…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Maurice Knegtel’

Incarnatie. Wegen van incarnatie II

De eerste weg van incarnatie is het langs de emotie of het patroon gaan dat in afhankelijkheid van de situatie waarin je je bevindt optreedt. Je proeft en voelt de emotie of het patroon tot in je diepste vezels, je neemt haar onvoorwaardelijk aan, valt met haar samen en laat haar weer gaan om terug te keren tot de situatie waarin je je bevindt. Deze eerste weg van incarnatie is de weg van zelfrealisatie en we hebben hem besproken in het artikel over de diepe sporen van karma.

De tweede weg van incarnatie is de weg van zelfexpressie, waarin we niet alleen onszelf realiseren voor wie we zijn, maar onszelf ook onvoorwaardelijk uitdrukken. Deze weg betreft ook beoefening on the spot. Je hoeft hiervoor niet weg te gaan uit de situatie waarin je je bevindt, maar je gebruikt deze situatie als oefenplaats en doet verder niets anders of extra’s dan hetgeen je feitelijke doet. Alleen dat moet je dan wel doen!

Het betreft hier: de juiste intentie, het juiste spreken, het juiste handelen, de juiste levenswijze en de juiste inspanning. ‘Juiste’ betekent hier niet het ethisch juiste of goede, maar hetgeen dat ‘klopt’ in de situatie waarin je je bevindt. Het is de vertaling van het Sanskriet woord samyak, ‘samenvallen met’, ofwel intiem zijn met de situatie waarin je je bevindt en van daaruit handelen.

De juiste intentie komt rechtstreeks voort uit het leven zoals je het hier en nu leidt. De vraag is: wat heb jij te doen in deze fase van je leven? Het antwoord op deze vraag zal in verschillende fasen van je leven misschien anders zijn, daarom heb je bovenstaande vraag herhaaldelijk aan jezelf in ernst te stellen. Wat je jezelf voorneemt om te doen, moet kloppen met wie je bent.

Het juiste spreken is een spreken dichtbij mezelf, waarin ik geen woord heb gezegd. Het is een uitspreken van mijn diepste essentie. Niet een spreken vanuit mijn ‘ik’, dat onverzettelijke bastion dat gescheiden is van de rest van de wereld en als een eiland rust in de situatie. Het is een spreken vanuit het zelf dat intiem is verbonden met elk aspect van de situatie. Het juiste spreken drukt de situatie uit precies zoals ze is en het zelf is hierin de pijp waardoorheen de situatie stroomt. Als in deze stroom geen positie wordt ingenomen, maar onmiddellijk tot expressie wordt gebracht, dan stroomt de situatie door mijn spreken heen en stroomt mijn essentie.

De oefening in het juiste handelen nodigt me uit om telkens terug te gaan naar mezelf, mijn lichaam en in intimiteit met de situatie waarin het zich bevindt af te stemmen op wat zich in mijn handelen tot uitdrukking brengt. Hier werkt de Eeuwige in de eindige wereld.

Bij de beoefening van de juiste levenswijze moet ik blijven checken, of wat ik doe en met wie ik ben nog klopt, of ze een adequate uitdrukking zijn van wie ik ben. Bij tijd en wijle stel ik mezelf de vraag: klopt het in deze fase van mijn leven, dat ik dit doe, met deze mensen, op deze plek? Ik kan nooit zelfverzekerd achterover leunen en ervan uitgaan dat ik er ben. Ik ben er, altijd, en arriveer voortdurend op een plek en met een werkzaamheid die nooit vastligt, maar zich onophoudelijk ontvouwt vanuit mijn werkzame handen.

De beoefening van juiste inspanning is het energetisch afstemmen op de energie die me draagt in een situatie. Hiertoe zal ik mijn verkramping rond het object van mijn weerstand of verlangen moeten loslaten, minder doen, minder inspanning leveren, om vervolgens af te stemmen op het resoneren met de energie in de situatie. Uiteindelijk betekent de juiste inspanning geen inspanning, maar een gedragen worden door de energieën binnen een situatie. ‘Het werkt.’

Incarnatie. Je spirituele agenda

‘De volmaakte weg is niet moeilijk, voor wie geen voorkeuren kent. Alles wordt volledig en onverbloemd geopenbaard, aan wie vrij is van liefde en haat. Maar reeds het geringste onderscheid, doet hemel en aarde splijten. Wie de werkelijkheid recht in de ogen wil zien, dient het delende denken tot zwijgen te brengen.’

Hsin Hsin Ming, de openingsregels

Ons spirituele pad is als het uitpakken van een geschenk dat uitbundig is ingepakt. Elke fase van het pad bestaat uit het verwijderen van weer een prachtig stuk pakpapier, dat een lust is voor het oog en een belofte voor de toekomst. We blijven echter maar uitpakken, vel na vel en ons cadeau lijkt steeds minder voor te stellen. Als we uiteindelijk het laatste vel pakpapier verwijderen, kijken we onthutst naar wat we in onze handen houden. ‘Er zit niet zo veel in het zen van Huangbo’, zei Meester Linji over de Dharma van zijn leraar. Maar hij bedoelde eigenlijk hetgeen hij in zijn handen hield na het uitpakken van al dat fraaie pakpapier. Uiteindelijk brengt ons pad ons terug naar ons leven precies zoals het is, incompleet, incompetent, klungelig, knorrig, vol gebreken en blinde vlekken en geweven uit taaie patronen die ons maken tot wie we zijn. ‘Hier sta ik dan, ik kan niet anders.’ Ecce homo, en al die prachtige vellen pakpapier waren niet meer dan de grote verwachtingen die ik zelf  aan het begin van mijn spirituele weg heb gecreëerd.

‘Hier sta ik dan, ik kan niet anders.’

Onze geestelijke weg is te vergelijken met het opschonen van onze spirituele agenda. Een voor een strepen we door schade en schande wijs geworden onze afspraken met onszelf uit onze agenda weg. Ik ga dit pad om wijzer te worden, milder, meer compassievol. Ik ga dit pad om verlicht te raken, alwetend en ongenaakbaar. Ik ga dit pad om een beter mens te worden, minder op mezelf gericht en minder gedreven door patronen en verslavingen. Ik ga dit pad om van al die zaken af te komen die me dwars zitten. Ik ga dit pad om volmaakt vrij te worden en de eeuwigheid te verkrijgen. Ik ga dit pad om zeker te weten en me nooit meer in de war te laten brengen. Ik ga dit pad om een Meester te worden en controle te hebben in elke situatie waarin ik me bevind. Ik ga dit pad om gelijkmoedig te worden en door niets meer van de wijs te worden gebracht. Al deze afspraken in mijn agenda worden een voor een doorgestreept, zodat er te lange leste enkel nog lege pagina’s achterblijven, met slechts de datum en de dag daarop vermeld. Dat is wat ik heb te doen, mijn leven leiden precies zoals het is, als de Tathagatha, ‘zo gekomen, zo gegaan’.

De finale bekrachtiging op de zen weg, inka, het laatste zegel van bevestiging, dat de beoefenaar een ‘Meester’ maakt, is de grootste desillusie van een spirituele carrière. Niets van wat ik me had voorgesteld is uitgekomen. Ik blijf achter zonder hoop op dat het beter wordt; dit is het en dit is wat ik volhartig aanneem en belichaam. Ik hoef niets anders meer te verwachten en niet op beterschap te rekenen, het is precies goed zoals het is. Ironisch genoeg ligt hierin alle vrijheid die een mens kan hebben, en zijn levensgeluk.

Incarnatie. Samskara, de diepe sporen van karma

De vraag ‘Hoe ga ik om met mijn emoties en patronen?’ is een van de meest gestelde vragen op het spirituele pad. Die vraag wordt vaak gesteld vanuit de verwachting dat onze emoties en patronen gaandeweg onze beoefening wel minder zullen worden en dat we ze op een gegeven moment zelfs zouden kunnen transformeren tot iets waar we geen last van hebben. Wat deze hardnekkige verwachting betreft, haar bespreek ik graag in mijn volgende blog, ‘Je spirituele agenda’. Als het gaat om incarnatie, het vlees worden van het ongeboren, alomvattende, ene alomtegenwoordige, gaat het om het onvoorwaardelijk bekrachtigen van elke vezel van mijn individuele bestaan. Immers, in mijn individuele bestaan drukt het ongeborene zich uit. Ik zal mijn leven met alles wat erop en eraan zit, zonder uitzondering, moeten aannemen. En een van de lastigste zaken om aan te nemen, dat zijn de emoties en patronen die me het meest in de weg zitten.

Het afdalen van de berg kent wat betreft het aannemen van de diepe sporen en energieën waaruit mijn leven is geweven, drie stappen die telkens weer worden herhaald in mijn dagelijkse beoefening. Het werken met emoties en karmische patronen is een van de belangrijkste oefeningen als het gaat om mijn dagelijkse leven als een spirituele praktijk.

De eerste stap is het leren waarderen van mijn meest irritante emoties en patronen. Prettige emoties en behulpzame patronen, daar heb ik wat aan. Maar patronen die me telkens weer beteugelen en benauwen, mijn cynisme, mijn minderwaardigheidscomplex, mijn depressie, mijn autoriteit ondermijnend gedrag, mijn eindeloos relativeren en emoties die me verlammen en verstikken, zoals mijn angst, mijn voortdurende gevoel van onzekerheid, mijn trots, daarvan heb ik echt last en ondervind ik hinder in mijn dagelijkse functioneren. Deze zou ik het liefst willen vergeten, willen veranderen of willen vernietigen. De weg van de incarnatie is echter de weg van het omarmen, toe-eigenen en belichamen. Ik zal juist die patronen en emoties moeten leren waarderen waar ik voor terugdeins. Ik zal moeten leren inzien dat deze patronen een wezenlijk deel van mijn persoonlijke leven uitmaken en dat ik zonder die patronen en emoties niet degene zou zijn die ik nu ben. Ze hebben me in mijn verleden gediend en beschermd. Ze zijn middelen die me in staat hebben gesteld om om te gaan met lastige en bedreigende situaties. Misschien hebben ze nu niet meer die functie, maar het feit dat ze me hebben gebracht tot waar ik nu ben, betekent dat ze de waardering verdienen die ik schenk aan alles wat me dierbaar is. Ten slotte zal ik van mijn meest vermaledijde emoties en patronen moeten gaan houden. Pas dan kan ik oprecht van mezelf gaan houden en beginnen te leven in licht en vrijheid.

De tweede stap is het daadwerkelijk belichamen en beleven van mijn patronen en emoties. De mij beperkende emotie of het me belemmerende patroon staat altijd als een wachter voor me. Ik deins er altijd voor terug. Ik wil het niet zien. Het afdalen van de berg impliceert dat ik nu, misschien voor het eerst van mijn leven, langs deze wachter ga, om een uitweg te vinden uit de patstelling omtrent mijn emoties en diep ingesleten patronen. Waar ik terugdeins voor mijn angst, doe ik nu precies het tegenovergestelde. Ik ga langs mijn angst heen, ik zal hem diep in het gezicht kijken, ik zal zijn adem ruiken en zijn huid voelen en ik zal ten slotte de angst zelf zijn om werkelijk vrij te worden van mijn angst. Dit is een proces waarin ik eindeloos langs mijn wachter ga en de wachter zelf word, om gaandeweg vertrouwd te raken met wie ik werkelijk BEN. Angst. Jaloezie. Een minderwaardigheidscomplex. Cynisme. Narcisme. Depressie. Ik zal al deze vezels van mijn bestaan werkelijk moeten belichamen om in vrijheid mijn leven te leiden en vrij de emoties en patronen waaruit ik ben geweven te gebruiken in dienst van mijn eigen functioneren.

En dit is de derde stap op mijn weg, afdalende van de ijle bergtop, die zonder emoties of patronen is en zelfs zonder karma, de invloed van mijn handelen, denken en spreken. Gaande mijn weg naar beneden leer ik mijn emoties en patronen waarderen, ik leer ze intiem en aan den lijve kennen, ze worden me meer vertrouwd, zodat ik met humor naar mezelf kan kijken. De emoties en patronen hebben altijd een waardevolle functie gehad en nu geef ik ze de ruimte om ongehinderd te functioneren in situaties waarin ze optreden in afhankelijkheid van de gegeven condities. In een bedreigende situatie ben ik bang en de angst helpt me precies het juiste te doen in de situatie waarin ik me bevind. Als het donker wordt, helpt de duisternis me zaken te herijken en terug te keren naar de plek in de natuurlijke orde die me is gegeven. Ik begin mezelf meer aan te nemen zoals ik ben en kan daardoor vrijer mezelf zijn en op mijn unieke wijze functioneren en aan situaties beantwoorden. Aldus incarneert het vrij functionerende Eeuwige in mijn tijdelijke, weerspannige vlees.

Incarnatie. De dynamiek van wijsheid.

Als je zit in, met en door je lichaam, maar ook als je je ademhaling volgt, zoals in de beoefening van aandachtsmeditatie, zal het je niet ontgaan dat zich geheel vanzelf een dynamiek voltrekt, die we de dynamiek van meditatie kunnen noemen. Deze dynamiek ontstaat als we ons iets voornemen te doen op ons kussen of op onze stoel. Bijvoorbeeld, onze ademhaling volgen. Of alleen maar zitten, met een rechte rug en kracht in onze onderbuik. Als het voornemen is genomen, begint zich geheel buiten onszelf om een dynamiek te voltrekken, waarin we afdwalen van ons voornemen en na verloop van tijd, ook geheel buiten onszelf om, weer terugkeren tot onze intentie.

Waarin dwalen we af? We dwalen af in wat we met de dingen en onszelf doen: onze concepten, ideeën, oordelen, vooronderstellingen, zorgen, hoop en wanhoop, maar ook onze angsten, ons verzet, onze woede, depressie, begeerte en hebzucht. We dwalen af in onze bevangenheid, de film die we zelf creëren als we iets met de werkelijkheid doen. Die film kan lang duren, maar vroeg of laat komt er een moment van pauze. In die pauze keren we, geheel buiten onze eigen wil en controle om, terug naar onszelf, naar wie we werkelijk zijn, de zoheid van onze concrete grond. Hier herinneren we onszelf en herinneren is niet iets dat ik zelf doe, maar dat me wordt gegeven. Ook herinneren we ons wat we onszelf hebben voorgenomen te doen: onze ademhaling volgen of tellen, of gewoonweg zitten in aanwezigheid. We volgen onze intentie en zijn thuis, dicht bij onszelf, in een mateloze intimiteit met de situatie waarin we ons bevinden. Voor de tijd dat het duurt, en dan, weer geheel buiten onszelf om, dwalen we af in onze mijmeringen, waandenkbeelden en ons emotionele tempeest.

De dynamiek van meditatie is de dynamiek van wijsheid, prajna genaamd in het boeddhisme. Prajna betekent concreet: onderscheidende helderheid, dat wil zeggen, een van nature gegeven helderheid waarin ik kan onderscheiden wat werkelijk is en wat ik daar in mijn hoofd van maak. Dit is het onderscheid tussen wakker en bevangen zijn. Door onophoudelijk af te dwalen van mezelf en weer terug te keren naar mezelf, wordt dit onderscheid langzaam aan helderder en helderder. Ik begin beter te zien dat er een verschil is tussen wat ik feitelijk zie en hoor enerzijds en wat ik daarvan maak anderzijds. En ik realiseer me waar ik in mijn hoofd mee bezig ben en wat werkelijk is.

Als ik vertrouwd raak met deze dynamiek in mijn meditatie, begin ik de dynamiek ook te herkennen en vertrouwen in mijn dagelijkse leven. Het aanroepen van mijn naam brengt me terug van mijn benauwde in gedachten verzonken zijn, naar de open ruimte van mijn bestaan. De regen in mijn gezicht doet me ontwaken uit mijn heilloze worsteling met mezelf en brengt het volmaakt vrije functioneren van mijn ware zelf in herinnering. Of, wanneer ik ga zitten in de trein, treed ik de pauze binnen van de film die ik van mijn leven en de werkelijkheid heb gemaakt. Door het gaan herkennen van deze natuurlijke dynamiek midden in mijn dagelijkse leven, kan ik mezelf toestaan meer te rusten in de pauzes die vallen  en minder wanhopig te zijn als mijn bevangenheid me in haar greep houdt. Dit kan ik vertrouwen: ik keer altijd terug naar mezelf. Ik kom altijd weer thuis.

De dynamiek van afdwalen en weer terugkeren is tevens de dynamiek van stokken en stromen. Veelal loopt de as van het wiel van mijn leven aan als ik bevangen raak door mijn eigen creaties. Dat is niet erg, als ik mezelf maar de gelegenheid geef ook de pauzes in mijn film mee te nemen en mezelf te herinneren. Als ik mezelf herinner, stroomt mijn leven weer op de ongehinderde energieën die dit alledaagse moment vervullen. Er is niets aan de hand, totdat mijn leven stokt… En zelfs dat is geen probleem.

Incarnatie. Het lichaam als ingang, basis en bron

Zen meditatie beoefen je met je lichaam, niet met je geest. Het is een fysieke activiteit, geen beoefening van aandacht. Je volgt niet je ademhaling of je gedachten, maar je zit, je bent lijfelijk aanwezig op de plek waar je lichaam zich bevindt.

Hoe zit je met, in en door je lichaam? Je neemt de houding aan die in de yoga traditie bekent staat als de ‘lotus houding’, met gekruiste benen, de linker hand in de rechter handpalm, de duimtoppen zachtjes tegen elkaar, de ellebogen naar voren, de kin iets ingetrokken. Maar als je deze houding hebt aangenomen, zit je nog niet per se in je lichaam. Wellicht is je ademhaling nog hoog in je lijf en zit je feitelijk met je hoofd. Om werkelijk met, in en door je lichaam te zitten, zal je ademhaling moeten zakken naar je onderbuik en je vanuit je onderbuik in je lijf moeten treden. Hiertoe dien je je bekken ietsjes naar voren te kantelen, zodat je buik naar buiten bolt en je rug licht hol wordt en er vanzelf enige spanning ontstaat in de spieren van je onderbuik, zo’n zes centimeter onder je navel. Behulpzaam hierbij is dat je een zitkussen gebruikt en dat je van het zitkussen uitsluitend het voorste puntje benut. Of je zit letterlijk op het puntje van je stoel. Wanneer je spieren in je onderbuik zijn aangespannen, behoud die spanning dan constant, ook bij het uitademen. Op deze wijze zakt je ademhaling geleidelijk aan van je middenrif naar beneden, naar je onderbuik en ontstaat daar een kracht die je helpt echt in je lichaam te zitten. Als je zo zit, ademend vanuit je onderbuik en met een kracht in het zwaartepunt van je lichaam, dan zit je geaard, diep, diep geworteld in deze concrete grond. Je trekt je nu aan je kruintje naar het plafond en zit met een rechte rug, oprecht, als een antenne, als een ontvanger en doet helemaal niets meer. Alleen maar zitten. Alleen maar zijn. Aanwezig. In, met en door je lichaam.

Zo in, door en met je lichaam zijn vereist oefening. Je zult jezelf moeten toestaan meer en meer in je lichaam te zakken, meer los te laten en meer te vertrouwen in je fysieke aanwezigheid. In deze oefening groeit de intimiteit met jezelf, je lijf, je leven. Langzaam maar zeker raak je vertrouwd met het gegeven dat er niets is uitgesloten van jouw aanwezigheid in dit moment. Alles wat zich voordoet, dat ben jezelf. Deze oefening in intimiteit vereist discipline. Je zult in je agenda tijd moeten vrijmaken om te zitten in, door en met je lijf. Bijvoorbeeld elke dag een kwartier, of twee maal per week een half uurtje in de ochtend. Regelmaat en de intentie om werkelijk te zitten zijn belangrijker dan duur en frequentie. Als je eenmaal een ‘zit discipline’ hebt opgebouwd, begint er volstrekt onbegrijpelijk en oncontroleerbaar iets door te werken van deze fysieke intimiteit in je dag. Je voelt je meer gedragen, meer geaard, meer thuis, meer ontvankelijk.

Ofschoon de formele zitpraktijk zoals hierboven beschreven een basis legt, is het belangrijk je beoefening door te trekken naar andere activiteiten op je dag. Hier wordt introvert zitten in stilte, expressief en dynamisch lichaamswerk. Je kunt je oefenen in staan als je staat, waarbij je voelt dat je voeten op de grond staan, je knieën niet gestrekt, maar iets gebogen zijn en je zwaartepunt in je onderbuik ligt. Je kunt oefenen in gaan als je gaat, waarbij je voelt hoe je voeten zich afwikkelen en weer op de grond belanden, met je knieën iets gebogen en je kracht in je onderbuik. Tijdens vergaderingen zit je op het puntje van je stoel, ademend vanuit je onderbuik; je handen voelen het tafelblad, je billen voelen de rand van je stoel. Je gebruikt niet de lift maar de trap om omhoog of omlaag te gaan en je plaatst je voeten met enige kracht op de treden, je kracht in je onderbuik. Bij tijd en wijle laat je je ademhaling weer zakken naar je onderbuik, spant aldaar je spieren en zakt in je lichaam. Bij tijd en wijle daal je af in je zintuigen en luistert naar je luisteren, kijkt naar je kijken, voelt je voelen, voor een ogenblik maar, dan ben je weer terug in je lichaam.

Op deze wijze maak je op een ongekunstelde manier, in het leven precies zoals je het leidt, je lichaam tot de poort van het grote mysterie van leven en dood. Uitsluitend je lichaam is daartoe de ingang. Als je lijf werkelijk samenvalt met je lijf, vind je daar de Eeuwige, de verbinding, je aangeboren vrijheid en je thuis.

Incarnatie. Het afdalen van de berg

De drieëndertigste Patriarch was Zen Meester Dajian Huineng. Hij werkte in de rijstmolen te Huangmei. Op een dag ging Zen Meester Daman Hongren de molen binnen en vroeg: ‘Is de rijst al wit?’ Huineng antwoordde: ‘Hij is wit, maar hij is nog niet gezeefd.’ Hongren sloeg drie keer tegen de molen met zijn staf. Huineng schudde drie keer met de zeef en ging de Patriarchs kamer binnen.

Denkoroku, Keizan Zenji, casus 34.

De weg van de bodhisattva is de weg in de samenleving. Traditioneel is de bodhisattva degene die is ontwaakt, maar er nadrukkelijk voor kiest niet het nirvana binnen te gaan en terug te keren in de wereld. In concreto betekent dit terugkeren in de wereld, het terugkeren naar en beoefenen in de samenleving, waar we werken voor ons levensonderhoud, onze relaties onderhouden, onze kinderen opvoeden, onze hypotheken afbetalen, onze maatschappelijke verantwoordelijkheden nemen, onze burgerplicht vervullen. Dit terugkeren in de wereld kan overigens ook geschieden zonder de ervaring van ontwaken en is ook op deze wijze niet minder belangrijk. Het is de beweging die we maken van de geconditioneerde en geritualiseerde ruimte waar we onszelf onderzoeken, de zendo, naar onze werkplek en ons huis, en weer terug. We hebben er nadrukkelijk voor gekozen om NIET ons leven in een klooster of ashram te slijten, vrij van de verantwoordelijkheden van de werknemer, ouder, echtgenoot, partner, kostwinnaar en burger.

Telkens weer keren we terug naar de worsteling. De worsteling met cynische machtsstrategen en stroperige miscommunicatie in de apenrots die de werkplek is. De worsteling met ons onvermogen en onze verwachtingen binnen onze relaties. De worsteling met de autonomie van en het loslaten van onze kinderen. De worsteling met de weerbarstige alterniteit van andere culturen en de verlammende patstelling in eigentijdse kwesties. Het afdalen van de berg is het nadrukkelijk kiezen voor deze worsteling. De bodhisattva komt zichzelf niet tegen in situaties die de goeroe of meester voor hem ensceneert. Hij verdiept zijn leven en bewustzijn in de worstelingen die het dagelijkse leven hem biedt. Hij moet zelf zijn broek ophouden, hij kan niet terugvallen op het bemoedigende geglimlach van gelijkgestemden en er is geen leraar die de situatie zegent. Hij realiseert zichzelf in de waanzin en de krakende inertie van het bare, profane bestaan. En deze realisatie deelt hij eens per week of een, of twee maal per jaar met zelfonderzoekers, die in kleine, intieme cirkels, ver uit het zicht van de gewone man en de religieus samenkomen. Zo wordt de witte rijst gezeefd. Dit is de manier waarop de eenentwintigste eeuwse westerling van de ijle top van de berg, naar de broeierigheid van het dal beneden afdaalt.

Dogens Shoji, ‘Geboorte en dood’. Vrij van geboorte en dood.

Derde deel van een teisho uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi, tijdens de stille zen zondag op 17 december 2017, als afscheid van Lazuli te Utrecht, dat tien jaar lang onderdak bood aan de Zen Cirkel Utrecht. De transcriptie is gemaakt door Eerwaarde Ben Claessens.

Zij die vrij willen zijn van geboorte en dood, zullen de betekenis van deze woorden moeten begrijpen. Als je zoekt naar een boeddha buiten geboorte en dood, dan is het alsof je naar het zuidelijk land van Yue wilt gaan, met je speer richting noorden, of het is als je de Grote Beer wilt zien terwijl je naar het zuiden gericht staat. Dan val je in geboorte en dood en verlies je de weg van bevrijding.

Wat Dogen zegt: als je de Boeddha, ontwaken, aanwezigheid, bevrijding zoekt buiten geboorte en dood, dan verlies je de weg van bevrijding. Hoe komt dat? Omdat de Boeddha er per definitie in zit, geboorte-en-dood IS het pad, er is niets daarbuiten. Dat is een van de lastige aspecten van onze weg. We willen al gauw ergens van af. Dat werkt in zen niet, je moet er midden in gaan zitten. Hoe krijg je een gezonde relatie met angst? Door je te laten overspoelen met angst! Door angst echt en volledig te zijn! Een wond heel je door de wond te zijn.

Begrijp dat geboorte en dood zelf nirvana zijn.

Alle Mahayana teksten zeggen: samsara IS nirvana. Het zijn niet twee verschillende zaken. De letterlijke betekenis van nirvana is: onverstoorbare vrijheid van geest. Het is geen zevende hemel of iets heerlijks ver weg van hier. Hoe kan een geest onverstoorbaar zijn? Door niet bevangen te zijn door concepten en daarmee, wat we met die concepten aanduiden, zélf te zijn.

Er is niets zoals geboorte en dood om te vermijden, er is niets zoals nirvana om te zoeken.

Waarom ‘niets zoals geboorte en dood?’ Wat is geboorte en dood? Het is wat hier gaande is, precies dit. Dit is een open energie, zolang ik niets met de ervaring doe. Het is onbepaald, leeg van enige substantie, sunyata.

Alleen wanneer je je dit realiseert, ben je vrij van geboorte en dood.

Nu volgt een stukje tekst dat in feite Dogens Uji in een notendop is.

Het is een misverstand dat geboorte in dood verandert. Geboorte is een fase die een periode op zich is, met een eigen verleden en toekomst. Om deze reden is in boeddha dharma geboorte begrepen als niet-geboorte. Dood is een periode op zichzelf, met zijn eigen verleden en toekomst. Om deze reden wordt dood begrepen als niet-dood.

Geboorte is een fase met een eigen verleden en toekomst, hetzelfde geldt voor dood. Dit moment bevat alles, in tijd en ruimte, maar drukt zich op een specifieke wijze uit, namelijk de wijze waarop we het nu ervaren. De totale toekomst, het totale verleden en alle wezens drukken zich uit in deze energie van geboren worden of van sterven. In deze ruimte bevinden zich al onze voorouders, maar ook ons (potentieel) nageslacht.

In geboorte is er niets dan geboorte. In dood is niets dan dood. Daaruit volgend, wanneer geboorte komt, ontvang en realiseer je dan geboorte. Wanneer de dood komt, ontvang en realiseer je dan dood. Probeer ze niet te vermijden of er naar te verlangen.

In het boeddhisme geldt pratityasamutpada als een van de meest authentieke onderrichten waarover de Boeddha heeft gesproken. Het is dé boeddhistische wijze van de werkelijkheid tegemoet treden, alles treedt op in afhankelijkheid van condities. Dat je iets meemaakt, treedt op in afhankelijkheid van condities, er gaat iets aan vooraf, er zijn omstandigheden, handelingen, gebeurtenissen en situaties die geleid hebben tot wat er nu is. Al die condities maken het mogelijk dat ‘dit’ en niets anders dan ‘dit’ plaatsvindt. Alles zit erin besloten, alles baart die ene conditie. Dogen vraagt terecht: is er ook maar iets dat op dit moment is uitgesloten van jouw aanwezigheid hier en nu? Een prachtige vraag. Deze tekst heeft dan ook alles met de instelling van de beoefenaar te maken. Hij zegt: als geboorte komt, ben geboorte! Als het regent, ben de regen! Enz..

In zen is de uitgang de ingang. Als je vrij wilt worden van dood, is dood de ingang. Als je vrij wilt worden van angst, is angst de ingang. Als je vrij wilt worden van je vader en moeder, wees je vader en je moeder, zij zijn de ingang. Die instelling wordt in de volgende tekst perfect verwoord:

Deze geboorte en dood is het leven van de Boeddha. Als je het wilt buitensluiten, zal je je leven als Boeddha verliezen. Als je eraan hecht en erin wilt verwijlen, zal je je leven als boeddha ook verliezen. Wat resteert is slechts een holle vorm van leven. Alleen wanneer je geboorte en dood niet afwijst of ernaar verlangt, zal je Boeddhanatuur binnengaan.

Analyseer het niet en spreek er niet over. Vergeet je lichaam en geest en werp ze in het huis van de Boeddha, dan is alles tot stand gebracht door de Boeddha.

Vertrouw je aanwezigheid. Vertrouw erop dat het in orde is dat je hier bent.

Als je dit navolgt ben je vrij van geboorte en dood en word je een Boeddha zonder inspanning of berekening. Wie zou er dan nog nadenken?

Als je aanwezig bent, ben je het al. Het laatste stukje tekst is mijn inziens later toegevoegd.

Er is een eenvoudige manier om een Boeddha te worden. Als je je terugtrekt van onheilzame acties, niet gehecht bent aan geboorte aan dood en compassievol bent jegens alle levende wezens, als je respectvol bent naar ouderen en aardig voor kinderen, niets uitsluitend of begerig naar iets, zonder peinzen of zorgen, kun je waarlijk een Boeddha genoemd worden. Zoek niet naar iets anders.

Wat is je conclusie? Dan maar geen Boeddha worden en liever een bodhisattva, ‘een Boeddha in wording’ blijven? Of raadpleeg je deze tekst in je dagelijkse leven?

Een nieuwe Zen Cirkel onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi start op maandagavond 24 september, 19.30 uur, in het Graalhuis in Utrecht. Informatie en opgave via https://izen.nl/zen-meditatie/

Dogens Shoji, ‘Geboorte en dood’. De openingsregels.

Tweede deel van een teisho uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi, tijdens de stille zen zondag op 17 december 2017, als afscheid van Lazuli te Utrecht, dat tien jaar lang onderdak bood aan de Zen Cirkel Utrecht. De transcriptie is gemaakt door Eerwaarde Ben Claessens.

Dan de tekst: Shoji, ‘geboorte en dood’. Het is opvallend dat in een tekst als Uji geboorte en dood helemaal niet voorkomen. Uji staat bol van tijdelijkheid, het komen en gaan en niet komen en gaan, het eeuwige nu. Hier hebben we dan in Shoji geboorte en dood. En dan blijkt dat die tekst helemaal niet zozeer over geboorte en dood gaat! Waar het wel om gaat, is de instelling van de beoefenaar op de Weg. De instelling van de persoon die het contemplatieve pad gaat. Dogen schrijft het op een wijze waarin dit nog niet eerder zo duidelijk is verwoord. Het gaat over de glans van de komst van iets nieuws en de glans van het afscheid. Daarover gaat het in Dogens ‘Geboorte en dood’.

Dogen begint met twee citaten, in de vertaling van Tanahashi en Kotler:

Omdat een boeddha in geboorte en dood is, is er geen geboorte en dood. Omdat een boeddha niet in geboorte en dood is, is een boeddha niet begoocheld door geboorte en dood. Deze uitspraken zijn de essentie van de woorden van twee zen leraren, Jiashan en Dingshan. Veronachtzaam ze niet, omdat ze de woorden zijn van hen die de Weg volbrachten.

Welke boodschap wordt hier gecommuniceerd? Waar staan we hier? Het lezen van zen teksten is de kunst van inbreken, zonder al teveel schade te maken. Boeddha is een symbool, geen eigen naam. Waar staat een symbool voor? Het geeft datgene wat lastig is uit te drukken toch een specifieke plek in het bewustzijn. Je kunt je er iets bepaalds mee realiseren. Het symbool boeddha staat voor ‘ontwaakt’, het woord is afgeleid van de wortel budh, waken, wakker zijn. In onze realiteit staat het voor ‘hier zijn’, de directe waarneming. Wat impliceert wakker zijn? Je kunt zeggen eenheid, grote intimiteit, onbevangenheid. De enige basis is ‘aanwezigheid’, het oog dat nooit slaapt. Er is iets dat wakker is in de grootste bevangenheid. In alle Chinese verhalen wordt naar deze grote aanwezigheid verwezen. Waar is de ingang? Hoor je het gekabbel van de beek? Wat is het dat hoort? De basis waarop we wakker worden is aanwezigheid, Boeddha. Wat er in een rituele vorm zoals de zit meditatie gebeurt, we nemen de houding van een Boeddha aan en daarmee zijn we de Boeddha. We zijn aanwezig, helemaal. En je hoeft er niets voor te doen, alleen iets voor te laten.

Boeddha staat voor de aanwezige. Als je terug gaat naar aanwezigheid, wat kun je dan zeggen over die aanwezigheid? Er is alleen dit. En wat is dit? Wat zich nu voordoet: dit geluid, dit beeld, deze geur, enz. Een onervaren persoon in de meditatie zou denken: al die geluiden, ga weg, ik wil mediteren! Maar stel dat die persoon zou overgaan tot een onverdeelde aanwezigheid, wat is er dan? Geen geluid, geen beeld, geen geur, maar heel concreet precies dat wat er is. Er is hier geen dualisme, geen probleem. Het heeft geen naam, het is precies wat het is. Het is het meest concrete, ja het enige, wat je kan beleven en wat is. Op het moment dat ik bang ben voor de angst die opkomt en ik uit angst voor de angst me verzet en iets anders in stelling breng, treedt er een verharde verhouding op tussen mezelf die geen angst wil ervaren en de angst die als een solide bolwerk tegenover me staat. Dat betekent strijd. Er is geen oplossing denkbaar. Maar wat als ik stap voor stap de angst toelaat, aanneem, heel fysiek. Dan BEN ik angst. Aanwezigheid is dan angst. Er is niet meer zoiets als een persoon. Er is puur wat er is, een energie. Als je werkelijk daarin aanwezigheid bent, is er niet zoiets als angst als een object, er is in feite helemaal geen angst, er is precies wat er is. Hetzelfde geldt voor verdriet. Als pijn bezit van ons neemt, gaan we in verzet en neemt de pijn alleen maar toe. Terwijl als je aanwezigheid blijft, de pijn transformeert. Terug naar de tekst:

Omdat een boeddha in geboorte en dood is, is er geen geboorte en dood.

Wat betekent dit concreet? Als je aanwezigheid bent in dood, dan is er geen dood. Er is alleen: urghhhr. Het allesomvattende stervensmoment, de volle ervaring van dood. Wat is geboorte? Wehhh, wehhh. Huilen. De ervaring van geboorte, niets meer en niets minder. Die energie, die heel intieme directe ervaring, bevat geen enkel concept. Geen geboorte, geen dood. Pure manifestatie van jouw aanwezigheid. En datzelfde zien we in:

Omdat een boeddha niet in geboorte en dood is, is een boeddha niet begoocheld door geboorte en dood.

Als je dat bént, maken ze je niets meer wijs. Je hebt zelf geen idee wat het is, maar je bent in ieder geval niet begoocheld.

 

Een nieuwe Zen Cirkel onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi start op maandagavond 24 september, 19.30 uur, in het Graalhuis in Utrecht. Informatie en opgave via https://izen.nl/zen-meditatie/

Dogens Shoji, ‘Geboorte en dood’. Inleiding

Eerste deel van een teisho uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi, tijdens de stille zen zondag op 17 december 2017, als afscheid van Lazuli te Utrecht, dat tien jaar lang onderdak bood aan de Zen Cirkel Utrecht. De transcriptie is gemaakt door Eerwaarde Ben Claessens.

Afscheid nemen, bevat het bijzondere van een naderend moment, waarvan je weet dat het komt en waarop iets definitief stopt. In de aanloop naar een naderend afscheid, krijgt alles een aparte glans, een unieke waarde. Een diep besef van het gegeven dat dingen ophouden. Boeddhisme kent niet echt een woord voor vergankelijkheid. Het Sanskrietwoord  is anitya – geen duur. Dat is iets anders dan dat iets vergaat. Geen duur, het is onbepaald, tijdelijkheid in de meest concrete vorm. Het is er en zo is het er niet. Geen komen, geen gaan. We zijn ondergedompeld in een oceaan waarin iets verschijnt en weer verdwijnt en dat eindeloos zo door. We weten niet waar het vandaan komt en waar het heen gaat, we kunnen nergens de vinger opleggen, we kunnen niets vast houden.

Daar wijdt Dogen over uit in Uji, tijd-zijn. De afgelopen maanden hebben we in de  Zen Cirkel Utrecht deze tekst van Dogen besproken. Een monumentale en lastige tekst. Ongrijpbaar. De tekst laat zich pas ontsluiten als je het terugbrengt naar de ervaring van anitya, geen duur. De ervaring van hier en nu, fysiek aanwezig zijn. Uji stelt tegelijkertijd dat er helemaal niets weggaat. Deze plek blijft bij ons. Net zo goed als de personen van wie we afscheid nemen of die ons ontvallen, in zeker zin helemaal niet weg zijn. Op het moment dat je gaat zitten en je fysiek aanwezig bent, kan het zijn dat deze of gene persoon van wie je afscheid hebt genomen in jezelf verschijnt. Niet in de vorm dat je hem of haar een hand kan geven, maar wel in de vorm van een zeer intieme en levendige nabijheid. Als Uji iets duidelijk wil maken, dan is het dat datgene wat we fysiek zijn, vooraf gaat aan het onderscheid dat we maken over wat wel of niet reëel is. Het gaat vooraf aan wat waar is en wat niet waar is. Er is niet iets dat verloren gaat en er is ook niet iets dat behouden blijft.

De tekst Shoji, geboorte en dood, wordt in de meeste wetenschappelijke tekstverzamelingen van Dogens werk in de tijd vóór Uji geplaatst. Dogen werd in 1200 geboren, hij ging naar China in 1223, verkreeg in 1225 zijn ontwaken en keerde in 1227 terug naar Japan. Hij is de eerste die een Chinese ch’an-lijn op Japans grondgebied overdraagt. Hij schreef in de periode daarna de richtlijnen van zazen, de  Fukan zazengi. In 1233 schreef hij de Genjo  koan, een van de mijlpalen in het Japanse boeddhisme, over het uitdrukken van je eigen natuur, een monumentaal werk met beroemde zinnen als

‘De Boeddha dharma bestuderen is jezelf bestuderen

Jezelf bestuderen is jezelf vergeten

Jezelf vergeten is ontwaken in alles wat zich voordoet

Ontwaken in alles wat zich voordoet is het wegvallen van jouw

lichaam en geest en dat van alle anderen

Het wegvallen van jouw lichaam en geest en dat van alle anderen,

laat geen spoor achter in dit spoorloze bestaan. ’

In 1240 schrijft hij Uji, een nieuwe mijlpaal. Al zijn teksten zijn van een datum en locatie voorzien en eventueel ook voor wie de tekst geschreven is. Maar Shoji is ongedateerd. Deze tekst was tot aan 1690 niet eens bekend. Hij behoorde met 27 andere teksten tot de geheime Shobogenzo. De Shobogenzo, ‘de schatkamer van het ware Dharma-oog’, is het levenswerk van Dogen. Hij begon er in 1227 mee en schreef eraan tot aan zijn dood. Het bevat 96 hoofdstukken. Shoji behoort tot een andere Shobogenzo die men bij toeval vond, in een geheime schatkamer van Eihiji, tijdens een renovatie. In die bibliotheek lagen 28 teksten die niet in de oorspronkelijke Shobogenzo waren opgenomen.

Shoji bevat de taal van Dogen, heel precies, geen woord teveel of te weinig. De tekst is niet zo maar toegankelijk, het is geen vrijetijdsliteratuur. Je moet er voor en mee gaan zitten. Als student filosofie maakte ik kennis met Dogen. Ik vond het vreemde teksten met veel tegenstrijdigheden. Ik dacht vaak: maak nou eens je punt! Kom tot een conclusie! Waar heb  je het eigenlijk over? Je zoekt in zijn teksten naar een ingang maar je komt binnen. In Amerika, in Bar Harbor, bij mijn leraar Genpo Roshi, las ik Dogen als meditatie. Ik nam in de vroege ochtend een zin mee in de meditatie en ging erop ‘zitten’. In een volgend dagdeel nam ik een volgende zin. En zo heb ik in twee periodes van 90 dagen die tekst tot me genomen, erop gekauwd, hem verteerd en langzaam maar zeker daagde er iets. Ze noemden me daar ‘De jongen die Dogen leest om te relaxen’. Maar het was voor mij de enige manier om toegang tot de tekst te krijgen.

Een nieuwe Zen Cirkel onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi start op maandagavond 24 september, 19.30 uur, in het Graalhuis in Utrecht. Informatie en opgave via https://izen.nl/zen-meditatie/

Boeddha’s basics 9: juiste inspanning, aandacht en aanwezigheid

De laatste drie oefeningen van het achtvoudige pad zijn tezamen te beoefenen in de formele, geritualiseerde zitmeditatie (zie hieronder) en elk individueel, op de plek waar je bent, in de dingen die je doet.

‘Juiste inspanning’ (samyagvyayana)

Een van de oorzaken van duhkha, het aanlopen van de as van het wiel van mijn leven, is het energetisch vastzetten van mijn energie in een object van weerstand of verlangen. De beoefening van ‘juiste inspanning’ is het energetisch afstemmen op de energie die me draagt in een situatie. Hiertoe zal ik mijn verkramping rond het object van mijn weerstand of verlangen moeten loslaten, minder doen, minder inspanning leveren, om vervolgens af te stemmen op het resoneren met de energie in de situatie. Dit afstemmen is te vergelijken met het stemmen van de snaren van een sitar, zoals de historische Boeddha eens heeft gezegd. Eerst stem je de snaar te strak, je doet te veel. Dan stem je hem losser, je doet te weinig en dan klinkt de snaar ook niet. Vervolgens blijf je stemmen, totdat de snaar precies resoneert met de andere snaren van de sitar. Uiteindelijk betekent de juiste inspanning geen inspanning, maar een gedragen worden door de energieën binnen een situatie, precies zoals de Chinese wijze Lau-tse dit verwoordde in het achtenveertigste hoofdstuk van zijn befaamde Tau Te Tsjing:

‘Wie studie beoefent, wordt dagelijks meer. Wie de Weg beoefent, wordt dagelijks minder. Van minder wordt het minder, tot het komt tot daadloosheid (wu-wei). Door daadloosheid is er niets dat niet wordt gedaan.’ Ik word gehandeld…

‘Juiste aandacht’ (samyaksmrti)

Een andere manier om de vastgezette energie op een object van weerstand of verlangen los te laten en terug te keren tot mezelf, tot mijn integrale existentie, fysiek en mentaal, is om mijn aandacht te richten op bijvoorbeeld mijn ademhaling en deze aandachtig te volgen, adem in, adem uit… Er wordt gezegd dat dit de meditatieoefening van de Boeddha was, toen hij met gekruiste benen zeven dagen lang onder een oude ficusboom te Bodh Gaya zat, voor zijn ontwaken. We kunnen deze oefening in juiste aandacht vanzelfsprekend ook in elke andere activiteit dan het zitten in meditatie verrichten. We kunnen wandelen in aandacht, de ene voet aandachtig voor de andere plaatsend, zoals de Vietnamese zen leraar Tich Nhat Hanh dit onderwees. We kunnen aandacht hebben voor de dagelijkse handelingen die we verrichten, het met aandacht thee of koffie drinken, de beker aandachtig naar mijn mond brengend, met aandacht proeven en slikken, de beker weer aandachtig terugzetten op de tafel, et cetera. Moeilijker is het om aandachtig de emotie te volgen die opkomt in de situatie waarin ik me bevind, van het oprijzen, naar het tot volle wasdom komen en weer verdampen. Of het met aandacht volgen van een gedachte die oprijst, zich ontvouwt en weer verdwijnt. Het zijn allemaal oefeningen in ‘mindfulness’ die we op de plek waar we ons bevinden, in de handeling die we daar verrichten, in praktijk kunnen brengen. Deze oefeningen in mindfulness gaan terug op de aloude vipassyana meditatie die door de historische Boeddha aan zijn leerlingen is onderwezen:

‘Een ijverige monnik die de dingen helder begrijpt en oplettend is, leeft terwijl hij de handelingen van zijn lichaam waarneemt, en de hebzucht en afkeer ten aanzien van de wereld van het lichaam overwonnen heeft; terwijl hij zijn gevoelens waarneemt, en de hebzucht en afkeer ten aanzien van de wereld van de gevoelens overwonnen heeft; terwijl hij de activiteiten van zijn geest waarneemt, en de hebzucht en afkeer ten aanzien van de wereld van zijn geest overwonnen heeft; terwijl hij de mentale objecten waarneemt, en de hebzucht en afkeer ten aanzien van de wereld van mentale objecten heeft overwonnen.’ Sattipatthana-sutta, Majjhima Nikaya 10. ‘Overwonnen hebben’ is in concreto energetisch losgelaten hebben.

‘Juiste aanwezigheid’ (samyaksamadhi)

‘Zorg ervoor dat je kleding los en netjes zit. Plaats je rechterhand op je linkervoet en je linkerhand op je rechterhand terwijl je duimtoppen elkaar zachtjes raken. Plaats je handen in deze positie voor je lichaam zodat beide duimtoppen zich ter hoogte van je navel bevinden. Strek je lichaam en zit rechtop. Leun niet naar links of rechts, nijg niet naar voren of naar achteren. Je oren moeten op een lijn liggen met je schouders en je neus op een lijn met je navel. Laat je tong tegen je gehemelte rusten en adem door je neus. Je mond moet gesloten zijn met je tanden zachtjes tegen elkaar. Je ogen moeten geopend zijn, niet te wijd maar ook niet te nauw. Nadat je lichaam en geest op deze wijze in orde hebt gebracht, adem je in en weer helemaal uit.

Zit stevig in intimiteit en denk niet-denkende. Hoe je niet-denkende denkt? Zonder te denken. Dit is de kunst van zitten in zen. Zitten in zen is niet leren te concentreren. Het is de werkelijkheidspoort van groot gemak en vreugde. Het is het onbezoedelde beoefenen-ontwaken. ‘ Fukanzazengi, Dogen Zenji

Het bovenstaande citaat betreft de formele beoefening van geritualiseerde zit meditatie, zazen of shikantaza, ‘alleen maar zitten’. Het is de moeilijkste vorm van meditatie, juist omdat er helemaal niets is om te doen en niets is waarop ik me kan richten. Er is enkel het zittende lichaam waarnaar ik kan terugkeren, als ik mijn vastgezette energie op het object van mijn verzet of verlangen heb losgelaten. Tegelijkertijd is het ook de gemakkelijkste en meest directe meditatieoefening: alleen maar zitten en zijn, zonder meer, zonder minder. Ik word gezeten, in mijn lichaam borrelen spontaan gedachten op zonder dat ik denk en ik weet me gedragen door de energieën in de situatie. Hier ben ik terug bij mezelf, bij sukha, het moeiteloos en vreugdevol stromen van mijn zijn. Hier vind ik nirvana, de onverstoorbare vrijheid van geest, waarin niets wordt uitgesloten.

Om zo naar mezelf terug te gaan, naar mijn aanwezigheid in de situatie en de situatie in mij, zal ik echt in mijn lijf moeten zijn, zowel tijdens de formele meditatie als in mijn dagelijkse activiteit. Ik zal moeten leven vanuit mijn buik, ademend naar mijn onderbuik toe, gedragen door mijn hara, tien centimeter onder mijn navel. Ik zal mijn ledematen moeten voelen, staande op mijn voeten, zittend op mijn zitbeentjes, grijpend met mijn handen, tastend met mijn vingers. Wat ik hoor, wat ik zie, wat ik voel, wat ik proef, brengt me terug naar mezelf, naar mijn integrale existentie, mijn incarnatie, waar het Ongeborene mijn individuele bestaan met schittering en vreugde vervult. Dit lijf is mijn toevlucht, maar dit lijf is niet van mij. Het is een instrument in de handen van alle krachten en condities van de situatie waarin ik me thans bevindt, om daarin precies datgene te doen dat klopt.