Het lichaamswerk brengt ons meer in het lichaam. Dat bevordert het heel fysiek zitten in zazen (zitmeditatie). De Japanse manier voor zazen is een wijze die men ook gebruikt bij bepaalde sporten en waarbij je de spieren in de onderbuik aanspant, daar waar je chi zit. Dat aanspannen gebeurt ook bij het uitademen waardoor je zit met een bolle buik. Het effect is dat je met heel je lichaam werkelijk zit. In de zendo van Dogen was dit de sleutel tot zazen. Zonder echt lichaamswerk is het moeilijker te realiseren. Het lichaam zit, je zit met het lichaam. En toch wordt het niet genoemd door Dogen. Waarom niet? Het was namelijk heel vanzelfsprekend. In de eeuwen van het Chinese ch’an werkten de monniken op het land. Men deed ’s ochtends en ’s avonds laat zazen. Daar kreeg Dogen zijn echte scholing.
Terug in Japan waren veel zenstudenten, met name in de Rinzai scholen, Samoerai, Japanse krijgers. De martiale kunsten waren dan ook intiem verbonden met zenkloosters. Dogen schrijft vrij uitvoerig over de innerlijke houding, van de oren en de kruin tot de voetzolen, maar noemt de energiehuishouding amper. Het onderwijs daarover wordt in de praktijk overgedragen, van leraar op student. Het is heel fundamenteel onderricht. Mijn leraar Genpo stelde dit ook heel duidelijk: je leert zazen niet uit boekjes. Je krijgt door de jaren heen de instructie in en ervaring met hoe je houding en je ademhaling is en hoe je je buikspieren aanspant. Je zit vanuit je hara wat als een rode draad door het onderwijs loopt.
Binnen mijn zengroepen besteed ik er in elke bijeenkomst bij de aanvang van elke meditatie aandacht aan. Je zit met een rechte rug, op het puntje van je kussen of stoel, kantelt je bekken, de buik komt naar voren, je hangt in de onderbuik en vandaar uit bouw je je houding op. Zo heb ik het zelf altijd in de introductiecursus overgebracht. De energie, de aandacht zit in je onderbuik. De Japanse zenleraar Hakuin schrijft er in de 17e eeuw overigens wel over. Hij omschreef het alsof je zit op een bal van lucht, van energie. Vechtsporters gebruiken dit in hun beweging en houding omdat het een ongelimiteerde fysieke kracht genereert en een balans.
Het is de sleutel tot zazen. Bij kinhin (loopmeditatie) doe je hetzelfde, je gaat naar je onderbuik, spant de spieren aan en je loopt vanuit je onderbuik. Dan kun je het doortrekken naar alle aspecten van de zen-context, bijvoorbeeld tijdens het reciteren van de soetra’s. Luister maar eens naar de opnames van reciterende monniken in de zenkloosters, het klinkt als een diep monotoon gebrom, het stemgeluid komt van diep uit de onderbuik. De dikke boeddhabuik geldt niet voor niets als een symbool voor de poort tot bevrijding. In ons lichaamswerk staan we wel eens in een kring. Je houdt de hand op de onderrug van degene naast je. Het stemgeluid komt vanuit de onderbuik, dat helpt bij het aarden. Zowel bij zitten, chanten, loopmeditatie en bij het werken, is de onderbuik het kardinale punt. Het brengt je hier, maakt dat je aanwezig bent.