Niet veel mensen beseffen dat de verhaaltjes voor het slapen gaan, die we als kind kregen voorgelezen, ons eigenlijk wakker willen maken. Sneeuwwitje, Assepoester, Doornroosje en Roodkapje, al die eeuwenoude sprookjes zijn metaforen voor een spiritueel ontwaken. De arme wees met de boze stiefmoeder, de prins en de prinses zonder koninkrijk, het verdwaalde kind in het donkere bos, dat zijn wij. En al deze verhalen willen ons leren wat de weg terug is naar ons eigenlijke thuis, naar God.
Door Anne-Marie Wegh
Nog minder mensen realiseren zich dat de symboliek in deze sprookjes veelal verwijst naar de kundalini-energie, de mysterieuze bron van oerkracht die ‘sluimert’ in ons bekken, en die heden ten dage vooral wordt geassocieerd met oosterse tradities. Maar ook in onze westerse mythes, legendes en oude volksvertellingen, zit vaak kundalini-symboliek verborgen. Laten we, als voorbeeld, kijken naar een sprookje dat iedereen kent: Sneeuwwitje. Haar naam verwijst naar de werking van de kundalini-energie: een zuivering van de mens op het niveau van lichaam, geest en emoties. Alleen met een rein hart kunnen wij door de poorten van het Koninkrijk van God.
De boze stiefmoeder
Als Sneeuwwitje wordt geboren, sterft haar moeder, de koningin. Haar vader hertrouwt met een valse vrouw die jaloers is op de schoonheid van Sneeuwwitje. Ze beraamt een plan om haar te doden. De ‘boze stiefmoeder’ komt in veel sprookjes voor. Zij staat voor ‘de materie’, die onze echte ‘moeder’ niet is. Interessant in dit verband is dat het woord materie ook is afgeleid is van mater, het Latijnse woord voor moeder. Onze echte thuis is in de goddelijke dimensies. De mens die incarneert op aarde is als een ‘weeskind’, in de macht van een ‘stiefmoeder’ die haar eigen (egoïstische) agenda erop nahoudt.
De zeven dwergen
De valse koningin geeft een jager de opdracht om Sneeuwwitje te doden. Hij kan dit echter niet over zijn hart verkrijgen en hij laat haar achter in het donkere bos. Moederziel alleen doolt zij rond, totdat zij het huisje vindt van de zeven dwergen:
Daar opeens zag ze een klein huisje; ze wilde erin gaan om uit te rusten. Alles in ‘t huisje was klein, maar sierlijk en keurig; het is niet te zeggen hoe keurig. En er stond een wit gedekt tafeltje, met zeven kleine bordjes, en bij elk bordje een klein lepeltje, en zeven mesjes, en vorkjes en ook zeven bekertjes. Tegen de wand stonden er zeven bedjes naast elkaar, opgemaakt met sneeuwwit beddengoed. En omdat Sneeuwwitje hongerig en dorstig was, at ze van alle zeven bordjes een beetje groente en een beetje brood en dronk uit ieder bekertje een teugje wijn, want ze wilde niet van één alles wegnemen. Daarna – ze was zo moe – probeerde ze een bedje, maar geen van de bedjes paste, het ene te lang en het andere te kort, maar eindelijk, het zevende paste; daarin bleef ze liggen, deed haar gebedje en sliep in.
De zeven dwergen staan voor de zeven belangrijkste chakra’s van ons lichaam. Sneeuwwitje die eet van alle zeven bordjes en bekertjes is een beeld van de kundalini-energie die door onze wervelkolom langs deze zeven chakra’s stroomt. De ronde vorm van borden en bekers correspondeert prachtig met de ‘wiel-vorm’ van chakra’s. Dan laat het sprookje zien hoe de kundalini zich terugtrekt in het bekken, bij het onderste chakra. Dit is het zevende bedje waarin Sneeuwwitje gaat slapen.
Ze mag bij de dwergen blijven wonen en in ruil daarvoor maakt zij hun huisje schoon (kundalini-zuivering), als zij overdag de bergen in gaan om goud (lees: God) te delven. Maar lang duurt haar rust niet. De valse koningin hoort dat Sneeuwwitje nog leeft en gaat op pad om haar alsnog te doden. Het verhaal leert ons nu dat ijdelheid – een van de eigenschappen van het ego – de kundalini ‘slapend’ houdt. Wie gericht is op zichzelf en op de verlokkingen van de materie, krijgt geen toegang tot het goddelijke.
De giftige appel
Verkleed als een verkoopster verleidt de koningin Sneeuwwitje om een ceintuur van haar te kopen, die ze vervolgens zo strak vastsnoert (‘slank willen zijn’) dat haar de adem wordt benomen en zij ‘als dood’ ter aarde stort. De dwergen brengen haar bij thuiskomst echter weer tot leven door de ceintuur los te maken. Daarna probeert de koningin het met een giftige kam (‘mooi willen zijn’), die Sneeuwwitje bewusteloos doet neervallen. Ook nu lukt het de dwergen weer om het meisje bij kennis te brengen. De derde keer slaagt de valse stiefmoeder wel in haar opzet met een giftige appel: ‘Van buiten was hij prachtig, geelwit met rode wangen. Wie ernaar keek, kreeg er trek in. Maar wie er een klein stukje van zou eten – die moest sterven.’ De appel verwijst naar het Bijbelverhaal van Adam en Eva. Deze ‘verboden vrucht’ symboliseert de zintuiglijke verleidingen van ‘de wereld’. Adam en Eva worden na het eten ervan verdreven uit het paradijs (lees: de verbinding met het goddelijke wordt verbroken).
De glazen kist
De dwergen leggen de (schijn)dode Sneeuwwitje in een glazen kist: ‘Zo lag Sneeuwwitje lange, lange tijd in de kist en ze veranderde niet, maar het leek of ze sliep.’ Het goddelijke leidt in de meeste mensen weliswaar een slapend bestaan, maar kan nooit sterven, zegt dit beeld. In ons bekken, bij het heilig been, wacht de kundalini geduldig tot de spirituele zoeker er klaar voor is om een langdurige weg van zuivering en heling te gaan. Zij ontwaakt vanzelf in eenieder die een op God gericht leven leidt, ongeacht zijn of haar religieuze overtuiging of cultuur, om te helpen de juiste voorwaarden te scheppen voor het ‘heilige huwelijk’: een versmelting van het innerlijk mannelijke en vrouwelijke, waarna een vereniging van de mens met zijn Schepper plaatsvindt.
In het sprookje verschijnt een prins op het toneel, die verliefd wordt op Sneeuwwitje. Deze gebeurtenis symboliseert het begin van de fase van kundalini-ontwaken. Hij neemt haar mee, met kist en al: ‘De prins liet de kist nu door zijn dienaren op hun schouders wegdragen. En toen gebeurde het, dat zij struikelden over een boomstronk, en door de schok schoot het giftige stuk appel dat Sneeuwwitje had afgebeten, uit haar keel.’ De boomstronk symboliseert de wervelkolom waardoor de kundalini naar boven stroomt, naar het kruinchakra. De glazen kist waarin Sneeuwwitje ligt verbeeldt een ‘transparant’ ego, dat door de kundalini-energie is uitgezuiverd.
De prins vraagt opgetogen de wakker geworden Sneeuwwitje ten huwelijk: “Ik heb je lief, meer dan alles op de wereld, kom mee naar ‘t slot van mijn vader, dan zul je mijn vrouw worden.” Het slot van de vader (de Vader) van de prins, symboliseert het Koninkrijk van God: de verblijfplaats van de mens die het goddelijke meer lief heeft dan ‘alles op de wereld’.
De roodgloeiende pantoffels
Prachtig, tenslotte, is de symboliek van het lot van de valse koningin. Als zij verschijnt op het huwelijk van Sneeuwwitje en de prins, staat haar een zeer onaangename verrassing te wachten: Maar er waren al ijzeren pantoffels op een kolenvuur gezet en die werden met tangen binnengedragen. Ze moest in de roodgloeiende schoenen gaan staan en zolang dansen, tot ze dood ter aarde viel.
De dansende koningin is een metafoor voor innerlijke kundalini-activiteit. De werking van deze energie wordt vaker uitgebeeld als een dans. De moedergodin Kali uit het hindoeïsme, bijvoorbeeld, die ook de kundalini symboliseert, wordt meestal dansend afgebeeld. Om haar hals hangt een ketting van bloederige, afgehakte hoofden. Trofeeën van alle ego’s die zij al heeft vernietigd met haar rondzwaaiende armen en benen.
De roodgloeiende pantoffels die de koningin moet dragen, verwijzen naar de zuiverende werking van het kundalini-vuur. Haar dood staat voor de dood van het ego, dat gericht is op de materie, een gebeurtenis die onlosmakelijk is verbonden met het heilige huwelijk.
Alchemie
Het sprookje van Sneeuwwitje roept ons op om de weg van de innerlijke transformatie te gaan. De weg van de alchemist die eenzaam en volhardend in zijn laboratorium probeert lood om te zetten in goud. Een metafoor voor het spirituele groeiproces waarbij het aardse in de mens wordt getransformeerd naar het goddelijke. Het sprookje verwijst subtiel naar de traditie van de alchemie met de beschrijving van Sneeuwwitje: een huid wit als sneeuw, lippen rood als bloed, en haren zwart als ebbenhout.
Negredo (zwart), albedo (wit) en rubedo (rood), zijn de drie fases in het alchemische proces. Negredo, de eerste fase, is als de wereld zijn glans heeft verloren en een afbraakproces begint van de ‘oude mens’. Deze fase wordt in het sprookje verbeeld door Sneeuwwitje die angstig ronddoolt in het donkere bos, op zoek naar een nieuw thuis. Albedo is de fase van uitzuivering. Dit proces wordt gesymboliseerd door Sneeuwwitje die het huis van de zeven dwergen (chakra’s) schoonmaakt, als zij in de bergen zijn om goud te zoeken. In de laatste fase, rubedo, vindt de versmelting van de tegenstellingen plaats, verbeeld in het sprookje door het huwelijk van Sneeuwwitje met de prins.
Spiegeltje, spiegeltje, aan de wand…
Wat dit sprookje ons wil zeggen, via de toverspiegel van de boze koningin, is: maak je niet druk over je buitenkant, richt je liever op je binnenwereld, want wat daarin ligt verborgen is duizendmaal mooier dan al het andere op aarde!
Anne-Marie Wegh is auteur van het boek Kundalini-ontwaken.