…voor inspiratie, levenswijsheid en bezinning

Posts Tagged ‘Uji’

Dogens Shoji, ‘Geboorte en dood’. Inleiding

Eerste deel van een teisho uitgesproken door Maurice Genko Knegtel Roshi, tijdens de stille zen zondag op 17 december 2017, als afscheid van Lazuli te Utrecht, dat tien jaar lang onderdak bood aan de Zen Cirkel Utrecht. De transcriptie is gemaakt door Eerwaarde Ben Claessens.

Afscheid nemen, bevat het bijzondere van een naderend moment, waarvan je weet dat het komt en waarop iets definitief stopt. In de aanloop naar een naderend afscheid, krijgt alles een aparte glans, een unieke waarde. Een diep besef van het gegeven dat dingen ophouden. Boeddhisme kent niet echt een woord voor vergankelijkheid. Het Sanskrietwoord  is anitya – geen duur. Dat is iets anders dan dat iets vergaat. Geen duur, het is onbepaald, tijdelijkheid in de meest concrete vorm. Het is er en zo is het er niet. Geen komen, geen gaan. We zijn ondergedompeld in een oceaan waarin iets verschijnt en weer verdwijnt en dat eindeloos zo door. We weten niet waar het vandaan komt en waar het heen gaat, we kunnen nergens de vinger opleggen, we kunnen niets vast houden.

Daar wijdt Dogen over uit in Uji, tijd-zijn. De afgelopen maanden hebben we in de  Zen Cirkel Utrecht deze tekst van Dogen besproken. Een monumentale en lastige tekst. Ongrijpbaar. De tekst laat zich pas ontsluiten als je het terugbrengt naar de ervaring van anitya, geen duur. De ervaring van hier en nu, fysiek aanwezig zijn. Uji stelt tegelijkertijd dat er helemaal niets weggaat. Deze plek blijft bij ons. Net zo goed als de personen van wie we afscheid nemen of die ons ontvallen, in zeker zin helemaal niet weg zijn. Op het moment dat je gaat zitten en je fysiek aanwezig bent, kan het zijn dat deze of gene persoon van wie je afscheid hebt genomen in jezelf verschijnt. Niet in de vorm dat je hem of haar een hand kan geven, maar wel in de vorm van een zeer intieme en levendige nabijheid. Als Uji iets duidelijk wil maken, dan is het dat datgene wat we fysiek zijn, vooraf gaat aan het onderscheid dat we maken over wat wel of niet reëel is. Het gaat vooraf aan wat waar is en wat niet waar is. Er is niet iets dat verloren gaat en er is ook niet iets dat behouden blijft.

De tekst Shoji, geboorte en dood, wordt in de meeste wetenschappelijke tekstverzamelingen van Dogens werk in de tijd vóór Uji geplaatst. Dogen werd in 1200 geboren, hij ging naar China in 1223, verkreeg in 1225 zijn ontwaken en keerde in 1227 terug naar Japan. Hij is de eerste die een Chinese ch’an-lijn op Japans grondgebied overdraagt. Hij schreef in de periode daarna de richtlijnen van zazen, de  Fukan zazengi. In 1233 schreef hij de Genjo  koan, een van de mijlpalen in het Japanse boeddhisme, over het uitdrukken van je eigen natuur, een monumentaal werk met beroemde zinnen als

‘De Boeddha dharma bestuderen is jezelf bestuderen

Jezelf bestuderen is jezelf vergeten

Jezelf vergeten is ontwaken in alles wat zich voordoet

Ontwaken in alles wat zich voordoet is het wegvallen van jouw

lichaam en geest en dat van alle anderen

Het wegvallen van jouw lichaam en geest en dat van alle anderen,

laat geen spoor achter in dit spoorloze bestaan. ’

In 1240 schrijft hij Uji, een nieuwe mijlpaal. Al zijn teksten zijn van een datum en locatie voorzien en eventueel ook voor wie de tekst geschreven is. Maar Shoji is ongedateerd. Deze tekst was tot aan 1690 niet eens bekend. Hij behoorde met 27 andere teksten tot de geheime Shobogenzo. De Shobogenzo, ‘de schatkamer van het ware Dharma-oog’, is het levenswerk van Dogen. Hij begon er in 1227 mee en schreef eraan tot aan zijn dood. Het bevat 96 hoofdstukken. Shoji behoort tot een andere Shobogenzo die men bij toeval vond, in een geheime schatkamer van Eihiji, tijdens een renovatie. In die bibliotheek lagen 28 teksten die niet in de oorspronkelijke Shobogenzo waren opgenomen.

Shoji bevat de taal van Dogen, heel precies, geen woord teveel of te weinig. De tekst is niet zo maar toegankelijk, het is geen vrijetijdsliteratuur. Je moet er voor en mee gaan zitten. Als student filosofie maakte ik kennis met Dogen. Ik vond het vreemde teksten met veel tegenstrijdigheden. Ik dacht vaak: maak nou eens je punt! Kom tot een conclusie! Waar heb  je het eigenlijk over? Je zoekt in zijn teksten naar een ingang maar je komt binnen. In Amerika, in Bar Harbor, bij mijn leraar Genpo Roshi, las ik Dogen als meditatie. Ik nam in de vroege ochtend een zin mee in de meditatie en ging erop ‘zitten’. In een volgend dagdeel nam ik een volgende zin. En zo heb ik in twee periodes van 90 dagen die tekst tot me genomen, erop gekauwd, hem verteerd en langzaam maar zeker daagde er iets. Ze noemden me daar ‘De jongen die Dogen leest om te relaxen’. Maar het was voor mij de enige manier om toegang tot de tekst te krijgen.

Een nieuwe Zen Cirkel onder leiding van Maurice Genko Knegtel Roshi start op maandagavond 24 september, 19.30 uur, in het Graalhuis in Utrecht. Informatie en opgave via https://izen.nl/zen-meditatie/

Dogens Uji, onverdeelde inspanning

Als ik zit op een kussen of op een stoel, als ik op het perron op mijn trein sta te wachten, of ik wandel met uitgespannen gedachten door een park of een bos en ik keer moeiteloos terug tot wat ik zie en wat ik hoor en blijf heel dicht bij wat zich aandient in mijn aanwezigheid, intiem met elk venster van de herinnering dat zich opent, elke golf van emotie die me vult en elk perspectief van wat op me toekomt dat zich ontvouwt, dan drukt tijdelijkheid zijn zich zonder enige inspanning mijnerzijds uit in alles wat op dit moment verschijnt: het getjilp van de vogels, de vertrekkende trein, het wiegen van het blad, een beklemmend gevoel van onbestemdheid, een adembenemende bustocht door de Chinese bergen. Zonder dat ik luister of kijk, denk of voel, drukt zich geheel vanzelf, voor de ene tijd dit en voor de andere tijd dat uit. Laat hem voor een tijd zijn ogen fronsen en knipogen. Hem? Dat is degene die nu deze woorden leest.

Gyoji heet dit in het Japans, ‘onverdeelde, onophoudelijke en moeiteloze inspanning’. Dogen Zenji schrijft hierover in Uji: ‘Het tijdelijkheid zijn van alle wezens doorheen de wereld in het water en op het land is uitsluitend de verwezenlijking van jouw onverdeelde inspanning (gyoji) op dit moment. Alle wezens van elke soort in de zichtbare en onzichtbare werelden zijn het tijdelijkheid zijn verwezenlijkt door jouw onverdeelde inspanning, passerend door jouw onverdeelde inspanning. Onderzoek dit vloeien nauwkeurig; zonder jouw onverdeelde inspanning hier en nu, zou er niets worden verwezenlijkt, zou er niets passeren.’

Degene die nu deze woorden leest, hoort met de oren, kijkt met de ogen, grijpt met de handen, spreekt met de mond en loopt rond met de benen. Er is niets wat hij niet doet en toch wordt er helemaal niets gedaan. Als ik niet uitzend, zie ik hem onophoudelijk passeren en hoor ik hem zich uitdrukken in elk gerucht dat weerklinkt.

Tot slot dit verhaal over de Chinese zen meester Yaoshan. Op een dag zat Yaoshan ergens te zitten en Shitou vroeg hem, ‘Wat ben je aan het doen?’ Yaoshan antwoordde, ‘Ik doe helemaal niets.’ Shitou vroeg, ‘Je zit dus maar een beetje te relaxen?’ Yaoshan antwoordde, ‘Als ik zou relaxen, zou ik nog steeds iets doen.’ Shitou zei, ‘Je zegt dus dat je niet iets aan het doen bent. Wat is dat dan, wat je niet doet?’ Yaoshan antwoordde, ‘Zelfs duizend wijzen weten het niet…’

Dogens Uji, zelfvergeten aanwezigheid

Zoals ik eerder heb opgemerkt, kunnen we Dogens ‘Tijdelijkheid zijn’ lezen in het licht van de eerste grote realisatie van de historische Boeddha Shakyamuni. Volgens de Majjhima Nikaya I. 247 ervoer Gautama Siddhartha in de eerste wake van de nacht, tussen negen ‘s avonds en twaalf uur ‘s nachts, diepgaand: ‘Dit, mijn concrete leven, is niets anders dan tijdelijkheid (Sanskriet: anitya, letterlijk, ‘zonder een bepaalde duur’).’ Als we in de navolging van Gautama Siddhartha gaan zitten op een kussen, met onze benen gekruist, onze rug recht als een antenne, onze handen in de meditatiemudra, onze borst open en onze ogen geloken, en we laten de boel de boel, spannen ons denken uit en ontvangen in plaats van uit te zenden, dan kan ons, geheel buiten onszelf om, het wonderlijke besef toevallen, dat er niets komt en niets gaat. Wat we tot onze stomme verbazing plotsklaps aan den lijve ervaren, veel concreter dan we het ons ooit zouden kunnen voorstellen, is dat er voor een tijd het kraken van het hout is, voor een tijd de zorg voor morgen, dat er voor een tijd het bezoek van mijn broer is van een week geleden, tegelijkertijd met en niet gehinderd door het flakkeren van de vlam van de kaars in dit moment. Niets van wat zich hier en nu voordoet komt. Niets van wat zich hier en nu voordoet gaat. Alles is hier en nu gegeven en alles is mijn leven op dit moment. Voor een tijd dit. Voor een tijd dat. Volkomen onbegrijpelijk.

‘Je mag veronderstellen dat tijd alleen maar wegstroomt en je niet beseffen dat tijd nooit aankomt. Ofschoon beseffen zelf tijd is, is het niet afhankelijk van zijn eigen arriveren. Mensen zien uitsluitend tijds komen en gaan en zien niet dat tijdelijkheid zijn in elk moment verblijft’, schrijft Dogen in Uji. Ofschoon wat zich hier en nu in mijn zittende aanwezigheid aandient voor een onbepaalde tijd duurt, gaat er nooit iets verloren. Ofschoon ik niets kan grijpen en begrijpen, is alles hier en nu vanaf het beginloze begin reeds gegeven.

Hoe ga ik zien dat er nooit iets verloren gaat, terwijl om me heen dierbaren, dieren en dingen vallen bij bosjes? Ik zal het niet kunnen zien, ik zal mezelf van mijn taken moeten ontheffen en zelfvergeten afzinken in mijn aanwezigheid in dit moment. Maar wie geeft er dan stem aan de wonderbaarlijke en paradoxale volheid van dit moment?

Jezelf herinneren betekent verlegen hakkelend en jezelf herroepend stem geven aan een fenomeen dat zo van zichzelf is vervuld, dat het door elk denkpatroon en elke bedding van de taal heen breekt. Je slaat de plank voortdurend mis, wat je je realiseert en zegt, dat is het niet en daarbij is het nu al weer anders. Voor een tijd dit, voor een tijd dat. De zoektocht die het jezelf herinneren is kent geen einde, omdat ze tijdelijkheid zijn zelf is. De Boeddha’s ontwaken komt noch gaat en ligt derhalve nooit binnen mijn bereik. Het is hier en nu gegeven, als ik zit met gekruiste benen, mijn gedachten uitspan, het ik van zijn taken onthef en verzink in dit zelfvergeten, eindeloze, zichzelf vervullende moment.