…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Sudhana’

Karma, patronen en bevrijding. Wederzijdse afhankelijkheid

Teisho’s gegeven tijdens de Izen intensive 2020 door Maurice Genko Knegtel Roshi

Als je teruggaat naar je lichaam, is dit wat je ervaart: pratityasamutpada, ‘optreden in afhankelijkheid van condities’. Interessant is, het begrip waarheid bij Hindoes is satya. Letterlijk vertaald: ‘wat is.’ Waarheid ‘is’, dit is een absoluut gegeven. Maar als je denkt aan dat beeld in de spiegel, is er dan iets dat ‘is’? Dat lijkt me niet het geval. Er is niets solide en niets blijvend. Het boeddhistische begrip voor waarheid is bhuta, ‘wat is geworden’. Zelfs in het boeddhistische waarheidsbegrip, zit een proceselement. Als je dit alles toepast op je leven, wat ervaar je dan aan den lijve? Wat je aan den lijve ervaart, is de geestelijke en fysieke activiteit en de invloed daarvan. Dit heeft in het Sanskriet een naam: karma. Letterlijk betekent het: ‘invloed van handelen’. Alles wat je zegt, denkt of doet, heeft vroeg of laat een invloed op je eigen leven en dat van anderen, en die invloed ervarend, handel je opnieuw en bepaal je daarmee je handelen, denken en spreken in de toekomst. Met andere woorden, elke handeling, elke uitspraak, elke gedachte doet er toe.

Als je pratityasamutpada in de betekenis van invloed van fysieke en geestelijke activiteit in relatie tot anderen gaat brengen, krijg je een lsd-achtige situatie. In het Avamtasaka Soetra wordt het aldus verwoord: ‘En binnen deze toren bevinden zich ontelbare torens. Waarvan elke toren net zo schitterend is versierd als die waarin Sudhana (de hoofdpersoon in het verhaal) is binnengetreden en net zo ruimtelijk is als de hemel. En deze torens hinderen elkaar geenszins. Elk van de torens behoudt zijn eigenstandigheid in volmaakte harmonie met de rest. Er is niets wat de eigenheid van een toren beperkt in relatie tot elke andere toren en het geheel aan torens. Er is hier een toestand van een volmaakte wederzijdse doordringing en natuurlijke orde. De jonge pelgrim Sudhana ziet zichzelf in alle torens en in elke toren afzonderlijk, waarin alle torens zijn bevat en elke afzonderlijke toren weer alle torens bevat.’

Als je een hallucinerende paddenstoel hebt gegeten, krijg je ongeveer deze ervaring. Maar toch, als je teruggaat naar je lichaam, naar je onderbuik en simpelweg ervaart, is het niet zo moeilijk om te zien dat dit klopt als een bus. Dit gaat over invloed van fysieke en geestelijke activiteiten, optredend in afhankelijkheid van condities, maar dan in interactie tussen jou en mij. Tussen jou en de rest van de groep. Als ik om me heen kijk en ik kijk alleen maar, of ik luister alleen maar, dan is mijn ervaring dat ieder van jullie in deze, mijn aanwezigheid zit, hoe zou ik je anders kunnen zien, hoe zou ik je anders kunnen horen? Maar ik zit ook in jullie aanwezigheid, want hoe zou je mij anders kunnen zien en horen? Jullie zitten allemaal hier. En ik zit in ieder van jullie. En jullie zitten in ieder ander en ieder ander weer in jullie.

De toren van Maitreya, die ene toren die alle andere torens bevat, maar die zelf ook weer wordt bevat in elke andere toren, dat zie je als je om je heen kijkt. Wat ik zie, is dat iedereen hier zit, in mijn fysieke aanwezigheid. Als je praat hoor ik je hier. En omgekeerd. Je kunt ook zeggen, als je teruggaat naar je onderbuik, naar wat je echt ervaart, dan is elke ander al binnen voordat ik ‘ik’ kan zeggen. Als ik jou zie, ben jij al hier en pas daarna zeg ik ‘ík’ of heb ik mijn oordeel of conclusie gevormd. Het ‘ik’ zeggen, gebeurt in een reflectie op wat ik aan den lijve ervaar.

Het mooie van meditatie is dat je het werken van je geest praktisch kunt onderzoeken, het is geen vaag of theoretisch gezweef. Als je zit en er snottert iemand in de zendo, dan zit dat hier, in mijn lichaam. Vervolgens denk je: ‘Zou die figuur niet wat zachter kunnen snotteren?’ Daarna komt er een verantwoording over waarom ik dat vind: ‘Snotteren stoort mijn meditatie’. Nu ben ik al drie stappen verder. Het aan den lijve ervaren, is dat de snotterende ander al binnen is nog voordat er ook maar een gedachte is opgekomen.

Met andere woorden, nirvana is de bevrijding van mijn patronen.

Als we niet zien hoe de geest werkt, verkeren we in een grote blur, een mistige situatie. We herkennen niet wat wat is, noch hoe het werkt. Als je op het kussen zit, kun je voor jezelf een onderscheid leren maken tussen de fysieke ervaring, de reflectie van het bewustzijn en wat je daar verder mee doet. Dat onderscheid heet prajna, ‘wijsheid’.

De basis van ons bestaan is, dat we door en door afhankelijk zijn, we dragen elkaar. Dit heeft implicaties voor mijn verantwoordelijkheid. Ik ben meer verantwoordelijk dan ieder ander, immers jullie zitten hier. Ik draag jullie. Als ik bijvoorbeeld vanuit mijn raam een oude man buiten van zijn fiets zie vallen, maakt mij dat verantwoordelijk. En dat kan ik alleen voor mezelf zeggen en niet voor mijn buurvrouw die de oude man wellicht ook van zijn fiets ziet vallen.

Karma kan ook telkens weer worden herhaald in situaties, omdat deze geestelijke en fysieke activiteit mij laat overleven of omdat dat wenselijk voor anderen is. Dat karma, die invloed van mijn activiteit, kan inslijpen tot een steeds dieper spoor, het graaft zich steeds verder in. Als je door ervaring leert dat iets werkt of niet werkt, dan herhaal je dat. Wiebe Veenbaas (de oprichter van Phoenix) noemt dat ‘magische bewegingen’. Het kan zelfs generaties teruggaan en overgeleverd worden. Dit heet in het boeddhisme samskara, ‘onze diep ingesleten patronen’, ofwel ons karma dat zich keer op keer herhaalt, dat bij het ontstaan functioneel is, maar op den duur beperkend werkt. Het is een van de vijf skandha’s, de vijf componenten van ons mens zijn, en het is de belangrijkste. Samskara is datgeen waaruit we geweven zijn, wat ons letterlijk maakt tot wie we zijn. Het is een cruciaal begrip: de traditionele omschrijving van nirvana is sarvasamskarasamatha. Dit betekent ‘het tot rust brengen van al mijn patronen.’ Met andere woorden, nirvana is de bevrijding van mijn patronen.

 

Wordt vervolgd. Vanaf 8 maart 2021 starten we onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi een nieuwe Zen Cirkel, die je deels fysiek in het Graalhuis in Utrecht en deels digitaal via Zoom kunt bijwonen. Klik voor meer informatie en opgave op: https://izen.nl/zen-meditatie/

Het Avatamsaka soetra (slot). Sudhana’s weg

Het Avatamsaka soetra gaat over de weg van de pelgrim Sudhana en deze staat voor de wording van de bodhisattva in het Mahayana boeddhisme. In feite is dit de weg van een ieder die van het meditatiekussen opstaat en het ondermaanse bestaan inloopt.

Sudhana’s weg begint met het brandende verlangen om wakker te worden, te zien, in het Sanskriet bodhicitta genoemd. Of beter gezegd, dit brandende verlangen begint met hem, nog voordat hij er zelf erg in heeft. Het verlangen naar ontwaken voert de pelgrim in achtendertig delen van het Avatamsaka soetra langs vijftig leraren en leraressen, die hem allemaal inzichten en tips voor beoefening geven, om hem tenslotte te brengen tot de toren van Maitreya in deel negenendertig van het soetra. Hier, in de Gandhavyuha, ziet Sudhana voor het eerst de wonderlijke realiteit van zijn aan den lijve ervaren. Hij ontwaakt voor het feit dat niets, maar dan ook niets, in ruimte en tijd is uitgesloten van zijn aanwezigheid in dit moment en op deze plaats. Alles komt hier samen, precies zoals het is, zonder elkaar te hinderen, in een natuurlijke orde en in volmaakte vrijheid. Deze wonderlijke maar o zo reële werkelijkheid, in feite de enige werkelijkheid die is, wordt ook wel de Dharmadhatu genoemd, de werkelijkheid van sunyata, ‘leegte’. Maar ze is verre van leeg! Ze is een werkelijkheid van overvloed en vervulling: alles is hier aanwezig, in dit moment, op deze plek, niets ontbreekt. We zouden sunyata daarom beter kunnen vertalen met ‘onbepaald’, want ik kan niet bepalen wat deze werkelijkheid is, noch wat erin verschijnt. Woorden schieten tekort, concepten keren ervan terug, mijn kennen heeft er geen vat op.

Met het horen van het knippen van Maitreya’s vingers, keert Sudhana weer terug naar zijn beperkte, door en door geconditioneerde, vergankelijke bestaan, compleet met zijn dualistische wijze van waarnemen en denken. Maar hij keert terug met twee vragen. Ten eerste, hoe ga ik de overvloed die ik heb ervaren en die ik amper kan houden, delen? En, hoe ben ik anderen van dienst? Waarmee deelt Sudhana de overvloed en waarmee dient hij? Dat kan maar een ding zijn: zijn door en door geconditioneerde, beperkte bestaan, precies zoals het is. In het terugkeren naar zijn individuele leven door het horen van het knippen van de vingers, neemt Sudhana voor het eerst van zijn leven zijn individuele bestaan bewust aan. Dit is het. Hiermee doe ik het. Dit is de pijp waardoorheen de vervulling stroomt, dit is het instrument ten bate van anderen.

Hiermee staat zijn individuele bestaan niet meer ten dienste van zijn ik, maar ten dienste van zijn wakkere aanwezigheid (jnana, het licht waarin alles verschijnt), adhisthana, het ‘iets gaat zijn gang’ dat door ons heen stroomt en… Pranidhana, zijn voornemen om alle levende wezens te dienen, dat tot de geboorte van de bodhisattva heeft geleid. Door pranidhana staan we op van ons kussen en lopen de wereld in om precies datgene te delen wat we zijn.

Is hiermee zijn brandende verlangen tot rust gekomen? Geenszins, zo stelt de laatste alinea van deel negenendertig van het Avatamsaka soetra: bodhisattva Maitreya sprak tot Sudhana: ‘Wanneer iemand enig werk wil verrichten, is het eerste waarop hij zich richt zijn eigen leven. Precies zo is het wanneer de Bodhisattva de beoefening van alle waarheden van de Boeddha wil uitvoeren, dan is het eerste waarop hij zich richt, zijn brandende verlangen om te ontwaken (bodhicitta) is. Wanneer iemand zijn eigen leven verliest, is hij niet meer in staat enig werk voor zijn ouders en vrienden te verrichten. Precies zo is het wanneer de Bodhisattva zijn brandende verlangen om te ontwaken verliest, dat hij zijn zicht (jnana) verliest en niet meer in staat is zijn Boeddha-inzicht voor alle levende wezens te gebruiken.’

De bodhisattva zal moeten blijven oefenen, onderzoeken, onderhouden, verlangen, om zijn zicht niet te verliezen. We vergeten snel en laten ons gemakkelijk meeslepen in onze bevangenheid. Daarom brengt Sudhana in het laatste deel van het Avatamsaka soetra een bezoek aan Samanthabadra bodhisattva, de bodhisattva van toewijding en beoefening, om tenslotte met hem samen te vallen en zich de rest van zijn wonderlijke weg te wijden aan onderzoek en realisatie, slijpen en rijpen, ontwaken en incarneren.

Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuiscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de pandit Pran Paul, de specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva).

Het Avatamsaka soetra. Je diepste, brandende verlangen

Sudhana pelgrimstocht langs tweeënvijftig leraren en leraressen en de wonderbaarlijke verschijning in de toren van Maitreya begonnen met bodhicitta, zijn verlangen tot ontwaken. In een oude Indiaas wijsheidsboek, de Brihadaranyaka Upanisad, staat over dit verlangen geschreven: ‘Je bent wat je diepste, brandende verlangen is. Zoals je verlangen is, zo is je wil. Zoals je wil is, zo zijn je handelingen. Zoals je handelingen zijn, zo is je bestemming.’ Voor Sudhana was zijn brandende verlangen de vraag naar verlichting: hij wilde ontwaken en zien. Maar dit brandende verlangen kent veel verschillende vormen. Wat is jouw diepste, brandende verlangen?

Het brandende verlangen drijft ons en het is zeldzaam om je eraan toe te vertrouwen. Maar nog zeldzamer is het, om vanuit het ontwaken, de bodhisattva geboren te laten worden en terug te keren naar de wereld van beperking en verval. Dit is wat Sudhana deed, zoals we in de voorgaande vertaling van dit deel van het Avatamsaka soetra hebben kunnen lezen. In de Toren-samadhi ervoer hij hoe zijn aanwezigheid op dit moment en op deze plek alles in ruimte en tijd bevatte en hij zag zichzelf terug in elk ander wezen en resoneerde met de situatie waarin elk andere levend wezen verkeerde. Vanuit deze overvloed en vervulling, die tegen de randen van zijn bestaan op klotste, kwam geheel vanzelfsprekend de vraag ‘Hoe deel ik dit met anderen?’ op. Maar daartoe moest Sudhana weer terugkeren tot zijn beperkte, strak geconditioneerde en eindige vleesjas, want alleen dit door diepe patronen getekende bestaan, kan hij inzetten om de overvloed en vervulling die hij heeft ervaren met anderen te delen. Dit is het paradoxale bestaan van de bodhisattva ten voeten uit. Sudhana verlaat de Eeuwige om terug te keren als doodgewone sterveling in dit ondermaanse bestaan. In de woorden van het Avatamsaka soetra:

Maitreya sprak tot Sudhana: ‘Ga naar Manjusri en vraag hem naar verlichting’. Sudhana dankte Maitreya uit de grond van zijn hart en vertrok. Sudhana trok langs meer dan honderdtien steden, ging naar Sumanamukha en verbleef daar terwijl hij aan Manjusri dacht. Hij wenste vurig hem te ontmoeten. Toen strekte Manjusri over honderdtien mijl zijn hand uit, legde die op Sudhana’s hoofd en zei: ‘Goed gedaan, goed gedaan, O zoon van een goede familie! Nu je het verlangen naar verlichting (bodhicitta) hebt laten ontwaken, zoek je naar het leven van de Bodhisattva. O zoon van goede familie, het is zeldzaam om iemand te zien wiens verlangen naar verlichting is ontwaakt, maar het is nog zeldzamer om iemand te ontmoeten die, nadat zijn verlangen naar verlichting is ontwaakt, op zoek gaat naar het leven van de Bodhisattva. Daarom, O zoon van een goede familie, als je het inzicht wil bereiken dat de Al-ziende Ene bezit, zorg ijverig dat je je met goede vrienden (kalyanamitra) inlaat.’

Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. Het licht en de diepe sporen

Nadat Sudhana zich met het openen van de Toren van Maitreya had gerealiseerd dat alles in ruimte en tijd samenkomt in zijn aanwezigheid op deze plaats en in dit moment, realiseerde hij zich nog drie dingen. Ten eerste, de onbeperkte aanwezigheid zelf, die het licht is waarin alles verschijnt, die zich in zijn leven incarneert. Ten tweede, de beperking van deze onbeperktheid in de vorm van de diepliggende patronen die zijn individuele leven vormen. En ten derde, iets dat in het Sanskriet wordt aangeduid met het woord adhisthana, een woord dat zich moeilijk laat vertalen en dat ik heb vertaald met ‘dragende kracht’, datgene dat hem beweegt, dat in hem werkt, het ‘iets gaat zijn gang’. Door adhisthana is Sudhana getuige geweest van de wonderlijke gebeurtenissen die in de nu volgende vertaling van het Avatamsaka soetra worden beschreven.

‘Sudhana ziet in het bijzonder een toren die groter is dan alle andere binnen de Vairocana toren en die een alles overtreffende schittering bezit. In die toren ziet hij een universum van miljarden werelden met daarbinnen honderdmiljoen continenten. En in elk van deze werelden, ziet hij bodhisattva Mairteya’s verschijnen op aarde, zijn geboorte, zijn zeven passen lopen, zijn onderzoeken van de tien windrichtingen, zijn leeuwenschreeuw, zijn leven als kind, zijn zich terugtrekken uit de wereld om inzicht te verkrijgen, zijn leven zonder voorwaarden, zijn accepteren van het kommetje melk, zijn ontvangen van volkomen ontwaken onder de Bodhi-boom, zijn leven als leraar, zijn gemeenschap, zijn discipline, voornemens, ondersteunen van levende wezens en het onderhouden van de Dharma, dat verschillende vormen aanneemt in verschillende Boeddha’s. Op dat moment is Sudhana niet onderscheiden van al die Boeddha’s die hun Boeddha-werk verrichten in verschillende gemeenschappen. Dan hoort hij alle bellen, groot en klein, al de netten met juwelen, alle muziekinstrumenten, in alle torens, een variëteit aan onderrichten uitdragen, afgestemd en in een natuurlijke orde. ‘

‘Sudhana ziet hoe alle torens aan alle zijden muren hebben die zijn opgesierd met allerlei kostbare stenen en in elk van deze stenen, ziet hij de bodhisattva Maitreya gereflecteerd, terwijl hij in zijn vorige levens de voornemens van de bodhisattva uitoefende. Hij ziet hoe de bodhisattva zijn hoofd weggeeft (danaparamita), zijn ogen, zijn ledematen, zijn lippen, zijn tanden, zijn tong, zijn botten, zijn merg. Hij ziet hoe de bodhisattva zijn bezittingen weggeeft, zijn vrouwen, zijn maîtresses, zijn huishoudsters, zijn bedienden, zijn steden, zijn paleizen, zijn dorpen, zijn landen, en zelf zijn troon, aan een ieder die het nodig had. Een schipper wordend, helpt hij mensen om het water over te steken; een wagenmenner wordend, redt hij mensen van het noodlot; een leraar wordend, legt hij verschillende onderrichten uit; een meester wordend, beoefent hij de tien voorschriften en gaat hierin anderen voor, die hem daarin volgen; een dokter wordend, geneest hij allerlei ziekten. Voor ouders is hij een ondersteunende zoon, voor vrienden een betrouwbare metgezel.’

‘Sudhana is getuige geweest van al deze wonderlijke gebeurtenissen (vikurvita) vanwege de dragende kracht van bodhisattva Maitreya, maar ook vanwege zijn inzicht dat de drievoudige wereld is als een droom (maya), zijn beëindigen van de beperkte kennis die hij met alle wezens deelde en zijn verkrijgen van een diep doordringend en onbelemmerd zicht, behorend bij de geestelijke toestand van een bodhisattva. En omdat hij in staat is zich op alle levende wezens af te stemmen.’

 

Wordt vervolgd.

Het Avatamsaka soetra. Door het knippen van de vingers.

Sudhana vraagt de Bodhisattva Maitreya om de Toren te openen en hem binnen te laten. De Bodhisattva treedt naar voren en knipt met zijn vingers en kijk, de deur gaat open! En welk een schouwspel wordt hem geopenbaard! De vertaling van het fragment die nu volgt is de meest accurate expressie van de non-duale ruimte (de eenheidservaring) die ik ken. De Toren is metafoor voor jouw leven als bodhisattva, dat paradoxale dubbelwezen. In de zelfvergeten activiteit van het knippen van de vingers opent de Toren en wordt een inzicht verschaft in Sudhana’s vraag: ‘Wat is verlichting?’

‘De Toren is wijds en uitgestrekt als de hemel. De Toren is versierd met banieren, juwelen, parelkettingen, gouden draden, spiegels, spitsbogen, pilaren, wolken van kostbare kleding, gouden bananenbomen, beelden van ontwaakten en zingende vogels. Binnen de Toren ziet hij honderdduizenden andere torens, eveneens prachtig versierd. Ook deze zijn weids en eindeloos uitgestrekt als de hemel en stralen in alle richtingen. Toch hinderen de torens elkaar niet in hun verschijning. Ze zijn duidelijk van elkaar onderscheiden in al hun karakteristieken, terwijl ze zich harmonieus in elkaar weerspiegelen, elke toren individueel en alle torens collectief. Er is een volkomen vermenging in een natuurlijke orde. Sudhana wordt overweldigd door vreugde en ontzag en hij buigt zijn lichaam in alle windrichtingen.’

‘En op het moment dat hij buigt, neemt hij door de kracht van Maitreya zichzelf waar in al die torens en in elke toren individueel, terwijl alle torens in een toren zijn bevat en elke toren alle torens bevatten. In een van de torens ziet hij hoe Maitreya voor het eerst intens verlangt naar het volledige ontwaken (bodhicitta). In een andere toren ziet hij Maitreya geabsorbeerd in de Samadhi van liefde (maitra), vandaar dat hij zijn naam, Maitreya, ‘De Geliefde’ kreeg. In een andere toren ziet hij Maitreya de paramita’s beoefenen, de tien stadia van het bodhisattva-pad doorlopen en hoe hij de leer van de Boeddha onderhoudt. Hij ziet hoe Maitreya zich de waarheid realiseert dat alle dingen ongeboren zijn. In weer een andere toren ziet hij hoe Maitreya door een soeverein vorst wordt verzocht zijn volk te begeleiden in het beoefenen van de tien Mahayana voorschriften. Sudhana ziet het rijk van de doden in een andere toren verschijnen, waarin de bodhisattva een groot licht uitstraalt dat alle levende wezens bevrijdt van de pijn van alle hellen. Hij ziet de bodhisattva in de wereld van de hongerige geesten (de preta’s), die hij laaft met voedsel en drank om hun intense lijden te verzachten. Hij ziet de bodhisattva in het rijk van de beesten, die hij traint met verschillende middelen.’

‘Sudhana hoort alle onderrichten van de Boeddha melodieus uit elke porie van de huid van alle bodhisattva’s komen. Hij ziet de Boeddha’s omringd door hun gemeenschappen, hij ziet de verschillende plaatsen van geboorte, hun families, hun lichaamsvormen, hun leeftijden, kalpas, landen, namen, onderrichten van de Dharma, en hun begeleiden en ondersteunen van alle wezens.’

Het Avatamsaka soetra. Alles komt samen in jou

Op zijn pelgrimage bezoekt Sudhana  Maitreya bodhisattva die in de Vairocana toren verblijft met de vraag: ‘Wat is verlichting?’ Voordat de deur van de toren opengaat, is er nog een kwaliteit van de bodhisattva, dat paradoxale dubbelwezen, waarop hij zijn licht heeft te laten schijnen. Deze slaat voor hem de brug naar de overweldigende ervaring die hij krijgt als de deur zich opent. Alles in de ruimte en elk moment in de tijd komen samen in jouw aanwezigheid in precies dit moment en op precies deze plek. In de woorden van de pelgrim Sudhana klinkt dit aldus.

Sudhana beantwoordde hieraan met de volgende gatha’s: ‘Hier verblijven zij, die in een gedachte-moment alle kalpa’s (eonen, een kalpa is 4320 miljoen jaar), landen en Boeddha-namen omvatten en wiens alles doordringende zicht in een moment ontelbare kalpa’s kan doorzien. Hier verblijven zij, die in een gedachte alle onmetelijke kalpa’s ontvangen en die, terwijl ze zich op de wereldse wijze van denken toeleggen, vrij zijn van idee en onderscheid. Hier verblijven zij, die zich geoefend hebben in samadhi’s waarin binnen een gedachte-moment verleden, heden en toekomst worden gezien, terwijl ze leven in vrijheid. Hier verblijven zij, die met de benen gekruist zitten zonder zich te verplaatsen, zich manifesteren in alle wegen van bestaan doorheen alle landen. In een stofdeeltje wordt de totale oceaan van landen, wezens en kalpa’s, zoveel als er stofdeeltjes bestaan, gezien en deze vermenging vindt plaats zonder enige hindernis. Met alle stofdeeltjes wordt het mengsel van alle landen, wezens en kalpa’s gezien in hun veelvoud aan unieke verschijningen. O edele Maitreya, jij bent de oudste zoon van de Boeddha, jij leeft een leven zonder hindernis, jouw zicht gaat voorbij elke vorm, met jou in mijn gedachten buig ik voor jou.’

Nu zijn we klaar om naar binnen te gaan…

(Wordt vervolgd)

De toren van Maitreya

In de Boeddha’s samadhi verschijnt Sudhana, die in zijn pelgrimage onder leiding van Manjusri Bodhisattva (van wijsheid), meer dan vijftig leraren bezoekt met de vraag ‘Wat is verlichting?’ (Of: Wat is dit? Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen?) De allerlaatste leraar die hij bezoekt is Samantabhadra Bodhisattva, die hij uiteindelijk zelf wordt, maar daarvoor bezoekt hij eerst Maitreya Bodhisattva, die in Vairocana toren verblijft. Mahavairocana Boeddha, de Zon Boeddha, de ‘bron van alle Boeddha’s’, is DE Boeddha van de Gandavyuha. In het betreden van de toren, betreedt hij de onmiddellijke ervaring van het Wat?, het Wie?, het Waar? en het Waarheen?

‘Dit is de verblijfplaats van degenen die een kalpa (eon) in alle kalpa’s laten binnengaan en alle kalpa’s in een kalpa; die een land (kshetra) in alle landen doen binnengaan en alle landen in een land, zonder ook maar een land zijn eigenheid te ontnemen; die een dharma in alle dharma’s laten binnengaan en alle dharma’s in een dharma, zonder er ook maar een te vernietigen; die een wezen (sattva) in alle wezens doen binnengaan en alle wezens in een wezen, terwijl elk zijn eigen individualiteit behoudt; die ervaren dat er geen dualiteit is tussen een Boeddha en alle Boeddha’s en tussen alle Boeddha’s en een Boeddha; die alle dingen in een gedachte-moment (ksana) doen binnengaan en die alle landen bezoeken door een gedachte te laten oprijzen; die zich manifesteren waar er wezens zijn.’

‘Dit is de verblijfplaats van degenen die, ofschoon ze zelf reeds bevrijd zijn, zich in deze wereld manifesteren om anderen te laten rijpen; die, terwijl ze niet wijken van hun eigen verblijfplaats, overal heengaan om de orde der dingen in alle Boeddha-landen te bekrachtigen; die, terwijl ze de voetsporen van alle Tathagatha’s volgen, niet gehecht raken aan het concept Boeddha, die, terwijl ze alle soorten van gedachten binnengaan, toch volkomen vrij daarvan zijn; die, terwijl ze een duidelijk onderscheiden lichaam hebben, geen dualistische, egocentrische gedachten hebben, die, terwijl ze begiftigd zijn met een lichaam uit de Lokadhatu, ze niet zijn onderscheiden van de Dharmadhatu; die, terwijl ze het verlangen hebben door alle tijden die in het verschiet liggen heen te leven, toch vrij zijn van de gedachte van duur; die, terwijl ze zichzelf manifesteren in alle werelden, toch geen haar breed zijn verwijderd van de plaats waar ze verblijven (deze toren).’

‘Dit is de verblijfplaats van degenen die zichzelf vermaken waar alle dingen ongeboren zijn en toch niet verblijven in het ongeborene der dingen; die verblijven in de wereld waar de keten van oorzakelijkheid regeert, maar door de dingen in de wereld niet bevangen zijn; die de vier onmetelijkheden beoefenen, maar niet worden geboren in de wereld van vorm vanwege hun verlangen alle levende wezens te laten rijpen; die de vier vormloze samapattis beoefenen, maar niet worden geboren in de wereld van geen-vorm vanwege hun verlangen alle levende wezens te dienen met een groot hart; die samatha en vipasyana beoefenen, maar omdat ze alle levende wezens willen ondersteunen zelf geen ontwaken en bevrijding realiseren; die upekha (gelijkmoedigheid) beoefenen, maar niet gelijkmoedig zijn jegens wereldse zaken; die karma en hartstochten beheersen en toch in het belang van het rijpen van alle levende wezens onderhevig zijn aan karma en hartstochten; die zelf voorbij alle wegen van bestaan zijn en toch al die paden betreden in het belang van het disciplineren van alle levende wezens; die compassie beoefenen maar zich conventionele vriendelijkheid niet ontzeggen; die vriendelijkheid (metta) beoefenen maar gehechtheden niet hebben opgegeven; die vreugdevol zijn maar lijden aan het lijden van levende wezens; die alle voornemens van het achtvoudige pad beoefenen maar niet zoeken naar de opheffing van duhkha. Voorwaar, dit is de verblijfplaats van wezens begiftigd met zulke kwaliteiten.’

Als basistekst voor mijn vertaling heb ik het ‘palmblad manuscript’ van de Royal Asiatic Society in Londen gebruikt, folio 247b en verder, waar ik toegang toe had via mijn Sanskriet leraar destijds, de Indiase pandit Pran Paul, DE specialist op het gebied van Avalokitesvara (Kanzeon bodhisattva). Wordt vervolgd.