt alle levende wezens te disciplineren; hij komt waar een groot compassievol hart is, omdat hij alle levende wezens in hun lijden wil bijstaan; hij komt waar de tien voorschriften worden uitgeoefend, omdat hij ernaar verlangt geboren te worden waar hij iemand van dienst kan zijn; hij komt waar grote geloftes worden vervuld, vanwege de kracht van de oorspronkelijke gelofte; hij komt waar daadloosheid is, omdat hij nooit ver is verwijderd van de voetstappen van alle Boeddha’s; hij komt waar geen geven noch nemen is, omdat hij geen streven kent; hij komt voort uit de uit prajna geboren behendige middelen (upaya), omdat hij is afgestemd op de gesteldheid van geest van alle levende wezens; hij komt waar transformaties zich manifesteren, omdat alles wat verschijnt als een spiegelbeeld is, als een getransformeerd lichaam. Omdat dit het geval is, O zoon van goede familie, en jij mij hebt gevraagd waar ik vandaan kom, kan ik je zeggen, dat ik uit mijn vaderland Maladi kom. Ik kom hier om de Dharma te onderrichten aan een jonge man genaamd Gopalaka.’’

 

Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. Het licht en de diepe sporen

Nadat Sudhana zich met het openen van de Toren van Maitreya had gerealiseerd dat alles in ruimte en tijd samenkomt in zijn aanwezigheid op deze plaats en in dit moment, realiseerde hij zich nog drie dingen. Ten eerste, de onbeperkte aanwezigheid zelf, die het licht is waarin alles verschijnt, die zich in zijn leven incarneert. Ten tweede, de beperking van deze onbeperktheid in de vorm van de diepliggende patronen die zijn individuele leven vormen. En ten derde, iets dat in het Sanskriet wordt aangeduid met het woord adhisthana, een woord dat zich moeilijk laat vertalen en dat ik heb vertaald met ‘dragende kracht’, datgene dat hem beweegt, dat in hem werkt, het ‘iets gaat zijn gang’. Door adhisthana is Sudhana getuige geweest van de wonderlijke gebeurtenissen die in de nu volgende vertaling van het Avatamsaka soetra worden beschreven.

‘Sudhana ziet in het bijzonder een toren die groter is dan alle andere binnen de Vairocana toren en die een alles overtreffende schittering bezit. In die toren ziet hij een universum van miljarden werelden met daarbinnen honderdmiljoen continenten. En in elk van deze werelden, ziet hij bodhisattva Mairteya’s verschijnen op aarde, zijn geboorte, zijn zeven passen lopen, zijn onderzoeken van de tien windrichtingen, zijn leeuwenschreeuw, zijn leven als kind, zijn zich terugtrekken uit de wereld om inzicht te verkrijgen, zijn leven zonder voorwaarden, zijn accepteren van het kommetje melk, zijn ontvangen van volkomen ontwaken onder de Bodhi-boom, zijn leven als leraar, zijn gemeenschap, zijn discipline, voornemens, ondersteunen van levende wezens en het onderhouden van de Dharma, dat verschillende vormen aanneemt in verschillende Boeddha’s. Op dat moment is Sudhana niet onderscheiden van al die Boeddha’s die hun Boeddha-werk verrichten in verschillende gemeenschappen. Dan hoort hij alle bellen, groot en klein, al de netten met juwelen, alle muziekinstrumenten, in alle torens, een variëteit aan onderrichten uitdragen, afgestemd en in een natuurlijke orde. ‘

‘Sudhana ziet hoe alle torens aan alle zijden muren hebben die zijn opgesierd met allerlei kostbare stenen en in elk van deze stenen, ziet hij de bodhisattva Maitreya gereflecteerd, terwijl hij in zijn vorige levens de voornemens van de bodhisattva uitoefende. Hij ziet hoe de bodhisattva zijn hoofd weggeeft (danaparamita), zijn ogen, zijn ledematen, zijn lippen, zijn tanden, zijn tong, zijn botten, zijn merg. Hij ziet hoe de bodhisattva zijn bezittingen weggeeft, zijn vrouwen, zijn maîtresses, zijn huishoudsters, zijn bedienden, zijn steden, zijn paleizen, zijn dorpen, zijn landen, en zelf zijn troon, aan een ieder die het nodig had. Een schipper wordend, helpt hij mensen om het water over te steken; een wagenmenner wordend, redt hij mensen van het noodlot; een leraar wordend, legt hij verschillende onderrichten uit; een meester wordend, beoefent hij de tien voorschriften en gaat hierin anderen voor, die hem daarin volgen; een dokter wordend, geneest hij allerlei ziekten. Voor ouders is hij een ondersteunende zoon, voor vrienden een betrouwbare metgezel.’

‘Sudhana is getuige geweest van al deze wonderlijke gebeurtenissen (vikurvita) vanwege de dragende kracht van bodhisattva Maitreya, maar ook vanwege zijn inzicht dat de drievoudige wereld is als een droom (maya), zijn beëindigen van de beperkte kennis die hij met alle wezens deelde en zijn verkrijgen van een diep doordringend en onbelemmerd zicht, behorend bij de geestelijke toestand van een bodhisattva. En omdat hij in staat is zich op alle levende wezens af te stemmen.’

 

Wordt vervolgd.