…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Bewustzijn’

Besmetting Coronavirus

Nu de besmettingen van het Coronavirus toeneemt en de nieuwe besmette mensen per dag de duizend nadert, komt er een heel nieuwe discussie op gang; niet in de laatste plaats omdat de ziekenhuisopname en ook de opname op de IC’s niet stijgen. Dientengevolge overlijden er ook niet extreem veel mensen aan de gevolgen van het virus. Wetenschappers staan min of meer voor raadselen en ook het bronnenonderzoek loopt vast niet in de laatste plaats door overbelasting.

Er is een vrij ingewikkeld youtube film in omloop met de titel: Bestaat  SARS-COV-2 wel? Waar is het bewijs dan? Patrick Savalle en Flavio onderzoeken het virus en komen tot de conclusie dat er niet grondig genoeg gezocht is naar de opbouw van het virus (inmiddels zijn er al zes mutaties van het virus). Zo weet men nog maar weinig van het genoom van dit virus. NB. Het genoom is de complete genetische samenstelling van een organisme, cel of virus. Ook in het wetenschappelijk katern van Volkskrant wordt door wetenschappers de vraag gesteld in het artikel: Krachtvelden tegen corona: waarom het virus op sommigen nauwelijks vat krijgt.

In mijn boek: Ziekte een weg naar bewustwording, probeer ik een antwoord op deze vraag te geven. Jaren lang heb ik samengewerkt met mijn echtgenoot die antroposofisch arts was en zich vooral gespecialiseerd heeft in de ziekte kanker. Ik ontdekte door hem, dat ziekte niet een kwestie is van dikke pech zoals veel mensen en ook wetenschappers denken. In de ruim vijftien jaar dat we samenwerkten; hij met zijn medisch wetenschappelijke inzichten en ik met mijn astrologische kennis, zagen we dat ziekte naast de last en de zorgen die het geeft, altijd een aanvullend nieuw inzicht (informatie) geeft over je leven.

Een mens is een drieledig: denkend, voelend en willend wezen, welk in alle culturen op een of andere manier wel wordt waargenomen. In de christelijke cultuur drukte men dat uit in de symboliek van de: Vader, Zoon en Heilige Geest of om het in meer eenvoudige praktische taal uit te drukken: het denken, voelen en willen; daarbij moet gezegd worden dat het denken, willen en voelen in een constant transformatieproces met elkaar betrokken is, een soort dialoog zou je kunnen zeggen.  Dit transformatie of dialoog proces heet bewustzijn!
Ook de astrologie kent deze indeling zich uitdrukkend in: het hoofd, het vaste en het beweeglijke kruis. En, wat nu zo mooi is: is dat zoals de wetenschapper onder de microscoop kijkt en determineert, zo kan de astroloog naar de planetaire input van de mens kijken en daardoor anders kijken dan de wetenschapper juist omdat de astroloog meer kijkt naar het geheel. (holistische visie) en bovenal de structuur van de drieledigheid kan analyseren.
De  laatste decennia is er een nogal venijnige discussie uitgebroken over de vrije wil of deze al dan niet zou bestaan. Dick Swaab, wakkerde destijds het vuurtje aan met het boek: Wij zijn ons Brein waarop Arie Bos antwoordde met het boek: Mijn brein denkt niet, ik wel.

In mijn boek: Ziekte een weg naar bewustzijn, schrijf ik dat het Coronavirus vooral te maken heeft met het eenzijdige doorgeschoten denken van deze tijd; het fragmentarische wetenschappelijke onderzoek in het algemeen is daar een aanwijzing voor, maar ook het feit dat we voor raadselen staan waarom de één overlijdt aan het virus en de ander nauwelijks ziek is.

Terug naar het gegeven dat het denken, voelen en willen, steeds met elkaar in dialoog zouden moeten zijn, dan is wel de voorwaarde dat je opnieuw waarnemer wordt van je eigen denken. Als dit niet gebeurt dan uit zich dit vaak in aannames die iemand stellig wil brengen aan de ander. Een vraag die je jezelf zou moeten stellen is: handel jij zelf steeds naar wat je gedacht hebt? Als je eerlijk bent zal het antwoord vaak zijn: meer niet dan wel… Andere vraag: handel je altijd naar je gevoel? Hoogstwaarschijnlijk zal de eerlijke mens moeten toegeven dat dit vaak ook niet zo is. Wanneer je nu bedenkt dat als je het woord ‘handel’, – dat ik in beide vragen gebruik -, als synoniem woord van de wil beschouwtdan kom je heel dicht bij de essentie. Namelijk: dat je bewustzijn moet ontwikkelen door de dialoog tussen deze drie.

Wat nu zo bijzonder is, is dat zowel het denken en het willen de motoren achter onze moderne samenleving zijn; het voelen blijft eigenlijk wat onderbelicht in onze maatschappij. Zo willen we op dit moment controle krijgen over het virus en willen dit bereiken met het denken. De wetenschap (denken) wil graag een maakbare wereld maken. Uitgerekend dit Coronavirus wil hier nu bewustzijn voor afdwingen.
Dinsdagavond 8 september [2020] kwam in Nieuwsuur dit duidelijk aan de orde, momenteel zouden er zoveel conflicten in gezinnen zijn, die zelfs op (echt)scheiding uitlopen omdat men een verschillende (heftige) visie heeft over de oorzaak van de virusuitbraak. Complotdenkers tegenover volgers van de wetenschap en dat terwijl beiden niet helemaal gelijk hebben en toe moeten geven dat ze een fractie van de waarheid zien. Hier doet het bijzondere fenomeen zich voor dat Jung zo mooi in zijn theorie over de elementen/temperamentenleer geeft: wanneer het denken dominant is, ligt het gevoel in het onbewuste en heeft de neiging  inferieur zich te manifesteren en omgekeerd als voelen dominant is, ligt het denken in het onbewuste. Omdat in onze samenleving het denken dominant is en het voelen onderbelicht blijft, gaat het nu over complotdenkers (voelers) tegenover wetenschappers (denkers) en beiden strijden dus nu een verwoede strijd met elkaar uit. Wanneer er nu geen strijd maar wel dialoog tot stand komt, zal er meer bewustzijn ontstaan. De dialoog heeft namelijk alles te maken met bewustzijn van de drie verschillende onderdelen en de waarneming zou daarbij wel eens een grote hulp kunnen zijn. Met andere woorden verdiep je in mensen die ernstig ziek zijn geweest of aan het virus zijn overleden. Hier ligt nog een bron van onderzoekswerk.

Een multi-dimensionale theorie over de geest door Gilbert Ross

De kwantumfysica van het bewustzijn

In filosofische discussies, vooral aangaande de filosofie van de geest, wordt soms de vraag gesteld hoe geest en bewustzijn voortkomen uit ‘onze materie’, of meer specifiek, uit de fysieke neurologische processen in onze hersenen.

Deze vraag kent een lange geschiedenis, en heeft zowel wetenschappers als filosofen gefascineerd. Als we over de geest spreken of denken, lijkt het vanzelfsprekend te veronderstellen dat de geest rechtstreeks verband houdt met onze hersenen en met ons bewuste denken, met inbegrip van andere cognitieve functies. Zelfs als er vanuit onze directe ervaring en observatie geen direct bewijs of aanwijzing is om ondubbelzinnig te begrijpen wat de geest is, ervaren we allemaal dat de geest een fenomeen is dat nauw verband houdt met onze hersenactiviteit. En toch is er iets méér. Maar wat is dit ‘iets’ meer? Alleen al deze vraag heeft in het verleden tot enkele interessante theorieën over de geest geleid, samen met uiteenlopende filosofische standpunten en discussies.

De meest gebruikelijke kijk op de aard van de geest in het moderne westerse denken is dat de geest hetzelfde zou zijn als hersenactiviteit en dat daarom de vraag ‘wat is dit iets meer?’ niet vaak wordt gesteld. Deze ‘materialistische’ opvatting over de geest is ontstaan ​​uit de klassieke wetenschappelijke visie en zijn invloed op het moderne denken. Het wordt materialistisch genoemd omdat deze visie ervan uitgaat dat de geest niets meer is dan materie. De filosofische idee die uit deze materialistische visie voortkomt is een reductionistische. Die veronderstelt dat verschijnselen zoals geest en bewustzijn kunnen worden verklaard door ze terug te brengen tot de fysische en chemische processen die plaatsvinden in de neurologie van onze hersenen. Het is letterlijk een platte kijk op de wereld, aangezien deze alle verschijnselen reduceert tot de dimensies materie, tijd en ruimte, die volgens deze visie als primair beschouwd worden.

De materialistische visie gaat ervan uit dat de geest hetzelfde is als hersenactiviteit.

Het lichaam-geest probleem

De reguliere wetenschappelijke zienswijze loopt tegen een blinde muur op als het gaat om het begrijpen van het verschijnsel bewustzijn. De filosoof van de geest, David Chalmers, noemt dit het lastige probleem van het bewustzijn, wat in feite het probleem is van het objectief verklaren van subjectieve mentale bewustzijnstoestanden in termen van fysieke processen – zoals vereist wordt door de strikte visie op ‘wetenschap’. In eenvoudige bewoordingen: hoe verklaren we een bepaald gevoel dat we krijgen als we aan chocola denken, en neuronen in onze hersenen allerlei connecties met elkaar aangaan?

Andere standpunten, die het niet eens zijn met deze reductionistische kijk op de geest, kunnen echter te maken krijgen met een ander probleem: het probleem van het dualisme. Namelijk: als we de geest als gescheiden van de hersenen willen beschouwen, roept dat opnieuw de vraag op: “wat is de geest?”, en meer specifiek: “wat is de relatie tussen het fysieke brein en de geest?” De eerste vraag is een ontologische vraag die vraagt ​​naar de aard van de geest, terwijl de laatste een epistemische vraag is, die de oorzaak en gevolg-relatie tussen de hersenen en de geest probeert te begrijpen, en hoe informatie en kennis van de ene naar de andere kwaliteit overgaat, omdat dit immers twee verschillende toestanden zijn.

De veronderstelling dat de geest verschilt van de hersenen, bijvoorbeeld omdat de geest niet-materieel is, terwijl de hersenen dat wel zijn, levert het zogenaamde ‘lichaam-geest-probleem’ op, voor het eerst op de agenda gezet door de Franse filosoof René Descartes, die zei dat de geest en het lichaam twee verschillende substanties zijn.

Lichamen strekken zich uit in de ruimte en zijn niet in staat tot voelen of denken. Terwijl geesten geen ruimte innemen, en bestaan uit denkende en voelende substanties. Omdat het twee verschillende substanties zijn, behorende tot het materiële en niet-materiële, en omdat er geen waarneembare interactie is tussen de twee, kunnen we geen oorzakelijk verband tussen die twee verklaren. Als we bijvoorbeeld geen oorzakelijke verklaring kunnen vinden voor hoe onze innerlijke mentale staat en overtuigingen tot gedrag leiden, dan vinden sommigen dat praten over de geest overbodig wordt. 

De geest is niet-materieel, terwijl de hersenen materieel zijn.

De geest als software en opkomende effecten

Ondanks deze ogenschijnlijk problematische positie van de geest en de hersenen die naast elkaar bestaan in de een of andere relatievorm, leefde het idee voort in andere theorieën en metaforen. Een van de meest populaire metaforen is ontleend aan de computerwetenschappen. Daarin wordt de geest beschouwd als software die de hardware aanstuurt – de hersenen. Dit model wordt ook gebruikt in de psychologie en in cognitieve wetenschappen, waarbij het niet-materiële aspect van de geest wordt gezien als het softwareprogramma, en het materiële hoedanigheid van de hersenen als de onderliggende hardware.

Een ander interessant uitgangspunt beschouwt de geest als een zich spontaan manifesterend verschijnsel dat voortkomt uit de complexe interacties van de neurale processen in de hersenen. Dit theoretische standpunt is niet-reductionistisch en omzeilt ‘het lichaam-geest-probleem’. Want hoewel het de geest nog steeds beziet als iets anders dan de hersenen, kan het oorzaak-gevolg verband tussen de twee worden verklaard in termen van de opkomende effecten. Het probleem met deze visie is echter dat het materie, (de hersenen), nog steeds als primair beschouwt, en geest en bewustzijn als iets dat uit materie tevoorschijn komt, in plaats van als een fundamenteel aspect van het universum, zoals tijd en ruimte.

De geest als een hoger dimensionaal veld

Naarmate de wetenschap en het onderzoek vorderen, ontstaan ​​er nieuwe theorieën over de geest die meer licht zouden kunnen werpen op enkele van de hierboven genoemde filosofische vragen. Een van de nieuwste ideeën die uit de academische wereld voortkomen, zien de geest ziet als een veld dat in een andere dimensie dan de hersenen bestaat, en er op kwantumniveau mee samenwerkt. Dr. Dirk K.F. Meijer, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen, publiceerde deze opvatting in het ‘peer-reviewed’, (collegiale toetsing),  wetenschappelijke tijdschrift NeuroQuantology, een academisch tijdschrift dat onderzoek doet naar het integreren van neuro-wetenschappen en kwantumfysica. Daarin lichtte hij in een artikel  zijn visie toe.
Meijer suggereert dat de geest in feite een veld is, of technischer, ‘een holografisch gestructureerd veld’ dat fungeert als een ‘receptieve mentale werkruimte’ in de zin dat het zich bevindt rond de hersenen, maar tegelijkertijd in staat is om toegang te krijgen tot andere velden daarbuiten. ‘Dit veld’, suggereert Meijer, ‘bevindt zich in een vierde ruimtelijke dimensie, een hoger-dimensionale ruimte dan die waarin de hersenen zijn ingebed (3D)’.
Het is ook vermeldenswaard dat parallel onderzoek, zoals in het Blue Brain-project – een interdisciplinaire samenwerking tussen wiskundigen en neuro-wetenschappers – heeft aangetoond dat het ‘brein’ in meerdere dimensies werkt.

De vraag is dan hoe de geest, als een vierdimensionaal veld, zich verhoudt tot de 3D hersenprocessen? Hoewel we de specifieke mechanismen die ten grondslag liggen aan de communicatie tussen geest en brein nog niet begrijpen, gebruikt Meijer de kwantumfysica om mogelijke ‘kanshebbers’ voor te stellen. Er zijn volgens hem twee mogelijkheden: 1e: via wat wordt genoemd ‘kwantumverstrengeling’, en 2e : via ‘kwantumtunneling’. Dit zijn twee van de meest verwarrende en mysterieuze verschijnselen die in de kwantumwereld zijn waargenomen.

In eenvoudige bewoordingen is verstrengeling het waargenomen fenomeen dat twee deeltjes met elkaar zodanig worden ‘gesynchroniseerd’ dat het ene het andere ogenblikkelijk beïnvloedt ook als ze door enorme afstanden van elkaar gescheiden zijn. Bijvoorbeeld in verafgelegen uiteinden van elkaar in een melkwegstelsel. Dit fenomeen heeft wetenschappers jarenlang verbijsterd, waaronder Einstein zelf die het ‘spookachtige actie op afstand’ noemde. Kwantumtunneling kan het beste worden verklaard door analogie met een macrowereld object. Stel je voor dat je een tennisbal tegen een muur gooit. Natuurlijk verwachten we dat de bal zijn beweging stopt zodra hij de muur raakt en terug stuitert in de tegenovergestelde richting. Vreemd genoeg gaat de bal in een kwantumtunneling parallel door de muur heen, en er kan worden waargenomen dat hij zijn beweging en momentum in de andere aangrenzende kamer behoudt. Inderdaad een raar verschijnsel.

Toch denkt Meijer dat, hoewel verstrengeling en tunneling mogelijke verklaringen zijn voor hoe het denkveld en de hersenen snel informatie aan elkaar doorgeven, het meest waarschijnlijke mechanisme dat dan aan het werk is, kwantumgolfresonantie is. Dit betekent dat er op het kwantum- en subkwantumniveau een golfpatroon bestaat dat ten grondslag ligt aan alle neuronen en deeltjes in de hersenen, en dat ook door het veld van de geest heen gaat. Veranderingen in het veld van de geest resoneren onmiddellijk met de neuronen in de hersenen, en vice versa. 

Golfpatronen in de hersenen doordringen het veld van de geest.

Sneller dan de snelheid van gedachten

Het kwantumgolfresonantiemodel van de communicatie tussen hersenen en geest kan een heel treffend antwoord zijn voor wat ‘het bindingsprobleem’ wordt genoemd. Verschillende neurale regio’s en clusters in onze hersenen zijn verantwoordelijk voor verschillende cognitieve functies, bijvoorbeeld zicht, kleur, en geluids- of verbale verwerking. Toch komen deze verschillende signalen uit verschillende regio’s in onze hersenen collectief sneller samen dan de snelheid waarmee ze afzonderlijk worden verwerkt, waardoor een waargenomen anomalie ontstaat die bekend staat als het bindingsprobleem. Het is in dit verband relevant omdat het lijkt alsof het bindingsprobleem ontstaat als we ons hoofd breken om te proberen te achterhalen wat er gebeurt vanuit slechts één laag van de werkelijkheid – bijvoorbeeld vanuit de neurale activiteit van onze hersenen.

Anderzijds, als we de hersenen en de geest beginnen te beschouwen als multidimensionale manifestaties van hetzelfde, en die informatie op kwantumniveau communiceren door middel van resonantie, ontstaat er een beter, breder beeld dat ogenschijnlijke afwijkingen verklaart, zoals het bindingsprobleem. Dit levert ook meer onderbouwing op aan het feit dat een afgeplatte en reductionistische kijk op de werkelijkheid geen stand houdt. We hebben een rijkere, bredere, en mogelijk multidimensionale kijk op bewustzijn en realiteit nodig. Dit brengt me bij het volgende interessante punt over de veldtheorie van de geest.

Geest is universum

De discussie over de geest als veld gaat uiteindelijk verder dan het koesteren van de mogelijkheid om al lang bestaande filosofische vragen te kunnen beantwoorden. Het opent een deur naar opwindende nieuwe mogelijkheden die ons een geheel nieuwe manier geven om het fenomeen te begrijpen. In zekere zin is het het klassieke raadsel van het beantwoorden van die ene vraag, en er nog eens honderd andere, te stellen. Dit is wat vooruitgang in kennis zo bijzonder maakt. 

De geest is het universum en alles is geest.

 

De echte parel in de oester van deze theorie is dat de geest niet individueel of exclusief is voor ons mensen, zoals we altijd hebben aangenomen. Een heel korte manier om het te zeggen is: dat geest universum is, en dat alles geest is. Zoals het eerste principe van de hermetische filosofie luidt: ‘Alles is geest’. Dus een van de dingen die de wetenschap fundamenteel misschien verkeerd heeft beoordeeld, en waar David Chalmers naar verwijst als ‘het lastige probleem van het bewustzijn’, is dat deze niet veronderstelde dat bewustzijn en verstand fundamentele onderdelen zijn van alles wat is.

Bewustzijn is primair; zelfs met betrekking tot materie. Dit begint te convergeren met oude kennis, of met modern panpsychisme, dat stelt dat alles doordrenkt is van bewustzijn. Materie komt voort uit bewustzijn en niet omgekeerd.

Maar wat heeft dit te maken met Meijer’s Theory of Mind als vakgebied? Ten eerste is Meijer van mening dat het vierdimensionale veld van de geest een torusvorm is waarvan we nu begrijpen dat deze overal in het universum te vinden is. Ten tweede zijn velden allemaal met elkaar verbonden via kwantumfenomenen zoals resonantie, verstrengeling en tunneling. Dit zou zaken kunnen verklaren die we beschouwen als paranormale of extra sensorische verschijnselen, zoals voorkennis, helderziendheid, kijken op afstand, of telepathie.

Meijer ziet bewustzijn in feite als een randvoorwaarde die bestaat tussen de interne informatie van de hersenen en al het andere daarbuiten, waar hij naar verwijst als ‘de universele informatiematrix’. Vanuit dit standpunt is bewustzijn vergelijkbaar met verschijnselen zoals waargenomen in zwarte gaten, en hij duidt die aan als een zogenaamde ‘gebeurtenishorizon’. Als licht of materie zwarte gaten naderen, verdwijnen ze niet, maar wordt hun informatie op de grens ervan geprojecteerd. Die grens scheidt het zwarte gat van al het andere. En hij gebruikt dit als een analogie om uit te leggen wat bewustzijn zou kunnen zijn, op basis van zijn onderzoek en inzichten.

Dus de kern van dit tot nadenken stemmende en cruciale onderzoek is dit: je brein is een kwantumtuner die resoneert met een veld dat de geest heet. Dat veld van de geest is verbonden met vele andere velden en dit zou de transpersoonlijke en psychische ervaringen kunnen verklaren die we voorheen nog niet konden verklaren met behulp van reguliere wetenschap.

 

Vertaling: Hansjelle Dijkstra

 

De Vier Lagen van het Bewustzijn door Thich Nhat Hanh

Hoe onze Innerlijke Geest werkt

‘Abhidharma’, de Boeddhistische manier waarop de dingen in kaart worden gebracht, wordt soms behandeld als een onderwerp van louter intellectueel belang. “Sterker nog”, zegt Thich Nhat Hanh, “het identificeren met de verschillende elementen van bewustzijn, en het begrijpen van hoe ze met elkaar in relatie staan, is essentieel voor onze meditatiebeoefening” .

(Vertaler: De Abhidharma, (ook wel Abhidharma-pitaka genoemd), is het derde en laatst toegevoegde deel van de Pali Canon van de Theravada traditie van het Boeddhisme. Abhi (Pali) betekent hoog of hoogste; dharma betekent leer of waarheid. ‘Abhidharma’ betekent aldus ‘hoogste waarheid’ of ‘hoogste leer’).

De Vietnamese Zenmeester, Thuong Chieu, zei: “Als we begrijpen hoe onze geest werkt, wordt onze beoefening gemakkelijk.” Om onze geest te kunnen begrijpen moeten we ons bewustzijn begrijpen. De Boeddha leerde ons dat bewustzijn altijd stroomt. Als een rivier. Bewustzijn heeft vier lagen. De vier lagen van bewustzijn zijn Geestelijk Bewustzijn, Zintuigelijk Bewustzijn, Opslagbewustzijn en Manas.

(Vertaler: Manas is noch gevoel (emotie), noch verstand (rede), maar de kracht van onze bewuste en ook onbewuste ik-tendensen, die zich beurtelings met gevoel of verstand identificeert, en zich daarbij uitsluitend laat leiden door de drang om de totaliteit van onze bewustzijnsinhoud, die ons gevoel ‘ik’ verleent, steeds te vermeerderen).

Laag Een – Geestelijk bewustzijn

Geestelijk Bewustzijn is de eerste soort bewustzijn. Het vergt het meest van onze energie. Geestelijk bewustzijn is ons ‘werkend’ bewustzijn dat oordeelt en plannen maakt. Het is het deel van ons bewustzijn dat zich zorgen maakt en analyseert. Als we spreken over Geestelijk Bewustzijn, spreken we ook over Lichaamsbewustzijn, omdat Geestelijk Bewustzijn niet mogelijk is zonder de hersenen. Lichaam en geest zijn slechts twee aspecten van hetzelfde. Lichaam zonder bewustzijn is geen echt levend lichaam. En bewustzijn kan zich niet manifesteren zonder een lichaam.

Geestelijk bewustzijn is het deel van ons bewustzijn dat zich zorgen maakt en dat analyseert.

Het is mogelijk om ons te oefenen om het onderscheid tussen de werking van de hersenen en het bewustzijn te gaan zien. We moeten niet zeggen dat bewustzijn wordt geboren uit onze hersenen, omdat het tegenovergestelde waar is: hersenen worden geboren uit het bewustzijn. Hersenen maken slechts 2 procent uit van ons lichaamsgewicht, maar ze verbruiken 20 procent van de energie van het lichaam. Het gebruik van het bewustzijn door de geest is erg kostbaar. Denken, piekeren en plannen kosten veel energie.

We kunnen zuiniger met onze energie omgaan door ons Geestelijk Bewustzijn te trainen door van oplettendheid een gewoonte te maken. Mindfulness houdt ons in het huidige moment, ontspant ons Geestelijk Bewustzijn, en maakt de energie vrij die we anders zouden kunnen besteden aan het ons zorgen maken over het verleden, of over de toekomst.

Laag Twee – Zintuigelijk Bewustzijn

Het tweede niveau van bewustzijn is het Zintuiglijk bewustzijn, het bewustzijn dat voortkomt uit onze vijf zintuigen: zien, horen, proeven, voelen en ruiken. We noemen deze zintuigen soms ‘poorten’ of  ‘deuren’, omdat alle objecten van waarneming het bewustzijn binnenkomen door ons zintuiglijk contact. Zintuiglijk bewustzijn omvat altijd drie elementen. Ten eerste, het zintuig zelf (ogen, oren, neus, tong of lichaam); ten tweede, het zinsobject, (het object dat we ruiken of het geluid dat we horen), en ten derde, onze ervaring van wat we zien, horen, ruiken, proeven of voelen .

Laag Drie – Opslagbewustzijn

Vertaler:  Deze link brengt je naar 50 verzen over de aard van het opslagbewustzijn

De derde bewustzijnslaag is het diepst. Er zijn veel namen voor dit soort bewustzijn. De Mahayana-traditie noemt dit het opslagbewustzijn, ‘Alaya’ in het Sanskriet. De Theravada-traditie gebruikt het Pali-woord Bhavanga om dit bewustzijn te beschrijven. Bhavanga betekent constant stromend, zoals een rivier. Opslagbewustzijn wordt soms ook wortelbewustzijn genoemd, (Mulavijñana in het Sanskriet) of Sarvabijaka, dat ‘de totaliteit van de zaden’ betekent. In het Vietnamees noemen we het opslagbewustzijn Tang. Tang, dat betekent bewaren en behouden.

Vertaler: Alaya is een samengesteld woord: a, ‘niet’; Laya, van de wortel Li, ‘oplossen’; dus ‘het Onoplosbare’. De universele ziel; de basis, de wortel of de bron van alle wezens en dingen – het heelal, de goden, monaden, atomen, enz. In mystiek opzicht is Alaya identiek met Akasa in zijn hoogste delen, en met de essentie van Mulaprakriti als ‘wortelvoortbrenger’ of ‘wortelnatuur’.
Deze verschillende namen verwijzen naar de drie aspecten van het opslagbewustzijn. De eerste betekenis is van een plaats, een ‘reservoir’, waarin allerlei soorten informatie worden bewaard. De tweede betekenis wordt gesuggereerd door de Vietnamese naam, omdat het opslagbewustzijn niet alleen alle informatie opneemt, maar deze ook vasthoudt en bewaart. De derde betekenis wordt gesuggereerd door Bhavanga, een gevoel van verwerking en transformatie.

Opslagbewustzijn is als een museum. Een museum kan alleen een museum worden genoemd als er dingen in zitten. Als er niets in zit, kun je het een gebouw noemen, maar geen museum. De conservator is degene die verantwoordelijk is voor het museum. Zijn functie is om de verschillende objecten bewaard te houden, en ze niet te laten ontvreemden. Maar er moeten ook dingen zijn die nog moeten worden opgeslagen, dingen die moeten worden bewaard. Opslagbewustzijn verwijst naar het ‘behoeden’ en ook naar wat al is opgeslagen – dat wil zeggen, alle informatie uit het verleden, onze voorouders, en alle informatie die is ontvangen door onze andere ‘vormen’ van bewustzijn. Volgens de Boeddhistische traditie wordt deze informatie opgeslagen als Bija, ‘zaden’.

(Vertaler: Bija is Sanskriet voor zaad en is een metafoor voor de herkomst en de oorzaak van de dingen, zowel in het Hindoeïsme als Boeddhisme. Deze metafoor is onderdeel van de leer van de Consciousness-Only (Slechts-Bewustzijn) definitie van de Vijnanavada-school in het Boeddhisme. Volgens deze theorie produceren alle ervaringen en handelingen Bija. In het esoterisch Boeddhisme en Hindoeïsme wordt de term Bija gebruikt voor de mystieke inhoud en taal in mantra’s. Deze zaden hebben geen precieze betekenis, maar worden gezien als verbindingen met spirituele principes. De bekendste Bija lettergreep is Om, die het eerst werd aangetroffen in de hindoeïstische teksten die bekend staan als Upanishads).

Stel dat je deze ochtend voor het eerst een bepaald lied hoort. Je oren en de muziek ontmoeten elkaar en raken je aan, wat ervoor zorgt dat je opslagbewustzijn vibreert. Die informatie, een nieuw zaad, valt in het opslag continuüm. Opslagbewustzijn heeft het vermogen om het zaad te ontvangen en op te slaan in zijn hart. Opslagbewustzijn bewaart alle informatie die het ontvangt. Maar de functie van het Bewustzijn is er niet alleen om deze zaden te ontvangen en op te slaan; het is ook zijn taak om deze informatie te verwerken .

De verwerking op dit niveau is niet inspannend. Opslagbewustzijn gebruikt niet zoveel energie als bijvoorbeeld Bewustzijn van de Geest. Opslagbewustzijn kan deze informatie zonder veel inspanning van jouw kant verwerken. Dus als je  energie wilt besparen, denk dan niet te veel na, plan niet te veel, en maak je niet al te veel zorgen. Sta je opslagbewustzijn toe om het grootste deel van de verwerking voor jou te doen.

Opslagbewustzijn lijkt op een museum waarin dingen uit je leven worden bewaard.

Als je kamer ’s nachts koud wordt en je door blijft slapen, kan je lichaam de kou toch voelen zonder tussenkomst van het geestelijk bewustzijn. Opslagbewustzijn kan opdrachten aan je armen geven om de deken omhoog te trekken, zonder dat je je daarvan bewust bent. Opslagbewustzijn werkt in de afwezigheid van geestelijk bewustzijn. Het kan veel dingen doen. Het kan veel plannen maken; het kan veel voor je doen, en zonder dat je het weet beslissingen voor je nemen.

Als we naar een warenhuis gaan, op zoek naar een broek of overhemd, hebben we de indruk dat we, terwijl we naar de uitgestalde kledingstukken kijken, een vrije wil hebben en dat, als iets ons bevalt, we vrij zijn om te kiezen wat we willen. Als de verkoper ons vraagt ​​wat we willen, kunnen we naar het object van onze wens wijzen of onder woorden brengen. Waarschijnlijk hebben we de indruk dat we op dit moment vrije mensen zijn en ons bewustzijn gebruiken om de dingen te selecteren die we leuk vinden. Maar dat is een illusie. Alles is al besloten in ons opslagbewustzijn. Op dat moment worden we er door bestuurd en zijn we geen vrije mensen. Ons gevoel van schoonheid, ons gevoel van sympathie of afkeer al besloten in het niveau van ons opslagbewustzijn.

Het is een illusie dat we vrij zijn. De mate van vrijheid die ons bewustzijn heeft is eigenlijk heel klein. Opslagbewustzijn dicteert veel van de dingen die we doen omdat het opslagbewustzijn voortdurend veel beslissingen ontvangt, opneemt, onderhoudt, en verwerkt. Opslagbewustzijn neemt voortdurend beslissingen zonder de deelname van het geestelijk bewustzijn. Maar als we dit doorzien kunnen we ons opslagbewustzijn beïnvloeden. We kunnen helpen bepalen hoe ons Opslagbewustzijn informatie opslaat en verwerkt, om daardoor betere beslissingen te nemen. We kunnen het beïnvloeden.

We zijn nooit volledig vrij. Ons opslagbewustzijn heeft al iets voor ons besloten.

Net als het geestelijk bewustzijn en het zintuiglijke bewustzijn verbruikt het opslagbewustzijn energie. Als je je in een groep mensen bevindt, en je nog zo besloten hebt om jezelf te zijn, neem je hun manieren tòch over en is je opslagbewustzijn je de baas. Ons bewustzijn wordt beïnvloed door het bewustzijn van anderen. De manier waarop we beslissingen nemen, onze sympathieën en antipathieën, hangen af ​​van een collectieve manier om de dingen te zien. Je vindt iets misschien niet zo mooi, maar als veel mensen beweren dat het mooi is, kun je iets ook als mooi accepteren, omdat het individuele bewustzijn deel uitmaakt van het collectief bewustzijn.

De waarde van de dollar wordt mede bepaald door het collectieve denken van mensen, dus niet alleen door objectieve economische factoren. De angsten, verlangens en verwachtingen van mensen doen de dollar stijgen en dalen. We worden beïnvloed door de collectieve manieren van kijken en denken. Daarom is het uitkiezen  van de mensen om je heen erg belangrijk. Het is belangrijk om je te omringen met mensen die liefdevolle vriendelijkheid, begrip en mededogen in zich hebben, omdat we dag en nacht worden beïnvloed door het collectieve bewustzijn.

Opslagbewustzijn biedt ons verlichting en transformatie. Deze mogelijkheid is vervat in de derde betekenis: door het altijd stromende karakter ervan. Opslagbewustzijn is als een tuin waarin we de zaden van bloemen, fruit en groenten kunnen stoppen. En dan zullen daar bloemen, vruchten en groenten groeien. Geestelijk Bewustzijn is niet meer dan een tuinman. Een tuinman kan het land helpen door ervoor te zorgen en de tuinman moet geloven dat inspanningen vrucht zullen dragen. Als beoefenaars kunnen we niet alleen op ons Geestelijk Bewustzijn vertrouwen We moeten ook op ons Opslagbewustzijn kunnen rekenen. Want daar worden beslissingen genomen.

We laten ons beïnvloeden door het Opslagbewustzijn van anderen Daarom moeten we onze vrienden verstandig kiezen.

Stel dat u iets op uw computer typt. Deze informatie wordt opgeslagen op de harde schijf. Die harde schijf is net zoiets als ons Opslagbewustzijn. Hoewel de informatie niet altijd op het scherm verschijnt, is deze er nog steeds. Je hoeft alleen maar te klikken en alles zal weer zichtbaar worden. De Bija, het zaadje in het opslagbewustzijn, lijkt op de gegevens die je op je computer bewaart. Als je wilt, kun je ‘klikken’ om de inhoud op het scherm van je mentale bewustzijn te laten verschijnen. Geestelijk bewustzijn is als een scherm en opslagbewustzijn is als de harde schijf, omdat je er veel in kunt opslaan. Opslagbewustzijn heeft de capaciteit om er veel informatie in op te slaan, te onderhouden en te bewaren, zodat deze niet zal worden gewist.

In tegenstelling tot informatie op een harde computerschijf zijn zaden echter van organische aard en kunnen ze worden aangepast, gekoesterd en verzorgd. Het zaad van haat kan bijvoorbeeld worden verzwakt, en zijn energie kan worden omgezet in een energie van mededogen. Het zaad van liefde kan worden verzorgd en versterkt. De aard van de informatie die door het Opslagbewustzijn wordt bewaard en verwerkt is altijd vloeiend, en altijd aan het veranderen. Liefde kan worden omgezet in haat, en haat kan worden omgezet in liefde.

Laag Vier – Manas Bewustzijn

Opslagbewustzijn is ook slachtoffer. Het is een object van gehechtheid, Het is niet vrij. In het opslagbewustzijn zijn er elementen van onwetendheid: zoals ‘waan, woede, en angst’. Deze elementen vormen samen een sterke energie die je vasthoudt, die je wilt bezitten. Dit is het vierde bewustzijnsniveau, Manas genaamd, dat ik graag vertaal als ‘overpeinzing’. Manas Bewustzijn heeft aan de basis geloof in een gescheiden zelf, geloof in een persoon. Dit bewustzijn, het gevoel en instinct dat ‘ik ben’ wordt genoemd, zit heel diep onder in het opslagbewustzijn. Het is geen opvatting die door ‘het geestelijk bewustzijn’ wordt overgenomen. Diep verscholen in het Opslagbewustzijn leeft het idee dat er een ‘zelf’‘ bestaat dat afgescheiden is van niet-eigen elementen. De functie van Manas is om vast te houden aan het opslagbewustzijn als ‘een afgescheiden zelf’’.

Een andere manier om aan Manas te denken is als aan ‘Adana bewustzijn’. Adana betekent ‘toe-eigening’. Stel je een wijnstok voor die een scheut heeft, en dat die scheut vervolgens terugkeert en de stam van de boom weer omhelst. Die scheut is onderdeel van de stam en niet los daarvan. Dit diepgewortelde waanidee – het geloof dat er een afgescheiden zelf is –zit genesteld in het opslagbewustzijn als het resultaat van onwetendheid en angst. Dit leidt tot een energie die zich omkeert, het opslagbewustzijn omarmt, en het tot het enige object van zijn liefde maakt .

De functie van Manas is om het opslagbewustzijn te bestempelen als van zichzelf

De Illusie van Vrijheid

Manas is altijd actief. Het laat het opslagbewustzijn nooit los. Het omstrengelt het, en houdt het opslagbewustzijn constant in zijn greep. Manas gelooft dat het opslagbewustzijn het voorwerp van zijn liefde moet zijn. Het is een illusie dat het opslagbewustzijn ‘mij’ is, mijn geliefde, dus die kan ik niet laten gaan. Dag en nacht is er een geheime, diepe overtuiging dat ik dit ben. Dit is van mij, en ik moet alles doen wat ik kan om het te begrijpen, te beschermen, en het van mij te maken. Manas is geboren en geworteld in het opslagbewustzijn. Het komt voort uit het opslagbewustzijn, draait zich om en omvat het Opslagbewustzijn als zijn object: “Jij bent mijn geliefde, jij bent mij.” De functie van Manas is om het opslagbewustzijn te bestempelen als van zichzelf.

Hoe de lagen samenwerken

We hebben de namen van de vier lagen van bewustzijn gezien, en hebben kunnen waarnemen hoe ze met elkaar omgaan. Opslagbewustzijn is een proces – altijd vloeiend, altijd aanwezig, nooit onderbroken. Maar het bewustzijn van de geest kan wel worden onderbroken. Als we bijvoorbeeld slapen zonder te dromen, functioneert het bewustzijn niet. Als we in coma zijn stopt het bewustzijn volledig. Als het Geestelijk Bewustzijn volledig stopt met werken – is er geen denken, geen planning, er is niets – ook dan blijft het opslagbewustzijn actief.

Sommige neurowetenschappers gebruiken de term ‘achtergrond bewustzijn’ om opslagbewustzijn te beschrijven. Ze noemen geestelijk bewustzijn simpelweg: Bewustzijn. Of je nu wakker bent of slaapt, of je droomt of niet droomt, het verwerken en opslaan van informatie wordt continu gedaan door het opslagbewustzijn, of je het nu wilt of niet.

Wakker of in slaap – het verwerken en opslaan van informatie gebeurt continu.

Er zijn tijden waarop het zintuiglijke bewustzijn samenwerkt met het opslagbewustzijn zonder door de geest heen te gaan. Het is grappig, maar het gebeurt heel vaak. Als u autorijdt, kunt u veel ongelukken voorkomen, zelfs als uw geestelijk bewustzijn aan heel andere dingen denkt. Je denkt misschien zelfs helemaal niet aan autorijden. En toch komen daar meestal geen ongelukken van.

Dit komt doordat de indrukken en beelden van het oogbewustzijn worden ontvangen door het opslagbewustzijn, waardoor er beslissingen voor je worden genomen zonder ooit door het bewustzijn van de geest te gaan. Als iemand plotseling iets in het blikveld van je ogen doet, bijvoorbeeld als iemand op het punt staat om je te slaan, of als iets op het punt staat om bovenop je te vallen, reageer je snel. Die snelle reactie, die beslissing, wordt niet door het geestelijk bewustzijn gemaakt.

’s Nachts in een koude kamer, hoewel je niet droomt, en je geestelijk bewustzijn niet functioneert, dringt het gevoel van kou in je lichaam door op het niveau van het zintuiglijke bewustzijn. Dat veroorzaakt een trilling op het niveau van het opslagbewustzijn, zodat je lichaam wordt aangezet om de deken omhoog te doen om je te bedekken. Of we nu autorijden, een machine bedienen of andere taken uitvoeren, velen van ons laten ons zintuiglijke bewustzijn samenwerken met het opslagbewustzijn, wat ons in staat stelt veel dingen te doen zonder tussenkomst van het geestelijk bewustzijn. Als we ons geestelijk bewustzijn activeren kunnen we ons plotseling bewust worden van de mentale formaties die daarbij opkomen. 

De Mentale Formaties begrijpen

Het woord ‘formatie’, (Samskara in het Sanskriet), betekent dat iets dat zich manifesteert als veel omstandigheden samenvallen. Als we naar een bloem kijken kunnen we veel elementen herkennen die bij elkaar komen om de bloem in die vorm te manifesteren. We weten dat er zonder de regen geen water kan zijn, en de bloem kan zich dan niet zou kunnen manifesteren. En we zien ook dat de zon er is. De aarde, de compost, de tuinman, tijd, ruimte en veel elementen kwamen samen om ervoor te zorgen dat deze bloem zich kan manifesteren. De bloem heeft geen afzonderlijk bestaan; hij is een formatie. De zon, de maan, de berg en de rivier, het zijn allemaal formaties. Het gebruik van het woord ‘formatie’ herinnert ons eraan dat er geen afzonderlijke kern van het bestaan ​​in zit. Er is alleen een samenkomen van heel veel voorwaarden om iets te kunnen manifesteren. Als beoefenaren van het boeddhisme kunnen we er onszelf in trainen om alles als een formatie waar te nemen. We weten ook dat alle formaties voortdurend veranderen. Vergankelijkheid is een van de kenmerken van de werkelijkheid, omdat alles verandert.

Dingen zien als formaties herinneren ons eraan dat alles verandert. Alles is vergankelijk.

Formaties die in het bewustzijn bestaan, worden mentale formaties genoemd. Als er contact is tussen een zintuig, (ogen, oren, mond, neus, lichaam), en een object, ontstaat ‘het bewustzijn van het bewustzijn’. Op het moment dat je ogen voor het eerst een voorwerp waarnemen, of als je voor het eerst de wind op je huid voelt, manifesteert de eerste mentale contactvorm zich. Dit contact veroorzaakt een trilling op het niveau van opslagbewustzijn.

Als de indruk zwak is, stopt de vibratie en herstelt de stroom van het opslagbewustzijn de rust. Je blijft slapen of je gaat door met je activiteiten, omdat die indruk die gecreëerd is door aanraking niet sterk genoeg is geweest om de aandacht te trekken van ‘bewustzijns-bewustzijn’. Het is alsof een vliegend insect op het wateroppervlak terechtkomt en het water een beetje doet rimpelen. Nadat het insect is weggevlogen, wordt het wateroppervlak weer helemaal rustig. Dus hoewel de mentale formatie zich manifesteert, hoewel de stroom van het levenscontinuüm vibreert, is er geen bewustzijn geboren in het bewustzijn van het bewustzijn omdat de indruk te zwak is.

Soms is in de boeddhistische psychologie sprake van negenenveertig of vijftig mentale formaties. In mijn traditie kennen we er eenenvijftig. Van de eenenvijftig mentale formaties is ‘contact’ de eerste, gevolgd door aandacht, gevoel, perceptie en wil. Deze vijf mentale formaties kunnen heel snel plaatsvinden, en hun intensiteit, hun diepte, varieert in elk niveau van bewustzijn. Als we bijvoorbeeld over aandacht spreken, kunnen we de aandacht zien in de context van het opslagbewustzijn, en kunnen we aandacht zien op het niveau van het geestelijk bewustzijn.  De intensiteit, of de diepte van aandacht, is op de twee niveaus heel verschillend.

De eenenvijftig mentale formaties worden ook ‘mentale begeleiders’ genoemd. Dat wil zeggen, ze zijn precies de inhoud van het bewustzijn, net zoals de manier waarop waterdruppels precies de inhoud van de rivier zijn. Woede is bijvoorbeeld een mentale formatie. Geestelijk bewustzijn kan zich zo gedragen dat woede zich kan manifesteert in het bewustzijn van het bewustzijn. Op dat moment is het gedachtenbewustzijn vervuld van woede, en kunnen we het gevoel hebben dat ons bewustzijn van de geest vol is met niets anders dan woede. Maar in feite is het mentale bewustzijn niet alleen maar woede, omdat later ook medeleven ontstaat, en op dat moment wordt geestelijk bewustzijn mededogen. Geestelijk bewustzijn is, op verschillende tijdstippen, alle eenenvijftig mentale formaties tegelijk, hetzij positief, negatief, of neutraal.

Geestelijk Bewustzijn is, op verschillende tijdstippen, alle eenenvijftig mentale formaties tegelijk.

Zonder mentale formaties kan er geen bewustzijn zijn. Het is alsof we een vlucht vogels bespreken. De formatie houdt de vogels bij elkaar en ze vliegen prachtig in de lucht. Je hebt niemand nodig om de vogels vast te houden en ze in een formatie te laten vliegen. Je hebt geen zelf nodig om de formatie te maken.

Als we zeggen dat het regent, bedoelen we dat er geregend wordt. Je hebt niet iemand van boven nodig om het te laten regenen. Het is niet zo dat er regen is, het gaat over degene die de regen veroorzaakt. Als je zegt dat de regen valt, is dat heel grappig, want als het niet zou vallen, zou het geen regen zijn. In onze manier van spreken zijn we gewend aan het gebruik van een onderwerp en een werkwoord. Daarom hebben we het woord ‘het’ nodig wanneer we zeggen: “het regent.” ‘Het’ is het subject, datgene die de regen mogelijk maakt. Maar als we goed kijken, hebben we geen ‘regener’ nodig, we hebben alleen de regen nodig. Het regent en de regen is hetzelfde. De formatie van vogels en de vogels zijn hetzelfde – er is geen ‘zelf’, geen betrokken baas.

Denken zonder een denker. Voelen zonder voeler. Wat is onze boosheid zonder ons ‘zelf?’ Dit is het doel van onze meditatie.

Als we mediteren, oefenen we intensief om licht en helderheid te brengen in onze manier om dingen te zien. Als het visioen van het niet-zelf wordt verkregen, wordt onze misleiding opgeheven. Dat is wat we transformatie noemen. In de boeddhistische traditie is transformatie mogelijk naar diepgaand begrijpen. Op het moment dat de visie van het niet-zelf daar is, valt Manas, de ongrijpbare notie van ‘ik ben’, uiteen en genieten we op dat moment van vrijheid en geluk.

Bron

Vertaler: Hansjelle Dijkstra

Wie ben ik?

Uit: Ramana Upanishad, Ramana Maharshi

Vertaler: Philip Renard

Iedereen verlangt ernaar om altijd gelukkig te zijn, zonder door lijden te worden gekweld, en iedereen houdt het meeste van zichzelf – vanwege de omstandigheid dat geluk ieders aangeboren aard is, en ‘houden van’ veroorzaakt wordt door geluk. Vandaar dat het voor het verwezenlijken van dit inherente en onaangetaste geluk, dat iedereen iedere nacht ervaart als het denken in de diepe slaap is stilgelegd, essentieel is zichzelf te kennen. Voor dit kennen is onderzoek in de vorm ‘Wie ben ik?’ de beste weg.

Wie ben ik?

Ik ben niet dit fysieke lichaam, niet de vijf zintuigen, niet de vijf instrumenten van handeling, en niet de vijf vitale krachten. Zelfs het denkvermogen (manas) ben ik niet, noch de onwetendheid van de diepe slaap, waarin slechts de subtiele, latente geneigdheden blijven bestaan, zonder dat zintuiglijke objecten worden waargenomen of enige handeling wordt verricht.

Na dit alles vanuit het besef ‘dit ben ik niet, en dit ben ik niet’ afgewezen te hebben, blijk ik het Kennen zelf te zijn dat dan als zodanig overblijft, dit Bewustzijn zelf.

De aard van dit Kennen is Zijn, Bewustzijn, Gelukzaligheid (Sat-Chit-Ananda).

Als het denken, dat het instrument is van alle objectieve kennis en van alle handelingen, tot rust komt, houdt het waarnemen van de wereld der objecten als werkelijkheid op.

Tenzij de illusoire waarneming van de slang eindigt, die in de schemering geprojecteerd wordt op een stuk touw, zal het touw, dat de werkelijke basis vormt waarop geprojecteerd wordt, niet waargenomen worden.

Evenzo zal, indien de waarneming van de objectieve wereld als iets echts niet eindigt, het ‘in-zien’ van de ware aard van het Zelf, dat de werkelijke basis vormt waarop geprojecteerd wordt, niet mogelijk zijn.

Wat ‘denkvermogen’ (manas) wordt genoemd, is een wonderbaarlijk vermogen (shakti) van het Zelf, dat gedachten projecteert.

Als we alle gedachten stilleggen blijkt dat er niet zoiets als een ‘denkvermogen’ overblijft – de gedachten zelf vormen dus het denkvermogen. Ook is er buiten het denken niet zoiets als een objectieve wereld. In de diepe droomloze slaap zijn er geen gedachten, en ook geen wereld. In de wakende en dromende toestand zijn de gedachten er wel, en dan is de wereld er ook. Zoals een spin de draden van zijn web uit zichzelf tevoorschijn brengt en deze later weer in zich terugtrekt, zo projecteert het denkvermogen de wereld vanuit zichzelf, en absorbeert die daarna weer in zichzelf. Wanneer het denken zich vanuit het Zelf ontplooit, verschijnt de wereld, en hierdoor raakt de identificatie met het Zelf versluierd. Vandaar dat als de wereld verschijnt, en werkelijk schijnt te zijn, het Zelf niet wordt ervaren, en als het Zelf wel wordt ervaren, stralend aanwezig, de wereld niet langer als werkelijk wordt ervaren. Door aanhoudend te vragen naar het wezen van het denkvermogen, verandert het denkvermogen in Dat waaruit het ‘ik’ opkomt, en dat is het Zelf, iemands ware natuur.

Het denkvermogen kan alleen bestaan in voortdurende afhankelijkheid van iets tastbaars, iets uit de fysieke wereld – het kent geen onafhankelijk bestaan. Dit denkvermogen is datgene wat ook wel ‘subtiel lichaam’, ‘individuele levenskern’ of ‘ik’ (aham) wordt genoemd. Datgene wat in het fysieke lichaam opkomt als ‘ik’ is het denkvermogen. Als je onderzoekt waar in het lichaam de ‘ik’-gedachte in eerste instantie verrijst, dan zul je ontdekken dat dat in het Hart (Hridaya) is. Dat is de bron, de geboorteplaats van het denken en voelen. Als je onophoudelijk denkt ‘ik, ik’, met je aandacht geheel daarop gebundeld, zul je naar dezelfde plaats geleid worden. Van alle gedachten die in ons opkomen is de ‘ik’-gedachte de allereerste—de oergedachte. Pas wanneer deze geboren wordt, ontstaan alle andere opwellingen. Met andere woorden: pas wanneer de eerste persoon, ‘ik’, opgekomen is, verschijnen de tweede en derde persoon (‘jij’, ‘hij’, ‘zij’ enzovoort). Zonder de eerste persoon zullen de tweede en derde niet kunnen bestaan.

Aangezien een gedachte alleen maar kan opkomen na het opkomen van de ‘ik’-gedachte, en het denkvermogen niets anders is dan een bundel gedachten, zal het denkvermogen alleen maar tot zwijgen worden gebracht door het onderzoek ‘Wie ben ik?’ De gedachte ‘Wie ben ik?’, die de andere gedachten doet oplossen, lost uiteindelijk zelf op, net zoals een stok die gebruikt wordt om een brandstapel op te poken uiteindelijk zelf verteerd wordt door het vuur.

Als tijdens het onderzoek gedachten opkomen, wat je weer gericht doet zijn op objecten, volg dan deze gedachten niet verder, maar vraag je in plaats daarvan af: ‘In wie kwam deze gedachte op?’ Blijf waakzaam, hoe veel gedachten er ook maar opkomen, en onderzoek onmiddellijk na het opkomen van een gedachte in wie deze is opgekomen. Je zult merken dat het antwoord luidt: ‘In mij’. Als je dan de vraag stelt: ‘Wie ben ik?’, zal het denkvermogen (oftewel aandacht zelf) terugkeren van het object naar zijn eigen oorsprong. Aangezien er dan niet meer iemand is die de gedachte aandacht schenkt, lost de gedachte op. Als je op deze manier meer en meer oefent, en volhardt in dit Zelf-onderzoek, zal het vermogen van het denken om in zijn eigen Bron te verblijven, toenemen. Als het denken, het subtiele lichaam, door de hersenen en de zintuigen naar buiten geprojecteerd wordt, verschijnt datgene wat aangeduid wordt met ‘naam en vorm’, de grofstoffelijke wereld. Als het denken in het Hart blijft, zijn eigen Bron, verdwijnen naam en vorm. Het gegrondvest blijven van het denken in het Hart, erdoor geabsorbeerd zodat het niet steeds weer naar buiten wordt gericht, wordt wel ‘Zelfgerichtheid’ of ‘introversie’ genoemd. En als het zich uit het Hart losmaakt en zich naar buiten richt, wordt dat ‘objectgerichtheid’ genoemd. Als het denken geabsorbeerd blijft door het Hart, dan zal langzamerhand de oergedachte ‘ik’ (die de wortel is van de hele menigte van gedachten) uitdoven, en wat dan overblijft is louter Bewustzijn, het Zelf, dat tijdens alle staten van het denken continu stralend aanwezig is. Deze ‘staat’, waarin zelfs niet het kleinste spoor van de ‘ik’-gedachte meer te vinden is, is het aanschouwen van het werkelijk Eigene, het ‘Wezenlijke in eigen wezen’.

En dit is wat Stilte genoemd wordt. Het stil zijn op deze manier, onafscheidelijk versmolten met het Wezenlijke, wordt aangeduid met ‘In-zien’, oftewel het ‘zien met het oog van Inzicht’. Dit stil zijn betekent dat het denken zwijgt en tot rust komt in het Zelf. Iets anders dan dit, bijvoorbeeld psychische vermogens (zoals gedachtelezen, telepathie, helderziendheid enzovoort), kan nooit In-zicht zijn.

Wat je ook doet, doe het zonder ego-motief. Als je zo kunt handelen, zal alles wat zich aandient de aard hebben van de Allerhoogste (Shiva).

Het enige dat werkelijkheid heeft is het Zelf. De wereld, het individu en God zijn projecties of illusoire verschijningen in het Zelf—vergelijkbaar met de schijn van zilver op parelmoer. Deze drie (de wereld, het individu en God) verschijnen tegelijk en verdwijnen tegelijk. In de grond is het dat essentiële wezen van het Zelf, dat gezien wordt als wereld, ik en God: het Zelf is de wereld, het Zelf ben ik, en het Zelf is God. Alles wat bestaat is de manifestatie van het Allerhoogste Zelf.

Om het denken tot rust te brengen is er geen betere methode dan Zelf-onderzoek. Weliswaar kan het denken ook met andere methodes stilgelegd worden, maar het zal dan opnieuw opkomen. Bijvoorbeeld door het beheersen van de ademhaling, de techniek die pranayama wordt genoemd, kan het denken ook beheerst worden, maar het zal slechts stil blijven gedurende de tijd dat de adem en de vitale levenskracht tot rust gebracht zijn. Zodra de controle over de adem weer losgelaten wordt zal het denken eveneens losraken, en het zal weer alle kanten op zwerven, gedreven door de kracht van de erin aanwezige subtiele geneigdheden.

De bron van het denken en van het prana (de adem en de levenskrachten) is één en dezelfde. Het denken of denkvermogen (manas) is in feite niets anders dan de menigvuldigheid van gedachten. De gedachte ‘ik’ is de allereerste gedachte die opkomt in het denkvermogen; dit is het ego. En op de plaats waar de ‘ik’-gedachte opkomt, komt ook de ademhaling op. Vandaar dat als het denken tot stilstand komt, de adem en levenskrachten ook tot stilstand komen, en als de adem tot stilstand komt, het denken ook stil wordt.

Toch blijven in de toestand van diepe slaap (sushupti) de levenskrachten wel degelijk functioneren, ook al is het denken geheel stil. Dit is door de goddelijke wetten zo bepaald, om het lichaam te beschermen en om ieder mogelijk misverstand uit te sluiten over de vraag of een slapend persoon dood is of levend. De vitaliteit die in de ademhaling aanwezig is, wordt door het denken als een soort bewaker achtergelaten. Zonder zo’n beschermingsmaatregel van de natuur zouden slapende lichamen wel eens gecremeerd kunnen worden!

Als daarentegen het denken stilvalt in de waaktoestand, bijvoorbeeld tijdens samadhi, valt de ademhaling wel stil. De adem en de levenskrachten (prana) worden wel aangeduid als de grove vorm of manifestatie van het denkvermogen. Tot het moment van sterven ondersteunt het denkvermogen de adem en de levenskrachten, en zorgt ervoor dat deze in het lichaam blijven – zodra het lichaam sterft neemt het denkvermogen de levenskrachten met zich mee. Omdat het denkvermogen verfijnder en omvattender is dan de adem en de levenskrachten, is adembeheersing (pranayama) dus slechts een hulpmiddel om het denken te beheersen (manonigraha); het is niet in staat om het denken voorgoed uit te doven (mano-nasha). Op dezelfde manier zijn methodes als het mediteren op een van de gestaltes van God (murti-dhyana), het herhalen van heilige woorden en namen (mantra-japa en nama-japa) en het volgen van een streng dieet alleen maar middelen om het denken tijdelijk tot rust te brengen. Door te mediteren op God of door mantra’s te herhalen, wordt het denken eenpuntig gericht. Zoals de rusteloze slurf van een olifant rustig gehouden wordt door hem een ijzeren ketting te laten vasthouden (waardoor hij geen andere voorwerpen kan grijpen), zo zal ook het rusteloze denken dat getraind wordt om een naam of een gestalte van God vast te houden, uitsluitend aandacht hebben voor die naam of vorm. Zodra het denken uitwaaiert in talloze gedachten wordt elke gedachte op zich zwak en effectloos. Als het denken daarentegen tot rust gebracht wordt en tot eenpuntig-gerichtheid en kracht komt, zal Zelf-onderzoek (Atmavich ara) gemakkelijk worden.

Van alle beperkende maatregelen is die wat dieet betreft het best. Door je eten te beperken tot sattvisch voedsel, in kleine hoeveelheden, zal de sattvische kwaliteit van je denkvermogen toenemen, wat een hulp zal zijn voor het Zelf-onderzoek.

Ontelbare geneigdheden (vasana’s), die het denken gericht houden op objecten, komen in snelle opeenvolging op, als golven in de branding. Toch zullen deze geneigdheden door een geleidelijke intensivering van Zelf-meditatie (Svarupa-dhyana) stilvallen, en dan voorgoed uitdoven.

Zonder enige ruimte te geven aan gedachten van twijfel, zoals ‘Is het mogelijk om al deze geneigdheden uit te doven, en als louter Zelf (Atma-svarupa) te vertoeven?’, moet je standvastig zijn in je meditatie op het Zelf. Hoeveel vergissingen of zondes je ook hebt begaan, je moet niet blijven jammeren in de trant van ‘Ach, wat ben ik een zondaar—hoe kan ik ooit verlost worden?’, maar juist de gedachte dat je een zondaar bent volledig loslaten, en je geheel toeleggen op de meditatie op het Zelf. Dan zul je beslist verlost worden.

Zolang er nog geneigdheden (vasana’s) in het denken zijn die het in de richting van objecten drijven, is het nodig door te gaan met het onderzoek, met de vraag ‘Wie ben ik?’. Zodra gedachten opkomen, moet je ze allemaal door middel van dit onderzoek vernietigen, en wel op hetzelfde moment, precies op die plaats, de plaats van hun oorsprong. Geen aandacht geven aan ‘al het andere’ (dat wil zeggen aan elk willekeurig object, dat namelijk neerkomt op ‘tweede persoon’ of ‘derde persoon’) is onthechtheid (vairagya) of verlangenloosheid (nirasha). Het onverzettelijk vasthouden aan het diepste ‘zijn’ van het Zelf (Atmasvar upa) is Inzicht (Jñana). In feite zijn verlangenloosheid en Inzicht een en hetzelfde: verlangenloosheid is afzien van aandacht voor objecten, en Inzicht is het niet-verschijnen van objecten.

Onthechtheid (vairagya) is dus het volledig tenietdoen van gedachten zodra ze opkomen, op de plaats waar ze ontspringen. Zoals een parelduiker met stenen om zijn middel gebonden in zee duikt en de parel van de bodem pakt, zo moet iedereen vanuit onthechtheid diep in zichzelf duiken, en de parel van het Zelf verwerven.

Alleen door je onafgebroken toe te leggen op het herinneren van je ware natuur (svarupa), de aandacht uitsluitend houdend bij ‘ik’, zul je de werkelijkheid ervan beleven, dat wil zeggen het Zelf verwerkelijken. Afleidende gedachten zijn als vijanden in een belegerd fort: zolang zij erin zijn zullen ze pogingen doen eruit te breken. Als je ze meteen vernietigt zodra ze naar buiten komen, zal het fort veroverd worden. God en de Goeroe zullen de weg naar bevrijding slechts aanwijzen; zij zullen het individu niet uit zichzelf naar de staat van bevrijding voeren. God en de Goeroe zijn in werkelijkheid niet verschillend. Net zoals de prooi tussen de kaken van de tijger geen ontsnappen kent, zo zal degene die eenmaal binnen het Genade-blikveld van de Goeroe is gekomen, beslist bevrijd worden en nooit in de steek gelaten. Wel moet de leerling de weg die hem door de Goeroe wordt gewezen, zonder twijfel gaan.

Degene die zich helemaal overgeeft aan het Zelf, dat God is, is de ware toegewijde. Zichzelf overgeven aan God betekent onafgebroken als het Zelf vertoeven (Atmanishtha), zonder ook maar de minste ruimte te geven aan enige gedachte die afwijkt van de aandacht voor het Zelf (Atma-chintana). Geef je hele last aan God, want Hij draagt alles. In feite is de Kracht van de Allerhoogste (Parameshvara Shakti) datgene wat alle dingen doet gebeuren. Waarom zouden wij ons dan constant zorgen maken en ons afvragen: ‘Moet ik dit nou doen of niet?’, in plaats van ons volledig aan deze Kracht over te geven? Als we in de trein zitten en beseffen dat hij alle gewicht draagt, waarom zouden we onze bagage dan nog op onze schouders80 blijven dragen, in plaats van deze naast ons neer te leggen?

Wat ‘geluk’ (sukha) wordt genoemd is in feite de eigen aard van het Zelf (Atmasvar upa) – geluk en het Zelf zijn niet verschillend van elkaar. Zelf-geluk (Atma-sukha) is het enige dat bestaat, het enige geluk dat werkelijk is. In geen enkele van de ontelbare dingen van de wereld is enig geluk te vinden. Uitsluitend door gebrekkig onderscheid (aviveka) denken we dat geluk voortkomt uit deze dingen. Wanneer het denken zich op objecten richt, is juist lijden het gevolg. Het is in feite zo dat zodra onze verlangens vervuld worden, ons denken terugkeert naar zijn bron en dan alleen maar het geluk van het Zelf (Atmasukha) ervaart. Hetzelfde ervaren we in de diepe slaap, tijdens samadhi en als we flauwvallen. Telkens wanneer iets dat we graag willen hebben verkregen is, of iets dat in de weg zit weggenomen wordt, keert het denken zich naar binnen en ervaart louter het geluk van het Zelf. Zo slingert het denken eindeloos heen en weer—dan weer uit het Zelf naar buiten gaand, en dan weer erin terugkerend.

In de brandende zon is het ondraaglijk heet, maar in de schaduw van een boom is het prettig vertoeven. Iemand die buiten in de zon heeft gelopen zoekt de schaduw op, en hij is blij als hij de koelte ervan ondervindt. Na een tijdje in de schaduw te hebben gezeten gaat hij weer weg, de zon in, maar dat wordt opnieuw ondraaglijk, en dus keert hij weer in de schaduw terug. Zo wordt hij onophoudelijk heen en weer geslingerd. Dit is het gedrag van iemand zonder onderscheidingsvermogen (avivekı). Iemand die wel onderscheid kan maken (vivekı) zal de schaduw nooit verlaten. Op dezelfde manier zwerft de aandacht van degeen die de waarheid kent (jñanı) nooit weg van het Absolute (Brahman). De onwetende (ajñanı) daarentegen ervaart allerlei pijn en verdriet bij het naar buiten gaan in de wereld der verschijnselen, afgewisseld door een kort moment van geluk bij een tijdelijke terugkeer tot Brahman.

Deze wereld der verschijnselen is in feite niets anders dan een beeld in het denken. Als de wereld verdwijnt, dat wil zeggen als je vrij bent van gedachten, ervaar je gelukzaligheid (ananda), terwijl je, als de wereld verschijnt, angst en zorgen ervaart.

De zon gaat op zonder enig verlangen, intentie of inspanning. Louter door de aanwezigheid van de straling van de zon is het mogelijk dat een vergrootglas vuur maakt, dat de lotus bloeit, dat water verdampt en dat mensen dingen kunnen doen. In de buurt van een magneet gaat een kompasnaald bewegen. Precies zo is het louter dankzij de aanwezigheid van God (Ishvara) dat de individuen (jıva’s), die onderworpen zijn aan de drievoud van ontstaan, onderhoud en ondergang, hun handelingen overeenkomstig hun karma verrichten, en na hun handelingen rusten. Maar God heeft zelf geen enkele intentie, en Zijn werkzaamheid is onaangetast door welk karma dan ook. Dit komt overeen met de zon die in het geheel niet aangetast wordt door de gebeurtenissen op de wereld, en met de allesomvattende ruimte (akasha) die totaal niet geraakt wordt door goede of slechte eigenschappen van de overige elementen, aarde, water, lucht en vuur.

Alle teksten zeggen dat je om tot bevrijding (mukti) te komen het denken en voelen stil moet laten vallen. Als je eenmaal weet dat het tot rust brengen van het denken en voelen (mano-nigraha) de uiteindelijke boodschap van de teksten is, zal het duidelijk zijn dat eindeloos doorgaan met het lezen van boeken niet nuttig is. Om het denken en voelen tot rust te brengen is het alleen maar nodig om jezelf te vragen: ‘Wie ben ik?’ – hoe zou je dit met boeken kunnen doen?

Je kunt jezelf alleen maar kennen met je eigen ‘oog van het Kennen’ (Jñanakan). Of heb je soms een spiegel nodig om te beseffen dat je er bent?

Wat je als ‘jezelf’ ervaart ligt binnen de vijf omhulsels (kosha’s), terwijl teksten daarbuiten zijn. Omdat het Zelf alleen gekend kan worden door alle omhulsels, dat wil zeggen alle lagen van de persoonlijkheid, te herkennen en eraan voorbij te gaan, is een zoeken naar jezelf in boeken nutteloos.

Alleen door te onderzoeken wie die ‘ik’ is die zich gebonden voelt, en door je ware aard (svarupa) te realiseren, is er bevrijding (mukti).

Zelf-onderzoek (Atma-vichara) betekent dat de aandacht onafgebroken in het Zelf verblijft; meditatie (dhyana) is beseffen dat je het Absolute (Brahman) bent, dat wil zeggen Zijn, Bewustzijn, Gelukzaligheid (Sat-Chit-Ananda).

Je zult op een gegeven moment alles wat je geleerd hebt helemaal moeten vergeten. Net zoals je er niets aan hebt om de vuilnis die je hebt verzameld, nog eens aan een analyserend onderzoek te onderwerpen, is het voor het kennen van jezelf van geen enkel nut om al de beginselen of categorieën (tattva’s) te gaan tellen en hun kenmerken te onderzoeken. Deze beginselen zijn omhulsels die het Zelf versluieren, en ze moeten opzijgeschoven worden. Je moet de hele wereld die aan je verschijnt beschouwen als een droom.

Er is geen verschil tussen de toestand van de droom en die van het wakker-zijn, behalve dat de droomtoestand korter duurt. Alle gebeurtenissen in de droom lijken tijdens het dromen net zo echt te zijn als de gebeurtenissen in de waaktoestand echt lijken tijdens het wakker-zijn. Het is alleen zo dat in de droom het denkvermogen een ander ‘lichaam’, een andere vorm aanneemt. Gedachten aan de ene kant en dat wat ‘naam en vorm’ (nama-rupa) genoemd wordt, de wereld der verschijnselen, aan de andere kant, ontstaan gelijktijdig –zowel tijdens het wakker-zijn als tijdens de droom.

Het geheel van denken en voelen is op zich niet goed of slecht. Wel zijn de erin werkzame geneigdheden verschillend, namelijk die met een gunstige invloed en die met een ongunstige. Als het denken de invloed ondergaat van gunstige geneigdheden wordt het ‘goed’ genoemd, en ‘slecht’ als het door ongunstige wordt beïnvloed. Hoe slecht een bepaalde neiging ook lijkt te zijn, je moet deze niet haten of verachten, en zo moet je ook een andere die goed lijkt niet speciaal koesteren. Laat zowel voorkeur als afkeer los, iedere goedkeuring of afkeuring. Je moet je aandacht niet te veel richten op de verschijnselen en gebeurtenissen in de wereld, en je zo min mogelijk bemoeien met andermans zaken. Alles wat je aan anderen geeft, geef je eigenlijk aan jezelf – als dit werkelijk tot je doordringt, zou je dan een ander nog iets kunnen weigeren?

Als het ik opkomt, komt al het andere op; als het stilvalt, valt alles stil.

Hoe groter de nederigheid is waarmee we ons opstellen, hoe beter het voor ons is. Als het denken is stilgevallen, maakt het dan nog wat uit waar je je bevindt?

 

 

De Grote Traditie en het doorklieven van alle traditie

I
Als je belangstelling helemaal uitgaat naar
wat werkelijkheid is,
kun je direct herkennen dat uitsluitend het huidige kennen
werkelijkheid verschaft,
aan welk onderwerp of object dan ook.
Als iets uit het verleden opkomt,
wordt hieraan werkelijkheid geschonken
door het huidige Kennen,
oftewel Bewustzijn.
Het object dat opkomt in Bewustzijn
            is zelf niets anders dan Bewustzijn.
Het komt op in en als Bewustzijn.
“Kennen kent Kennen”, zei Atmananda al,
            “Voor het Kennen is er niets te kennen dan Kennen.”
            II
Zodra je een tekst aanhaalt,
            van een goede leraar, erken je traditie.
Wonderlijk! Zodra je een tekst over
            ‘uitsluitend huidig Kennen’ aanhaalt,
erken je al traditie!
Is er een mogelijkheid om alleen maar namens jezelf
te schrijven?
            Is er momenteel op dit gebied een schrijver of leraar
            die dit helemaal zelf bedacht heeft?
De stijl van schrijven kan verschillen,
            een iets andere term kan worden aangereikt,
            maar het gegeven blijft
            ‘ontvangen’ van eerdere verwoordingen.
“Tat tvam asi”, te vertalen als
            “Jij bent Dat, jij bent het Onomstotelijke”:
            die uitspraak is al vijfentwintig eeuwen oud
            en blijft gewoon herhaald worden.
Ook aan boeddhistische zijde hebben woorden als
            “Leegte is niets anders dan vorm”
            de grondslag gelegd voor alle latere spreken.
Waardoor Tulku Urgyen dan ook terecht zei:
“Ik herhaal alleen maar de woorden van de Boeddha.”
Voor ons zit er niets anders op.
III
Ik herhaal dus alleen maar.
            Ik herhaal Atmananda en Tulku Urgyen.
            Ik herhaal Alexander Smit, ik herhaal Nisargadatta.
Dat is mijn eigen traditie, mijn
            ‘afstammingslijn’.
Vanuit mijn diepe geraaktheid door deze traditie
            heb ik in de tachtiger jaren zelfs een
            pelgrimstocht ondernomen naar plaatsjes als
            Inchagiri en Bagewadi, in Noord-Karnataka,
            en heb de samadhi’s bezocht van
Nisargadatta’s leraar Siddharameshwar,
en van diens leraar Bhausaheb,
en van diens leraar Nimbargi.
Is zoiets dienend, of ‘van belang’?
Ik betwijfel het. Het was indrukwekkend,
            ik werd geraakt door verschillende dingen,
            maar met de essentie had dit alles
            niet te maken.
Wat is de essentie?
Dat je beseft dat jij Dat bent, het Onomstotelijke –
            Bewustzijn zelf.
Je bent in dit besef niet om te stoten,
            door welke mening dan ook.
Jij bent louter Kennen,
            louter Niet-weten.
Hoe komt deze stelligheid?
            Ik heb het zelf herkend, zelf beseft –
            en tegelijkertijd moet gezegd worden
            dat dit alles te maken had met
            de stelligheid van mijn leraar.
Vandaar dat ik kan schrijven:
“In dank aan Alexander Smit,
            die me de stelligheid schonk,
            door in mij te bevestigen wat ik zelf zag.
            Hij was het levende contact,
            waardoor ik kon zien wie ik ben.”*
Het was essentieel dat ik een tijdlang
            letterlijk aan zijn voeten zat.
            Alleen maar luisteren en drinken,
            en alle meningen laten ontmantelen.
            Alle traditie laten ontmantelen.
Een leraar geeft in wezen geen traditie door;
            in een ontmoeting is er geen traditie,
            alleen maar huidige vorm,
            het Mysterie dat Dit is,
            het Kennen dat samenvalt met het gekende.
            IV
Alexander ontving zijn stelligheid van
            Shri Nisargadatta Maharaj.
            Die had zijn stelligheid ontvangen van
            Shri Siddharameshwar Maharaj,
            die op zijn beurt… enzovoort.
Ook al zit deze traditie vol met
            regionale overbodigheden en kortzichtigheden,
            geef ik er eer aan.
Maar dat doe ik op schrift,
            vrijwel nooit mondeling.
            In de ontmoeting, in satsang, is er alleen
de uitnodiging om onmiddellijk Jezelf te herkennen.
Op schrift kun je vertragen, interpreteren,
            verbanden zien, consequenties.
Schrift is traditie.
‘Vergeet alles wat ik gezegd heb!’,
            en de woorden worden toch uitgetypt.
            Zo is I Am That ontstaan, en zo ontstond
jaren daarvoor de tekst die Nisargadatta zelf samenstelde
van de woorden van zijn leraar.**
Prachtige boeken.
Maar de seconde dat tekst en traditie
            tussen jou en de werkelijkheid,
            tussen jouw niet-besef en Besef
            in gaan staan, is meteen van kracht:
            ‘Doe die tekst weg!
            Zie gewoon wat nu al helemaal het geval is.’
Besef is altijd zonder voorwaarden.
            Geen traditie is een weg naar Besef.
V
Wat mij betreft gaat het om een Middenweg.
            Een Midden tussen traditie
en het weggooien van traditie in.
Sta eerst het Gat toe,
het heilige Gat in de keten van verhalen,
            het Gat dat voorafgaat aan welk object dan ook,
            en dat louter Niet-weten is.
            Geen weten omtrent enige traditie.
Direct na het Gat is er al interpretatie, en terecht.
            Enig ‘weten’ kan dan meteen nuttig zijn.
Ook hier, waar weten opkomt, en vaak traditie,
gaat het om een Middenweg,
            een Midden tussen tradities –
            althans die tradities die zich letterlijk
non-dualistisch noemen.
Mijn Middenweg is de weg die zowel
            Advaita Vedanta en Kashmir Shivaïsme
als het boeddhistische Zen en Dzogchen omvat.
            Dit inclusieve en universele is in deze tijd
            van het wereldwijde internet geheel terecht.
Pas als duidelijk blijkt wát het bijzondere,
            het waarachtig waardevolle
van non-dualisme op zich is,
het enige ‘waarlijk-essentiële artikel’ van het Oosten,
            zal de zogenaamd westerse mens
            zich hiervoor misschien echt openstellen
(in plaats van hier en daar zich iets ervan toe te eigenen,
zonder erkenning van de bron).
 
VI
Ik hoor nergens bij,
bij geen enkele school of traditie,
geen oosterse of westerse.
Maar ik erken en waardeer alle werkelijk directe wegen,
            elk expliciet non-dualisme,
            als één en dezelfde bevrijdingsweg, ‘de Grote Traditie’.
Deze Grote Traditie doorklieft alle tradities,
            alle verschilpunten en bijzaken.
VII
Vedantische en boeddhistische non-dualisten wijzen
nog steeds op de misvattingen van de ander.
Beide richtingen hebben elkaar correcties aangeboden
die ik vaak als kloppend kan voelen,
zó kloppend aan beide zijden
dat je echt maar één weg overhoudt.
Maar omdat ze zelden echt luisteren
            en elkaar nauwelijks antwoord geven,
            blijven het aparte scholen,
            met daarbinnen weer talloze vertakkingen.
Een zeer goede correctie is de boeddhistische nadruk
op leegte, de afwezigheid van een ‘zijn’ of ‘bestaan’
            dat op zich werkelijkheid zou hebben.
Aan vedantische zijde wordt dit afgeweerd met de vraag:
            ‘maar wie ziet die leegte?’ –
            zo op het oog een geweldige vraag.
Aan vedantische zijde blijft men zich meestal baseren
op de kritiek van de achtste-eeuwse Indiër Shankara,
en lijkt men nauwelijks op de hoogte van
            de boeddhistische ontwikkeling in China en Tibet.
In het Tibetaanse Dzogchen betekent ‘leegte’
            altijd ‘Kennende, Licht-verschaffende Leegte’,
            waardoor de hele vraag al doorstraald wordt.
VIII
Boeddhisten blijven vaak Boeddhisme als
enige ware weg beschouwen.
Ander non-dualisme wordt dan gewoon genegeerd.
            De hele Vedanta wordt als één grote vergissing beschouwd
die geen aandacht verdient.
In boeddhistische kringen is er nauwelijks oog voor het feit
            dat de ‘altijd aanwezige Boeddha-natuur’
            in feite het Onveranderlijke is,
precies dat wat zij in de Vedanta bekritiseren.
Al hebben zij gelijk dat dit niet iets ‘bestaands’ is,
            niet een Onveranderlijk Iets, of Transcendent Object.
Boeddha-natuur, oftewel onze eigen ware natuur,
is leeg, kennend en ononderbroken.
IX
Zodra werkelijk alleen de hoofdzaak belangrijk wordt gemaakt,
blijft eenvoud over.
Hier is niets meer buitengesloten.
Dit noem ik ‘alles includerend non-dualisme’,
            oftewel ‘universeel non-dualisme’.
Universeel, voor iedereen geldend, is het pas
zodra Niet-weten oftewel Niet-verschil
            als enige uiteindelijke werkelijkheid wordt herkend.
            Want elk aanbrengen van verschil brengt je al
een zekere beperking van het uiteindelijke.
Het ene Niet-verschil kán niet verschillen
            van het andere Niet-verschil.
Eigenlijk is dit een pleidooi, of liever een uitnodiging,
            om dit Niet-verschil de basis van het leven te laten zijn,
            het beginpunt: onmiddellijk Besef van non-dualiteit,
zodat er werkelijk aandacht en energie vrijkomt voor
waar wel verschil gezien en benadrukt moet worden:
            in de expressie, de vrucht.
“Want aan de vrucht kent men de boom”, immers.
Een uitnodiging om niet meer ‘naar de essentie’ toe te gaan,
als een eeuwig zoeken,
maar vanuit de essentie te leven.
Die essentie ben je namelijk al, altijd, ononderbroken.
Je zult hem nooit waarnemen.
Onmiddellijk Besef is niet ‘waarnemen’;
het is juist zien dat er niets te zien valt.
De expressie neem je de hele tijd waar.
Niet-verschil: hoe zou dat waar te nemen zijn?
            Alleen verschil valt waar te nemen.
X
Wat komt hieruit voort, wat is die vrucht?
De hele boodschap is nu in zijn volledigheid aangereikt,
            in de eenheid van alle polen,
            oost en west, boeddhistisch en vedantisch
            dan wel joods, christelijk, islamitisch of atheïstisch.
Wat betekent dat voor ons, in deze tijd?
Over deze tijd wordt wel eens gezegd dat
er een digitale revolutie gaande is.
Daarmee wordt onder andere gewezen op het
wereldwijde fenomeen internet, dat, westers van
oorsprong, nu de hele wereld lijkt te omspannen –
daarmee ook het zogenaamde Oosten ‘westers’ makend.
Ik bepleit dat we oog krijgen voor een omwenteling die zich
tegelijkertijd afspeelt, hoewel bijna onzichtbaar:
de integratie van onze ontdekking van vrijheid
(die door de oosterse non-dualistische Traditie was
aangereikt) in de genoemde ‘westers-wereldwijde’ wereld.
Mijn uitnodiging is om oog te krijgen voor deze omwenteling,
            en vanuit het Verschilloze te leren omgaan met ‘verschil’.
XI
In deze omwenteling groeten wij de Grote Traditie eerbiedig,
            in de totale buiging, languit op de grond.
Wij zijn volledig gevoed, en het zien van de
ware leraren van het verleden maakt nederig –
én wij nemen afscheid van alle aparte tradities,
van alle verschillen.
Wij maken ons los, wij doorklieven alle apartheid, alle traditie,
ook al blijven we gewoon de klassieke teksten vertalen.
Ik maak me los van mijn ‘eigen’ traditie,
            de oosterse weg van Nisargadatta,
            zoals trouwens zijn leraar Siddharameshwar
zich ook losmaakte van de stijl van zijn leraar.
Ik buig, en ik zie de noodzaak van het nieuwe, het onbekende.
Nu is er geen oost of west meer;
er is nu alleen nog maar mensheid.
Ik buig, en ik merk dat van hieruit zoiets als
‘broederschap’ (sangha) realiteit kan blijken,
juist dankzij deze buiging, dus dankzij de Grote Traditie
én het loslaten van alle apartheid en arrogantie.
Alles begint opnieuw.
De vraag ‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’
is de basisvraag, vol respect naar onze
oorspronkelijke voedingsbron, onze moeder.
De ware Traditie is als de borsten van onze moeder.
Dankbaar, en toch denken wij er niet meer aan.
 
XII
Nu is de noodzaak van het nieuwe, zonder iets te weten.
Geen ‘evolutie’. Niet ‘de volgende sprong van bewustzijn’,
            geen ‘Nieuwe Tijd’.
Nee, geen weten. Alleen maar Niet-weten, Niet-verschil.
Het heet geen Boeddhisme meer, geen Advaita.
Geen naam nog, hoewel ‘non-dualisme’
            als voorlopige term nog terecht lijkt
            (of iets als ‘niet-verschil-isme’, of ‘non-isme’).
Verschilloosheid aantreffen maakt dat we kunnen zien
dat dit in feite strijdloosheid is, vrede.
Die is niet teweeggebracht, alleen maar aangetroffen.
Strijdloosheid, oftewel Niet-strijd,
is altijd al je ware natuur.
Strijd en arrogantie zijn er tijdelijk opgelegd.
Deze herkenning is in de levende ontmoeting, in leegte.
Soms kun je dit ‘satsang’ noemen, maar elke term
kan alweer tot een cliché geworden zijn.
Het gaat om de strijdloosheid die gewoon wordt aangetroffen,
            die herkend kan worden in en als leegte.
Leegte, oftewel Niet-weten, werd vrijwel nooit als liefde herkend,
zeker in het Westen niet.
Nu is dit besef aan het binnendruppelen.
De expressie is aan het dagen.
Strijdloosheid, zo natuurlijk,
en toch zo onbekend, ondanks de mogelijkheid dat
bepaalde elementen hiervan vergeleken zullen worden
met het reeds bekende. Dat maakt niet uit.
Niet-weten is Niet-strijd.
Niet-strijd is wat deze aarde nodig heeft,
meer dan iets anders.
Herken Niet-strijd.
Herken dit als mogelijke vertaling van Dat wat overblijft
zodra je aan jezelf vraagt:
‘Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?’
* Zo omschreef ik dit voorin het boek Non-dualisme, waar ik in een noot wel aan toevoegde dat Alexander me wat de integratie betreft niet tot voorbeeld kon dienen. Beide aspecten zijn waar, en blijven op een wonderlijke manier naast elkaar bestaan. Hoewel ‘oosterse’ Verlichting het belangrijkste is, en de realisatie daarvan geheel losstaat van gedrag of moraal, heeft juist het ontbreken van een voorbeeld mij de noodzaak getoond van integratie, dat wil zeggen van ‘westerse’ Verlichting.

** Master of Self-Realization. An Ultimate Understanding. Door Siddharameshwar Maharaj. Voornamelijk op basis van notities van Nisargadatta Maharaj. Mumbai: Sadguru Trust, 2006.

Dit artikel verscheen eerder in het decembernummer 2010 van het tijdschrift InZicht