…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Bankei’

Oog in oog met het Ongeborene

Teisho’s uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi tijdens de Izen Intensive 2018 in Eerbeek. Laatste deel (deel 7)

Om de zaak in deze teisho af te hechten, enkele dialogen van Bankei:

A party of monks came to stay at the temple. After meeting with Bankei each of them gave his understanding of the dharma. There was one who offered no opinion. Je hebt een groep mensen die uitdrukken waar ze mee bezig zijn en een persoon doet dat niet. Je denkt: arrogant!

What about you, asked Bankei. The monk answered: When I am cold, I put on some more cloth. When I am hungry I eat. When I get thirsty I have something to drink, that is all there is.

Well, then, Bankei said. Can you look at the others here and tell the depth of their understanding?

I can, the monk said.

Then tell me about the people next to you there. How do you size them up?

The monk said: Why don’t you say something about me personally?

Bankei: every word I have been speaking has been about you.

En waar spreekt Bankei over: het Ongeborene. Je kunt alleen een werkelijke connectie met iemand hebben in het Ongeborene, waar die ander intiem verbonden aanwezig is. Waar Bankei in veel dialogen aan refereert is zijn uitdrukking van de dharma, het heel precies kunnen duiden, schouwen waar iemand staat in het proces. Dat kan alleen op basis van het Ongeborene, het zit in je, onder je huid. Dat is intiemer dan ‘ík’. Op basis van het Ongeborene dragen we elkaar.

Er is tussen intieme vrienden, partners, leraar en leerling, op bepaalde momenten, als we uit onze groeven zijn gestapt en er ruimte ontstaat, dan is er dat ‘zeker weten’ waar die ander staat en hoe die ander is. Je weet dan ook wat je te doen hebt en moet zeggen. Je bent moeiteloos afgestemd.

I have been reciting the Lotus sutra for many years, says Shingetsu.

Who recites the sutra, asks Bankei. The one who pronounces the words, says Singetsu.

Who pronounces the words? Singetsu: eyes horizontal, nose vertical.

Wat is dit? Wat gebeurt hier? Dit is geleend. Dit is wat Dogen zei toen hij na drie jaar terugkwam uit China op Japanse grond.

Bankei says: Don’t give me that, swindler, ‘mafkees’. Now tell me, who pronounces the words?

Shingetsu hesitates.

Bakei says: If the teachers of our school do not posses the all discerning dharma eye, they can never become the teachers of man. Do have a share of that eye?

Singetsu: Well, I believe I have my share of it now.

Bankei says: Can you give me an assassment of each person at this galery?

Shingetsu: There is no one here. Each and every person sitting here is distinguished by certain qualities.

Niemand hier is ook de Ongeborene, alles is precies zoals het is. Als je daarin blijf hangen is er niemand hier. Maar dan zien we niet dat het Ongeborene is geïncarneerd in een vleesjas. Shingetsu zit vast in dat Ongeborene.

Aren’t you able to assess that? Bankei asks. Zie je die ander niet? Kijk nou!

Dan zegt Shingetsu: Can you?

Bankei zegt dan: If I couldn’t I might not even blunder into someone like you.

Als ik dat niet zou kunnen, dan zou ik niet eens kunnen zien waar jij vast zit. Dan zou ik niet kunnen zien of de pruim rijp is. Dat is precies voelen, op het juiste ogenblik. Dat is afstemmen, intunen, vanuit intimiteit de ander aannemen, de ander zijn voor wie hij of zij is. De ander dragen, invoelen, bij je houden, echt zien.

Het Ongeborene handen en voeten geven, laten incarneren in jouw vleesjas. Dat is ‘van de berg afdalen’. We kunnen ons realiseren dat we Boeddha zijn, maar pas als we dat werkelijk kunnen manifesteren in ons dagelijks handelen, als al onze handelingen werkelijk de handelingen van de Boeddha zijn, pas dan vallen we samen. Breng het Ongeborene terug naar de keukenvloer, breng het naar huis. Dit is de boodschap van Zen Meester Bankei.

Ik dank jullie!

Stromen en stokken

Teisho’s uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi tijdens de Izen Intensive 2018 in Eerbeek. Deel 6

‘In the Unborn, all things are prefectly resolved. I can give you a proof that they are. While you’re facing me listening to me speak like this, if a crow cawed or a sparrow chirped, or some other sound occurred somewhere behind you, you would have no difficulty knowing it was a crow or a sparrow; or whatever, even without giving a thought to listening to it, because you were listening by means of the Unborn. (…)’ The Ryumon-ji sermons, The Unborn, Zen Master Bankei, p. 40.

Het doel van spirituele pad is eenvoudigweg genieten. Eigenlijk is het vreemd dat we het doel van onze geestelijke beoefening zelden zo verwoord zien. En tegelijkertijd is het zo vanzelfsprekend. Als we stoppen met het vastzetten van onze energie op een object in de toekomst en stoppen met voorbij aan onszelf leven, dan keren we terug naar een ongehinderd functioneren vanuit het Ongeborene, waarin we worden gedragen en waardoor we worden bewogen. We leven niet meer in een kramp, maar als een ‘soepel lopend wiel’, de etymologische betekenis van sukha, ‘vreugde’. Deze vreugde wordt niet door objecten van buiten ons leven geconditioneerd, maar zit in ons leven zelf, in ons ongehinderde functioneren. Wanneer we weer werkelijk met onszelf samenvallen, genieten we onszelf, ons leven en alles wat zich daarin aandient.

Niet alleen genieten we ons leven, maar we zien de dingen ook zoals ze zijn. We zijn niet meer gefixeerd op onze eigen harde oordelen en hermetische denkbeelden, maar bewegen ons flexibel van situatie naar situatie, van denkbeeld naar denkbeeld, van gedachte naar gedachte. Levend vanuit het Ongeborene, zien we alles wat zich daarin aandient, precies zoals het is: zo, open, onbepaald, sunyata, ‘zonder substantie’. Anderen en situaties komen niet van buiten, ze verschijnen in het Ongeborene. Ze zijn niet gescheiden van mijn aanwezigheid op dit moment en ze zijn dus intiem met mijn leven verbonden. Als ik terugkeer naar mezelf, keer ik terug naar de werkelijkheid, precies zoals ze is. Vanuit die werkelijkheid beweeg ik mee op wat zich aandient, afgestemd in gevoel en gedachten op wat er is en wat ik heb te doen. Dit terugkeren naar mezelf, ondanks alles wat ik me onophoudelijk in mijn hoofd haal, tja, dat noem ik de ware levenskunst.

Zo levend, niet in een kramp, gescheiden van mezelf en gestrand in mijn eigen harde denkbeelden, maar vrij functionerend vanuit de eeuwigheid en openheid van het Ongeborene, word ik bewogen in vreugde en ontvang ik de schittering van alles wat is. Ik ben vrij om flexibel te bewegen van perspectief naar perspectief en geniet mijn intiem en aan den lijve ervaren. Ook als het allemaal niet meezit, is er voldoende innerlijke ruimte om mezelf nergens aan vast te pinnen. Totdat…

Totdat een oud patroon zichzelf weer uitrolt, ik vastloop in de oude, diepe sporen van bepaalde denkwijzen, ik mezelf andermaal afscheid van wie ik werkelijk ben en mijn energie vastzet in solide objecten buiten mijn leven in deze eeuwigheid. Nee, het doel is nooit voorgoed bereikt, maar het ligt hier, om telkens weer naar terug te keren.

Bankei spreekt (The Unborn, p. 56) op een ongekend heldere wijze over ons bevangen raken in onze concepten, oordelen, denkbeelden en verhalen. Het creëren van onwetendheid en illusie is de epistemologische oorzaak van duhkha, ‘lijden’, ze heeft te maken met wat we kennen en weten en in het bijzonder met onze onvermurwbare kennis en ons hard geworden weten.

Bankei analyseert ons creëren van illusie als volgt. Allereerst is er de ervaring zoals ze is, de ontmoeting met de ander, het zich voordoen van een situatie. Beide rijzen op uit het Ongeborene, zoals Bankei het noemt, ze ontstaan niet, ze komen niet, ze zijn er eenvoudigweg, ‘binnen’, niet onderscheiden van ons bestaan op dat moment en ze zijn zo, precies wat ze zijn, onbepaald, pre-reflectief, voorwoordelijk.

Dan treedt de natuurlijke beweging van ons bewustzijn op. We realiseren ons iets, de ander, de situatie die zich in onze aanwezigheid voordoet en dit is altijd dualistisch. Daarmee plaatsen we de ander of de situatie buiten onszelf. We zijn er nu van gescheiden. Vervolgens projecteren we een concept, oordeel, denkbeeld of verhaal op de ander of de situatie. Datgene dat van ‘buiten’ af op ons toekomt, doet ons denken aan iets soortgelijks, dat we in ons verleden hebben meegemaakt, of waarover we kennis menen te hebben. Bij de ander denken we: ‘Ah, dat is er zo een’, en plakken een oordeel op de ander zoals die is. Bij de situatie die zich aandient, denken we, ‘dit heb ik eerder meegemaakt, dit zal zich zus of zo voltrekken.’ Dit projecteren gebeurt vrijwel altijd volgens de strenge en diep ingesleten sporen van onze denkpatronen, onze gewoonte mensen en situaties nu eenmaal zo te zien en niet anders (onze ‘wijze van zien’, Sanskriet: drsti).

Wanneer we dit oordeel over de ander, of ons verhaal van de situatie fixeren, vastpinnen en vastleggen, en denken ‘zo is het’, dan identificeren we de onbepaalde en intieme oorspronkelijke ervaring met een bepaald en beperkt oordeel, denkbeeld of verhaal. Vervolgens maken we dit oordeel of verhaal tot realiteit en solidificeren daarmee onze eigen gedachteconstructie. Vanaf dit moment bevinden we ons in een illusoire werkelijkheid. We zijn bevangen en onwetend.

Als we vervolgens onze energie richten op en vastzetten in zo’n hermetische gedachteconstructie die we zelf tot werkelijkheid hebben gemaakt, verliezen we onze openheid en functioneert onze energie niet meer vrijelijk. We hebben geen contact meer met het Ongeborene, de bron, ons thuis, ons zelf en niet meer met de werkelijkheid zoals ze is. Ons leven verkrampt in hard geworden oordelen en denkbeelden, solide bakens die we ofwel najagen, ofwel uit de weg gaan. We zijn niet meer in staat om ons leven en wat zich daarin op intieme wijze aandient te genieten en waarderen.

 

(Wordt vervolgd)

De Meester raakt uit zicht

Teisho’s uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi tijdens de Izen Intensive 2018 in Eerbeek. Deel 4

In een situatie, bij een ontmoeting is er allereerst het aldus gegevene, de situatie waarmee we volledig samenvallen en pas dan komt het onderscheid en de gedachte erover. De concepten komen later. We onderscheiden wel degelijk, een koe van paard en koffie van thee. Wat luistert er op het moment dat een kraai ‘kraa!’ roept. We proberen in woorden iets uit te drukken wat niet uit te drukken is. Woorden cirkelen ergens om heen. We luisteren door middel van het Ongeborene. Het is er altijd. Waar komt het vandaan? Geen idee. Waar gaat het heen? Geen idee. Het functioneert vrijelijk. Totaal ongebonden. Boeddha is het symbool voor waken, de Sanskriet wortel is budh, ‘waken’. Wie is de wakkere? We zijn allemaal Boeddha’s. allemaal ongeboren. Het Ongeborene zit heel dichtbij. Elk geluid, elke gedachte, elke beweging, alles vindt plaats in het Ongeborene. Dat is concreet wat er gaande is. Nu. En nu. Jullie maken gebruik van de immanente wijsheid van het Ongeborene, jullie kunnen een kraai van een spreeuw onderscheiden.

Een belangrijke zin is: ‘Even if it’s only one sermon, the person who realizes this Buddha Mind that everyone intrinsically possesses, is a living tathagata from that moment on!’

Als iemand voor zichzelf bevestigt dat deze ongeboren, verlichtende wijsheid de Boeddhageest is, dan wordt hij op dat moment de levende tathagatha, ‘de gemanifesteerde Boeddha’.

Dat we allemaal Boeddha’s zijn is inmiddels vastgesteld, maar als je het voor jezelf kunt bekrachtigen, ‘Ja zo is het, al mijn handelingen zijn bijzondere Boeddhahandelingen’, als je dat kunt bekrachtigen, dan ben je een tathagatha. Daarvoor ben je een Boeddha, maar je bent er nog niet helemaal zeker van. Dat is het grote belang van bekrachtiging, voor jezelf op een zeker moment daadwerkelijk vaststellen dat het zo is. Dan is alles wat we doen de Ongeborene.

Nu komt een interessante wending. Alles is Boeddhawerkzaamheid, maar de zaak kan ook vertroebeld raken. Dichtbij deze bron ben je in volkomen rust, zelfs in een storm. Dat is leven in het Ongeborene. Maar dan… Dan loop je levend in het Ongeborene, je loopt in volmaakte rust, je kunt koffie van thee onderscheiden, je beent de koffiezaal in, schenkt in volkomen sereniteit een mok in uit de koffiekan, neemt een slok en stelt vast: dit proeft niet als koffie! Er ontstaat onrust… Ik drink ’s ochtends altijd koffie! Ik heb betaald voor deze retraite, hoe kan ik functioneren als ik geen koffie heb. Wie is daar de schuld van? Hoe kan mij dit overkomen? Enz. De Meester is uit zicht.

Wat er nu gebeurt is: er is gewaarzijn van iets. Ik ben mij gewaar van wel of geen koffie. Er is een splitsing ontstaan in het Ongeborene. We moeten een splitsing kunnen maken, dat is belangrijk. Je moet dualistisch functioneren wil je het overleven. Als we in het Ongeborene blijven, gebeurt er niets. Je gaat niet en komt niet. Je blijft waar je bent. Je moet kunnen onderscheiden, besluiten nemen, etc. Bewustwording leidt tot splitsing. Als we dat vervolgens hard maken en daarop door gaan, dan belanden we in de illusie dat het ‘’ik’’ alles doet. Dan dwalen we af van het oorspronkelijke in rust zijnde Ongeborene. Elke dag komt dat koffiemoment. Van het rusten in openheid maken we een split en wordt het ‘ik’ een magneet waaraan alles blijft kleven. Vervolgens wordt alles naar buiten geprojecteerd. Bankei schrijft daar over:

‘The fact is, you want to get angry, so you’re getting yourself mad. If you hadn’t the least bad thought to begin with, no matter how much others provoked you, you surely wouldn’t get angry. But if, in you, feelings of anger and annoyance have already been formed, then, even though [the other people] don’t set out deliberately to say things to make you mad, you get carried away by the force of your own self-centeredness, lose your temper and insist, ‘I don’t say anything that’s untrue or improper!”

‘Your thoughts create the karma of the Three Evil Realms, while your demonic mind torments you. This is the fiery of self and self-created karma. One day, the Master addressed the assembly: All delusions, without exception, are created as a result of selfcenteredness.’

‘When you’re free from self-centeredness, delusions won’t be produced. For example, suppose your neighbors are having a quarrel: if you’re not personally involved, you just hear what’s going on and don’t get angry.’

‘Not only do you not get angry, but you can plainly tell the rights and wrongs of the case—it’s clear to you as you listen who’s right and who’s wrong. But let it be something that concerns you personally, and you find yourself getting involved with what the other party [says or does], attaching to it and obscuring the marvelously illuminating [function of the Buddha Mind]. Before, you could clearly tell wrong from right; but now, led by self-centeredness, you insist that your own idea of what’s right is right, whether it is or not. Becoming angry, you thoughtlessly switch your Buddha Mind for a fighting demon, and everyone takes to arguing bitterly with each other.’

‘Because the Buddha Mind is marvelously illuminating, the traces of everything you’ve done are [spontaneously]  reflected. It’s when you attach to these reflected traces that you produce delusion. Thoughts don’t actually exist in the place where the traces are reflected, and then arise. We retain the things we saw and heard in the past, and when these come up, they appear as traces and are reflected. Originally, thoughts have no real substance. So if they’re reflected, just let them be reflected; if they arise, just let them arise; if they stop, just let them stop. As long as you’re not attaching to these reflected traces, delusions won’t be produced. So long as you’re not attaching to them, you won’t be deluded, and then, no matter how many traces are reflected, it will be just as if they weren’t reflected at all. Even if a hundred, or a thousand thoughts spring up, it will be just the same as if they never arose. It won’t be any problem for you—no thoughts to ‘clear away,’ no thoughts to ‘cut off.’ So understand this well!’

Het besef van het Ongeborene raken we maar al te gemakkelijk kwijt. Je bijt je vast in iets buiten je, misschien win je en haal je je gelijk naar jouw gevoel, maar waar gaat het uiteindelijk om? Het is er wel, maar je realiseert het je niet meer. Het besef is weg, je bent verblind. Bankei legt dit heel concreet uit. Dit is wat we met onwetendheid bedoelen in het boeddhisme. Het enige wat we zien is onze eigen strijd, ons streven, onze partijdigheid.

Het ego kun je een pop-up venster noemen.  Hoe krijg je je eigen pop-up venster weg? Meester, hoe krijg ik dat venster weg? Hoe kom je terug in je Ongeboren geest. Via je je lichaam bijvoorbeeld. Je ademhaling. Je onderbuik. Je gevoel. Je zintuigen. Kijk, wat zie je nu? Voel wat voel je nu?

‘The moment you do turn into something else, you become an ignorant, deluded person. All illusions work the same way. By getting upset favoring yourself you turn your buddhamind into a fighting spirit and fall into a deluded existence of your own making. So what ever anyone else may do or say, whatever happens, leave things as they are, don’t worry yourself over that, don’t side with yourself, just stay as you are, right in the Buddhamind. Do not change it into anything else. If you do that illusions don’t occur and your are living in the Unborn mind, you are living, breathing firmly established Buddha. Don’t you see? You have a calculable treasure right at hand.’ (Wordt vervolgd)

De nieuwe Zen Cirkel in Utrecht begint op maandagavond 11 maart 2019. Informatie en opgave via https://izen.nl/zen-meditatie/

Maurice Knegtel is op zondag 24 februari te zien in de NCRV / KRO documentaire ‘Zie mij’ van regiseur George Schouten, over de betekenis van selfies. Voor een voorbeschouwing, klik https://bodhitv.nl/2019/01/31/kijk-mij-het-fenomeen-selfie-onder-de-loep/

De ware zaak ligt daarachter

Teisho’s uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi tijdens de Izen Intensive 2018 in Eerbeek. Deel 2

Een aspect van de religieuze ervaring is: er zit iets in je bestaan dat niet stuk gaat. Maar Umpo Zenjo zei, je moet het inzicht laten slijpen en rijpen bij andere leraren. Met de realisatie is het pad niet ten einde, nee, dan begint het pas. Kijk naar de Boeddha’s realisatie onder de oude ficusboom, hij ging na zijn verlichting 40 jaar onverstoorbaar door.  Binnen de Chinese zen was het gangbaar om het klooster te verlaten en een andere leraar op te zoeken. Dat was nodig voor de verdieping van het inzicht. Umpo kende zijn grenzen en zijn eigen kwaliteiten. Realisatie is een kant van de zaak. Het mooie van de relatie tussen Bankei en Umpo Zenjo is dat Umpo een grootvaderlijke zorg ten toon spreidt. Hij zegt: ‘In de Gifu provincie woont een Dharmabroer van me, Gudo, hij heeft een grote capaciteit als zenleraar.’ En dat blijkt, Gudo zou uiteindelijk de geestelijke overgrootvader van Hakuin worden.

Als Bankei arriveert blijkt Gudo afwezig, hij is op reis. Bankei besluit andere leraren te bezoeken en zijn inzicht te testen. Maar geen van die leraren kan er iets mee. Bankei zwerft een tijd en leeft als kluizenaar, hij gaat zijn eigen weg. Drie jaar later laat Umpo weten dat er in Nagasaki een Chinese Rinzai meester is gearriveerd, een opvolger in de Huangpo zen-lijn, de zogenaamde Ossekop sekte. Zijn naam was Dosha Chogen, hij verbleef in de Sōfuku-ji tempel. Chogen bevestigt het inzicht van Bankei. Maar Chogen zegt tegelijkertijd: ‘Je bent doorgedrongen tot de grote zaak van het Zelf, maar de ware zaak die daar achter ligt, daar heb je nog geen weet van. En laat dat nou net de essentie van onze school zijn.’

Op zijn eigen arrogante wijze lacht Bankei hem uit, maar het verlangen in hem brandt en hij besluit bij Chogen te blijven. Op zeker moment krijgt Bankei een derde realisatie, tijdens een meditatie. Hij ziet Chogen en schrijft in  Chinese karakters de vraag: ‘Wat is de uiteindelijke zaak van zen?’ Chogen schrijft terug: ‘Wiens zaak?’ Vervolgens strekt Bankei zijn armen uit en voordat Dosha Chogen zijn kwast kan pakken, pakt Bankei deze af, gooit hem door de ruimte en vertrekt. Bankei staat volledig in zijn kracht en is, zo laat Chogen de dag daarop zijn naaste hoofdmonnik weten, volledig doorgedrongen tot de grote zaak van leven en dood.

Bankei is te eigenzinnig voor het klooster en vertrekt. Dan volgt de mooiste passage van zijn leven: hij gaat naar Nara. Hij gaat daar liederen schrijven voor toevallige passanten, geniaal! En voor het eerst noemt hij ook ‘het Ongeborene’. Het is zijn actualisatie, zijn uitdrukking. Maar niets ervan is bewaard gebleven. Wat we van hem weten, is opgeschreven door zijn leerlingen. De Boeddha sprak van het doodloze, Bankei spreekt van het Ongeborene. Het gaat niet dood, het komt niet, het gaat niet.

Bankei besluit op een zeker moment zijn oude leraar Umpo weer op te zoeken, voordat deze overlijdt. Hij heeft dan zelf al enkele leerlingen. Bankei en een leerling komen net te laat, Umpo is de avond tevoren overleden. Bankei voorvoelde dat. Een typisch aspect van Bankei’s weg is dat hij ad hoc werkt. Hij wordt een met de persoon waar zijn aandacht naar uit gaat. Hij voelt aan den lijve wat deze persoon beweegt, vanuit een diep weten. Als filosoof verzet ik me tegen dit soort esoterie, maar ik heb het zelf meegemaakt, met onder andere mijn leraar Genpo Roshi. Ik had in Nederland een doorbraak terwijl Genpo in de VS zat. Toen ik hem een tijd daarna op Ameland ontmoette, gaf hij mij een paarse rakusu. Ik vroeg hem hoe hij dat wist. ‘Je weet wat er is gebeurd. Wat denk je dat eenheid nu werkelijk impliceert?’

Bankei doorziet de mensen. Hij doorvoelt de persoon met wie hij samen is. Zijn focus ligt op het werken met mensen. Het gaat voor hem om de intimiteit en het contact, en daar zijn dialogen van overgeleverd. Na het overlijden van Umpo gaat Bankei weer naar Nagasaki, naar Chogen. Daar is een machtsstrijd gaande waarin Chogen wordt weggezet door Ingen, een leraar en stichter van de Ossekopschool in Japan. Chogen had verklaard dat Bankei de ware drager van zijn dharma is. Bankei krijgt uiteindelijk het zegel (Inka) van Umpo’s opvolger, in de lijn van Joshin-ji. Hij wordt abt in de tempel van Joshin-ji maar hij is daar niet vaak. Bankei is altijd onderweg en onderricht op diverse plekken, in Hamada aan kleine groepen intimi, in Edo aan hoge functionarissen en in Osu aan een grote lekengemeenschap. Bankei overlijdt in 1693, op 6 augustus, op 72-jarige leeftijd, op weg naar Edo. Zijn opvolgers zijn minder bekend. Hij was een eenling, eigenzinnig, hij staat op geheel zichzelf. (Wordt vervolgd.)

De nieuwe Zen Cirkel in Utrecht begint op maandagavond 11 maart 2019. Informatie en opgave via https://izen.nl/zen-meditatie/

Maurice Knegtel is op zondag 24 februari op NPO 2 te zien in de NCRV / KRO documentaire ‘Zie mij’ van regisseur George Schouten, over de betekenis van selfies. Voor een voorbeschouwing, klik https://bodhitv.nl/2019/01/31/kijk-mij-het-fenomeen-selfie-onder-de-loep/

Alle dingen zijn volmaakt opgelost in het Ongeborene

Teisho’s uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi tijdens de Izen Intensive 2018 in Eerbeek. Over de Japanse zen meester Bankei Yotaku (1622 – 1693). Deel 1

Een waarschuwing vooraf: als iemand een romantisch beeld heeft over verlichting, ontwaken, kensho, dat soort zaken, dan is het verstandig dat die persoon de zaal verlaat en over een half uur terug komt. Als je wilt dat dat beeld in tact blijft, ga dan een kopje thee drinken. Zo niet, dan is het voor eigen risico. In het komend half uur, zullen we de meest wilde realisatie ooit bespreken en ze is van dien aard, dat je haar niet meer uit je systeem krijgt.

Een citaat:  Het is niet zo moeilijk om  een superieur mens te dienen, maar het is moeilijk om hem tevreden te stellen.

Dit zei de jisha (assistent) van Bankei. Het zegt iets over de jisha en over de persoon Bankei. Eigenzinnig, tot op het arrogante af, recalcitrant, iemand die gericht was op de lekenpraktijk. Hij sprak de taal van de gewone mensen. Het eigenaardige van Bankei is dat hij als een van de weinigen van de Japanse traditie, zich niet voegt in het weefsel van boeddhistische traditie. Hij citeert amper andere leraren, gebruikt vrijwel geen jargon, heeft een eigen taal gevonden met als kernwoord ‘het ongeborene’. We gaan eens kijken naar wat voor man hij is.

Bankei zat in de Rinzai lijn. Hakuin is de grote voorganger van de Japanse Rinzai, het Chinese koansysteem moderniseerde hij. De volgorde van de koan leidt ertoe dat je bij elke realisatie zo’n beetje vast komt te zitten bij de volgende koan. Bankei leefde daarvoor. Zijn vader was een ronin, een Samoerai, een onafhankelijke, meesterloze en reizende krijger. Dat kan als de meester is overleden bijvoorbeeld. Dit tekende Bankei, het solistische. Zijn vader was officieel overigens geen ronin meer toen Bankei werd geboren, in Hamada. Hij werd apotheker.

Bankei kwam uit een gezin met negen kinderen. Hij was de vierde van vijf zoons. Op zijn 10e gebeurt er iets ingrijpends, zijn vader overlijdt. Je ziet dat bij veel Japanse, Chinese en Indiase leraren. Het heeft hem op zijn weg gezet. Mijn pad begon toen mijn vader overleed, toen ik 15 was. Ik herken zelf ook veel in het leven van Bankei. Bankei sprak met zijn leraar, onder meer over Confucius en de deugd en Bankei wil weten wat dat is. Hij vraagt naar de ware aard, wat is dat? Ik heb zelf dat soort gesprekken gevoerd met een priester toen ik misdienaar was. Wat is God? Hij zei: God is liefde. En op weg naar huis, dacht ik, wat is dan liefde? Ik herken mezelf in dat doorvragen. De centrale kwestie van Bankei is: wat is de ware aard, de essentie van dit bestaan? Bodhicitta, het verlangen naar ontwaken, verlichting, dat is aan de orde bij Bankei. Toen hij 11 was, verliet hij zijn huis. Zijn moeder bracht de helft van haar leven door in boeddhistische kloosters, dat zie je vaker in dit soort levenswegen. Bankei ging op zoek. Hij gaat naar een Zuivere Land school, een devotionele stroming in het boeddhisme, waarvan de praktijk het reciteren van de naam van Amida Buddha is. Vervolgens gaat hij naar een Shingon tak, een esoterische stroming met mantra’s, visualisatietechnieken en een filosofisch, theoretisch systeem. Na vijf jaar zoekt hij in Ako een zenleraar op. Hij blijft drie jaar bij Umpo Zenjo, een Rinzai meester. Hij wordt door hem tot monnik gewijd. Hij gaat naar Osaka en Kyoto. Daar zwerft hij rond, hij bedelt, slaapt in de open lucht. Dat houdt hij vier jaar vol en gaat daarna terug naar Umpo. Kort daarna wordt hij ernstig ziek, hij heeft tbc. Zijn arts geeft hem op. Op een avond, hij zit rechtop en moet spugen en toen hij de fluim langs de muur ziet druipen, krijgt hij een eerste grote realisatie: alle dingen zijn volmaakt opgelost in het Ongeborene. Hij krabbelt overeind, komt op krachten en kan zich weer gaan wassen bij een kabbelende bergbeek. Hij schept water om zijn gezicht te wassen en ruikt ineens de pruimenbloesem. Dit brengt hem zijn tweede grote realisatie. Hij gaat naar Umpo Zenjo. En Umpo zegt: ‘Dit is het merg van Bodhidharma’s botten, de essentie van je leven.’ (Wordt vervolgd)

De nieuwe Zen Cirkel in Utrecht begint op maandagavond 11 maart 2019. Informatie en opgave via https://izen.nl/zen-meditatie/

Boeddha’s basics 4: het doel

‘Er is, monniken, die sfeer waar aarde noch water noch vuur noch wind is; noch de sferen van oneindige ruimte, oneindig bewustzijn, nietsheid en noch voorstelling noch geen voorstelling; noch deze wereld noch een andere wereld noch zon en maan beide. Daar monniken, zeg ik, is er geen komen en geen gaan, geen blijven, geen verdwijnen, geen opkomen. Zij is zonder stilstaan, zonder voortgaan, zonder enige grond. Dit is voorwaar het einde van het lijden. (…)

Monniken, er is het ongeborene, het ongewordene, het ongemaakte, het ongeconditioneerde. Monniken, als dat ongeborene, dat ongewordene, dat ongemaakte, dat ongeconditioneerde er niet zou zijn, dan zou er hier (in deze wereld) geen ontspanning aan wat geboren, geworden, gemaakt, geconditioneerd is, zichtbaar zijn.’ Palicanon, Udana 80 -81.

‘In the Unborn, all things are prefectly resolved. I can give you a proof that they are. While you’re facing me listening to me speak like this, if a crow cawed or a sparrow chirped, or some other sound occurred somewhere behind you, you would have no difficulty knowing it was a crow or a sparrow; or whatever, even without giving a thought to listening to it, because you were listening by means of the Unborn. (…) The Ryumon-ji sermons, The Unborn, Zen Master Bankei, p. 40.

Het doel van spirituele pad is eenvoudigweg genieten. Eigenlijk is het vreemd dat we het doel van onze geestelijke beoefening zelden zo verwoord zien. En tegelijkertijd is het zo vanzelfsprekend. Als we in plaats van onze energie vast te zetten op een object in de toekomst en stoppen met voorbij aan onszelf te leven, dan keren we terug naar een ongehinderd functioneren vanuit het Ongeborene, waarin we worden gedragen en bewogen. We leven niet meer in een kramp, maar als een ‘soepel lopend wiel’, de etymologische betekenis van sukha, ‘vreugde’. Deze vreugde wordt niet door objecten van buiten ons leven geconditioneerd, maar zit in ons leven zelf, in ons ongehinderde functioneren. Wanneer we weer werkelijk met onszelf samenvallen, genieten we onszelf, ons leven en alles wat zich daarin aandient.

Niet alleen genieten we ons leven, maar we zien de dingen ook zoals ze zijn. We zijn niet meer gefixeerd op onze eigen harde oordelen en hermetische denkbeelden, maar bewegen ons flexibel van situatie naar situatie, van denkbeeld naar denkbeeld, van gedachte naar gedachte. Levend vanuit het Ongeborene, zien we alles wat zich daarin aandient, precies zoals het is: zo, open, onbepaald, sunyata, ‘zonder substantie’. Anderen en situaties komen niet van buiten, ze verschijnen in het Ongeborene, zijn niet gescheiden van mijn aanwezigheid op dit moment en dus intiem met mijn leven verbonden. Als ik terugkeer naar mezelf, keer ik terug naar de werkelijkheid, precies zoals ze is. Vanuit die werkelijkheid beweeg ik mee op wat zich aandient, afgestemd in gevoel en gedachten op wat er is en wat ik heb te doen. Dit terugkeren naar mezelf ondanks alles wat ik me onophoudelijk in mijn hoofd haal, tja, dat noem ik de ware levenskunst.

Zo levend, niet in een kramp, gescheiden van mezelf en gestrand in mijn eigen harde denkbeelden, maar vrij functionerend vanuit de eeuwigheid en openheid van het Ongeborene, word ik bewogen in vreugde en ontvang ik de schittering van alles wat is. Ik ben vrij om flexibel te bewegen van perspectief naar perspectief en geniet mijn intiem en aan den lijve ervaren. Ook als het allemaal niet meezit, is er voldoende innerlijke ruimte om mezelf nergens aan vast te pinnen. Totdat…

Totdat een oud patroon zichzelf weer uitrolt, ik vastloop in de oude, diepe sporen van bepaalde denkwijzen, ik mezelf andermaal afscheid van wie ik werkelijk ben en mijn energie vastzet in solide objecten buiten mijn leven in deze eeuwigheid. Nee, het doel is nooit voorgoed bereikt, maar het ligt hier, om telkens weer naar terug te keren.

Boeddha’s basics 3: de epistemologische oorzaak

De zeventiende-eeuwse, Japanse zen meester Bankei Yotaku spreekt in zijn Ryumon-ji voordrachten (The Unborn, p. 56) op een ongekend heldere wijze over ons bevangen raken in onze concepten, oordelen, denkbeelden en verhalen. Het creëren van onwetendheid en illusie is de epistemologische oorzaak van duhkha, ze heeft te maken met wat we kennen en weten en in het bijzonder met onze onvermurwbare kennis en ons hard geworden weten.

Bankei analyseert ons creëren van illusie als volgt. Allereerst is er de ervaring zoals ze is, de ontmoeting met de ander, het zich voordoen van een situatie. Beide rijzen op uit het Ongeborene, zoals Bankei het noemt, ze ontstaan niet, ze komen niet, ze zijn er eenvoudigweg, ‘binnen’, niet onderscheiden van ons bestaan op dat moment en ze zijn zo, precies wat ze zijn, onbepaald, pre-reflectief, voorwoordelijk.

Dan treedt de natuurlijke beweging van ons bewustzijn op. We realiseren ons iets, de ander, de situatie die zich in onze aanwezigheid voordoet en dit is altijd dualistisch. Daarmee plaatsen we de ander of de situatie buiten onszelf. We zijn er nu van gescheiden. Vervolgens projecteren we een concept, oordeel, denkbeeld of verhaal op de ander of de situatie. Datgene dat van ‘buiten’ af op ons toekomt, doet ons denken aan iets soortgelijks, dat we in ons verleden hebben meegemaakt, of waarover we kennis menen te hebben. Bij de ander denken we: ‘Ah, dat is er zo een’, en plakken een oordeel op de ander zoals die is. Bij de situatie die zich aandient, denken we, ‘dit heb ik eerder meegemaakt, dit zal zich zus of zo voltrekken.’ Dit projecteren gebeurt vrijwel altijd volgens de strenge en diep ingesleten sporen van onze denkpatronen, onze gewoonte mensen en situaties nu eenmaal zo te zien en niet anders (onze ‘wijze van zien’, Sanskriet: drsti).

Wanneer we dit oordeel over de ander, of ons verhaal van de situatie fixeren, vastpinnen en vastleggen, en denken ‘zo is het’, dan identificeren we de onbepaalde en intieme oorspronkelijke ervaring met een bepaald en beperkt oordeel, denkbeeld of verhaal. Vervolgens maken we dit oordeel of verhaal tot realiteit en solidificeren daarmee onze eigen gedachteconstructie. Vanaf dit moment bevinden we ons in een illusoire werkelijkheid. We zijn bevangen en onwetend.

Als we vervolgens onze energie richten op en vastzetten in zo’n hermetische gedachtenconstructie die we zelf tot werkelijkheid hebben gemaakt, verliezen we onze openheid en functioneert onze energie niet meer vrijelijk. We hebben geen contact meer met het Ongeborene, de bron, ons thuis, ons zelf en niet meer met de werkelijkheid zoals ze is. Ons leven verkrampt in hard geworden oordelen en denkbeelden, solide bakens die we ofwel najagen, ofwel uit de weg gaan. We zijn niet meer in staat om ons leven en wat zich daarin op intieme wijze aandient te genieten en waarderen.